Ook 1977
wordt niet
makkelijk
Welvaartsbomen hebben
rust en groeistof nodig
Gezamenlijk front als
basis goed evenwicht
NIEMAND GEBAAT BIJ DE ENGELSE ZIEKTE
MINISTER BOERSMA
C. VAN VEEN (VNO)
J. DE WIT (NCW)
W. Perquin (knov)
VRIJDAG 31 DECEMBER 1976
zes vertegenwoordigers
van het georganiseerde bedrijfsle
ven is gevraagd uitspraken te doen
over de in 1977 te verwachten
sociaal-economische ontwikkelin
gen. Dat is natuurlijk een moeilijke
opgave. Aan mij is nu gevraagd een
reactie te geven op die uitspraken.
Dat is misschien een nog moeilijker
opgave, maar gemakkelijke vragen
zijn er in 1976 niet veel geweest en
het zal in 1977 wel niet anders zijn
denk ik. Dat is in ieder geval alvast
een voorspelling van mijn kant.
Ik heb wel eens iemand horen zeggen
'voorspellen is erg moeilijk, vooral
als het om de toekomst gaat' en over
1977 valt dan ook nog niet zo erg veel
te zeggen. Maar het is natuurlijk niet
Waar dat wij op 1 januari helemaal
opnieuw beginnen. Misschien dat al
lerlei statistieken en cijferreeksen op
die dag weer een vers begin maken en
dat wij een schone agenda kunnen
pakken voor onze afspraken, maar
het leven gaat gewoon door en trekt
zich weinig van de jaarwisseling aan.
Voor de Nederlandse werklozen be
tekenen de 12 slagen helemaal niet.
dat zij plotseling opnieuw in het ar
beidsproces kunnen beginnen en de
langdurige zieken zullen misschien
wel verstrooiing vinden tijdens de
jaarwisseling, maar daarom nog geen
genezing. Degenen die een uitkering
genieten van de aow kunnen zich
erop verheugen dat de uitkering in
het nieuwe jaar omhoog gaat. maar
eigenlijk is dat niet iets nieuws voor
1977. maar gewoon het gevolg van
ontwikkelingen in 1976. Denkende
over het nieuwe jaar realiseer ik mij
daarom dat veel van het nieuwe toch
zal moeten voortkomen uit. of op zijn
minst verband zal houden met, ont
wikkelingen die van buiten op ons af
zijn gekomen of ontwikkelingen die
wij zelf hebben gewild. 1977 zal ons in
allerlei opzichten niet meer kansen
geven dan in 1976 zijn geschapen.
Daarom eerst nog enkele woorden
over 1976.
Het was een moeilijk jaar met nog
steeds een zeer teleurstellende hoge
werkloosheid. Het was een jaar
waarin wij meer dan ooit ons gerea
liseerd hebben dat wij onvoldoende
ruimte hebben om te kunnen wat
wij graag zouden willen. Reden
waarom wij moeilijke en onsympa
thieke beslissingen hebben moeten
nemen en een groot beroep hebben
moeten doen op de solidariteit van
sterkeren met zwakkeren, van wer
kenden met werkzoekenden en van
ouderen met jongeren.
Ondanks dit alles sluit ik 1976 zeker
niet af met alleen maar gevoelens
van teleurstelling of onvrede. Wij
hebben in dit jaar duidelijk een brug
willen slaan naar betere perspectie
ven in 1977. Wij hebben daarvoor of
fers gevraagd en gebracht en ont-
wikkelingen in gang gezet die enige
hoop geven. Het tempo van prijsstij
ging en stijging, van arbeidskosten is
duidelijk in neerwaartse zin omge
bogen en daarmee is toch een heel
belangrijke voorwaarde vervuld om
ook verbetering te krijgen in de
werkgelegenheidsontwikkeling. De
afgelopen maanden is de ontwikke
ling van de werkloosheid meegeval
len. Dat is nog niet veel maar toch
wel iets. dat ons sociale klimaat min
der somber maakt. De produktie is in
stijgende lijn en wij zijn er dit jaar
ook in geslaagd om de belastingdruk
en de druk van de sociale premies
constant te houden. Tenslotte bleek
het mogelijk om het inkomen van de
gemiddelde Nederlander in 1976 nog
net op peil te houden.
Toch ben ik het met de meeste an
dere schrijvers eens dat 1977 een
moeilijk jaar wordt. Wij zijn wel
door het dal heen, maar de opleving
zet, ook m andere, voor ons belang
rijke landen, niet duidelijk door.
Veel bedrijfstakken en bedrijven
worstelen met duidelijke proble
men en er zullen wat dat betreft nog
moeilijke aanpassingen moeten
plaatsvinden. De overheid moet
haar vele taken verrichten vanuit de
noodzaak tot matiging van uitgaven
en dat blijft ook in 1977 vaak pijn
lijke beslissingen vergen. Daarbij
zal steeds moeten worden afgewo
gen het belang van de bevordering
van de werkgelegenheid, de bestrij
ding van de inflatie en de handha
ving van de inkomensposities. Op
dit terrein hebben overheid, werk
gevers en werknemers ieder een
duidelijke taak en een eigen ver
antwoordelijkheid. Vanuit die eigen
verantwoordelijkheid moeten wij
tot een gezamenlijk beleid komen,
gezamenlijk in die zin, dat wij het
erover eens moeten worden wat
onze voornaamste sociaal-
economische doelstellingen zijn en
zoveel mogelijk hoe wij ieder op zijn
beurt kunnen bijdragen om die te
bereiken. Tot'dat doel stelt de over
heid op zeer ruime schaal gegevens
over de te verwachten ontwikkelin
gen ter beschikking van het be
drijfsleven en maakt haar eigen
voorlopige beleidsuitgangspunten
bekend.
Het is daarbij van het grootste be
lang dat wij erkennen de kar geza
menlijk te moeten trekken, maar
memand is ermee gediend wanneer
de eigen verantwoordelijkheden on
duidelijk worden. Dat geldt voor het
werkgelegenheidsbeleid en ook voor
de gang van zaken bij het vaststellen
van de arbeidsvoor-waarden. Neder
land kent het stelsel van de zelfstan
dige loononderhandelingen tussen
werkgevers en werknemers. Dat, is
een goed stelsel en het moeten wel
zeer bijzondere omstandigheden zijn
die een regering nopen om in te grij
pen. Ik heb dat in de afgelopen pe
riode verscheidene keren - te begin
nen met de oliecrisis - moeten doen.
Meer dan mij lief was. maar de om
standigheden vereisten het. Reeds
van de zomer heb ik gezegd dat voor
1977 de zelfstandige onderhandelin
gen weer mogelijk zouden moeten
zijn. Het is niet goed als de overheid
die verantwoordelijkheden steeds
maar overneemt en het is ook niet
nodig indien werkgevers en werkne
mers, zich bewust van hun verant
woordelijkheden voor hun eigen be
langen maar ook voor het geheel,
zich gematigd en redelijk opstellen.
Samenvattend, we zitten nog met
veel moeilijkheden, maar we moeten
niet ons zelf dieper de put in praten
ive moeten uitkijken naar nieuwe
signalen, die ons nu al bereiken;
we zullen een zo goed mogelijk ge
bruik maken van de nieuwe instru
menten die we ons hebben aange
schaft;
bij alles ivat we doen. opkomen voor
de zwakken in de samenleving' en zo
de zwakken in de samenleving' en zo
met elkaar, ieder vanuit de eigen
verantwoordelijkheid, maar met een
gezamenlijk doel ons inspannen voor
een beter sociaal klimaat.
In die gezindheid benader ik 1977.
iDoor mr. C. van Veen)
He,
let economisch perspectief van ons land is nog steeds onzeker. Een opleving
is niet duidelijk te zien. Wij zijn sterk afhankelijk van de ontwikkelingen en het
beleid in andere landen, met name de VS. de Bondsrepubliek en Japan.
Als deze landen een expansiefheleid gaan voeren en kans zien dat niet al te
inflatoir te doen. zou dat een gunstige uitwerking hebben op ons land. En een
opleving is hard nodig: 1975 was een rampjaar: 1976 was niet veel beter. Statis
tisch mag er enig winstherstel verondersteld zijn. maar een duidelijke verbete
ring is niet waar te nemen.
Ons land moet daarnaast natuurlijk
het eigen straatje schoonmaken. De
ontwikkeling moet weer zo worden,
dat zij de investeringsbereidheid doet
toenemen Het algemene klimaat
moet verbeteren. Enig optimisme is
gerechtvaardigd: in brede kring is een
grotere bereidheid ontstaan om het
ondernemingsklimaat te verbeteren.
Men weet dat grote delen van het be
drijfsleven met de rug tegen de muur
staan, Maar ook als er een opleving
komt. blijft het werkloosheidspro
bleem voorshands immens groot.
Wat mag men nu verwachten in het
komende jaar?
Van de werkgevers mag men venvach
ten dat zij solidair zijn en zich houden
aan de gemaakte afspraken om tot het
zo nodige rendementsherstel te ko
men.
Van de werknemers mag men ver
wachten. dat zij begrip hebben voorde
noodzaak de economie weer gezond te
maken, als basis voor verbetering van
werkgelegenheid en behoud van wel
vaart en welzijn.
Van de overheid menen wij te mogen
verwachten dat haar beleid gericht zal
zijn op klimaatsverbetering, uit
gaande van de economische werke
lijkheid en niet van verkiezingspro
gramma's. Zij zal vooral prioriteiten
moeten stellen. Herstel van de bedrij
vigheid en de werkgelegenheid, ver
dere beperking van de inflatie, is in
onze ogen de eerste prioriteit.
Begrenzing
Voor wat betreft de loonontwikkeling
verwijs ik naar ons arbeidsvoor
waardenbeleid. Wij zoeken naar een
begrenzing van de kostenontwikke
ling. zodat het bedrijfsleven niet ver
der wordt verziekt, maar. integen
deel. weer uitzicht krijgt op her
nieuwde groei. Ook achten wij een
beperking nodig van historisch ge
groeide automatismen om een beleid
weer mogelijk te maken.
Het beleid dat wij voorstaan, werkt
remmend op de inflatie en dus op de
prijsstijgingen, en stimulerend op de
werkgelegenheid. De grootste onze
kerheid is de ontwikkeling van de we-
reldgrondstoffenprijzen. Een even
tueel prijsbeleid in 1977 moet ruimte
blijven bieden voor rendementsher
stel. In de huidige situatie mag men
trouwens verwachten dat het bedrijfs
leven. vanwege de felle internationale
concurrentie, terughoudend zal moe
ten zijn met prijsverhogingen en waar
mogelijk de prijzen zal verlagen.
Wat de werkgelegenheid aangaat, zal
het beleid zich in de eerste plaats moe
ten richten op het behoud van arbeid
splaatsen door matiging van de kos
tenstijging. en op uitbreiding van de
werkgelegenheid door tijdelijke inves
teringsstimulansen.
In de tweede plaats zal men moeten
proberen het moeilijke probleem op te
lossen van de aanpassing van vraag en
aanbod op de arbeidsmarkt. In de
derde plaats moet het in verschil in
beloning van actieven en niet-actieven
niet zo klein blijven als nu en geen rem
vormen op dè verbetering van de
werkgelegenheid.
En dan tenslotte een enkel woord over
de sociale verhoudingen in het ko
mende jaar. Wij kunnen daar uiter
aard nog niet veel van zeggen, maar
wij hebben het gevoel dat er in brede
kring besefis van de niet zo florissante
economische werkelijkheid. Het ziet er
naar uit dat wij een jaar binnengaan
ivaarin de welvaartsbomen duidelijk
niet tot in de hemel groeien, maar toch
kansen aanwezig zullen zijn voor her
stel, mits we die bomen rust en groeis
tof geven.
lüoor ir. J. ae Wit)
De
e sterke terugval in de welvaart laat de sociaal-economische verhouding in
Nederland niet onberoerd. Kabinet, vakbeweging en werkgevers staan op eén
lijn als het gaat om bestrijding van inflatie en werkloosheid. Over de wijze
waarop, bestaan verschillen in opvatting, soms zelfs zó groot dat de eensge
zindheid in doelstellingen op de achtergrond raakt en de discussies in ideolo
gisch vaarwater terecht komen.
Het is van groot belang dat regering en sociale partners spoedig tot overeen
stemming komen over de wijze waarop het economische herstel moet worden
aangepakt. Zij staan gezamenlijk voor de opgave om voor 1977 tot doelmatige
oplossingen te komen voor onderwerpen als:
- koppeling van lonen aan prijzen en gewijzigd. Voor 1977 betekenen de
van sociale uitkeringen aan lonen: werkgeversvoorstellen bepaald geen
- bezuinigingen in collectieve uitga
ven;
- vermogensaanwasdeling en het
beïnvloeden van investeringen.
De centrale werkgeversorganisaties
hebben een duidelijke weg gewezen.
Voor hen staat voorop: herstel van
rendement in het bedrijfsleven, als
noodzakelijke voorwaarde om be
staande werkgelegenheid te redden en
nieuwe arbeidsplaatsen te scheppen.
Te veel bedrijven blijken immers te ba
lanceren op het slappe koord van een
ontoereikende winstgevendheid. Eén
duwtje van een economische tegenval
ler is in veel gevallen al voldoende voor
faillissement en massaal ontslag.
De wijze waarop werkgevers dit
winstherstel willen bereiken, geeft
aanleiding tot veel discussies. In
principe gaat het om de vaststelling
van de lastenverhoging die onderne
mingen nog kunnen dragen in de ko
mende jaren. Voor 1977 is dat 2,5 pro
cent loonstijging in het begin van
1977 en nog eens 2 procent een hall
jaar later. „Automatische" over
schrijding moet worden uitgesloten,
wat slechts mogelijk is als het huidige
systeem van prijscompensatie wordt
aantasting van de koopkracht van de
werknemers. Integendeel, deze zal
zelfs nog met 1 tot 1,5 procent stijgen.
In magere jaren kan een koopkracht
garantie echter niet eenzijdig door het
bedrijfsleven worden afgegeven. On
dernemingen hebben immers zelf geen
garantie voor hun voortbestaan.
Koopkrachtgaranties zijn waardeloos
indien het inkomen zélf door werk
loosheid wordt bedreigd. Als koop
krachtverlangens uitgaan boven de
draagkracht van de ondernemingen,
zal de overheid daarvoor de ruimte
moeten scheppen door verlaging van
collectieve lasten. Alleen een gezond
bedrijfsleven kan de sociale zekerheid
veiligstellen.
Afzien van de eenzijdige garantie
voor prijscompensatie is slechts één
onderdeel van de frontale aanval op
inflatie en werkloosheid. Allerlei an
dere vormen van inflatïebestrijding
zullen ook moeten worden toegepast.
Zo zal het minimumloon niet verder
op de cao-lonen in mogen lopen, en
niet langer de loonkolom mogen op
drukken. Het taboe rond de automati
sche koppeling van sociale uitkerin
gen aan het minimumloon zal door
broken moeten worden. Een beleid
dat zich richt op bestrijding van in
flatie en werkloosheid zal falen als
'alles aan alles' is gekoppeld en er
geen mogelijkheid is tot bijsturen.
Als regering, vakbeweging en werkge
vers er gezamenlijk in slagen in 1977
een goed evenwicht te scheppen tus
sen rendementsverbetering, koop
kracht en druk van collectieve lasten,
dan biedt dit perspectieven voor
werkgelegenheid en beteugeling van
inflatie.
Ondernemers benadrukken niet een
zijdig de economische en materiële
kant van het bedrijfsleven. Zij hebben
open oog voor de vraagstukken op het
terrein van medezeggenschap, vermo
gensaanwasdeling en beïnvloeding
van investeringen. Zij hebben getoond
constructieve bijdragen te leveren tot
verantwoorde vormgeving van ver
langens op dit terrein.
Ondernemers zijn zich echter ook be
wust van hun eigen onvervreemdbare
verantwoordelijkheid die hen doet
vragen om:
- duidelijk zicht op voldoende flexibi
liteit en beslissingsruimte voor het
ondernemen;
- duidelijke afbakening van beper
kende kaders en hanteerbare spel
regels;
- consistent beleid van overheid en
vakbeweging;
- zicht op continuïteit van beleid met
mogelijkheid van planning op lan
gere termijn;
- een redelijke winstverwachting.
Het zijn onontbeerlijke voorwaarden
voor herstel van investeringen en
groei van werkgelegenheid. Laat ons
erop vertrouwen dat wij in 1977 de
goede toeg opgaan.
Door W. Perquin)
In Nederland is klaarblijkelijk tegenwoordig ieder jaar 'het jaar van de waar
heid'. Het komende jaar ook weer. Waarschijnlijk wordt 1977 zelfs een beetje
meer 'het jaar van de waarheid' dan de jaren ervoor. Waarom?
Omdat volgend jaar zal blijken of we hier Nederlandse toestanden kunnen
houden of de weg naar Engelse toestanden inslaan. Ik ben er niet gerust op.
Zoals hel er nu uitziet, staan werkne
mers en werkgevers frontaal tegen
over elkaar. Beide partijen weten pre
cies wat ze willen. De ene. omdat ze
met de rug tegen de muur staat en de
gewaagde loonsverhogingen niet kan
betalen. De andere, omdat ze gelooft
dat er tussen die rug en de muur nog
wel een paar centimeter zit. Een door
beide partijen aanvaarde meetlat
daarvoor bestaat helaas nog niet.
Ik heb er geen idee van hoe deze con
frontatie afloopt. Wel weet ik dat het
midden- en kleinbedrijf in ieder geval
een loonstijging te verwerken krijgt
die zeker ruim 1 procent hoger is dan
de gemiddelde stijging. In het gunstig
ste geval ia!s de werkgevers de werk
nemers van hun gelijk weten te over
tuigen) wordt de stijging voor het
midden- en kleinbedrijf 6 5 a 7 procent,
en anders (als de werknemers hun zin
zouden weten door te drukken) min
stens 9 a 9.5 procent. Ga er maar aan
staan!
Voor bedrijven dië in 1976 hebben ge
profiteerd van de minimumloonsubsi
die ziet het er nog slechter uit. Het
wegvallen van deze subsidie betekent
voor deze bedrijven een extra loonstij
ging van 2.5 procent. De bedrijven die
niet onder de prijsmaatregelen vallen
zitten vooral mei de moeilijkheid dat
zij deze stijging niet kunnen doorbere
kenen vanwege de marktsituatie. En
de bedrijven die er wél onder vallen.
mogen het bovendien niet van minis
ter Lubbers, omdat deze zonder be
hoorlijk overleg verboden heeft de
prijzen op een verant woorde manier te
berekenen. Dus op basis van de werke
lijke kosten en niet op basis van - door
een toevallige subsidie - lagere kosten.
Nu zitten deze bedrijven met een ach
terstand in hun prijzen van 0.5 a 1 pro
cent.
Onrechtvaardig
Trouwens, niet alleen tie bedrijven
die minimumloonsubsidie hebben
gekregen, ook bedrijven die niet van
deze subsidie hebben geprofiteerd.
Minister Lubbers heeft namelijk on
der andere de hele detailhandel en de
garagebedrijven verboden hun prij
zen op basis van de werkelijke kosten
te berekenen, ongeacht of ze mini
mumloonsubsidie kregen of niet. Ik
noem dat 'onrechtvaardigheid om
administratief-technische redenen'.
Ondanks het feit dat er op het prijsge
bied nog heel wat in te halen is, geloof
ik niet dat de prijsstijging in het
midden- en kleinbedrijf volgend jaar
groter zal zijn dan de gemiddelde
prijsstijging. Wat dat. samen met de
verwachte loonontwikkeling, bete
kent voor de winstverwachting in 1977
laat zich gemakkelijk raden. Die is
verre van gunstig!
In geld uitgedrukt, dus zonder de
geldontwaarding mee te rekenen, zul
len de inkomens van de zelfstandige
ondernemers zich volgend jaar op de
zelfde manier ontwikkelen als in 1976.
Het reëel beschikbaar inkomen zal
echter minder stijgen en volgens de of
ficiële berekeningen 4 procent blijven
onder dat van 1973. De door het Cen
traal Planbureau verwachte stijging
van de waarde van de gulden kan dit
nog iets ongunstiger doen uitvallen.
Met name voorde kleine, toeleverende
industriële bedrijven, die door de
waardestijging van de gulden te ma
ken kunnen krijgen met geringere in
vesteringen.
De werkgelegenheid in het midden- en
kleinbedrijf zal in 1977 niet toenemen.
Voor werknemers komt er misschien
wat meer plaats, maar de stijging van
het aantal werknemers wordt helaas
ruimschoots teniet gedaan door de da
ling van het aantal zelfstandigen! Het
tekort aan vakbekwame medewerkers
blijft...
Dan. tot slot. de dreigende arbeidson
rust. Krijgt het midden- en kleinbedrijf
er ook mee te maken? Zoals ik in het
begin al schreef: ik ben er niet gerust
op. Ik kan alleen maar hopen dat de
vele goede, persoonlijke banden die er
in het midden- en kleinbedrijf tussen
werknemers en ondernemers bestaan
op dit punt remmend zullen werken en
dat het gezond verstand de overhand
behoudt.
Want iedereen moet toch begrijpen,
dat je niet door kunt gaan met de dub
beltjes tweemaal uit te geven, zoals wij
nu al een paa r bezig zijn te doen. en dat
niemand gebaat is met de Engelse
ziekte.