NIET ONTEVREDEN
De ideologische conferentie van Sofia
PZC/opinie en achtergrond
Rekenen
De EEG na een halfjaar
Nederlands voorzitterschap
VONDELING ALS
LANDBOUW
DESKUNDIGE
WOENSDAG 29 DECEMBER 1976
Dr. Anne Vondeling kan goed fietsen, dat herinnert zich een ieder. Om
aandacht te trekken en om politieke zieltjes te winnen, fietste hij een aantal
jaren geleden van Cadzand naar ergens aan de Waddenzee. Vondeling is een
veelzijdig man - kamervoorzitter, schrijver, oud-minister van financiën en
van landbouw en visserij, kamerlid en fraktievoorzitter van de F.v.d.A. In
het grijze verleden heeft hij na zijn studie in Wageningen ook nog leiding
gegeven aan een landbouw-boekhoudbureau (in Friesland). Vondeling is
een boeiend man en handelt allerminst onopvallend.
Een paar weken terug heeft hij weer eens van zich 1 aten horen in 'Bondig' het
blad van de voedingsbonden van de F.N.V. In een interview kwam hij toteen
aantal uitspraken over de landbouw. We citeren hem letterlijk' „Vanuit mijn
kijk op de samenleving help ik evengoed ondernemers als arbeiders die in de
put zitten. En er zijn momenteel tienduizenden kleine zelfstandigen, die het
moeilijker hebben dan de doorsnee werknemers. Langer werken, minder ver
diensten, grotere onzekerheid. Het is niet helemaal eerlijk om te zeggen dat
niets hen belet om ook arbeider te worden. Net als bij werknemers is hun
positie voor een belangrijk deel bepaald door opvoeding, omgeving, toeval
lige omstandigheden. Vaalt zijn ze ook nog op een leeftijd gekomen, dat ze
geen echte kans meer hebben om elders behoorlijk aan de slag te komen.
Want ook zij hebben recht op passend werk. Net als de werknemers.
Die zogenaamde kleine zelfstandige is dikwijls niet méér dan arbeiderslaaf in
zijn eigen bedrijf. Zijn vrijheid is maar betrekkelijk. Hij zit ingeklemd tussen
leverancier, geldschieter en konsument. Doorgaans is hij lid van een onder
nemersorganisatie. Maar veel beter had hij lid kunnen worden van een vak
bond. Zijn positie komt daar namelijk
veel meer mee overeen. Ook hij zit aan
de zwakke kant. En voor de zwakken in
onze samenleving komt de vakbewe
ging op".
Wat te zeggen van deze opmerkingen? Allereerst zijn we blij met Vonde-
ling's konstatering datzoveel kleine zelfstandigen hetmoeilijk hebben. Hoor
je het ook eens van een ander, zegje dan. Een ander? Vondeling is meer dan zo
maar iemand. Vanuitzijn fiinktie is hij zeer goed georiënteerd met de proble
men van elke sektor in de samenleving. Vanuit het verleden is hij bovendien
goed op de hoogte van de financiële perikelen van de kleine zelfstandigen -
vooral van de boeren. Als Vondeling ongevraagd de positie van die kleine
zelfstandige te berde brengt en hem vergelijkt met de werknemers, dan bete
kent dat dat hij zich blijkbaar ernstige zorgen maakt over de huidige en
toekomstige positie van die bevolkingsgroep. Zo'n onverwachte steunbetui
ging is wat ons - vertegenwoordigers van de kleine zelfstandigen - best, wel
kom. Wellicht zit in die konstatering een wenk aan de vakbonden en aan de
politici om wat meer aandacht aan de zwakke groep te besteden.
Vondeling is naast goed fietser en schrijver toch eerst eri vooral politikus. Zijn
advies aan de zelfstandige om liever maar lid van een vakbond te worden is
daar een typisch staaltje van. Met zijn formulering in het interview kan je
nogal wat kanten op. Van een oude rot in het politieke steekspel kan je zo'n
dubbelzinnige stellingname verwachten. Men zou kunnen veronderstellen
dat Vondeling in een te publiceren gesprek met name van de vakbond ook
eens iets aardigs van die bond wil zeggen'En wat is er dan gemakkelijker dan
een uitspraak dat kleine zelfstandigen bij de vakbond thuis horen". Zo'n
uitspraak verplicht tot niets, maar geeft en passant een aardige hint mee aan
de zelfstandigen, die ooit een verkeerde keus deden maar nu op gezag van
Vondeling nog op het goede paard kunnen wedden. Eerlijk gezegd achten wij
die uitleg het minst waarschijnlijk. Vondeling moge politikus zijn, hij is,
dachten wij, te rechtdoorzee om via zo'n foefje wat politieke winst te behalen.
Het isnatuurfijk ook mogelijk dat naar de mening van Vondeling de organisa
ties voor zelfstandigen - landbouworganisaties, bonden voor midden- en
kleinbedrijf - te veel opereren als werkgeversorganisaties. Dat ze bij hun
belangen-afweging de schaal laten doorslaan naar die kant en aldus de speci
fieke problemen van de kleine ondernemer niet vanuit de goede gezichtshoek
benaderen. Omdat ze dat niet doen zou men als bel anghebbende beter lid van
een vakbond kunnen worden
Erisechternog een derde mogelijkheid. Zou Vondeling van meningzijn dat
de vakbonden te weinig aandacht aan de zwakke groepen besteden? Hij zegt
inhetintervïew datde vakbeweging voorde zwakken opkomt. Als je datin de
kontekst van zijn hele verhaal ziet zou het mogelijk zijn dat Vondeling be
doelt dat devakbonden moeten opkomen voor de zwakken. Doen de vakbon
den dat niet genoeg? Om het tot de landbouw te beperken - in het Lanbouw-
schap is sprake van een voortreffelijke samenwerking tussen landbouworga
nisaties en voedingsbonden van de vakverenigingen. Diezelfde samenwer
king tref je aan in nogal wat samenwerkingsvormen landelijk en regionaal in
de landbouw. Hetzelfde kan niet altijd gekonstateerd worden van de houding
van de vakbonden in het algemeen. Een uitzondering moet gemaakt worden
voor het C.N.V. dat telkens weer ook begrip voor landbouwproblemen op
brengt. Toen tijdens de droogte van de afgelopen zomer Groenevelt en in zijn
spoor een reeks navolgers de landbouw en de boeren nogal onheus bejegen
den, stelde hetC.N.V. voor de door de droogte getroffen veehouders financieel
te hulp te komen.
Hoe ook Vondeling's woorden geïnterpreteerd moeten worden, hij heeft ons
inziens op een bekwame en slimme wijze de aandacht gevestigd èn op het
probleem van de zelfstandige én op de houding van de vakbonden en onder
nemersorganisaties. Wie de belangen van de kleine zelstandige zal verdedi
gen in de toekomst, is gelukkig uitsluitend ten keuze van die ondernemers
zelf. Mr. Gerard W. SviaUegange.
terzake
DR. ANNE VONDELING
(Door Dick Verkijk
In de tweede helft van de vorige
week is in Sofia toch de ideologische
'top'-conferentie gehouden. Verwacht
werd, dat die begin deze maand plaats
zou vinden en sommigen meenden al,
dat de conferentie misschien hele
maal niet meer zou doorgaan, maar
het is er dan toch nog van gekomen.
Wél lijkt het erop, dat er wat proble
men waren. Want niet de hoogste top
is komen opdraven, zelfs niet de
tweede garnituur, maar slechts de, la
ten we zeggen, propagandaleiders en
partij-sociologen uit de Warschau-
pactlanden plus Mongolië en Cuba; in
totaal niet minder dan 105 afgevaar
digden.
Toch is het een hoogst belangrijke bij
eenkomst geweest, omdat het als cen
traal thema het verschijnsel 'Euro-
communisme' had. Waar gaat het om?
De Italiaanse, Franse. Spaanse en nog
enkele andere Westeuropese partijen
hebben bij herhaling verklaard, dat zij
voor hun landen en voor hun partijen
niet- het Sowjet-mode! willen volgen.
Zij kritiseren de Sowjet-Unie steeds
openlijker en pleiten voor een meer-
partijenstelsel. De Franse partij heeft
zelfs het hele begrip 'dictatuur van het
proletariaat' uit haar vocabulaire ge
schrapt.
Iemand heeft voor deze vorm van
communisme de term 'Eurocommu-
nisme' bedacht. De betrokken partijen
zelf zeggen deze term af te wijzen, maar
wel de inhoud die derden aan dit be
grip geven, te delen.
Levensgevaarlijk
Welnu, dat Eurocommunisme is le
vensgevaarlijk voor de opvatting, die
de Sowjet-Unie over communisme
heeft. Vroeger kon men in Oost-
Europa opposanten voor anti
communisten uitmaken, ook al zeiden
die opposanten zelf dat ze zich wel de
gelijk communist achtten. De Oost
duitsers Wolf Biermann en prof. Ro
bert Havemann zijn twee duidelijke
voorbeelden. Maar wat gebeurt er nu?
Steeds meer opposanten beroepen
zich op de 'Eurocommunisten' als zij
pleiten voor democratische hervor
mingen binnen hun land. En de aan
gevallen partijfunctionarissen kun
nen nu minder snel met het scheld
woord 'anti-communist' voor de dag
komen, omdat ze dan tegelijkertijd de
nog steeds als broederpartij erkende
Italiaanse communistische partij
voor 'anti-communistisch' uitmaakt.
Dit ideologische dilemma vraagt om
een antwoord. Duidelijk ter inleiding
van de confrontatie in Sofia heeft de
Bulgaarse partijleider Todor Zjivkov
voor het tijdschrift 'Problemen inzake
de vrede en het socialisme' een artikel
geschreven onder de titel 'Een jaar van
vrede-, een jaar van strijd'. Dit tijd
schrift wordt in Praag uitgegeven,
heeft een internationaal karakter en
staat onder het hoofdredacteurschap
van de Sowjet-journalist en
kandidaat-lid van het Centraal Comi
té, Konstantin Zarodov - we zullen
hem straks nog ontmoeten.
Zjivkov behoort tot de trouwste aan
hangers van Moskou en men kan ge
voeglijk aannemen dat wat hij zegt
geheel in de Brezjnjev-lijn ligt.
Zjivkovs artikel heeft een aantal
hoofdstukken. In het derde deel, dat
handelt over het 'anti-Sowjettisme'
bestrijdt hij voor het eerst het Euro
communisme. „De verwerping van de
objectieve hoofdwetten van de revolu
tionaire strijd onder het voorwendsel
dat zij niet bevestigd worden door de
ervaringen van de arbeidersbeweging
in West-Europa" en „de pogingen
communisten in de war te brengen en
hen tot integratie binnen het politieke
stelsel van het huidige kapitalisme te
dwingen - dat zijn enkele van de ideo
logische grondslagen en doelen van
het Eurocommunisme". aldus Zji
vkov.
Internationalisme
Een van die 'objectieve wetten' noemt
hij het 'proletarisch internationalis
me'-zoals bekend het vakjargon voor
de erkenning dat alleen het Sowjet-
communisme het ware socialisme
vertegenwoordigt. „Wc kunnen geen
passieve en verzoenende houding
aannemen tegenover interpretaties
van het proletarisch internationa
lisme, die haar van haar klassekarak
ter beroven", voegt Zjivkov er drei
gend aan toe.
In zijn openingsspeech voor de ideolo
gische conferentie zei het lid van het
centraal comité van de Bulgaarse
communistische partij Alexander Li-
lov ongeveer hetzelfde als Zjivkov.
Ook hij meende dat de houding tegen
over de SowjetrUnie 'het teken van de
ware revolutionaire geest' is. Zijn par
tijgenoot, propagandaleider dr, SLojan
Mihailov wees op 'de noodzakelijkheid
van een nog intelligenter en goed ge
fundeerde ontmaskering van de bour-
geoisiepropaganda en -ideologie, van
de ondermijningsbewegingen van
anti-communisme en anti-
Sowjettisme en van de verschijnselen
van revisionisme en reformisme'.
De al genoemde hoofdredacteur Kon
stantin Zarodov, eveneens in Sofia
aanwezig, zei dat „het tegenwoordig
die aan het socialisme vijandige
krachten niet zozeer gaat om de volle
dige verwerping van het socialisme
dan wel om het te kritiseren op onder
delen. waarbij gebruik wordt gemaakt
van het zogenaamde intellectuele
communisme. Het werkelijke pro
bleem. dat schuil gaat achter het ge
praat over meerpartljenstelsel en over
gelijkheid van de partijen, is het vol
gende; zijn waarlijk socialistische om
vormingen bereikbaar in een maat
schappij. waarin de communisten
geen belangrijke, leidende rol spelen?
Natuurlijk, onze bourgeoisvijanden
zouden best tegen ons willen zeggen:
ja! Maar om dit te kunnen bevestigen
hebben ze geen enkel historisch feit tot
hun beschikking", aldus Zarodov.
Euro-effect
De zorg om het effect voor het Euro
communisme in Oost-Europa is niet
gespeeld. Na de topconferentie van
Europese communistische partijen in
juli van dit jaar is het zelfvertrouwen
van de Eurocommunisten gestegen,
omdat ze het na jarenlange strijd
tegen de Sow,jet-opvattingen van pro
letarisch internationalisme hadden
gewonnen - het woord kwam niet
eens in de gemeenschappelijke slot
verklaring voor.
Vooral de Italianen en de Fransen voe
len zich gesterkt in hun kritiek op de
Sowjet-Unie en de Sowjet-Unie moet
er wel een antwoord op geven. Maar
hoe moet dat luiden? Dat de Roeme
nen niet enthousiast waren, ligt voor
de hand. Maar zelfs de Hongaren heb
ben bij herhaling duidelijk van hun
afwfjkend standpunt blijk gegeven.
Vlak voor de conferentie bracht de
Hungi-o. p.n (ijleidei Janos Kadar
een bezoek aan Wenen, Een Italiaanse
journalist vroeg hem op een persconfe
rentie: „Deelt u de mening, tot uit
drukking gebracht in het jongste
nummer van 'Problemen inzake de
vrede en het socialisme', dat het Euro
communisme anti-Sowjet is"? En tot
ieders verrassing antwoordde Kadar
zonder enige omhaal: „Ik deel die me
ning niet.".
De vragensteller had de naam van de
schrijver van dat artikel, Zjivkov, niet
genoemd en we mogen niet helemaal
uitsluiten dat de Hongaarse partijlei
der er zich bij zijn antwoord niet van
bewust was dat hij zijn Bulgaarse col
lega afviel. Maar waarschijnlijker is,
dat hij het wel degelijk wist. Overigens
is het interessant hoe de Hongaarse
persmedia deze passage hebben ver
werkt. De persconferentie is van a tot z
letterlijk weergegeven - op die ene
vraag na. Daarvan luidt de Hongaarse
versie: „Op de vraag of het Eurocom
munisme anti-Sowjet is, antwoordde
Kadar dat hij de mening, zoals geuit In
de vraag van de journalist, niet deel
de". Een zin waar je alle kanten mee
uit kunt - wat ook de bedoeling zal
zijn.
Wat niet wegneemt, dat de Hongaarse
delegatie in Sofia heeft gezegd: „Bij
het scheppen van de socialistische le
venswijze moet aandacht worden be
steed aan de verschillende eigen
schappen van bepaalde landen en aan
hun specifieke nationale verscheiden
heid en tradities". Het officiële Bul
gaarse persbureau heeft dit niet ge
meld - het is afkomstig van Tanjug,
het officiële Joegoslavische persbu-
Overigens is er na afloop geen offi
cieel communiqué uitgegeven. We
moeten het doen met relatief uitge
breide verslagen van het Bulgaarse
persbureau BTA. Opvallend is, dat er
op deze conferentie blijkbaar in het
geheel niet over China is gesproken;
in ieder geval vond men het niet de
moeite waard of niet opportuun
daarover iets naar buiten te brengen.
Een teken des te meer hoe zwaar men
aan het Eurocommunisme tilt.
Het is natuurlijk de vraag hoe lang de
Sowjet-Unie de 'dissidente' Westeuro
pese communistische partijen kan
bfijven erkennen als broederpartijen
en tegelijkertijd de binnenlandse op
positie, die zich op die partijen be
roept, bestrijden. De situatie in Polen
Is nog steeds zeer ernstig (in een vol
gend artikel komen we hierop nog te
rug); in de ogenschijnlijk stabiele
DDR rommelt het. De enige manier
om de oppositie zijn legitimiteit te
ontnemen, is het in de ban doen van de
westelijke communistische partijen.
Maar ook de communistische partij
van China is al in de ban gedaan. Wat
in dat geval overblijft, is een volstrekt
isolement van het Moskou-model van
communisme. Moskou, dat eens het
centrum van het wereldcommunisme
was, zou zijn ideologische macht dan
ook formeel beperkt zien tot een half
dozijn landen.
Door Nico Scheepmaker)
Ik heb zeven jaar over de 5-jarige
hbs-b. de zogenaamde 'reken-hbs
gedaan, en nu zijn de meningen ver
deeld over de vraag of ik daardoor
op een gedegen mathematische
voorpleiding kan bogen, of dat daar
uit blijkt dat ik op loiskundig terrein
van toeten noch blazen weet. In een
persbericht van een brillenfabrikant
las ik dat 6.5 miljoen Nederlanders
brildragend zijn, zogende baby's en
ouden van dagen die de wisselkoer
sen nog zonder bril lezen inbegrepen.
Mijn eerste neiging is dan om
6.500.000 op 13.000.000 te delen om te
zien hoeveel op de hoeveel Neder
landers een bril dragen. In dit geval
zat het me niet tegen, want dat is dus
precies 1 op de 2. Mijn tweede neiging
is dan, om deze uitkomst te controle
ren op zijn waterdichtheid. Hoe doe
je dat? Er zijn verschillende metho
den. De beste is onderaan de roltrap
van de Bijenkorf te gaan staan en
een uur lang te tellen, hoeveel men
sen een bril dragen en hoeveel niet.
Nu had ik helaas geen tijd om van-1
daag naar de Bijenkorf te gaa?i. dus
moest ik een eenvoudiger methode
uitdenken. Mijn eigen gezin bijvoor-
beeld! Mijn vrouw en ik dragen een
bril, mijn dochtertje niet, dat is dus
inderdaad 1 op 2. maar dan omge
keerd. Die steekproef is kennelijk te
klein. Wie waren er allemaal op ons
huwelijksfeest? Enfin, zo kan je de
cirkel steeds wijder maken tot je in-
I derdaad op één brildrager en twee
i blotebillengezichten stuit, maar daar
gaat het nu niet om.
U begrijpt dan ook dat ik weliswaar
met grote interesse het stukje 'Tach
tig pagina's om iets te bewijzen' on
der het kopje 'Mathematics' in The
Sunday Times begon te lezen, maar
i weinig hoop had de essentie van het
1 vraagstuk te begrijpen. Die hoop
werd niet groter toen ik las dat het
om een vraagstuk ging dat voor het
eerst in 1852 was opgeworpen, en
voor het eerst werd 'opgelost' in 1879
door de Engelsman A. B. Kempe, tot
dat iemand tien jaar later een'fout in
zijn redenering kon aanwijzen. Bijna
honderd jaar lang bleek dit vraag
stuk daarna onoplosbaar, totdat on
langs het bericht kwam dat de Ame
rikanen Kenneth Appel en Wolfgang
Haken meer dan 1000 uur een grote
computer hadden laten ratelen, om
het bewijs voor deze 'onbeioijsbare'
stelling te fabriceren. Toen de En
gelsman G. Spencer-Brown, mathe
maticus op de Universiteit van Cam
bridge, dit las besloot hij alsnog een
vroegere vergeefse poging tot een
eenvoudiger oplossing nogmaals uil
te proberen.
Rest nog de vraag hoe nu eigenlijk
dit gigantische probleem luidt waar
vele mathematici zich al een eeuw
lang het hoofd over gebroken heb
ben? De vrees dat ik de vraagstelling
niet eens zou kunnen vatten was le
vensgroot, maar zie, het bleek in feite
om een probleem te gaan dat voor de
gebruikers geen enkel probleem op
levert, ondanks het feit dat
Spencer-Brown gezegd heeft dat hij
voor de oplossing „moest denken op
een manier die mijn verstand bijna
onklaar maakte". Men neme de
kaart van Amerika waarop alle ver
schillende statèn staan aangegeven.
De ervaring heeft de kaartenmakers
geleerd, dat er slechts VIER KLEU
REN nodig zijn om te voorkomen dat
twee aan elkaar grenzende staten
dezelfde kleur hebben. Niemand is
ooit in staat geweest een kaart te
maken (van de Amerikaanse staten,
of de Engelse counties, of van een ge
heel willekeurige indeling, hoe grillig
ook) waarvoor vijf kleuren nodig
waren om de gebieden zichtbaar van
elkaar te scheiden. Met andere
woorden: het probleem is puur ma
thematisch: hoe BEWIJS je dat er in
derdaad slechts vier kleuren nodig
zijn? Het is gemakkelijker gebleken
een raket op Venus te laten landen,
dan dit probleem dat in de praktijk
geen probleem is, wiskundig te bewij
zen. Nu dit dan (waarschijnlijk) toch
bewezen is, is het een kwestie van een
paar jaar of ook het godsbewijs zal
geleverd worden. Ik schat het op 110
velletjes papier.
Van onze corresponaent, Jan Gerritsen)
3Minister Van der Stee ging er even recht voor zitten. Met geringe
nadruk in zijn stem, die aan uitspraken ernst en overtuigings
kracht moet geven, zei hij: „Ik ben niet ontevreden". De vraag
was hoe hij, als minister van landbouw, terugkeek op het afgelo
pen halfjaar, toen Nederland als voorzitter van de ministerraden
van de Europese Gemeenschap mocht optreden.
Het antwoord van Van der Stee, die de laatste Europese minister
raad van 1976 leidde, stemt aardig overeen met de gemiddelde
mening bij de Brusselse eurocraten en bij Nederlands' partners in
de EG. Nederland heeft van het voorzitterschap, dat om het halve
jaar tussen de Negen wisselt, tamelijk veel gemaakt binnen de
mogelijkheden die het voorzitterschap biedt. En die zijn zeer
beperkt.
Bij het opmaken van een balans dient
allereerst vastgesteld te worden dat tal
loze vraagstukken die in de Europese
Gemeenschap aan de orde zijn, tijd no
dig hebben om 'beslissingsrijp' te wor
den. Het land dat voorzitter is. kan het
rijpingsproces maar.ire heel beperkte
mate versnellen, als dat al mogelijk is.
Uiteraard geldt dit vooral voor ver
strekkende besluiten, te meer omdatdie
in de EG nauwelijks nog genomen wor
den.
Het belangrijkste besluit dat onder het
Nederlandse voorzitterschap viel. was
dat over de zetelverdeling in het Euro
pese parlement, dat in het voorjaar van
1978 direct door de bevolking van de
negen lidstaten zal worden gekozen. De
regeringsleiders van de Negen werden
het daarover eens op hun 'top' half juli
in Brussel. Drie maanden eerder, bij
hun beraad in Luxemburg, bleek een
akkoord nog onmogelijk - zeer tot ver
driet van de Luxemburgse voorzitter,
premier Gaston Thorn.
Anderzijds moest ook minister Van der
Stee met een 'niet ontevreden' volstaan
nadat de laatste ministerraad onder zijn
leiding uiteen was gegaan zonder een
besluit te nemen over de voor de hele
gemeenschap, en vooral voor Neder
land, belangrijke voorstellen om de
structurele overproduktie van melk te
beperken. Het 'zuivelpakket' komt dus
aan de orde onder de voorzitter Groot-
Brittannië, dat op 1 januari aan de beurt
is - voor het eerst sinds de Engelse toe
treding tot de gemeenschap.
V isserij
Ook over de regeling van hun visserij
beleid, intern zowel als extern, konden
de Negen het niet eens worden twee
weken voor de le januari, als zij geza
menlijk overgaan tot instelling van de
200 mijlszone op Noordzee en Atlanti
sche Oceaan. Ook dat is doorgeschoven
naar volgend jaar. Niettemin werden
de grondslagen voor een gemeen
schappelijk visserijbeleid, die later
misschien van historische betekenis
zul len blijken te zijn, in oktober vastge
legd tijdens een speciale bijeenkomst
van de ministers van buitenlandse za
ken in Den Haag. Het vasthoudend op
treden van Van der Stoel was daaraan
mede debet.
Dat juist onder Nederlands voorzitter
schap de zeer ingewikkelde en voor alle
lidstaten politiek hoogst gevoelige vis
serijproblemen aan de orde kwamen -
en veel tijd en energie opslokten - is min
of meer toevallig. Pas in mei-juni werd
duidelijk dat enkele landen, zoals de
Verenigde Staten en Noorwegen, aan
het eind van dit jaar zouden overgaan
tot de instelling van 200-mijlszones.
waarin vissers uit de EEG-landen niet
meer welkom zouden zijn.
De Negen konden daarbij niet achter
blijven en kwamen dus vrij onver
wacht voor de opgave een gemeen
schappelijk visserijbeleid te ontwikke
len. Onder voorzitterschap van
Luxemburg werd daaraan niets ge
daan, onder meer omdat de expertise
van de Luxemburgers inzake visserij
niet verder reikt dan de blauwe forel ii
de plaatselijke beken. Maar ook bij de
Europese commissie, het 'dagelijks be
stuur' van de gemeenschap, moest ij
lings - onder andere in de vakantiewe
ken - gesleuteld worden aan een nieuw
visserijbeleid; met behulp van natio
nale experts, omdat visserijdeskundi
gen bij de commissie ook al zeer
schaars zijn.
Om deze reden dient niet te zwaar getild
te worden aan het feit dat veel van de
goede voornemens die minister Van der
Stoel aan het begin van zijn voorzitter
schap had. aan het einde en
mens gebleven zijn. Versterking van de
Europese instellingen en uitbreiding
van de bevoegdheden van het Europese
parlement zijn twee van deze wensen die
ijdel bleven.
Een ander Nederlands stokpaard, een
tegemoetkomende opstelling tegenover
de ontwikkelingslanden, werd herhaal
delijk bereden door Van der Stoel en
Pronk. De Nederlandse bewindslieden
moesten echter het hoofd buigen voor
hun partners, vooral de Westduitsers,
die van geen toegeving aan de arme lan
den willen weten zolang ze er niet zeker
van zijn dat alle industrielanden, met
name Amerika, dezelfde concessies
doen.
Economie
Meer samenhang en een betere af
stemming op elkaar in het economisch
beleid van de lidstaten is een ander
doel dat minister Van dc-r Stoel aan het
begin van zijn voorzitterschap voor
ogen stond. Concreet is op dit punt
weinig tot niets tot stand gebracht. Het
begin juli gelanceerde plan van minis
ter Duisenberg (financiën) om de mone
taire samenhang tussen de Negen te
vergroten, was te hoog gegrepen.
De ministers van financiën namen na
een marathonvergadering onder leiding
van Duisenberg wel het belangrijke be
sluit de grondslag voor de btw-heffingin
de negen landen te harmoniseren. Dit
maakt het mogelijk dat met Ingang van
1978 een deel van de kosten van de Eu
ropese Gemeenschap vla een zeer ge
ring percentage van alle btw-betalingen
in de negen landen wordt opgebracht.
Heffingen op importen aan de grenzen
van de EG zyn de andere financiële po
ten waarop de gemeenschap dangeheel
zelfstandig, komt te staan.
Behoedzaam werd ook nog geprobeerd
enkele dossiers los te trekken die ai ge
ruime tijd muurvast zaten. Dat was
bijvoorbeeld het geval met het
vervoer- en energiebeleid. Er konden
enkele kleine stappen vooruit worden
gezet. Dat men daarbij ook \yel eens het
lid op de neus krijgt, ervoer staatsse
cretaris Brinkhorst met de JET, een
project om gemeenschappelijk een on
derzoek naar kernfusie als nieuwe
energiebron op te zetten. Het project
werd door Frankrijk getorpedeerd.
Samenvattend kan gezegd worden dat
Nederland zijn bijdrage heeft geleverd
aan het instandhouden en een klein
stapje vooruit helpen van de Europese
samenwerking. Een bijdrage waarover
men "niet ontevreden' behoeft te zijn.
Dat lijkt niet veel, maar de Europese
samenwerking staat nu eenmaal op een
laag pitje. Voor wie dat nog niet wist,
bleek dat ten overvloede uit de teleur
stellend verlopen raad van de regerings
leiders van de Negen eind november in
Den Haag.