Nairobi en de vrijheid van de pers
Juiste keus na
lagere school
Yance: geen architect
wel uitvoerder van
buitenlandse politiek
DIEFSTAL PER
COMPUTER DUUR
FENOMEEN
WOENSDAG 8 DECEMBER 1976
«Va
e onderwijsmedewerkster)
De kerstvakantie nadert. Op de meeste lagere scholen zijn de
ouderavonden en contactavonden achter de rug en de kinderen zijn met hun
rapport thuisgekomen. Vele gezinnen worden er reeds in deze tijd mee gecon
fronteerd, dat over een aantal maanden de keuze zal moeten worden gemaakt
voor de vorm van onderwijs na de zesde klas van de lagere school. Voor de
meesten zal dit weinig problemen geven. De leerlingen worden op school getest,
het schoolhoofd brengt advies uit en de ouders geven hun kinderen op voor de
school die bij het kind past. De keuze die dan gemaakt wordt moet het kind
optimale kansen geven zich zo goed mogelijk te ontplooien voor een toekomstige
plaats in de maatschappij, die met zijn capaciteiten en wensen zoveel mogelijk
"n overeenstemming is.
U*
J itgerekend in deze tijd komt staatssecretaris De Jong van onderwijs met een
opzienbarende uitspraak. Er Is volgens de staatssecretaris een enorme toeneming
van het aantal leerlingen, dat zonder diploma de school verlaat. Dit zou een gevolg
zijn van het feit. dat een groot aantal kinderen een te moeilijke school bezoekt. Met
name wordt daarbij genoemd de mavo. Anderzijds neemt het aantal leerlingen bij
het lager beroepsonderwijs af. Het aantal schoolverlaters zonder diploma steeg in
driejaar tijds met 10.000, van 28.000 in 1972 tot 38.000 in 1975. De staatssecretaris
noemde dit "een alarmerende zaak'.
Alsmendezecijfersbekijkt,danmoet'rinderdaadietsaandehandzijnin'n tijd, die
men de 'eeuw van het kind' noemt Vroeger werd geen rekening gehouden met de
wensen en mogelijkheden van het kind. De kinderen moesten een toekomst in
zoals de ouders die voor hen uitstippelden. Gevolg was - extreem gezien - dat
kinderen met veel capaciteiten in de fabriek of op het land terecht kwamen en
anderen 'eeuwige' student werden. Hierin is - gelukkig - verandering gekomen.
Het kind staat in het middelpunt. Elk kind krijgt gelijke kansen. De ouders zijn het
daar mee eens. Zij willen het beste voor hun kind. Als we echter de cijfers zien, die
staatssecretaris De Jong tijdens een vergadering te Rotterdam op tafel legde is de
vraag gerechtvaardigd, of de ouders van de 38.000 kinderen die vorig jaar zonder
diploma de school verlieten ook inderdaad de beste keuze voor hun kinderen
hebben gemaakt Het lijkt twijfelachtig.
Ooi
Kissinger, gaande man.
Vance, komende n
t ok in Zeeland is het geen uitzondering, dat zo'n kleine 20% van de leerlingen
het algemeen vormend onderwijs vroegtijdig moet verlaten. In de meeste gevallen
is de oorzaak, dat de lesstof voor de kinderen te moeilijk is. Het kind moet worste
len en gaat tenslotte toch ten onder. De meeste ouders van deze kinderen kunnen
dit te voren zien aankomen. De kinderen zelf weten het te voren maar al te
duidelijk. Wie op dit moment zijn oor te luisteren legt in een zesde klas, kan de
leerlingen een bijna feilloze diagnose horen stellen over elkaar. De leerkrachten
hebben in de loop der jaren zich ook een duidelijk beeld kunnen vormen over de
leerlingen Prognoses over verdere studies van de leerlingen van die zijde worden
bijna altijd bewaarheid. Dan volgt nog
een uitvoerig onderzoek van deskundi
gen naar de mogelijkheden van het
kind.
Je vraagt je dan af hoe het mogelijk is,
dat er nog zoveel kinderen kunnen
'verongelukken'.
Staatssecretaris De Jong achtte het in zijn eerder genoemde rede een goede zaak
afspraken te maken over de toelating, zod at er niet teveel leerlingen komen, die bij
nader inzien toch niet meekunnen. Er ligt hier volgens de staatssecretaris een
belangrijke taak voor de schooldirecties en de schooldecanen.
Niet weg te cijferen valt echter, dat de uiteindelijke beslissing van schoolkeuze in
eerste instantie bij de ouders ligt En vele leerkrachten bij het lager onderwijs
zullen na de laatste ouderavonden weer verzuchten: „Wat moeten we met Pietje
aan. zijn moeder wil hem op de mavo. maar het kind kan het met en wil het met. Hij
wil liever naar het lager beroepsonderwijs. Maar dat kun je de ouders niet wijsma
ken." Het is een veel gehoord geluid in de scholen tegenwoordig! „Als hij of zij maar
naar de mavo kan." Het lijkt erop, of het lager beroepsonderwijs zoveel mogelijk
moet worden gemeden. Een goede voorlichting aan de ouders zou meer effect
sorteren dan een ander toelatingsbeleid, anders dan het beleid dat nu wordt
gevoerd.
13 e ouders leven nog teveel in de tijd toen ze zelf op school waren. Met eer
mulo-diploma op zak, kon je vele kanten uit: kantoorbanen of verschillende vor
men van hoger beroepsonderwijs voor verdere studie. Velen zijn geneigd, de hui
dige mavo te vergelijken met de vroegere mulo. Dit is een fout uitgangspunt, wat
velen gedurende de laatste jaren aan den lijve hebben ondervonden. Zo langza
merhand kun je met een mavo-diploma - zeker met zeer middelmatige cijfers en
een eenvoudig vakkenpakket - niet zo heel veel kanten meer uit. De weg naar het
hoger beroepsonderwijs is voor het grootste gedeelte afgesloten en het aanbod van
kinderen met een havo-diploma wordt langzamerhand zo groot, datje als mavo
klant ook op kantoren met meer aan de bak komt. Wat er dan overblijft, zijn
voornamelijk de middelbare beroepsopleidingen. In de praktijk is velen gebleken,
datje dan beter of tenminste even goed kunt beginnen met een lagere beroepsop
leiding. Iedereen kan daarvan de voorbeelden in zijn omgeving zien: een kind wil
eigenlijk liever naar de lts. huishoudschool of leao.
De eerste twee jaren zijn algemeen vormend, zodat hij daar een aantal algemene
zaken oppikt zonder op zijn tenen te hoeven lopen en weer altijd de minste van de
klas te moeten zijn. Daarna krijgt hij (of zij) een beroepsgerichte opleiding, die als
hij in de smaak valt kan worden vervolgd op de mts, middelbare huishoudoplei-
dingen of het meao. Wil hij na die jaren niet meer verder, dan kan hij gaan werken,
maar blijft gedeeltelijk leerplichtig.
Het kind kan alle kanten uit De ouder zegt dan vaak: „Nee, eerst de mavo."
Gevolg: of het kind moet tussentijds deze opleiding verlaten en komt toch bij het
lager beroepsonderwijs, of het haalt in zes jaar een diploma, dat niet beroepsge
richt is. Verloren j aren voor het kind, een ellendige schooltijd en het verwijt aan de
ouders, datze hem nietdirect naar het lager beroepsonderwijs hebben laten gaan.
I Van onze correspondent
WASHINGTON - Het verschil tussen Henry Kissinger en zijn op
volger als Amerikaans minister van buitenlandse zaken Cyrus
Vance is zo ongeveer dat tussen een architect en een aannemer.
Kissinger heeft jarenlang de buitenlandse politiek ontworpen - Pijnlijk
Vance is voornamelijk een getrouwe uitvoerder van een beleid dat
vooral in Carters Witte Huis wordt geschetst.
Kissinger heeft eens genoteerd dat de
negentiende eeuwse grootheden als
Metternich en de Brit Castlereagh het
post- napoleontische Europa weliswaar
een zeer langdurige vrede hebben ge
schonken maar geen „blijvende orde".
Hij. de Duitse immigrantenzoon van
joodse ouders streefde naar meer: naar
datgene waaraan Metternich en zijn
britse collega niet zijn toegekomen: een
stabiele wereld-orde in een explosief
tijdperk. Zonder de verwachting ons dit
alles bij zijn vertrek na te laten gaat Kis
singer als een tevreden mens weg. Naar
zijn smaak kunnen degenen die willen
zien aanschouwen hoe hij althans het
begin van de omtrekken van een bouw
werk heeft neergezet, dat via een stelsel
van subtiele druksystemen de wereld
uiteindelijk zou kunnen omspannen.
In de oorspronkelijke blauwdruk heeft
Kissinger intussen op grote schaal moe
ten verbouwen, omdat de wereld te ma
ken kreeg met allerlei wijzigingen die hij
niet kon voorzien. En wat de gebrekkige
moraliteit van zijn ideen betreft, zegt
Kissinger, „super K dat de wereld zich
vooreerst zou moeten bezig houden met
de moraliteit van het doel dat hij voor
ogen had: een wereldvrede, het vermij-
toeschoven. Hij komt pas aan zijn eigen
gedachten toe wanneer de buitenlandse
politiek tot stand komt in een samen
spraak tussen president en bewinds
man.
den van de totale nucleaire vernietiging.
Erfenis
Cyrus Vance krijgt die erfenis op de
schouders, een minister, die wederom
vooral een uitvoerende rol lijkt te krij
gen, een man aan wie niemand een hekel
heeft, maar die-pas in een zeer laat sta
dium tot het inzicht kwam dat Vietnam
geen land was waar Amerikaanse solda
ten zouden behoren te sneuvelen. Frank
Church, de democratische senator, lid
van de commissie voor buitenlandse
zaken, zegt van Vance: „Zijn ervaring en
werk op het ministerie van defensie
(waar hij onderminister was) hebben
hem voorbereid op het in ontvangst
nemen van opdrachten en die toe te
passen".
De vraag is wie die opdrachten zal ont
werpen. Indien dit wederom de voorzit
ter van de nationale veiligheidsraad zou
zijn. die in het Witte Huis zetelt en voor
welke functie Columbia- pyofessor
Zbigniew Brzjezinski vooraan op de lijst
zou staan, dan wordt "Vance een soort
Rogers, de minister die wel de titel had
maar niets anders deed dan de politieke
boodschappen overbrengen die Kissin
ger en Nixon hem vanuit, het. Witte Huis
(ADVERTENTIE)
He,
let is een goede zaak. geweest, dat staatssecretaris De Jong van onderwijs op
dit moment met alarmerende cijfers is gekomen. Het geeft de ouders en de scholen
tijd voor bezinning. Misschien kan dan over enige jaren worden gezegd, dat het
aantal tussentijdse schoolverlaters met 10.000 is gedaald en het aantal leerlingen
bij het lager beroepsonderwijs is toegenomen. Een andere instelling van de ouders
zou vorig jaar waarschijnlijk 38.000 kinderen gelukkig hebben gemaakt en dit is
toch wat een ouder uiteindelijk wil voor zijn kind.
C. J. Dieleman-van de Reepe.
Kissinger heeft de keuze van Vance be
jubeld, maar het moet hem toch pijn
lijk hebben getroffen dat Vance reeds
bij zijn allereerste optreden benadrukt
heeft vooral op de morele inhoud van
de Amerikaanse buitenlandse politiek
beter te zullen gaan letten. Carter is
blijkbaar op zoek geweest naar een
nieuwe manager van vooral presiden
tiële ideeën, van een beleid dat volgens
Vance zal worden gekenmerkt door ge
zond verstand en vernieuwingsdrang.
Wat dat laatste betreft heeft Vance,
geen grote reputatie.
Hij is een vertegenwoordiger van de in
gewijden uit het kleine groepje intellec
tuelen, juristen dikwijls, die vanuit hun
bolwerken bij gevestigde advocatenbu
reaus altijd bij de buitenlanse politiek
betrokken zijn geweest. Een man van.
het „establishment", een keuze die
moeilijk te rijmen lijkt met Carters be
loften van voor de verkiezingen zijn me
dewerkers daar vooral niet te zullen
zoeken. Verklaarde niet Hamilton Jor
dan. zijn campagne-leider en thans op
perhoofd voor personeelszaken, dat hij
zou vertrekken wanneer Carters verkie
zing zou meebrengen dat mannen als
Vance en Brzjezinski minister van BZ.
respectievelijk hoofd van de nationale
veiligheidsraad zouden worden? „Dan
hebben wij gefaald", riep Jordan uit
tegenover „Playboy".
Carter begint zich te ontwikkelen als
een tamelijk conservatief man, met een
open oog voor sociale noden en maat
schappelijk misdeelde bevolkingsgroe
pen. Het wordt in Washington als zeer
twijfelachtig beschouwd of hij gegeven
de smalle marges waarbinnen onder
meer op het gebied van de buitenlandse
politiek verschuivingen mogelijk zijn
wel aan vernieuwing zal toekomen zelfs
waar die mógelijk lijkt. Stroomlijning
van de bureaucratie, dat wel, en daar
door bezuinigingen. Maar door de bank
genomen: diezelfde politiek tegen een
lagere prijs. Waar er al van vernieuwing
sprake zou zijn zal het congres die naar
het lijkt nadrukkelijk moeten afdwin
gen op grond van Carters verkiezings
uitspraken.
(Van onze correspondent Henk Kolb)
WASHINGTON - Vooruitgang heeft zijn prijs: in de Verenigde
Staten groeit de bezorgdheid over misdrijven die worden gepleegd
met de hulp van een computer. Van de 200.000 computers die in
Amerika worden gebruikt, zijn er volgens deskundigen niet meer
dan 200 veilig voor hooggeschoolde dieven, fraudeurs, afpersers
zwendelaars en saboteurs.
Naar het schijnt blijft 85 procent van de computer-misdrijven ongestraft. De veilige
machines staan opgesteld bij het ministerie van buitenlands zaken, de FBI, het
ministerie van defensie, de nationale veiligheidsraad en de CIA. Maar het heeft ten
minste ongerustheid gewekt dat enkele jaren geleden een computer van het Penta
gon complete plannen voor de derde wereldoorlog begon te produceren op een
machine waarop zij volgens de veiligheidscodering niet konden verschijnen. Ten
minste tien mensen hebben zo kunnen bekijken waar de VS in geval van een
volgende globale krijg hun oorlogsschepen en luchtmacht zouden concentreren.
Het nationaal instituut voor gezondheid heeft juist zijn computergeheugens op
nieuw ingericht, opdat slechts artsen en verpleegsters via een geheime oproepcode
in het bezit kunnen geraken van de nauiokeurige gevens omtrent geestesgestoorde
patiënten. Ook de geheugenmachine van de geheime dienst, waarin de namen van
40 000 mensen zijn opgeslagen die als mogelijke politieke moordenaars worden
beschouwd, is nu uitsluitend toegankelijk gemaakt voor een klein aantal agenten.
De redenen voor deze maatregelen liggen voor de hand: de secret service wil niet
dat potentiële moordenaars tot de archieven doordringen en ervan op de hoogte
komen dat zij worden bewaakt, terwijl het gezondheidsinstituut bang is dat. bij
voorbeeld terwille van afpersing, de gegevens zouden worden gestolen van Con
gresleden die met geestelijke stoornissen hebben gekampt.
Zowel bij het ministerie van defensie als bij de natonale veiligheidsraad werken
speciale teams aan de voortdurende beveiliging van de computersystemen tegen
inbraak. En zoiets is allerminst denkbeeldig. In de afgelopen acht jaar zijn meer
dan 400 computer-misdrijven gemeld in de industrie, met in totaal verliezen ter
waarde van 500 miljoen gulden. In een studie van de Amerikaanse rekenkamer
werd vastgesteld dat federale instellingen met behulp van 69 computer-inbraken
van vijf miljoen gulden waren ontdaan in de laatste twee jaar.
Voorbeelden: een employé van de belastingdienst zag in een computer-afschrift dat
bepaalde terugbetalingen van belastingen niet werden opgeëist, en hij arrangeerde
de computer zo dat de revenuen werden gestort op de rekening van een familielid.
Een andere computerprogrammeur maakte het mogelijk dat hij de cheques ontving
die werden vastgehouden voor iemand die was verhuisd zonder zijn nieuwe adres
achter te laten.
Een sergeant op een luchtmachtbasis in Texas liet de computer betalingen uit
schrijven voor vliegtuigbrandstof van niet bestaande leveranciers: het leverde
250.000 gulden op. De president van een bank werd afgeperst door een loketbedien
de. die aan de computer van zijn baas het gegeven had ontworsteld dat de bankier
slechts een zeer beperkte schoolopleiding had genoten. Een man die boos was over
zijn ontslag vervaardigde een computerprogramma dat automatisch, zes maanden
na zijn vertrek, alle gegevens omtrent uitstaande schulden aan de firma ivaar hij
werkte uitwiste. Het bedrijf is failliet gegaan omdat geen rekeningen meer konden
worden uitgeschreven en de schuldenaren niet over de brug kwamen, een adverten
tiecampagne in de kranten ten spijt.
De computermisdrijven die ontdekt werden, kwamen ten dele aan de dag door
verraad: een vrouw die het niet kon uitstaan dat haar man gestolen geld aan
concurrerende dames besteedde: of door domheid: een man die 3,75 miljoen gulden
per computer binnenhaalde, gaf het te opzichtig uit bij paardenrennen; of uit
verveling: een succesvolle computerdief werd zijn nieuwe leven moe en gaf zichzelf
aan.
De record-diefstal tot dusverre is het resultaat van een complot van 22 mannen, die
in 1973 een computer opdracht gaven niet bestaande verzekeringspolissen te leve
ren. die voor 5 miljard gulden werden verkocht. Via een speciale code konden de
gegevens worden opgeroepen omtrent de fraude. Zij waren vastgelegd op compu
terbanden die bij normaal gebruik slechts normale gegevens op papier zetten.
En behalve de meer eenvoudige zwendel is er ook de computerspionage. In West-
Duits land zijn onlangs negen mannen gepakt, die uit het mechanisch geheugen
gegevens ontvreemdden en aan Oost-Duitsland verkochten. De VS hebben zes jaar
geleden een Soivj'et-diplomaat betrapt bij pogingen technici te recniteren van de
computerfirma die aan het Pentagon levert.
Door Max L. Snijders)
Met persvrijheid is het als met gezondheid:
als je 'm hebt. merk je niet hoe belangrijk hij
is: pas als hij wordt aangetast besef je wat je
mist.
Die gedachte komt op bij een terugblik op
het bewogen debat dat ik eerder deze maand
heb bijgewoond in een van de plenaire
commissies van de Unesco-conferentie in
Nairobi. Een debat dat uitliep op de consta
tering dat er zulke diepe verschillen van
mening bestaan over een ontwerp-
verklaring met betrekking tot de pers, dat er
geen „consensus" - min of meer algemene
aanvaarding - zou kunnen worden bereikt,
zodat de zaak werd doorverwezen naar een
kleinere commissie om daarin opnieuw te
worden bestudeerd en te worden herschre
ven. Die commissie heeft voorgesteld de
hele zaak over twee jaar opnieuw te bespre
ken.
De Unesco is het orgaan van de Verenigde
Naties dat zich bezighoudt met onderwijs,
wetenschap en cultuur. Maar is natuurlijk
ook een internationaal politiek orgaan. En in
de internationale politiek is een groot aantal
landen tegen rassendiscriminatie en apartr
heid En eigenlijk alle staten zijn vóór de ver
sterking van de vrede en de verbetering van
internationaal begrip en tegen het plegen
van oorlogspropaganda.
Dat zijn al twee pijlers waarop de ontwerp-
verklaring werd gebouwd. De derde heeft te
maken met Helsinki - de overeenkomst over
vrede en veiligheid in Europa, waarbij de
westerse landen, als eis voor het aanvaarden
van een verklaring over dat onderwerp, heb
ben gesteld dat Oosteuropa bereid moest zijn
de vrije uitwisseling van mensen cn ideen tc
aanvaarden Moskou had daar bijzonder
weinig zin in. maar moest wel. wilde het de
twee andere onderwerpen binnenhalen: het
niet-aanvalsverdrag en de troepenvermin
dering. Het is voorstelbaar dat het voor de
Oostbloklanden aantrekkelijk zou zijn in
dien ze langs een achterdeur die vrijheid van
uitwisseling van mensen en ideeën weer zou
den kunnen beperken.
Combinatie van deze drie uitgangspunten
leverde de ontwerp-verklaring op over „de
fundamentele beginselen met betrekking tot
het GEBRUIK van massamedia ter verster
king van vrede en internationaal begrip en
ter bestrijding van oorlogspropaganda, ra
cisme en apartheid".
Het zou te veel ruimte vergen om de bepalin
gen van het ontwerp een voor een te analyse
ren, maar het komt erop neer dat de massa
media helemaal worden beschouwd als uitr
voerders van de doeleinden van de staat.
Het winstpunt dat dit ontwerp opleverde, is
dat er anderhalve dag lang - en de eerste dag
tot diep in de avond - zeer principieel is ge
discussieerd over dat begrip persvrijheid.
Een prachtige gelegenheid om de overtui
gingen van verschillende systemen met el
kaar te vergelijken. En tevens een goede ge
legenheid voor de westerse landen zich nog
eens bewust te worden van de waarde die de
persvrijheid in de democratie belichaamt.
Helaas is de gelegenheid om daarover een
fundamentele uiteenzetting te geven maar
door weinig delegaties gebruikt. De meeste
Westeuropese en de Noordamerikaanse lan
den beperkten zich ertoe vast te stellen dat
beperking van de persvrijheid in strijd was
met hun diepste overtuigingen, met de
grondwet en met de waardigheid en de
vrijheid van de mens. De vertegenwoordiger
van Japan ging iets verder, toen hij zei dat
invoering van censuur de democratie in ge
vaar brengt. En de Argentijnse gedelegeerde
voegde daaraan toe dat hij liever de nadelen
van persvrijheid accepteerde dan die van een
te grote macht van de staat over de massa
media.
Maar eigenlijk niemand heeft met zoveel
woorden gezegd dat persvrijheid in wezen
niets anders is dan het verlengde van de
vrijheid van meningsuiting van alle burgers.
En dat Ls jammer, want uit die principiële
opvatting komt logisch voort dat aan de
vrijheid van de massamedia dan ook geen
andere beperkingen mogen worden opgelegd
dan aan de vrijheid van de burgers in het
algemeen.
Dat uitgangspunt is daarom zo belangrijk,
omdat de Oosteuropese en de ontwikkelings
landen die vóór de declaratie waren, de pers
beschouwen als een instantie los van de bur
gerij. De massamedia vormen in hun visie
een apart instituut en moeten daarom onder
controle worden gebracht van de staat, hetzij
om de politieke doeleinden van de overheid
te dienen, hetzij om, zoals de vertegenwoor
digers van Niger, de Philippijnen en Guinea
zeiden, te worden gebruikt om te informeren'
en op te voeden.
Daarbij speelt bij de ontwikkelingslanden
dan ook nog de gedachte dat de internatio
nale persbureaus de belangen behartigen
van de kapitalistische landen en tekort doen
aan de ontwikkelingen die zich in de derde
wereld afspelen en soms - o schande - de
leiders van die landen zelfs belachelijk ma
ken. Het is dan aardig om te horen dat de
Chinese afgevaardigde zegt. dat niet alleen
moet worden gewaakt tegen imperialisme
en kolonialisme, maar ook tegen hegemo-
nisme (waarmee hij bedoelt de neiging van
de Sow jet-Unie om alle communistische
landen de wet te willen voorschrijven).
Iets gematigder dan de opvatting dat de pers
een rol moet vervullen, hetzij bij de instand
houding van het regime, hetzij bij de ontwik
keling van de bevolking en het land. is de
gedachte dat vrijheid nooit absoluut kan zijn
en dat er geen vrijheid bestaat zonder ver
antwoordelijkheid. Op zichzelf zijn die bewe
ringen natuurlijk juist: ze worden ook in het
Westen onderschreven. De vraag waar het
om gaat. is alleen: aan wie moeten de mas
samedia dan verantwoordelijk zijn.
In een democratie - waar hun vrijheden we
zenlijk met- anders zijn dan die van iedere
andere burger, omdat ze immers aan een van
een van die vrijheden gestalte geven, bestaat
die verantwoordelijkheid in juridische zin
tegenover de wet. En de instantie die beoor
deelt of van die verantwoordelijkheid een on
juist gebruik wordt gemaakt, is de onaffian-
kelijke rechter.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen
wetten kunnen bestaan die naar hun g^ard zo
beperkend zijn ten opzichte van de vrijheid
van meningsuiting dat van werkelijke
vrijheid geen sprake meer is. En het wil ook
niet zeggen dat er geen systemen zijn waarin
de controle op de mensen die voor de massa
media werken zo groot is, dat die mensen
nooit anders zullen doen dan de belangen
van de overheid behartigen.
Daarom kon de Poolse afgevaardigde, die
zelf journalist was geweest, stellen dat hij
evenveel vrijheid bezat als zijn Ameri
kaanse collega's. Als je zulke mensen vraagt,
of het denkbaar is dat zij zich tegen het be
leid van hun regering uitspreken, antwoor
den ze dat dat wel degelijk zou kunnen, maar
dat ze nu eenmaal niet tegen het beleid van
hun regering zijn. Naar de psychologische
dwangsituatie waarin onafhankelijk den
kende geesten zich daardoor kunnen bevin
den, kun je alleen maar gissen.
Jammer is ook, dat van de kant van de demo
cratische landen zo weinig is gepoogd, duide
lijk te maken wat het belang en zelfs het nut
kan zijn van een kritische pers. Weliswaar is
dat minder principieel dan de argumentatie
die uitgaat van burgerrechten en menselijke
vrijheden, maar het zou misschien wel heb
ben kunnen helpen om een aantal gedele
geerden van ontwikkelingslanden enige twij
fel bij te brengen over de vooringenomenhe
den die zij koesteren
Of toch juist niet? Want de waarde van een
vrije pers is dat hij kritisch volgt, onpartijdig
onthult, misstanden signaleert, machtsmis
bruik, corruptie en inefficiëncy. En het zijn in
de ontwikkelingslanden niet altijd de re
geerders die het belang van die eigenschap
pen van een vrije pers voor de ontwikkeling
van een volksgemeenschap waarderen.