Kooijmans: „Pessimistisch, maar toch doorgaan!" Eigen werkgelegenheidsbeleid provincie Politiek en partij PZC/o de eerste plaats beginselpartij 13 e overheid is er om onzer zonden wil, het volk ten goede. Vo, VRIJDAG 17 DECEMBER 1976 opinie en achtergrond KOOIJMANS lagere plafonds als de kwaliteit niet vermindert. Hoe schoner, zuiverder en beter de kernwapens zijn, hoe eerder ze gebruikt worden. Het wezen van de af schrikking is het moeilijker maken om die stap te zetten. Daarom moet die kwaliteit omlaag. En om dat te berei ken moet een einde gemaakt worden aan de kernproeven". Concluderend gelooft, dr. Kooijmans dat het zeer zinvol is geweest dat een speciaal bewindsman zich met deze ontwapeningszaken heeft beziggehou den. ,.Je mag niet zeggen: we hebben weinig bereikt dus het was vergeefse moeite". Kooijmans meent dat een van de midde len om oorlogen en conflicten te voor komen is, het zoveel mogelijk econo misch verstrengelen van de belangen van alle landen. Zo vervlechten dat je geen oorlog meer kan voeren zonder ook jezelf onherstelbare schade toe te bren gen. Maar dat kan je nooit doen als je de grenzen gesloten houdt, zoals de Russen doen. zo zegt hij. ..Het is een zaak van leven en dood. Er hangen de overle vingskansen van de wereld van af'. Vandaag een derde bijdrage van een Zeeuws politicus - in ditgevalA. Maljaars vande SGP- voorde rubriek' Politiek en partij'. Eenmaalperweekzullendaarin Zeeuwse politici gastvrijheid krijgen om hun opvattingen duidelijk te maken. Deze bijdragen komen onder de verantwoordelijkheid van de betrokken au teurs Bij toerbeurt komen in deze rubriek achtereen volgens aan het woord A. Maljaars iSGPi, mevrouw E. Maris-Koster (VVD), C. Th. A. van Waterschoot (PPR), W Don i PvdA) endrs. II. Eversdijk, die vorige week een eerste bijdrage leverde. (Door Hans de Bruijn) „Ik ben er de laatste vier jaar niet optimistischer op geworden. Ik heb altijd de hoop gehad dat het onderlinge begrip zou groeien als de tegenover elkaar staande partijen zich meer van hun verant woordelijkheid bewust zouden worden. Maar dat is een naieve hoop gebleken". Dr. P. H. Kooijmans (43) werd vier jaar geleden door de regering aangezocht als staatssecretaris van buitenlandse zaken, speciaal belast met het ontwapeningsbeleid. Vier jaar, die hem niet die resultaten gebracht hebben waarop hij toen hoopte, al heeft hij er - vooral in de Verenigde Naties - het nodige voor gedaan. „Dat verantwoordelijkheidsgevoel, het gewoon benauwend om te zien dat de begrip voor eikaars problemen, is er wel tussen bijvoorbeeld de Verenigde Sta ten en de Sowjet-Unie. Maar toch zet de bewapeningswedloop zich voort. Toch gaat men door andere delen van de we reld van wapens te voorzien. Ik heb het idee dat het wantrouwen gelijk mee groeit met het begrip voor eikaars pro blemen". Die tegenstelling: 'toenemend begrip- toenemende wapenstroom' valt moei lijk te doorbreken. „Er zijn wel lichtpun tjes, maar die wegen niet op tegen de zware slagschaduwen die over de wereld liggen", zegt dr. Kooijmans, die deson danks in het goede blijft geloven. „Ik ga ervan uit dat de mens met rede begiftigd is. Ik weiger te geloven dat de rede niet kan prevaleren", zo zei hij enige tijd ge leden in de Verenigde Naties. Toch is hij pessimistisch gestemd. „Je boekt wel kleine succesjes". zegt dr. Kooijmans, „maar de werkelijk belangrijke stappen worden niet gezet. Er is ontspanning in Europa, maar geen ontwapening, geen militaire ontspanning". Kooijmans gelooft in de zin van het on derhandelen binnen de volkerenorgani satie, al wordt het hem daarbij niet makkelijk gemaakt. En hij geeft een schrijnend voorbeeld van de tegenwer king die hij en andere gelijkdenkenden binnen de VN ondervinden. „In 1978 wordt een speciale zitting van de algemene vergadering gewijd aan de ontwapening. Wij wilden, in dat kader, de internationale wapenhandel graag eens op de agenda laten zetten. Daarom dienden wé samen met Japan, Nepal, Singapore en enkele andere landen een verzoek in bij de secretaris-generaal om nu vast een studie naar die wapenhan del te laten houden. Alleen maar een studie. Maar dat werd afgestemd. Het is wereld dat zelfs niet wil". Het was een Nederlands initiatief. „Wij vonden het huichelachtig om dat nu niet te doen. Het is uitstekend om over kernwapens te praten, maar kijk eens naar de Libanon, waar 60.000 mensen zijn gedood met conventionele wa pens". .Ik vind het nog steeds vreselijk dat het niet gelukt is. Vanuit de tweede kamer wordt wel eens gezegd dat wij te weinig actief zijn op het gebied voor de ontwa pening. Maar als je ziet wat met zo'n voorstel gebeurt..." Teurlgesteld Kooijmans is teleurgesteld, maar niet ontmoedigd, want ondanks de tegen werking heeft ons land ook wel succes met initiatieven. Kooijmans herinnert aan zijn aangenomen resolutie die erop gericht was vreedzame kernexplosies onder controle te stellen. Hij zegt dat het ook mede aan de sterke druk van Nederland te danken is ge weest dat de niet-nucleaire Euratom- landen het verdrag tegen de versprei dingvan kernwapens hebben getekend, al was het op het nippertje. „Als die vijf landen het niet gedaan hadden, had een land als Japan waarschijnlijk ook niet getekend". De staatssecretaris maakt zich zorgen over het feit dat veel landen dat Non proliferatieverdrag niet willen tekenen. „Het zijn vooral die landen die balance ren op de rand van het: zijn we een grote mogendheid of niet? Zoals India, dat al een kernbom heeft, Brazilië en Argenti nië. Zij hikken tegen het Non proliferatieverdrag aan omdat zij afzij dig gehouden zijn. Zij willen zich niet de optie op het gebruik van kernwapens laten ontnemen, die andere landen wel hebben". Ook een initiatief tot oprichting van een orgaan voor controle op de naleving van de ontwapeningsovereenkomsten, komt uit de Nederlandse koker. „Vooral de Russen verzetten zich daar tegen, omdat zij bang waren voor industriële spionage, Door dat Russische verzet bleef bijvoorbeeld het verdrag tot uit banning van biologische wapens ver stoken van een controlemechanisme. Initiatief Dank zij een Nederlands initiatief kwam er wel, voor het eerst, een apart klachten- en controlesysteem op het verdrag tegen de klimatologische oor logvoering. „Dat is belangrijk, omdat juist veel regelingen afstuiten op het controlesysteem", zegt staatssecretaris Kooijmans. Tenslotte herinnert de bewindsman aan het Nederlandse voorstel om in de on derhandelingen in Wenen over weder zijdse troepenverminderingen van oost en west, ook kernwapens in te brengen, een voorstel dat bij de eigen NAVO- partners in eerste instantie wel gunstig is ontvangen. Aanvankelijk zag men er een verzwakking van de NAVO-positie in. Later werd het, na Amerikaanse goedkeuring, toch voorgelegd aan het Warschaupakt. We hebben nog geen antwoord gekregen". Ontwapening is eigenlijk een doelstel ling bij gebrek aan beter. Staatssecreta ris Kooijmans: „Ik heb geen enkele illu sie datje kunmxot werkelijke ontwape ning als je niet een aantal onderliggende zaken ook aanpakt. Wapens komen niet zo maar, de behoefte ontstaat doordat spanningen bestaan. Minstens zo be langrijk als het streven naar ontwape ning vind ik wat in de Verenigde Naties gebeurt aan geschillenbeslechting. Het gaat erom dat we langzaam maar zeker een menswaardige samenleving tot stand brengen. Zolang dat niet lukt, kun je je het beste concentreren op wapen beheersing en op pogingen de mogelijk heid van een gewapend conflict te ver minderen". Verwijt Wat dr. Kooijmans de grootmachten verwijt is dat zij wel bereid zijn over de plafonds, de kwantiteit dus van de kernbewapening willen praten, maar niet over de kwaliteit, „Wat heb ik aan i-/at ik mij bereid verklaard heb voor een S.G.P.-bijdrage aan de opinie- en achtergrondpagina 'Poli tiek en Partij' in dit blad, vindt voor namelijk zijn oorzaak in de onbe kendheid van velen - ook in Zeeland - met de beginselen en doelstellingen die onze partij uitdraagt en nastreeft. Getracht zal worden zo eenvoudig en duidelijk mogelijk te schrijven, Trouwens: duidelijkheid is iets dat wij in de politiek, zowel de principiële als de praktische, ten zeerste voor staan Wij hebben van de hoofdredactie de vrijheid allerlei onderwerpen aan te snijden en te belichten. Dit zal ik ook trachten te doen en dan met name zoveel mogelijk toegespitst op de Zeeuwse situatie. Dit eerste stukje zal een korte begin selverklaring van de S.G.P. bevaL ten: daarnaast zal zeer summier de collegevorming van gedeputeerde staten worden besproken, waarbij enige aandacht geschonken wordt aan uitspraken van de collegae, die mij reeds met het schrijven van een artikel voorgingen. Ook zal heel in het kort worden ingegaan op de plaatsbepaling van het Zeeuwse CDA, alsmede op onze houding ten aanzien van de WD. 13e Staatkundig Gereformeerde Partij, opgericht 24 april 1918 te Mid delburg. is in de eerste plaats een be ginselpartij, dat wil zeggen, dat zij Gods Woord en Zijn ordinantiën - blijkens het beginselprogramma - centraal stelt. Zij acht dus het getui gend optreden het belangrijkste bij het staatkundig handelen. Maai- ook in de praktische politiek speelt de S.P.G. op allerlei niveau mee. In pro vinciale staten van Zeeland neemt de partij (statenfractie) volop deel aan het politieke spél, zonder daarbij te polariseren (vrij vertaald: het aan- schrepen van politieke tegenstellin gen). De S.P.G. gaat nog steeds uit van de vroeger zeer bekende 'anti these' (tegenstelling), wat in zijn diepste betekenis inhoudt: Voor of tegen Christus! Het beginselprogramma van de S.G.P. stelt in artikel 1, dat de partij streeft naar een regering van ons volk geheel op de grondslag van de in de Heilige Schrift geopenbaarde orde ning God-s; Zij staat mitsdien voor de handhaving van het onverkorte arti kel 36 van onze Nederlandse Ge loofsbelijdenis. Zij stelt zich ten doel de beginselen van Gods Woord op staatkundig ge bied tot meerdere erkenning te bren gen in het land (art.-2). Het is voor de S.G.P. een vaststaand gegeven, dat de overheid regeert bij de gratie Gods, zodat zij dus haar gezag niet ontleent en ook niet kan ontlenen aan het volk (art.3) Dit betekent dus dat de z.g. 'volkssoevereiniteit' af gewezen wordt, hoewel in artikel 11 gesteld wordt, dat de overheid haar ambt uitoefent onder meewerking van het volk. Voorts bevat het beginselpro gramma nog artikelen, die handelen over het kiesrecht, het strafbaar stel len door de overheid van de ontheili ging van Gods naam en dag, het tegengaan van het misbruik of het gebruik van middelen die de geeste lijke en lichamelijke gezondheid schaden en aantasten, het eisen van de eed, het waken voor de openbare zedelijkheid, in alle samenkomsten te verbieden het verbreiden van be ginselen, die de eer Gods en het gezag van de overheid aanranden, lijkver branding te verbieden, rechtspraak overeenkomstig en gebouwd Op het in de Heilige Schrift geopenbaarde recht des Heeren (zwaardmacht enz.), het beschermen door de over heid van de kerk van Christus, zodat uit wetgeving en bestuur alles ver wijderd wordt wat de prediking van het Evangelie belemmert of krenkt. Regels met betrekking tot het sociaal-economische leven en de volksgezondheid, het onderwijs: „De overheid drage er zorg voor dat het onderwijs in zijn verschillende vor men overeenkomstig Gods Woord is. Zij ga derhalve tegen, dat met staatshulp en belastinggeld een groot deel van het opkomend ge slacht buiten de kennis van de Hei lige Schrift wordt onderwezen (art. 10), hetbeschermen door de overheid van de rechten van de arbeid zowel voor werkgever als voor werknemer (staking en uitsluiting worde ge weerd), staatsbemoeiing mag nmL mer het particulier initiatief druk ken. het bij de regeling van de belas tingen rekening houden met de draagkracht van de verschillende ge ledingen van ons volk: geen opzette lijke bevoorrechting van de ene volksgroep ten koste van de andere, het zorgdragen op doeltreffende wijze voor de defensie (verdediging) van het land, maar daarbij waken tegen tomeloze opdrijving van de krijgslasten. Aandacht wordt ook gewijd aan het schenden van de belofte inzake het zelfbeschikkingsrecht, gedaan aan de Indische volkeren, met name aan de Republiek der Zuid-Molukken en aan de bevolking van West-Irian. Dit alles wordt betreurd, de party ver klaart zich voor een hechte band tus sen Nederland en de andere Rijksde len, in het verband van het Konink rijk der Nederlanden. Het S.G.P.-beginselprogramma be sluit met artikel 19: Welke regerings vorm overigens ook goed moge zijn, voor ons land is het constitutioneel koningsschap, opgedragen aan het Huis van Oranje, de van God gege ven e. Dit is een globale weergave van ons program van beginselen. Hoewel S.G.P.-bestuurders in de praktijk er varen, dat weinig met hun op Gods Woord en Wet gegronde opvattingen rekening wordt gehouden, gaat van deze partij in Nederland en ook in onze provincie toch nog een preven tieve (voorkomende) werking uit. Collega Eversdijk heeft in zijn bij drage een korte plaatsbepaling van het CDA (Christen Democratisch Appèl) geschetst. Dit artikel zou te lang worden als hier dezerzijds uit voerig op ingegaan werd. De S.G.P. ziet zich genoodzaakt uit principiële overwegingen het CDA af te wijzen, zoals duidelijk zal zijn bij aandachtige lezing van de weergave van ons beginselprogramma. Niet temin: waar het CDA in de staten van Zeeland een politiek wenst te voeren overeenkomstig Gods Woord en Wet, vindt het de S.G.P.-fractie aan haar zijde. Met de WD-fractie hebben wij goede contacten. Samen op werkbezoek naar diverse gemeenten binnen de provincie, waarbij de beginselen van VVD en S.G.P. niet aan de orde ko men. Zuiver zakelijk dus. Want hoe wel onze partij (ook in Zeèland) als het over sociaal-economische vraag stukken enz. gaat veel dichter bij de WD staat dan b.v. bij de progres sieve (vooruitstrevende) partijen, zodra levensbeschouwelijke zaken naar voren komen is er veelal tussen b.v. P.v.d.A. en WD slechts een gra dueel verschil. Hiervan getuigt onder meer het abortus-voorstel van de kamerleden Geurtsen en Roethof. (Voor Zeeland geldt als grote uitzon dering in deze het ingenomen stand punt van de WD-statenfractie in zake het behoud van het ambtsge bed, waar we deze fractie zeer dank baar voor zijn). ^)p de vorming van het toekom stige college van gedeputeerde sta ten-van Zeeland zal ik in deze bij drage slechts zeer summier ingaan. De heer Don heeft al laten weten hoe het straks moet: het bestuur van de Zeeuwse P.v.d.A. deed daar bij monde van zijn scheidende voorzit ter zaterdag jl. nog een schepje bo venop. De Zeeuwse S.G.P.-statenfractie le vert een constructieve bijdrage aan het bestuur. Dus hopen we - als voor stander van een afspiegelingscol lege op brede basis - in 1978, evenals in 1974 een zetel in het college van G.S. te claimen. Wanneer men de 'democratie' zo hoog in het vaandel schrijft als b.v. de P.v.d.A., mag worden verwacht dat deze partijen op democratische wijze meewerken aan het maken van de Zeeuwse S.G.P. tot gouvernementele partij. Als dan collega Don zegt: „De heer Maljaars noemde zich eens 'niet anti-revolutionair' (bedoeld werd in de partijpolitieke betekenis van het woord (M). maar 'anti-socialistisch', dan zeg ik: Nou, en? Mag dat mis schien? Mag de S.G.P. anti socialistisch zijn? Dat zijn nog wel meer partijen in de Zeeuwse staten, waar toch bij de collegevorming me'e samengewerkt wordt. Moet de heer Don om deze reden persoonlijk opteren voor een college, een afspiegelingscollege op smalle basis, als zijn wens voor vorming van een programcollege niet' haalbaar blijkt? Maar de ervaring leert, dat de soep nooit zo heet gegeten wordt als zij wordt opgediend. Ook de P.v.d.A.-soep niet! „Mede dank zij de ontwikkelingen binnen het CDA ligt de verwachting voor de toekomst vrijwel vast", aldus Don. Laat hij hier maarniet te veel op vertrouwen. Dat heeft de heer Ever sdijk, hoewel zeer voorzichtig, wel al duidelijk gemaakt, als hij schrijft dat zijn P.v.d.A.-collega in de staten slechts een deel van het dienaan gaande door hem gesprokene tijdens de begrotingsbehandeling heeft ge citeerd. Laat de heer Don en met hem de gehele P.v.d.A.-fractie het artikel van collega Eversdijk maar eens rus tig op zich inwerken, Zij kunnen we ten, dat de grote confessionele par tijen in de Zeeuwse staten, thans het CDA vormend, zich - evenals de WD gewiekste onderhandelaars toonden te zijn in 1974. Dat zij de P.v.d.A.- boot, toen het ging om allerlei beleid safspraken van te voren vast te leg gen, aardig wisten af te houden! In de vaste overtuiging dat Hij Die het al regeert ook in zaken als de on derhavige het laatste woord heeft, wachten wij wat betreft de college vorming in 1978, de toekomst rustig af. Als voortdurend over de drie grote stromingen in de Nederlandse (Zeeuwsepolitiek gesproken wordt, wordt dezerzijds aandacht gevraagd voor een vierde, reformatorische stroming, die in de nabije toekomst wel eens belangrijker zou kunnen worden dan menigeen vermoedt. rils het aan minister Lubbers (economische zaken) ligt krijgen de provinciale besturen meer te zeggen en meer verantwoordelijk heid in het werkgelegenheidsbeleid. De be windsman heeft dat deze week gezegd op een jubileumbijeenkomst van het Brabantse ETI. Hij liet zijn gehoor daar weten dat de rol van de provincies op het gebied van ruimte lijke ordening en milieubescherming er de laatste jaren alleen maar belangrijker op ge worden is en dat het- dus tijd wordt om de provincies ook een zwaardere stem in het ka pittel te geven wanneer de belangen van werkgelegenheid daartegen en daarnaast moeten wordèn afgewogen, Een bezigheid die op het ogenblik voornamelijk door de centrale overheid (het rijk) wordt bedreven. Hoe de minister zich de nieuwe activiteiten van de provincies voor de werkgelegenheid precies voorstelt, werd in zijn toespraak niet duidelijk. Hij gooide er eigenlijk alleen maar een balletje over op en liet het verder bij de aankondiging dat erover ditonderwerp meer zal worden gezegd in de nieuwe nota Regio naal Beleid die de tweede kamer begin vol gend jaar aangeboden krijgt. De provinciale besturen zelf zijn over de Haagse ideeën op dit punt nog compleet in het ongewisse, bleek me bij navraag. Toevallig komt minis ter Lubbers aanstaande maandag naar Mid delburg voor - wat heet - een routinebezoek aan het Zeeuwse college van gedeputeerde staten. Hij zal er van gedachten wisselen over een aantal zaken die rechtstreeks te maken hebben met het regionale beleid dat de rege ring ten opzichte van een aantal ontwikke lingsgebieden in Nederland in een nieuwe pe riode wil gaan voeren, De afgelopen jaren heeft het accent daarbij gelegen op het noorden van het land en op Zuid-Limburg. Zeeland kwam er in allerlei bijzondere rege lingen voor industriebevordering en subsi dies voor zogenaamde infrastructuurvoor zieningen veel minder aan te pas dan voor heen. In de Middelburgse Abdijgebouwen is men erg benieuwd naar de uitgewerkte theo rieën van minister Lubbers als hij het erover heeft dat. de hele kwestie van de werkgele genheid in de toekomst ook een bijzondere verantwoordelijkheid van de provinciale be sturen moet gaan worden. Let is natuurlijk helemaal de vraag in hoe ver de overheveling van een stuk werkgele genheidsbeleid vanuit 'Den Haag' naar de provincies werkelijk veel verandering zal brengen, een aantal provincies is al sinds het begin van de zestiger jaren vrij nauw betrok ken bij de werkgelegenheidspolitiek van de regering. Zeeland hoorde daar bij. De colle ges van gedeputeerde staten traden op als adviesorganen van de regering, toen het ging om de bestlijding van de structurele werk loosheid, om de zogenaamde spreidings- maatregelen van economische activiteiten (de aanwijzing van industriekernen), om de toekenning van vestigingssubsidies aan be drijven die zich hier hebben gevestigd, om de aanleg van allerlei voorzieningen in het be lang van de industriebevordering. Van meet af heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland ook een actieve rol gespeeld in de beide havenschappen (Temeuzen en Vlis- singen). die in deze provincie opereren. En aldus ook in de werkgelegenheidspolitiek. Voorlopig is hét onduidelijk Of een eigen ver antwoordelijkheid van de provincie in dit stuk beleid meer inhoud kan krijgen dan die er op het ogenblik aan gegeven wordt en de hele problematiek minder vrijblijvend dan nu in provinciale staten aan de orde kan ko- De minister legde in zijn toespraak te Den Bosch een verband met de vergroting van de taken die de laatste jaren naar de provincies zijn toegeschoven op het gebied van ruimte lijke ordening en milieubescherming. Op grond van een hele serie nieuwe wetten zijn de provincies bevoegdheden verleend (in de bestrijding van luchtverontreiniging, water vervuiling, landschapsbeschenning enzo voorts). die hebben geleid tot de noodzaak een eigen stuk deskundigheid op te bouwen in het ambtelijk apparaat en die vaak dwon gen tot een bijzonder hecht overleg met rijks instanties in de ene en gemeentebesturen in de andere richting. In werkgelegenheids vraagstukken is die typische eigen verant woord elijkheid van de provincies er niet. Net als op het terrein van het onderwijs is de in vloed van de provincie er altijd een langs de zijlijn geweest: langs de weg van adviseren, stimuleren, overleg bevorderen tussen alle direct betrokkenen, aan de bel trekken op de adressen waar de werkelijke beslissingen worden genomen. De behandeling van een rapport als de Arbeidsmarktbeschrijv ing Zeeland 1975, die vandaag (vrijdag) in pro vinciale staten aan de orde komt, is daarvan een sprekend voorbeeld. Er wordt een de batje over gehouden nadat eerder de staten commissie voor economische zaken over de inhoud van het rapport een toelichting heeft un i ragen heeft kunnen stel len, vervolgens wordt de hele zaak voor ken nisgeving aangenomen. olgens minister Lubbers zou de regionale overheid in de toekomst met het oog op de werkgelegenheid in het eigen territoir een - wat hij met een nieuwe tenn omschreef meso-beleid moeten gaan voeren. Zonder dat hij op de details daarvan wilde ingaan liet hij doorschemeren dat het daarbij zou moeten gaan om een stukwerk op bestuurlijk niveau, waarbij de provmeies rekening moeten hou den met de rol van de kamers van koophan del voor het bedrijfsleven in de betrokken gebieden, Bij het weinige dat hij in dit sta dium over de inhoud van zijn nieuwe nota Regionaal Beleid wilde loslaten was ook de opmerking van de minister dat de provincies het gesprek opleiding-werkgelegenheid niet uit de weg mogen gaan. „Het onderwijs moet zich richten op de banen van de toekomst", aldus Lubbers. Op dezelfde dag dat de minister van econo mische zaken zijn toespraak hield over een nieuwe taak voor de provinciale besturen verscheen een rapport onder de titel 'Per- spektieven voor jongeren zonder werk', uit gebracht door de Raad voor de Jeugdvor- ming. Een rapport waarin de positie van de ongeveer 100.000 werkloze jongeren in Neder land wordt getekend en waarin aanbevelin gen worden gedaan om te komen tot een sa menhangend beleid 'waardoor jongeren die het meest hebben te lijden onder langdurige of regelmatig terugkerende werkloosheid - de risikogroepen - zich zoveel mogelijk betrok ken blijven of gaan voelen bij het maat schappelijk gebeuren.' In het rapport staat bijvoorbeeld dat werkgevers zouden moeten worden verplicht om op grote schaal deeltijd-arbeid in te voeren en dat jeugdige werklozen zouden moeten worden verplicht om bij gebrek aan een volledige baan part time werk als passend te accepteren. Verder zijn er in het bewuste rapport nog suggesties te vinden over de invoering van vrijwilligers werk, meer sociale en culturele begeleiding en vorming-onderwijs voor jonge Werklozen. Hoewel de jongste cijfers van het districtsbu reau voor de arbeidsvoorziening er wat gun stiger uitzien dan die van enkele maanden terug is het vraagstuk van de jeugdwerk loosheid in Zeeland nog steeds erg nijpend. Ieder jaar opnieuw worden meer schoolverla ters op de diverse arbeidsbureaus ingeschre ven die het niet lukt om een baan te krijgen. Afgelopen zomer hebben provinciale staten zich tot op zekere hoogte beziggehouden met de jeugdwerkloosheid. Er werden schrifte lijke vragen gesteld aan het college van ge- deputeerdestaten overde 'ernst' van het ver schijnsel en er werd geïnformeerd welke maatregelen de provincie ten aanzien van het probleem overweegt te nemen. Gs ant woordden dat ze niet veel anders konden doen dan proberen te helpen nieuwe arbeid splaatsen te scheppen. „De verantwoorde lijkheid voor mogelijke andere maatregelen op het terrein van ondeiwijs en sociaal- cultureel werk ligt bij de daarvoor bestaande instanties", werd aan dit antwoord toege voegd. Toch is gebleken dat verschillende gemeentebesturen het op prijs zouden stel len wanneer er een provinciale aanpak zou kunnen komen van werklozenprojecten. De mogelijkheden van het provinciaal bestuur om bijvoorbeeld initiatieven te ontwikkelen in de sfeer van - watje zou kunnen noemen - niet-economische activiteiten voor jongeren zonder werk, zijn erg beperkt. Of daar veran dering in zou kunnen komen wanneer de pro vincie een eigen verantwoordelijkheid krijgt in het vraagstuk van de werkgelegenheid? Sinds jaar en dag is het college van gs van Zeeland doende om enig 'gezicht' te geven aan een eigen onderwijsbeleid. Toegegeven: er worden stimulerende dingen gedaan die de moeite van het vermelden dubbel en dwars waard zijn. De bemoeienissen met het Re gionaal Pedagogisch Centrum Zeeland (RPCZ) en die op het terrein van het hoger beroepsonderwijs zijn daarvan goede voor beelden. Toch kan er pas van een werkelijk provinciaal onderwijsbeleid sprake zijn wanneer de provinciale besturen echt ruimte krijgen om daaraan inhoud te geven. Het past helemaal in hetbeleid van deze regering om in principe bevoegdheden te decentrali seren van uit Den Haag (dus van het rij k af te leiden naar lagere overheidsorganen). De vraag is alleen of de ideeën over de over dracht van verantwoordelijkheden ook wor den vergezeld van mogelij kheden en midde len om ze waar te maken. Dat is ook de eerste reactie die opkomt bij het aanhoren van mi nister Lubbers' denkbeelden over overheve ling van en stuk verantwoordelijkheid in de werkgelegenheid naar de provincies. Zolang daarover niet meer duidelijk wordt dan hij nu heeft gezegd blijft het een vaag verhaal. En die zijn er al genoeg verteld de laatste jaren. KEES VAN DER MAAS.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 4