Rond Kerstmis 1917 strompelden de
Duitse deserteurs Sluis binnen
I PZCXerst 1976 22I
EMILE BUYSSE BLIKT 60 JAAR TER UG:
VRIJDAG 24 DECEMBER 1976
De Nederlandse hervormde kerk van Sluis, waar ik verschei- Bommen op Sluis, in de nacht van 1 op 2 oktober 1917. Bakkerij en woonhuis van de fam. Versluys in de
dene kerstfeesten, rond de boom vol kaarslicht en versieringen, Kapellestraat werden, vernield ifotoi, ook het huis van de fam. Hermans in de Nieuwstraat. Gemobiliseerde
heb mogen bijwonen. De kerk werd in 1824 gebouwd, zij werd 11
oktober 1944 geheel vernield.
soldaten, op de voorgrond in werkpak, bezig met een eerste opruiming. De Britse vliegenier die de bom van 50 kg militaire politie e
De linkervleugel van het door de Franse broeders en leerlingen m 1914 ontruimde pensionaat 'St-Joseph' lult
Sl-Omeri^Dat deel van de kostschool werd in 1914-'18 gebruikt als hoofdkwartier van 'de wacht', er huisde ook
liet vallen, meldde zich in 1920-'21 op het stadhuis van Sluis, om zich le verontschuldigen.
r jaar lang vele gewone manschappen, terwijl het tonzichtbare) hospitaaltje aan de
rechterkant al die jaren voor onze zieke soldaten dienst deed.
Wij hebben een liedje geleerd'. In de le klas der Openbare Lagere
School, Hoogstraat. Ik hoor het nu al dagen in gedachten wéér,
hoe juffrouw Prudence Durieux het voorzong en hoe wij het nogal
vals maar vol enthousiasme nadeden: - Het sneeuwt!, het zijn ijle
vlinders die dansen door de lucht. Zo snel als blijde hinderen, de
schooldeur uitgevlucht!
Het hééft gesneeuwd, die decembermorgen van 1917. Sinterklaas
is héél stil voorbijgegaan. Het is volop oorlog, in het dichtbije
België. De winter wordt streng. Ik zie de éérste Duitse deserteurs,
verkleumd en hongerend, door het land komen achter de ves
tingwal aan de kant van Sint-Anne. Als ze later tussen mare
chaussees en militaire politie bij mijn grootvader op de stoom
tram wachten, om vér in Holland geïnterneerd te worden, geeft
'd'n ouwen Büze' die jonge kerels in modder-uniform duimdikke
sneden van zijn verrukkelijk boerenbrood dat hij nog altijd uit
Zuidzande krijgt van bakker Zonnevylle. Hij heeft ze met smout
(reuzel) besmeerd. Daarna reikt hij de deserteurs grote borrels
van zijn beroemde 'klare'. Ik hoor een van die 'Fritzen' zingen (de
alcohol werkt!):
Wir sind von flamischen Blut, die Madchen kussen gut, für ein
Kommisbrot und 'nen silbren Frank, kussen die stundenlang!
Onze soldaten, gemobiliseerde jonge
kerels, rustige Friezen, levendige Bra
banders en Limburgers en grotestads
kinderen cüe gauw kankeren, maar
trouw zijn ze wel, en graag vrolijk ook:
van hèn leer ik de liedjes die via de
zeeën met mijnen en Duitse U-Boote
bij ons zijn geraakt; de geïnterneerde
Tommies maken ze bekend, geliefd,
beroemd. „The Timbertown Follies'
brengen: 'If you where the only girl in
the world, and I where the only boy'.
Wat later het prachtige liedje van
Wood: 'Roses of Pieardy', mafir onze
soldaten verkiezen de Nederlandse
versie van 'K.k.k.Katie, beautiful Ka
tie', als:
- K.k.k.k.Kaatje, Mollige Kaatje, denk
je dat ik stop mei mijn gezeur? Als de
mmm-maan schijnt, hoog aan de he
mel. zal ik je wachten bij de k.k.k.-
keukendeur!
Ik geloof d at ik 'Katie' nóg mooier vin d
dan het liedje van de ijle sneeuwvlin-
ders. Maar als ik van de soldaten
en de kwajongens van mijn eigen kali
ber de zeer vulgaire woorden nazing
van het tóch zo schone 'We are sailing
along, to Moonlight-bay', is mijn va
der, de anders zo goedlachse Sluisse
schoolmeester, woedend en ik krijg
'streng verbod'. Daarentegen is hij en
thousiast als ik, dat zal wel al 1918 ge
weest zijn, van het meisje dat moeder
vaak komt helpen dat verrukkelijke
lied 'eer,-dat de negerbariton Elmer
Spyglass (die een hoedenwinkeltje
heeft in de Scheveningse Kerkstraa t!
in de Rotterdamse 'Pschorr' elke
avond aan het eind van zijn program
zingt:
- Holland, ik vind je zo lief en zo mooi,
met je bos en je zee en je stranden. Het
kleed der natuur is je tooi, het maakt je
tot een der heerlijkste landen. Nooit
wordt hier een vlag neergeplant dan
het rood-wit blauw onzer vaad'ren!
De mensen in Pschorr jubelen hem
toe, en telkens weer moet Spyglass het
herhalen, tot hem zélf de tranen van
ontroering over de wangen lopen.
'Kathelientje
De steeds bitterder oorlogsmizerie
pakt ons aan de grenskant niet. zó erg
aan.
In de stad zijn er aardappeloproeren
en zitten de mensen huiverend in met
te verwarmen huizen. Wij eten soms
drie keer per dag aardappelen, en va
der plaagt Kathelientje van de Sande
van Biervliet, de smidsdochter, die
dan bij ons bij het huishouden helpt,
en die van al die aardappelpuree, met
'de beste beuter' en volle melk, een on
derkinnetje aan het krijgen is. Wat wij,
net als overal in het land, niet hebben
dat is goed brood. Het rantsoentje van
200 a 250 gr. per dag is een kleffe massa-
Mijn zus Dientje en ik maken van 'het
kruim' (nètstopverf) poppetjesen dier
tjes, alleen de korsten eten wij op, na
dat ze op de hete plaat van de enorme
keukenmenagère, met vette kolen ge
stookt, 'lekker gebakken' zijn. Als wij
tenminste vette kolen hebben. Die
worden kachel-mondjesmaat toebe
deeld. soms krijg je niks, verdwijnt de
brandstof Joost mag weten waarheen.
Een van de braafste mensen die ik in
m'n leven gekend heb, de postbode
Piet Martijn, stellig de eerste sociaal
democraat van Sluis, richt in 1917
daarom de "Sluisse Kolenbond
E.M.M." op. De 'donateurs' van 'Een-
drachtMaaktMacht' bestellen dan een
hele stoomtramwagon goede huis
brand aan de mijn en elk krijgt zijn
deel. Al luktzo'n bestelling' niet altijd.
Ik denk aan de winter van 1917-1918.
Wij trachten ons te redden methouten
harde turf, kolengruis en in elkaar ge
perste natte proppen papier.
Eén zeer warme avond' is er: wij heb
ben inkwartiering en (het is verjaard
hoon: de oppasser van 'onze kapitein'
brengtop een vroegdonkere avond een
hele emmer prima briketten. Ik heb
dan de weldaad, de uitzonderlijke
heerlijkheid van 'een beetje goeie
warmte' leren kennen. Licht hebben
wij soms helemaal niet. Niet altijd is er
petroleum voor het toch zo petieterige
'looplampje' dat op tafel staat in de
.huiskamer, vaak zijn er geen kaarsen
verkrijgbaar. Wij hebben gas. Jawel,
dat komt uit Brugge, via een leiding
langs de Damse Vaart. Desclee Cie
hebben er een overeenkomst met
Brugge-Stad, én met Sluis, voor gasle-
verantie. Maar in 1916, winter, verbie
den de Duitsers in Brugge èn de kolen-
verkoop voor huiselijk gebrui. èn de
gasvooraeningaan Sluis. De gasketel,
vlakbij ons huis aan de Hoogstraat,
achter de woning van Leon TiUeman,
die gasfitter èn lantaarnopsteker is. is
bijna leeg en steekt maar een halve
meter boven' zijn'bakstenen cilinder
in de grond uit. Heb je een beetje
'druk', dan leg je een zinken plaatje,
met- een of twee gaatjes enn, op het
lampeglas, verminderde toevoer van
lucht doet het gaskousje wat méér
gloeien, soms wel voor een uur lang!
De Zeeuw: Stamperius
Dan kan ik lezen. Ik lees verslonden in
een smerig boekje. Niet van inhoud,
maar van uitzicht. Vader heeft het uit
de 'schoolbibliotheek' verwijderd,
omdat kinders van de buiten het bij
elke 'reis' wel in de slik van de landweg
laten vallen. Maar ik smul ervan, van
'Het Stoelenmattersjong', door A.
Rengersen, verhaal uit de Franse tijd,
tussen 1810 en 1813. Ik heb dat boekje
nog, het is een schat gebleven, die uit
gave uit de Nieuwe Bibliotheek voor
de Jeugd, onderredactie van de Zeeuw
J. Stamperius, èn geïllustreerd (dat
wist ik toen nog niet), door niemand
minder dan Jan C. Sluyters. de grote
kunstenaar. (Uitgave: Veerman.
Heusden).
Ik voel mij bevoorrecht als ik het ver
haal van het straatarme, door zijn
dronken ouders in de steek gelaten
bedelaarsjochie, zwervend in de streek
tussen Nijkerk en Putten, lees, en over
de hut waar hij gelukkig onderdak
,vindt, een homp roggebrood en een
kop boekweitepap, genuttigd bij het
open vuurtje van heide en rijshout.
Door de winterse velden trekken roof
zuchtige Fransen van boerderij naar
boerderij.
Speenhof/
Ik ben, het is winter 1917-1918, onze
soldaten ineens zo dankbaar. Zij hui
zen al van 1914 in barakken op de
Beestenmarkt en de Grote Markt, ook
in het door de oorlog verlaten Franse
Jongenspensionaat St. Joseph (dat
enkele jaren ervóór uit St. Omer ge
komen is als instelling). Daar verblijft
ook de politiewacht der militairen,
daar geeft mijn vader op koude winter
avonden les aan de soldaten die wat-
willen leren rekenen en schrijven, en
daar geeft Koos Speenhoff zijn liedjes
avonden voor de gemobiliseerden.
soms ook Clinge Doorenbos (met zijn
vrouw); met hen wandelt vader door
de nacht naar Sluis terug, hij. vader
vertelt ons alles de volgende dag en
zingt: - Meisje met, je mooie mondje,
moetje met je Maatje mee', of van -
M'n eerste meisje van de zangvereni
ging. (al is 'teen liedje van Dirk Witte).
Moeder valt in als vader SpeenhofTs
'Daar komen de schutters' zingt, de
mannetjesputters van Rotterdam,
want da t kennen zij all ang. Ik zie in die
'schutters' iets van onze eigen'solda
ten." Ze zijn in 1914 en in 1915 met volle
muziek voorop, en nog gekleed in
blauw uniform met koperen ronde,
dikke knopen, Sluis binnengekomen.
Naarmate de oorlog vordert en het ka
nongebulder aan 't Belgisch IJzevfi'ont
al duidelijker en dreigender tot ons
komt door de stille, zwarte avondenj
komen er méér 'Hollandse soldaten',
in véld groen, en -niet niets dan een-
hoornblazer en een tamboer voorop.
1917' de vrees bestaat voor een En
gelse landing op onze kust, en vader
zegt dat de Duitsers eenzelfde soort
plan hebben. Het is zo.
Hun 'Plan K' heeft van 1916 tot mid
den 1918 bestaan. Niet minder dan 3 a
4 Duitse divisies zullen Brabant en
Zeeland binnenvallen, in vijf zwaar
bewapende kolonnes. Van Brugge-
Zeebrugge-Knokke uit zal een afde
ling van het 'Marinekorps Flandern'
een 'Handstreich an Cadzand' onder
nemen (een snelle, onverwachte ma
noeuvre of 'coup de main'). Het fijne
weten wij er niet van, en gelukkig
gebeurt er niets.
Bommen op Sluis
Wat er wel gebeurt., in de nacht van 1
op 2 oktober '17, is een 'bombarde
ment' op Sluis. Een Engels piloot laat
minstens '2 bommen van wel 50 kilo
boven Sluis los, denkend dat hij zich
boven Brugge bevindt, dat in 1917-T8
bijna elke dag bezoek krijgt van geal
lieerde piepkleine vliegtuigen die
bommen 'afwerpen'; de piloot 'zet de
projectielen met de hand overboord'!
In Sluis wordt in de Nieuwstraat het
huis van schoenmaker Hermans ge
troffen, in de Kapellestraat wordt de
bakkerij van de familie Versluys vrij
wel geheel vernield. En ik? Ik herinner
mij nü beter de 'geste' van de piloot-
bommensmijter, die in 1920. of '21 op
het Sluise stadhuis gaat zeggen dat hij
het was en dat hij zal zorgen voor
Britse schadevergoeding (die er ge
komen is, ik geloof: 5000 gld. in to
taal), dan dat nachtelijke bombarde
ment. Ik heb erdoorheen geslapen! De
volgende morgen mag je 'er met bij'.
Soldaten ruimen puin en mijn groot
vader zegt: - Als ze me maar een nieuw
dak op mijn 'kot' geven vind ik het
allang goed: hij woont een huis of drie,
vier van de bakkerij, 's Avonds, dat
najaar, word ik bang -als wij de front
batterij horen, de kanonnen van de
kust. of het Duitse afweergeschut van
zwaar kaliber rond Brugge.
Ik heb het al meer geschreven: ik ben
een oorlogskind. De oorlog van toen
draag ik nog altijd met mij mee. Al ben
ik er dankbaar voor, zoveel Belgische
vriendjes en vriendinnetjes (vluchte
lingenkinderen, vooral van Belgische
binnenschippers, er liggen 76 van die
schepen in de Kaai en.in de Vaart t,ot
bijna aan de Stenen Beer), te hebben
en zoveel fijne kerels van soldaten van
ons leger. In 1917 komen er nieuwe
troepen, ik heb nooit geweten hoeveel.
Ik zeg maar: honderden. De barakken
op de pleinen zijn onvoldoende. Ineens
moeten wij niet meer naar school, die
wordt 'kazerne', dat is heerlijk. Een
soldaat zit op een bijna winterse
avond te tekenen op het schoolplein,
met kleurkrijt: het arïtiqke 'kapelletje'
waar de postbode Hoogerheide woont,
En vooral: op dat. plein rookt de veld
keuken, en de miliciens schuiven aan
voor de kuch of warme hap. Wij heb
ben thuis niét veel tekort, honger heb
ben wij niet, maar als ik winter 1917-
1918 nieuwsgierig bij de veldkeuken
sta te kijken, zegt de kok ineens: - Zeg
jo, zijn d'r hier dan geen arme kinde
ren?
- Ja. zeg ik, véél! - Nou zegt de kok, in
de dikke heerlijk riekende bruinebo-
nensoep roerend, zo erg kan 't niet
weüze, in Middelburg waar we 'lagen'
voordien, kregen we elke dag wel hon
derd van die verhongerende keutels,
om de rest uit m'n ketels te likken! -
Hier, zegt hij dan ineens, neemt een
blinkend veldketeltje en een lepel en
schep t dan bonen ofwat d an ook. Ik zit
op een der blauwe brokken hardsteen
aan de kant van het schoolplein en le-
pel de ketel leeg. met het gevolg dat ik
veel te laat thuiskom en verklaar: -
Geen honger meer te hebben, want ik
heb 'bij de soldaten' gegeten. Moeder
en vader morren, een beetje toch; later
lachenzij erom. als zij niet weten datik
hen zie lachen. Dus ga ik meer naar die
veldkeuken, waar ik mij ook de kuch,
met dikke margarine erop, met koffie
laat smaken. Trouwens, in de paarde-
stal tegenover gasfitter Tilleman, waar
de 'edele knollen' (zegt de 'euverste'),
van de bereden artillerie staan, mag ik
zo graag een brok paarde-roggebrood
smullen, het is zurigzoet, en bij de
edele knollen is het zo lekker warm
bovendien.
Eerste kerstboom
Ik heb met de Belgische vluchtelin-
genkinders gespeeld, tot 1919-1920 de
laatste vertrekken, en wij ons ineens
eenzaam voelen. Ik heb de "weerbare
mannen' zien heengaan, en de 4 kleine
stukjes veldgeschut, in i917 gekomen,
horen vertrekken, ratelend, dohde-
rend, veel indrukwekkender dan hetei-
genlijk was, Ze hebben aan de Steenen
Beer gestaan en 'op de Koeleweie'
'(koegel- of'fcogeiweide, rond 1750 was
daar het munitiedepot van 't garni
zoen van Sluys in Vlaenderen).
Ik mis soms nog 'onze kap'tein', onze
inkwartiering, die van zijn ouders uit
het beste kaasland, Zoetenneer, altijd
ongelooflijk lekkere kazen krijgt. Tot
hij er meer dan genoeg van heeft en
moeder vraagt hem bij het ontbijt pe
perkoek te geven. Die eten wij ook, van
Verkade, want daar zitten prachtige
plaatjes in, naar aquarellen van Wen-
kebach, Edzard Koning èn Jan Voer
man, bij teksten van de onvolprezen
Jac. P. Thijsse. En ik heb 15 .oktober
1917, voor mijn verjaardag, 'Verkade's
Album' 'De IJsel' gekregen. Dubbele
plaatjes ruil je op het schoolplein. Een
van de mooiste: 'Terwolde, Blokhuis',
bemachtig ik door 'koop'. Prijs: 4
prachtige soldatenknopen, 2 Holland
se, 1 Duitse en 1 Belgische. Duur hoor.
Helaas, van de 144 plaatjes voor 'De
IJsel' heb ik er maar 143 bij elkaar ge
kregen. Plaatje nummer 108 ontbreekt
nog aan het onschatbare prachtboek.
Het is: Olst, Malenbuurtje. Ik heb geen
soldatenknopen meer om te ruilen,
maar ik geef veel geld, zoals sommige
advertenties 't schrijven als zijtalies'
kopen, voor dat ontbrekende plaatje,
of een kleine foto ervan, al of niet in
kleur!
Met Lucas 2
Het plaatje wat ik het best ken. dui
zendmaal bekeken, is nr. 31 van 'De
IJsel': het kerkje van Ulft in een
sneeuwen landschap met gelig avond
licht op een beek door het verlaten
veld. Want dat plaatje, het gaatje zi t ei
nog in, hangt aan mijn eerste kerst
boom, Nu ja, een tak, een dennetak.
door vader gesneden in de eigen hof,
geplant in een bloempot met natte
aarde. Kaarsen? Drie stompjes, van
een Goudakaars gesneden; reepjes
zuinig bewaard zilverpapier van
'Kwattarepen' zijn de versiering, ter
wijl pluisjes witte watten de sneeuw
verbeelden.
Of het wel waar is. weet Ik zelf niet
goed, maar ik denk dat- dit boompje
nog veel mooier is dan de reusach
tige echte Kerstboom, met zijn vele
kaarsjes, in de hervormde kerk. Daar
rond zittend luisteren wij naar het
Kerstevangelie uit Lucas II; als ik dan
nu herlees, in zijn prachtige, statige
Nederlandse taal van de dierbare
statenbijbel, dan zie ik het allemaal
weer. Ik ruik de denneboom, de si
naasappel, de chocolademelk en zelfs
het boekje datje elk jaar krijgt, en dat,
altijd van G. F. Callenbach in Nijkerk
komt. Ik ruik vooral de 'rook' van de
kaarsen, die door Jas Goethals. de
koster. 'Jan Blaas', zeggen wij, ge
doofd worden met een natte spons op
een lange stok, als de vlammetjes aan
't dennegroen knisperen, en wij 'oei'
roepen.
Maarhetmomentwaarop vader, Kerst
avond 1917. 'onze' 3 brokjes kaars op
onze 'boom' aansteekt, als de avond
dienst uitgaat en wij weten dat moeder
en Dientje in aantocht zijn 1
vader de gordijnen openschuift, opdat
zij het Kerstlicht al van ver in de duis
tere Hoogstraat zullen zien, dat is stel
lig schoner dan al het stralende licht
van de boom in de kerk.
Moeder en vader weten, dat ik node
afstand kan doen van 'onze kerst
boom'. Daarom brandt hij tot Oude
jaarsavond toe, tot en met Driekonin
genavond soms, later, toen het vrede
was. Ik heb het nooit durven schrijven,
geloof ik. nu wel, maar ik ben een stil
kind, mijn luidruchtigheid buiten bij
het spel (met Duitse 'voetzoekers' en
gestolen geweerpatronen, lang niet
ongevaarlijk), op het schoolplein en in
duistere steegjes waai- de veldwachter
toch nooit komt, dat is 'uiterlijk'. Mijn
kinderziel wordt wezenlijk geraakt
door het zeer innige van de kersttijd,
midden-winter, met zijn onvolprezen,
nooit vergeten liederen van moeder
geleerd, ofop dezondagsschoolvan juf
frouw Janneke Versluys. - Stille nacht;
jamaar, hoe zeer schoon ook: - In Beth-
lehems Stal, lag Christus de Heer. Of:
- Heilige Drie Koningen, uit zo verre
land, zij zochten onzen Heere met Of
ferand'.
Dat begreep ik niet, daarom was het
wellicht nog schoner. Mijn vriendje
Dingenus begreep b.v. helemaal niet
dat stroorje. in weer een ander liedje: -
In de Kribbe zagen zij Gods welbeha
gen. Het deed hem naar zijn moeder
roepen: - Moeder, moeder, m'èn zoen-
gen van in-de-kribbe-te-zagen! Och ja,
was 'Jozef de man' tenslotte geen
timmerman?, daar dacht Dingenus
misschien aan,
Brood en vleisch!'
Mijn oom schiet zijn revolver leeg, la-
tér, in de 'Nieuwjaarsnacht'. In de
straatjes van Sluis hoor ik Ouwjaars-
vierders zingen: - De ringsingsing eu
den ijzerdraad eu de luchtballon die
naar boven gaat..! Ik hoor véél liever
de klokken van Oudejaarsavond: dan
komt mijn grootvader met een 'fijne
lies' voor moeder in de binnenzak van
zijn dikke jekker, en dan moeten
Dientje en ik voor opa zingen: - Ere zij
God! Wij doen dat, 1921-'22, twee
stemmig. Grootvader geniet ervan
zoals hij geniet van zijn eigen liedje,
over de arme mensen van het oude
Vlaanderen, die hèt kerstekind hun
kostbare geschenken brachten, veel
kostbaarder dan mirre, wierook en
de goud! Zij brengen 'brood en
vleisch, naar de eisch,' en 'hout om
vier (te maften', sükerpap' en hagel
witte luiers en doeken. Wie wist onder
die armen wat mirre was, dat wel
riekende Arabische hars...? In de
'Nieuwnacht' van 1923-'24 kan ik het
'Ere zij God' al begeleiden op mijn
viool'! En dan neemt 'opa Büze z'u zij
den petje af en zegt: - Daar heeft ver-
dimmelinge den duvel z'n broek aan
gevaagd, zo schoon! Ik zie alles nog
voor me; ik hoor alles van toen in de
koepel van mijn geest. Zou ik niet
dankbaar zijn?
EMILE BUYSSE
PENS iÖN MAAT iT .'OZe'-'h 'AbT POLITiEvVAC IT, SLC'S
Eenfoto van de 'Keuken'in 1917-1918, met gemobiliseerde onderofficieren aan tajel. Midden achterstaat mevr.
Mina Nieskens-Vrielynck. rechts naast tafeltje: haar '.in 1929 overledendochtertje. Elodie, en Nellie de Smidt
ernaast. Ervoor: Marie Nieskens, echtgenote thans van de heer Piet Quataert uil Sluis, 'van 't Pas'.
Inde 'hoek'van de Kaai in Sluis, in 1916: enkele van de 76 Belgische binnenschepen, die erin 1914, en tot1919, een
toevlucht zochten.
Het schip voorgrond links kwam uit Veurne, het mat 310 ton.
Soldatenbarak op de Markt voor Stadhuis-Belfort van Sluis, tot
najaar 1918 in gebruik. Op de toren ifoto) stond vier jaar lang de
Nederlandse driekleur.