Belgen onverschillig tegenover EEG W ater bedreigt Y enetië en zijn 600 paleizen PZC/o Produktschap in de herkansing MIDoot Piet BukmanI inister Boersma wil van de Sociaal Economische Raad advies hebben over de toekomstige taak en structuur van de produktschappen in de hoek van de land bouw en de voedselvoorziening. De Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO) zal dus opnieuw in gesprek komen. Op zichzelf is dat niets bijzonders, want zo lang de PBO er is, zijn voor- en tegenstanders met elkaar in discussie. De gedachte aan een publiekrechtelijke bedrijforganisatie past in het denken over de maatschappij, zoals we dat by de belangrijke geestelijke stromingen in ons volk aantreffen. Desondanks is de PBO eigenlijk alleen in de agrarische sector goed van de grond gekomen. Het grote aantal kleine ondernemers met een grote onderlinge solidariteit was blijkbaar een goede voedingsbodem. Maar ook in de land- en tuin bouw verliep de ontwikkeling niet rimpelloos. Het landbouwschap, een zogenaamd horizontaal PBO-orgaan, heeft stormachtige tijden beleefd, met scherpe kritiek van de zijde van de zogenaamde vrije boeren. En niet alleen van hen. Het landbouwschap heeft pas echt de benen onder het lijf gekregen, nadat de drie standsorganisaties en de drie werknemersorganiaties in 1967 met elkaar overeen kwamen in het vervolg hun overleg en samenwerking bij uitstek via het schap te verwezenlijken. De Je verklaring van 1967 van de zes toenmalige voorzitters, dit voorjaar door de huidige voorzitters nog eens bevestigd, is voor het landbouwschap een heel belang rijk document. Het is in feite zo dat het met het landbouwschap bergopwaarts is gegaan sinds de zes samenwerkende organisaties zich er mee zijn gaan identifice ren. Het publiekrechtelijke karakter is nog wel aanwezig, maar domineert niet meer in het beeld. Het is vooral een samenwerkingsorgaan geworden. De verticale PBO-organen in de landbouwsector hebben een andere geschiedenis achter de rug. Zij hebben wat de ontwikkeling van hun verordenende bevoegdhe den betreft te lijden gehad onder het tot stand komen van de Europese landbouw politiek, Minister Boersma schrijft daar ook over in zijn adviesaanvraag. Brussel heeft veel produktschapstaken over genomen op het terrein van de markt ordening. Zowel van ondernemers- als van werknemerszijde heeft dit geleid tot kritische beschouwingen. .A.an het einde van de jaren zestig hoorde men in boerenkring nogal eens een pleidooi voeren voor opheffing van de produktschappen. Zij zouden hun tijd hebben gehad. De landbouworganisaties hebben dit nooit tot hun standpunt gemaakt maar zij hebben wel aangedrongen op meer samenwerking tussen produktschap pen onderling, aanpassing van de personeelsbestanden en een grotere mate van financiering door de overheid. Allemaal zaken die inmiddels gedeeltelijk zijn ver wezenlijkt. Ook in werknemerskring ontstond een discussie over de produktschappen, zij het op een watlater tijdstip. Vorig jaar verschenen er rapporten van de voedingsbonden van het NW en van het CNV over de PBO. Daarin stond, uiteraard met verschil lende nuances, kort samengevat: een goede PBO of geen PBO. Men wilde niet langer zoveel energie in het werk van de produktschappen steken zonder de over tuiging te hebben dat, dit ergens toe leidt. Dat wil zeggen, zonder dat dit leidt tot eer effectieve invloed op de ontwikkelingen in de betreffende sectoren. Min Ainister Boersma sluit met name hierbij aan in zijn brief aan de SER. Hij schryfl dat de PBO het middel kan worden, waarmee werkgevers en werknemers kunner meewerken aan een door de overheid wenselijk geachte sociale en economische ordening voor de verschillende sectoren van de economie. De SER moet zich nt maar uitspreken over de gewenste structuur en de gewenste bevoegdheden van de produktschappen. Om de gedachten te bepalen heeft minister Boersma alvast maar een structuurschema bijgevoegd. Van veel groter belang is echter de vraag naar de bevoegdheden. Hierover vinden we geen stellingname van de zijde van d( minister, maar alleen wat suggesties om aan de discussies richting te geven. Er wordt gesproken over bevoegdheden van de produktschappen op sociaal terrein overlapping van de bevoegdheden van de centrale overheid en invloed van d< consumentenorganisaties op het beleid. Wat niet in de brief aan de orde komt, maai door de werknemersorganisaties wel aan de orde is gesteld, is de invloed van d( produktschappen op het investeringsbeleid in de ondernemingen en de eventuee door te voeren reorganisaties. Dat kon wel eens de kern worden van de discussie ii het verband van de SER. Mocht er in dat opzicht door de SER een positief adviei worden uitgebracht, dan is voor de produktschappen de tijd van de herkansing aangebroken. opinie en achtergrond Communisten in Maleisië onder sterke druk WOENSDAG 22 DECEMBER 1976 (Door Christian Roll) KOEALA LOEMPOER - In Maleisië zijn onlangs zes prominente politici gearresteerd wegens communistische sympathieën. Onder hen zijn de plaats vervangende premier Datuk Abdullah Ahmed, de voormalige minister van arbeid Abdullah Majid en Kalil Aksa, secretaris van de regeringspartij, de Verenigde Maleisische Nationale Or ganisatie, waartoe ook Ahmed en Ma jid behoren. Verder zijn aangehouden de voorzitter van de Maleisische Chinese Organisa tie, die ook in de regering is vertegen woordigd. Tan Kiew Siew en nog drie andere leden van de linksgezinde oppo sitiepartijen, de Democratische Actie en de Partij Rakjat. Allen wordt in de schoenen geschoven de communisti sche zaak in Maleisië te steunen en con tacten te onderhouden met communis ten. Abdullah Majid bijvoorbeeld, voorma lig woordvoerder van wijlen premier Tun Abdoel Razalc, wordt ervan be schuldigd al te goede betrekkingen te onderhouden met de Russische ambas sade in Koeala Loempoer, de Maleisi sche hoofdstad. De drijvende kracht in de kruistocht tegen communistische infiltratie zijn de ultra-conservatieven in de Verenigde Maleisische Nationale Organisatie (VMNO), zoals Tan Srie Syed Jaafar Al- bar en Datuk Senu Abdul Rahman. Al- bar is voorzitter van de machtige jonge renafdeling van de VMNO, en Rahman, algemeen secretaris van de VMNO, die het niet heeft kunnen verkroppen dat zijn goede vriend Datuk Harun Idris, voormalig minister-president van de deelstaat Selangor, onder druk van de „jonge Turken" moest aftreden wegens corruptie. Achter deze heksenjacht op vermeende communistische agenten speelt zich een strijd af om het opengevallen lei derschap van de partij: een strijd die gaat tussen de conservatieve partijve teranen en de jonge garde, die wordt aangevoerd door de huidige minister van financiën, Tunku Razaleigh. De benoeming van de zieke Datuk Hussein Onn tot premier wordt slechts gezien ais een tijdelijke oplossing. De ultra-rechtse en orthodoxe moslims in de VMNO richten hun aanvallen niet alleen op Razaleigh, maar ook op de mi nisters Mohamed Mahathir (onderwijs), Musa Hitam (grondstoffen) en Chafai Baba (landbouw), die allen kandidaten zijn voor de functie van minister president. Musa Hitam wordt door de conservatieven ervan beschuldigd via een ontwikkelingsfonds kleine planters te indoctrineren met de communisti sche ideologie. In feite zijn Musa Hitam en zijn ver volgde collega's slechts Maleisische na tionalisten die hebben gebroken met hun corrupte partijgenoten en strijden voor het welzijn van het Maleisische volk. Aangenomen wordt echter dat de ultra-conservatieve politici binnen de VMNO die zich op hun privileges voor staan, doorgaan met de communisti sche hetze binnen de partij om zelf aan de vetpot te kunnen komen. Maar het landsbelang is niet gediend bij de arrestaties van de politici en de machtsstrijd binnen de partij. De een heid van het land wordt er door be dreigd, want de Chinezen die 37 procent van de bevolking uitmaken, zullen het niet tolereren dat een ultra conservatieve moslimgroep aan de macht komt die alleen uit is op het be lang van haar geloofsgenoten. De bloe dige rassenonlusten in 1969, waarin de toenmalige premier van Selangor. Da tuk Harun Idris, de hand heeft gehad, is men nog niet vergeten. Daarbij komt. nog dat de communisten staan te trappelen van ongeduld om toe te slaan; in de noordelijke provincie zijn communistische guerrillastrijders erg actief en het is geen geheim dat de communisten, weliswaar heel lang zaam. binnendringen in leger en staat sapparaat. Het is wel zeker dat als het tot een botsing komt tussen Maleiers, Chinezen en Indiërs,'de communisten niet zullen aarzelen om de situatie uit te buiten. VAN DE 30.000 WONINGEN ZIJN ER NU 17.000 BOUWVALLIG Eén van de vele kanalen in het waterrijke Venetië met zijn zeshonderd paleizen. (Door Gerard Verlinden) De dood van Venetië lijkt nabij. De afgelopen herfst, de herfst van 1976, heeft bijna een herhaling te zien gegeven van de catastrofe in 1966, toen vele monumentale kunstwerken binnen enkele uren door het snel stijgende water werden vernietigd. Ditmaal is de waterlijn nog net beneden de catastrofe-grens gebleven, maar an ders zou het nog ernstiger zijn afgelopen dan tien jaar geleden. Venetië heeft nog niet geleerd hoe zich af te sluiten voor de twee bedreigende onheilen van natuur en industrie: het water van de Adriatische Zee en de zwavellucht uit het industriegebied Mestre. met grootse projec- ir ook in details (zoals de rest.au- in muurschilderingen) helpen i. Maar, zoals een van mijn gas- Toch worden er van alle kanten hulpac ties opgezet, talloze ingenieursbureaus bemoeien zich met incidentele techni sche hulp bij de restauratie van (bij voorbeeld) Venetië's zeshonderd gigan tische paleizen, en miljoenen worden er uitgekeerd aan instituten, firma's en in dividuele personen die het herstel van ratte va: realiserei theren in Venetië het uitdrukt: „Het is alsof je een dode keurig aankleedt voor dat je hem gaat begraven". Het is de kern van de ellende die het vreselijke beeld veroorzaakt dat Venetië nu ople vert. In de film „Don't look now" wordt dat beeld treffend geschilderd: „Venetië ziet eruit als de tafel van een feestmaal na het vertrek van de gasten". De Venetianen zijn van nature een op timistisch en strijdbaar volk. Maar hun optimisme wordt de laatste jaren nog uitsluitend gespeeld, en dan nog alleen maar tijdens het hoogseizoen van het toerisme. Ze kunnen moeilijk blijven ge loven dat uit de bureaucratie van Rome, waar zoveel voor Venetië bestemd geld aan de strijkstok is blijven hangen, ooit iets positiefs zal resulteren voor hun ei gen stad. En dat is dan. na het water en de industrie, de derde vijand van Ven etië's herstel: de Italiaanse bureaucra tie. die ook de aardbevingsslachtoffers van Friuli en die van Belice hun eigen geld onthoudt. Het is niet eens langs de met opzet ge kozen toeristische routes dat Venetië zich als ernstige patiënt vertoont. Ten eerste speelt het grootste drama zich onder water af, waar alle fundamenten van gebouwen door de stroom worden aangevreten. Maar bovendien zijn er hele buurten, bijvoorbeeld achter het station, waar nooit een toerist komt, die onbewoonbaar zijn. Veel meer buurten nog staan maandenlang tij dens het Aqua Alta (hoog water, rond november) onder water, en het herstel len van de honderden kerken met hun kostbare muurschilderingen heeft daar even weinig zin als het telkens weer opbouwen van de huizen. In de buurt van Santé Maria Formosa staan vrij wel alle huizen op instorten; het leven speelt zich niettemin tijdens het hoge water af op de bovenverdiepingen: een op de tien huizen heeft een wc, men vindt er nauwelijks wastafels. V ergissing En overal in de stad. in de min of meer behouden wijken en in de afbraakbuur ten, vergaan de stenen door de zwavel van de industrie die voor honderddui zenden werknemers juist ten noorden van de eiland-stad is gevestigd: Mestre een geografische vergissing van de eer ste orde. Een vergissing vooral omdat de bewoners uit deze streek aan het weg trekken zijn, en ook de Mestre-industrie die het voornamelijk moet hebben van „emigranten" uit Zuid-Italië. Maar gevaar nummer één blijft het hoge water. Dat wisten de Venetianen ook al toen ze eeuwen geleden daar hun nederzetting vonden, maar de verlei ding van de strategische positie was te groot. De hoge waterstanden zijn in de loop van de laatste eeuwen wel sterk toegenomen. Tussen 1847 en 1914 kwam niet vaker dan zevenmaal een excep tioneel hoge waterstand de rust in de welvarende stad verstoren. Maar tus sen 1917 en 1967 ging Venetië veertig keer kopje onder - dat is gemiddeld een keer per jaar. 378 bruggen krijgen het op zo'n moment zwaar te verduren, en de 177 kanalen kunnen dan het water niet bij benadering verwerken. Op het eerste congres voor de redding van Venetië, in 1962 (rijkelijk laat dus) ging het nog over de vraag hoe Venetië geconserveerd kon worden. Maar nu ligt de vraag anders. Zij luidt: kan Venetië nog blijven bestaan? Bij deze grote strijd om een oplossing voor zulk een dringend vraagstuk zijn er helaas twee stromingen; de ene, die Ventië als wér kende, actieve handelsstad wil terug zien, en de andere, die met behulp van alle mogelijke binnenlandse en buiten landse middelen tracht van het centrum van de stad een permanent, goed on derhouden museum te maken. Toch blijven de natuurkundige en bouwkundige problematiek in beide gevallen nummer één. Van de 30.000 woningen in Venetië zijn er nu 17.000 bouwvallig. Maar de restauratie van een vervallen palazzo bijvoorbeeld kost over de 1 miljoen gulden, en zelfs heel wat industrieën die op prestige uit zijn of landen die er culturele instituten wil len vestigen, schrikken terug voor die bedragen. Tot dusverre hebben de Duitse Bondsrepubliek, Australië, de Verenigde Staten, Frankrijk, Italië. Groot-Brittannië en Zwitserland elk een belangrijk deel van incidentele re paraties ter hand genomen. Maar nog steeds geldt de vraag: is men niet bezig een dode op te sieren voor de begrafenis. Zoals altijd bij deze gelegenheden zijn de autoriteiten het allerminst eens. Sir Ashley Clarke, vroeger Brits ambassa deur in Rome en nu aanvoerder van het fonds ter redding van Venetië, gelooft wel degelijk in de hulp van de Italiaanse staat bij de hulp aan de stad, maar be weegt hemel en aarde om particuliere hulp en steun van andere landen los te krijgen. Maar ook hij moet toegeven dat een indamming van de industrie van Mestre en vooral een regeling van het tij en van het instromend water in Venetië eerste vereisten zijn. Behalve Clarke en zijn organisatie zijn er nog: in de eerste plaats de Unesco, die landelijke acties coördineert, verder: het Comitate Ita- liano per Venezia (gesticht in 1970), de Stichting Ercole Varzi, die bijvoorbeeld een serie fresco's van Paolo Veronese heeft laten restaureren. De Societa Dante Alighieri, ook zeer actief in Ne derland, heeft natuurlijk een wereld naam op het gebied van apostolaat voor Italië. De stichting Venezia Nostra tens lotte heeft vorig jaar met grote en ge paste trots de gerestaureerde Rialto- brug aan het gemeentebestuur van Venetië overgedragen. Hoe dal alles zij, niets zal een plotse linge ondergang van al dit idealistische werk kunnen tegeqgaan als er nog eens een herfst met het „Aqua Alta" komt die iets ernstiger is dan die van 1976. Dan verdwijnt hét keurig opgepoetste lijk voorgoed en zonder dankbaarheid aan de talloze detailreparateurs in de vergetelheid van de geschiedenis. (Van onze correspondent in Brussel, Jan Ge rritsen) Van alle inwoners van de negen landen van de Europese Gemeenschap blijken de Bel gen het minst in de EEG geïnteresseerd te zijn. Dit is herhaaldelijk gebleken uit de zo genaamde Eurobarometer, het zesmaande- lijkse opinie-onderzoek naar de Europese temperatuur van het publiek in de negen EEG-landen. De Belgische socioloog Bernard Francq heeft een onderzoek ingesteld naar de on verschilligheid van de Belgen tegenover het ideaal van de Europese eenwording, dat in België tenminste nog gestalte heeft gekre gen in de vorm van vele duizenden arbeid splaatsen bij de Europese instellingen. Van onverschilligheid mag wel gesproken wor den: in het onderzoek van Francq bleek 46 procent van de ondervraagden „totaal niet geïnteresseerd" in de Europese eenwording. Twee van de drie ondervraagden (66,3 pro cent) zijn naar hun zeggen niet in staat enige offers te brengen voor de Europese idealen. 36 procent antwoordde niet toen om een me ning werd gevraagd over de directe verkie zingen van het Europese parlement. Volgens Bernard Francq is de oorzaak niet onverschilligheid tegenover Europa, maar „onvoldoende politieke bewustwording" bij de Belgen. Deze vaststelling wordt door aller lei gegevens ondersteund. Zoals hel feit dat het aantal „opinie-leiders" - mensen die over politiek praten en anderen van hun ziens wijze willen overtuigen - gemiddeld in de EEG-landen vijftien procent van de onder vraagden uitmaakt en in België slechts acht procent, de helft. dus. Anders gezegd: de poli tieke elite is in België zeer klein, kleiner dan in de andere EEG-landen De spreekbuis van de oude financiële en eco nomische elite in België - in politieke termen liberaal - „La libre Belgiquewaarschuwt voor te veel conclusies uit het onderzoek van Francq. Een beschouwing over de Belgische onverschilligheid tegenover Europa besluit het blad als volgt: „Als Brussel de hoofdstad van Europa is. dan is België misschien niet het hart van Europa. Belangwekkend, niet waar?" Deze uitroep is - helaas - niet spot tend bedoeld. De Vlamingen plegen hun familienamen met woorden als „de" en „van" erin anders te schrijven dan in Nederland gebruikelijk is. Deze woordjes worden meestal aan de eigen lijke familienaam geplakt zodat er vreemd uitziende namen als Vandevelde en Vander- weeghen ontstaan. Het parlementslid L, Lin demans heeft een wetsontwerp ingediend om, zoals hij in een toelichting zegt, „de oor spronkelijke schrijfwijze zoals die in onze ge westen voor de Franse revolutie bestond, in eer te herstellen". Lindemans wil dus Van de Velde en Van der Weeghen. In zijn toelichting wijst de Belgische parle- sprake is van verandering van schrijfwijze. Naamsverandering is nl. verboden „bij het nog altijd van kracht zijnde Franse decreet van 6 fructidor jaar II iofwel 23 augustus 1794). Kaartspel De Rijkswacht - het op militaire leest ge schoeide nationale Belgische politiekorps - heeft iets nieuws bedacht om zijn veelal in minder gunstige zin besproken reputatie op te poetsen: het korps heeft speelkaarten op de markt gebracht. En dat meteen in een oplage die overeenkomstig de beste tradi ties van de Rijkswacht niet bescheiden mag worden genoemd: 75.000 spellen. De kaarten tonen rijkswachters in de schittering van hun glorie: op motorfietsen, in boten, te paard, met getrokken zwaard en - waarom ook niet - met afschrikwekkende politie honden. Tussen klaver koning en schoppen boer tref fen de kopers van het spel nog een heilwens van de Rijkswacht aan, uiteraard vergezeld van de aansporing het geluk eens bij dit keurkorps te beproeven, voorzover men. maar dat spreekt vanzelf, de leeftijd des on derscheids heeft bereikt. België zou België niet zijn als over het recia- mestuntje van de Rijkswacht geen taalherrie was uitgebroken. Heel wat manschappen hebben het lef misnoegd te zijn. meldde een Vlaamse krant met de bravour van de ge middelde Vlaamse Rijkswachter: want de aanduidingen op de kaarten zijn eentalig Frans. Koning of heer staat aangegeven met R van „roi" en de boer wordt voorzien van de letter V - van „valet" - knecht. Geen letters dus om het imago van de Rijkswacht dichter bij de Vlaamse mens te brengen. Het korps geeft de taalzonde ruiterlijk toe. Maar een tweetalig spel zou veel te duur zijn geworden, luidde het verweer. Bovendien zijn de spellen toch zeer populair, zo zei een woordvoerder van de Rijkswacht, want onze mensen heb ben al 28.000 spellen besteld. Inderdaad een flink aantal voor een korps dat 15.000 man telt, Streuvels De bewonderaars van de Vlaamse letter kunde krijgen binnenkort de beschikking over een nieuw oord voor nostalgische herin nering: de buitenplaats waar de beroemde Vlaamse schrijver Stijn Streuvels een groot deel van zijn lange en werkzame leven sleet, blijft voor het nageslacht in de huidige staat behouden. Waarschijnlijk wordt „Het Lijs ternest" in het Westvlaamse dorpje Ingooi- gemeen Streuvels-museum. Streuvels - pseudoniem voor Frank Lateur - is in Nederland minder bekend, althans ge liefd, dan in Vlaanderen. „Streuvels lange, door komma's doortrokken zinnen hebben de gramatica-lessen van menig middelbaar scholier in Nederland belast. Voor de Vla mingen is „Het Lijsternest" al jaren geleden een centrum van letterkundig toerisme ge worden. Met het besluit een museum in te richten in zijn huis, is eindelijk tegemoet ge komen aan de laatste wens van de in 1969 op 98-jarige leeftijd overleden schrijver. In zijn laatste wilsbeschikking schreef Streuvels: „Een grafmonument of een zerk wil ik niet. Het monument, dat ik in ere wensch te behouden te blijven en in zijn oor- spronkelijken vorm bewaard zou dienen te blijven, is 't geen ik persoonlijk heb opge richt, nl. het domein door mij aangekocht, waarop ik bomen heb geplant en groot heb zien worden, de woning op mijn kosten heb laten bouwen, met alles wat er bevat is en van mij oorkomstig en - onbelast - waar ik geleefd heb en gewerkt. Het is mijn wil en begeerte - voor zover mij nog te willen en te wenschen overblijft - dat er onder mijn rechtstreekse erfgenamen overeengekomen wordt dien wensch te verwezenlijken. The rest is silence".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 4