Nairobi en de vrijheid van de pers Juiste keus na lagere school Yance: geen architect wel uitvoerder van buitenlandse politiek DIEFSTAL PER COMPUTER DUUR FENOMEEN WOENSDAG 8 DECEMBER 1976 «Va e onderwijsmedewerkster) De kerstvakantie nadert. Op de meeste lagere scholen zijn de ouderavonden en contactavonden achter de rug en de kinderen zijn met hun rapport thuisgekomen. Vele gezinnen worden er reeds in deze tijd mee gecon fronteerd, dat over een aantal maanden de keuze zal moeten worden gemaakt voor de vorm van onderwijs na de zesde klas van de lagere school. Voor de meesten zal dit weinig problemen geven. De leerlingen worden op school getest, het schoolhoofd brengt advies uit en de ouders geven hun kinderen op voor de school die bij het kind past. De keuze die dan gemaakt wordt moet het kind optimale kansen geven zich zo goed mogelijk te ontplooien voor een toekomstige plaats in de maatschappij, die met zijn capaciteiten en wensen zoveel mogelijk "n overeenstemming is. U* J itgerekend in deze tijd komt staatssecretaris De Jong van onderwijs met een opzienbarende uitspraak. Er Is volgens de staatssecretaris een enorme toeneming van het aantal leerlingen, dat zonder diploma de school verlaat. Dit zou een gevolg zijn van het feit. dat een groot aantal kinderen een te moeilijke school bezoekt. Met name wordt daarbij genoemd de mavo. Anderzijds neemt het aantal leerlingen bij het lager beroepsonderwijs af. Het aantal schoolverlaters zonder diploma steeg in driejaar tijds met 10.000, van 28.000 in 1972 tot 38.000 in 1975. De staatssecretaris noemde dit "een alarmerende zaak'. Alsmendezecijfersbekijkt,danmoet'rinderdaadietsaandehandzijnin'n tijd, die men de 'eeuw van het kind' noemt Vroeger werd geen rekening gehouden met de wensen en mogelijkheden van het kind. De kinderen moesten een toekomst in zoals de ouders die voor hen uitstippelden. Gevolg was - extreem gezien - dat kinderen met veel capaciteiten in de fabriek of op het land terecht kwamen en anderen 'eeuwige' student werden. Hierin is - gelukkig - verandering gekomen. Het kind staat in het middelpunt. Elk kind krijgt gelijke kansen. De ouders zijn het daar mee eens. Zij willen het beste voor hun kind. Als we echter de cijfers zien, die staatssecretaris De Jong tijdens een vergadering te Rotterdam op tafel legde is de vraag gerechtvaardigd, of de ouders van de 38.000 kinderen die vorig jaar zonder diploma de school verlieten ook inderdaad de beste keuze voor hun kinderen hebben gemaakt Het lijkt twijfelachtig. Ooi Kissinger, gaande man. Vance, komende n t ok in Zeeland is het geen uitzondering, dat zo'n kleine 20% van de leerlingen het algemeen vormend onderwijs vroegtijdig moet verlaten. In de meeste gevallen is de oorzaak, dat de lesstof voor de kinderen te moeilijk is. Het kind moet worste len en gaat tenslotte toch ten onder. De meeste ouders van deze kinderen kunnen dit te voren zien aankomen. De kinderen zelf weten het te voren maar al te duidelijk. Wie op dit moment zijn oor te luisteren legt in een zesde klas, kan de leerlingen een bijna feilloze diagnose horen stellen over elkaar. De leerkrachten hebben in de loop der jaren zich ook een duidelijk beeld kunnen vormen over de leerlingen Prognoses over verdere studies van de leerlingen van die zijde worden bijna altijd bewaarheid. Dan volgt nog een uitvoerig onderzoek van deskundi gen naar de mogelijkheden van het kind. Je vraagt je dan af hoe het mogelijk is, dat er nog zoveel kinderen kunnen 'verongelukken'. Staatssecretaris De Jong achtte het in zijn eerder genoemde rede een goede zaak afspraken te maken over de toelating, zod at er niet teveel leerlingen komen, die bij nader inzien toch niet meekunnen. Er ligt hier volgens de staatssecretaris een belangrijke taak voor de schooldirecties en de schooldecanen. Niet weg te cijferen valt echter, dat de uiteindelijke beslissing van schoolkeuze in eerste instantie bij de ouders ligt En vele leerkrachten bij het lager onderwijs zullen na de laatste ouderavonden weer verzuchten: „Wat moeten we met Pietje aan. zijn moeder wil hem op de mavo. maar het kind kan het met en wil het met. Hij wil liever naar het lager beroepsonderwijs. Maar dat kun je de ouders niet wijsma ken." Het is een veel gehoord geluid in de scholen tegenwoordig! „Als hij of zij maar naar de mavo kan." Het lijkt erop, of het lager beroepsonderwijs zoveel mogelijk moet worden gemeden. Een goede voorlichting aan de ouders zou meer effect sorteren dan een ander toelatingsbeleid, anders dan het beleid dat nu wordt gevoerd. 13 e ouders leven nog teveel in de tijd toen ze zelf op school waren. Met eer mulo-diploma op zak, kon je vele kanten uit: kantoorbanen of verschillende vor men van hoger beroepsonderwijs voor verdere studie. Velen zijn geneigd, de hui dige mavo te vergelijken met de vroegere mulo. Dit is een fout uitgangspunt, wat velen gedurende de laatste jaren aan den lijve hebben ondervonden. Zo langza merhand kun je met een mavo-diploma - zeker met zeer middelmatige cijfers en een eenvoudig vakkenpakket - niet zo heel veel kanten meer uit. De weg naar het hoger beroepsonderwijs is voor het grootste gedeelte afgesloten en het aanbod van kinderen met een havo-diploma wordt langzamerhand zo groot, datje als mavo klant ook op kantoren met meer aan de bak komt. Wat er dan overblijft, zijn voornamelijk de middelbare beroepsopleidingen. In de praktijk is velen gebleken, datje dan beter of tenminste even goed kunt beginnen met een lagere beroepsop leiding. Iedereen kan daarvan de voorbeelden in zijn omgeving zien: een kind wil eigenlijk liever naar de lts. huishoudschool of leao. De eerste twee jaren zijn algemeen vormend, zodat hij daar een aantal algemene zaken oppikt zonder op zijn tenen te hoeven lopen en weer altijd de minste van de klas te moeten zijn. Daarna krijgt hij (of zij) een beroepsgerichte opleiding, die als hij in de smaak valt kan worden vervolgd op de mts, middelbare huishoudoplei- dingen of het meao. Wil hij na die jaren niet meer verder, dan kan hij gaan werken, maar blijft gedeeltelijk leerplichtig. Het kind kan alle kanten uit De ouder zegt dan vaak: „Nee, eerst de mavo." Gevolg: of het kind moet tussentijds deze opleiding verlaten en komt toch bij het lager beroepsonderwijs, of het haalt in zes jaar een diploma, dat niet beroepsge richt is. Verloren j aren voor het kind, een ellendige schooltijd en het verwijt aan de ouders, datze hem nietdirect naar het lager beroepsonderwijs hebben laten gaan. I Van onze correspondent WASHINGTON - Het verschil tussen Henry Kissinger en zijn op volger als Amerikaans minister van buitenlandse zaken Cyrus Vance is zo ongeveer dat tussen een architect en een aannemer. Kissinger heeft jarenlang de buitenlandse politiek ontworpen - Pijnlijk Vance is voornamelijk een getrouwe uitvoerder van een beleid dat vooral in Carters Witte Huis wordt geschetst. Kissinger heeft eens genoteerd dat de negentiende eeuwse grootheden als Metternich en de Brit Castlereagh het post- napoleontische Europa weliswaar een zeer langdurige vrede hebben ge schonken maar geen „blijvende orde". Hij. de Duitse immigrantenzoon van joodse ouders streefde naar meer: naar datgene waaraan Metternich en zijn britse collega niet zijn toegekomen: een stabiele wereld-orde in een explosief tijdperk. Zonder de verwachting ons dit alles bij zijn vertrek na te laten gaat Kis singer als een tevreden mens weg. Naar zijn smaak kunnen degenen die willen zien aanschouwen hoe hij althans het begin van de omtrekken van een bouw werk heeft neergezet, dat via een stelsel van subtiele druksystemen de wereld uiteindelijk zou kunnen omspannen. In de oorspronkelijke blauwdruk heeft Kissinger intussen op grote schaal moe ten verbouwen, omdat de wereld te ma ken kreeg met allerlei wijzigingen die hij niet kon voorzien. En wat de gebrekkige moraliteit van zijn ideen betreft, zegt Kissinger, „super K dat de wereld zich vooreerst zou moeten bezig houden met de moraliteit van het doel dat hij voor ogen had: een wereldvrede, het vermij- toeschoven. Hij komt pas aan zijn eigen gedachten toe wanneer de buitenlandse politiek tot stand komt in een samen spraak tussen president en bewinds man. den van de totale nucleaire vernietiging. Erfenis Cyrus Vance krijgt die erfenis op de schouders, een minister, die wederom vooral een uitvoerende rol lijkt te krij gen, een man aan wie niemand een hekel heeft, maar die-pas in een zeer laat sta dium tot het inzicht kwam dat Vietnam geen land was waar Amerikaanse solda ten zouden behoren te sneuvelen. Frank Church, de democratische senator, lid van de commissie voor buitenlandse zaken, zegt van Vance: „Zijn ervaring en werk op het ministerie van defensie (waar hij onderminister was) hebben hem voorbereid op het in ontvangst nemen van opdrachten en die toe te passen". De vraag is wie die opdrachten zal ont werpen. Indien dit wederom de voorzit ter van de nationale veiligheidsraad zou zijn. die in het Witte Huis zetelt en voor welke functie Columbia- pyofessor Zbigniew Brzjezinski vooraan op de lijst zou staan, dan wordt "Vance een soort Rogers, de minister die wel de titel had maar niets anders deed dan de politieke boodschappen overbrengen die Kissin ger en Nixon hem vanuit, het. Witte Huis (ADVERTENTIE) He, let is een goede zaak. geweest, dat staatssecretaris De Jong van onderwijs op dit moment met alarmerende cijfers is gekomen. Het geeft de ouders en de scholen tijd voor bezinning. Misschien kan dan over enige jaren worden gezegd, dat het aantal tussentijdse schoolverlaters met 10.000 is gedaald en het aantal leerlingen bij het lager beroepsonderwijs is toegenomen. Een andere instelling van de ouders zou vorig jaar waarschijnlijk 38.000 kinderen gelukkig hebben gemaakt en dit is toch wat een ouder uiteindelijk wil voor zijn kind. C. J. Dieleman-van de Reepe. Kissinger heeft de keuze van Vance be jubeld, maar het moet hem toch pijn lijk hebben getroffen dat Vance reeds bij zijn allereerste optreden benadrukt heeft vooral op de morele inhoud van de Amerikaanse buitenlandse politiek beter te zullen gaan letten. Carter is blijkbaar op zoek geweest naar een nieuwe manager van vooral presiden tiële ideeën, van een beleid dat volgens Vance zal worden gekenmerkt door ge zond verstand en vernieuwingsdrang. Wat dat laatste betreft heeft Vance, geen grote reputatie. Hij is een vertegenwoordiger van de in gewijden uit het kleine groepje intellec tuelen, juristen dikwijls, die vanuit hun bolwerken bij gevestigde advocatenbu reaus altijd bij de buitenlanse politiek betrokken zijn geweest. Een man van. het „establishment", een keuze die moeilijk te rijmen lijkt met Carters be loften van voor de verkiezingen zijn me dewerkers daar vooral niet te zullen zoeken. Verklaarde niet Hamilton Jor dan. zijn campagne-leider en thans op perhoofd voor personeelszaken, dat hij zou vertrekken wanneer Carters verkie zing zou meebrengen dat mannen als Vance en Brzjezinski minister van BZ. respectievelijk hoofd van de nationale veiligheidsraad zouden worden? „Dan hebben wij gefaald", riep Jordan uit tegenover „Playboy". Carter begint zich te ontwikkelen als een tamelijk conservatief man, met een open oog voor sociale noden en maat schappelijk misdeelde bevolkingsgroe pen. Het wordt in Washington als zeer twijfelachtig beschouwd of hij gegeven de smalle marges waarbinnen onder meer op het gebied van de buitenlandse politiek verschuivingen mogelijk zijn wel aan vernieuwing zal toekomen zelfs waar die mógelijk lijkt. Stroomlijning van de bureaucratie, dat wel, en daar door bezuinigingen. Maar door de bank genomen: diezelfde politiek tegen een lagere prijs. Waar er al van vernieuwing sprake zou zijn zal het congres die naar het lijkt nadrukkelijk moeten afdwin gen op grond van Carters verkiezings uitspraken. (Van onze correspondent Henk Kolb) WASHINGTON - Vooruitgang heeft zijn prijs: in de Verenigde Staten groeit de bezorgdheid over misdrijven die worden gepleegd met de hulp van een computer. Van de 200.000 computers die in Amerika worden gebruikt, zijn er volgens deskundigen niet meer dan 200 veilig voor hooggeschoolde dieven, fraudeurs, afpersers zwendelaars en saboteurs. Naar het schijnt blijft 85 procent van de computer-misdrijven ongestraft. De veilige machines staan opgesteld bij het ministerie van buitenlands zaken, de FBI, het ministerie van defensie, de nationale veiligheidsraad en de CIA. Maar het heeft ten minste ongerustheid gewekt dat enkele jaren geleden een computer van het Penta gon complete plannen voor de derde wereldoorlog begon te produceren op een machine waarop zij volgens de veiligheidscodering niet konden verschijnen. Ten minste tien mensen hebben zo kunnen bekijken waar de VS in geval van een volgende globale krijg hun oorlogsschepen en luchtmacht zouden concentreren. Het nationaal instituut voor gezondheid heeft juist zijn computergeheugens op nieuw ingericht, opdat slechts artsen en verpleegsters via een geheime oproepcode in het bezit kunnen geraken van de nauiokeurige gevens omtrent geestesgestoorde patiënten. Ook de geheugenmachine van de geheime dienst, waarin de namen van 40 000 mensen zijn opgeslagen die als mogelijke politieke moordenaars worden beschouwd, is nu uitsluitend toegankelijk gemaakt voor een klein aantal agenten. De redenen voor deze maatregelen liggen voor de hand: de secret service wil niet dat potentiële moordenaars tot de archieven doordringen en ervan op de hoogte komen dat zij worden bewaakt, terwijl het gezondheidsinstituut bang is dat. bij voorbeeld terwille van afpersing, de gegevens zouden worden gestolen van Con gresleden die met geestelijke stoornissen hebben gekampt. Zowel bij het ministerie van defensie als bij de natonale veiligheidsraad werken speciale teams aan de voortdurende beveiliging van de computersystemen tegen inbraak. En zoiets is allerminst denkbeeldig. In de afgelopen acht jaar zijn meer dan 400 computer-misdrijven gemeld in de industrie, met in totaal verliezen ter waarde van 500 miljoen gulden. In een studie van de Amerikaanse rekenkamer werd vastgesteld dat federale instellingen met behulp van 69 computer-inbraken van vijf miljoen gulden waren ontdaan in de laatste twee jaar. Voorbeelden: een employé van de belastingdienst zag in een computer-afschrift dat bepaalde terugbetalingen van belastingen niet werden opgeëist, en hij arrangeerde de computer zo dat de revenuen werden gestort op de rekening van een familielid. Een andere computerprogrammeur maakte het mogelijk dat hij de cheques ontving die werden vastgehouden voor iemand die was verhuisd zonder zijn nieuwe adres achter te laten. Een sergeant op een luchtmachtbasis in Texas liet de computer betalingen uit schrijven voor vliegtuigbrandstof van niet bestaande leveranciers: het leverde 250.000 gulden op. De president van een bank werd afgeperst door een loketbedien de. die aan de computer van zijn baas het gegeven had ontworsteld dat de bankier slechts een zeer beperkte schoolopleiding had genoten. Een man die boos was over zijn ontslag vervaardigde een computerprogramma dat automatisch, zes maanden na zijn vertrek, alle gegevens omtrent uitstaande schulden aan de firma ivaar hij werkte uitwiste. Het bedrijf is failliet gegaan omdat geen rekeningen meer konden worden uitgeschreven en de schuldenaren niet over de brug kwamen, een adverten tiecampagne in de kranten ten spijt. De computermisdrijven die ontdekt werden, kwamen ten dele aan de dag door verraad: een vrouw die het niet kon uitstaan dat haar man gestolen geld aan concurrerende dames besteedde: of door domheid: een man die 3,75 miljoen gulden per computer binnenhaalde, gaf het te opzichtig uit bij paardenrennen; of uit verveling: een succesvolle computerdief werd zijn nieuwe leven moe en gaf zichzelf aan. De record-diefstal tot dusverre is het resultaat van een complot van 22 mannen, die in 1973 een computer opdracht gaven niet bestaande verzekeringspolissen te leve ren. die voor 5 miljard gulden werden verkocht. Via een speciale code konden de gegevens worden opgeroepen omtrent de fraude. Zij waren vastgelegd op compu terbanden die bij normaal gebruik slechts normale gegevens op papier zetten. En behalve de meer eenvoudige zwendel is er ook de computerspionage. In West- Duits land zijn onlangs negen mannen gepakt, die uit het mechanisch geheugen gegevens ontvreemdden en aan Oost-Duitsland verkochten. De VS hebben zes jaar geleden een Soivj'et-diplomaat betrapt bij pogingen technici te recniteren van de computerfirma die aan het Pentagon levert. Door Max L. Snijders) Met persvrijheid is het als met gezondheid: als je 'm hebt. merk je niet hoe belangrijk hij is: pas als hij wordt aangetast besef je wat je mist. Die gedachte komt op bij een terugblik op het bewogen debat dat ik eerder deze maand heb bijgewoond in een van de plenaire commissies van de Unesco-conferentie in Nairobi. Een debat dat uitliep op de consta tering dat er zulke diepe verschillen van mening bestaan over een ontwerp- verklaring met betrekking tot de pers, dat er geen „consensus" - min of meer algemene aanvaarding - zou kunnen worden bereikt, zodat de zaak werd doorverwezen naar een kleinere commissie om daarin opnieuw te worden bestudeerd en te worden herschre ven. Die commissie heeft voorgesteld de hele zaak over twee jaar opnieuw te bespre ken. De Unesco is het orgaan van de Verenigde Naties dat zich bezighoudt met onderwijs, wetenschap en cultuur. Maar is natuurlijk ook een internationaal politiek orgaan. En in de internationale politiek is een groot aantal landen tegen rassendiscriminatie en apartr heid En eigenlijk alle staten zijn vóór de ver sterking van de vrede en de verbetering van internationaal begrip en tegen het plegen van oorlogspropaganda. Dat zijn al twee pijlers waarop de ontwerp- verklaring werd gebouwd. De derde heeft te maken met Helsinki - de overeenkomst over vrede en veiligheid in Europa, waarbij de westerse landen, als eis voor het aanvaarden van een verklaring over dat onderwerp, heb ben gesteld dat Oosteuropa bereid moest zijn de vrije uitwisseling van mensen cn ideen tc aanvaarden Moskou had daar bijzonder weinig zin in. maar moest wel. wilde het de twee andere onderwerpen binnenhalen: het niet-aanvalsverdrag en de troepenvermin dering. Het is voorstelbaar dat het voor de Oostbloklanden aantrekkelijk zou zijn in dien ze langs een achterdeur die vrijheid van uitwisseling van mensen en ideeën weer zou den kunnen beperken. Combinatie van deze drie uitgangspunten leverde de ontwerp-verklaring op over „de fundamentele beginselen met betrekking tot het GEBRUIK van massamedia ter verster king van vrede en internationaal begrip en ter bestrijding van oorlogspropaganda, ra cisme en apartheid". Het zou te veel ruimte vergen om de bepalin gen van het ontwerp een voor een te analyse ren, maar het komt erop neer dat de massa media helemaal worden beschouwd als uitr voerders van de doeleinden van de staat. Het winstpunt dat dit ontwerp opleverde, is dat er anderhalve dag lang - en de eerste dag tot diep in de avond - zeer principieel is ge discussieerd over dat begrip persvrijheid. Een prachtige gelegenheid om de overtui gingen van verschillende systemen met el kaar te vergelijken. En tevens een goede ge legenheid voor de westerse landen zich nog eens bewust te worden van de waarde die de persvrijheid in de democratie belichaamt. Helaas is de gelegenheid om daarover een fundamentele uiteenzetting te geven maar door weinig delegaties gebruikt. De meeste Westeuropese en de Noordamerikaanse lan den beperkten zich ertoe vast te stellen dat beperking van de persvrijheid in strijd was met hun diepste overtuigingen, met de grondwet en met de waardigheid en de vrijheid van de mens. De vertegenwoordiger van Japan ging iets verder, toen hij zei dat invoering van censuur de democratie in ge vaar brengt. En de Argentijnse gedelegeerde voegde daaraan toe dat hij liever de nadelen van persvrijheid accepteerde dan die van een te grote macht van de staat over de massa media. Maar eigenlijk niemand heeft met zoveel woorden gezegd dat persvrijheid in wezen niets anders is dan het verlengde van de vrijheid van meningsuiting van alle burgers. En dat Ls jammer, want uit die principiële opvatting komt logisch voort dat aan de vrijheid van de massamedia dan ook geen andere beperkingen mogen worden opgelegd dan aan de vrijheid van de burgers in het algemeen. Dat uitgangspunt is daarom zo belangrijk, omdat de Oosteuropese en de ontwikkelings landen die vóór de declaratie waren, de pers beschouwen als een instantie los van de bur gerij. De massamedia vormen in hun visie een apart instituut en moeten daarom onder controle worden gebracht van de staat, hetzij om de politieke doeleinden van de overheid te dienen, hetzij om, zoals de vertegenwoor digers van Niger, de Philippijnen en Guinea zeiden, te worden gebruikt om te informeren' en op te voeden. Daarbij speelt bij de ontwikkelingslanden dan ook nog de gedachte dat de internatio nale persbureaus de belangen behartigen van de kapitalistische landen en tekort doen aan de ontwikkelingen die zich in de derde wereld afspelen en soms - o schande - de leiders van die landen zelfs belachelijk ma ken. Het is dan aardig om te horen dat de Chinese afgevaardigde zegt. dat niet alleen moet worden gewaakt tegen imperialisme en kolonialisme, maar ook tegen hegemo- nisme (waarmee hij bedoelt de neiging van de Sow jet-Unie om alle communistische landen de wet te willen voorschrijven). Iets gematigder dan de opvatting dat de pers een rol moet vervullen, hetzij bij de instand houding van het regime, hetzij bij de ontwik keling van de bevolking en het land. is de gedachte dat vrijheid nooit absoluut kan zijn en dat er geen vrijheid bestaat zonder ver antwoordelijkheid. Op zichzelf zijn die bewe ringen natuurlijk juist: ze worden ook in het Westen onderschreven. De vraag waar het om gaat. is alleen: aan wie moeten de mas samedia dan verantwoordelijk zijn. In een democratie - waar hun vrijheden we zenlijk met- anders zijn dan die van iedere andere burger, omdat ze immers aan een van een van die vrijheden gestalte geven, bestaat die verantwoordelijkheid in juridische zin tegenover de wet. En de instantie die beoor deelt of van die verantwoordelijkheid een on juist gebruik wordt gemaakt, is de onaffian- kelijke rechter. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen wetten kunnen bestaan die naar hun g^ard zo beperkend zijn ten opzichte van de vrijheid van meningsuiting dat van werkelijke vrijheid geen sprake meer is. En het wil ook niet zeggen dat er geen systemen zijn waarin de controle op de mensen die voor de massa media werken zo groot is, dat die mensen nooit anders zullen doen dan de belangen van de overheid behartigen. Daarom kon de Poolse afgevaardigde, die zelf journalist was geweest, stellen dat hij evenveel vrijheid bezat als zijn Ameri kaanse collega's. Als je zulke mensen vraagt, of het denkbaar is dat zij zich tegen het be leid van hun regering uitspreken, antwoor den ze dat dat wel degelijk zou kunnen, maar dat ze nu eenmaal niet tegen het beleid van hun regering zijn. Naar de psychologische dwangsituatie waarin onafhankelijk den kende geesten zich daardoor kunnen bevin den, kun je alleen maar gissen. Jammer is ook, dat van de kant van de demo cratische landen zo weinig is gepoogd, duide lijk te maken wat het belang en zelfs het nut kan zijn van een kritische pers. Weliswaar is dat minder principieel dan de argumentatie die uitgaat van burgerrechten en menselijke vrijheden, maar het zou misschien wel heb ben kunnen helpen om een aantal gedele geerden van ontwikkelingslanden enige twij fel bij te brengen over de vooringenomenhe den die zij koesteren Of toch juist niet? Want de waarde van een vrije pers is dat hij kritisch volgt, onpartijdig onthult, misstanden signaleert, machtsmis bruik, corruptie en inefficiëncy. En het zijn in de ontwikkelingslanden niet altijd de re geerders die het belang van die eigenschap pen van een vrije pers voor de ontwikkeling van een volksgemeenschap waarderen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 4