|pzc7 Jacob Cats: een gewoon mens, door en door CATS' VERZAMELDE WERKEN UIT 1712 IN FACSIMILE HERDRUKT 21 ZATERDAG 27 NOVEMBER 1976 zaterdagkrant niet? Een welwillende vriend gaf hem een goede tip: met de papa van het meisje zat het fout. 'De vader van het dier dat in uw sinnen speelt, is hier te Beurs veracht en banqueroet ge speelt." Cats is er danig van onderste boven: 'Hoe my dit woort beviel en hoeft men niet te vragen, het scheen mij anders niet dan felle dondersla gen." Hij aarzelt, maar laat tenslotte zijn sociale ambities zegevieren over zijn genegenheid voor het meisje "Haers vaders val die sloeg haer uy t de baen.' Cats maakt een eind aan de re latie. "Het ongeluck haer Vader over komen heeft my t'eenemael haer liefde weggenomen. Soo dat ick naderhant. hoewel niet sonder strijt. Socht van de minnebrant en haer te sijn bevrijdt.' Uit Cats verhaal blijkt dat de omstan digheden hem hebben geholpen, de jonge maagd vertrok namelijk naar Amsterdam "en siet. hier vond ick kans datickmynafscheytnam. Ickdorstop haer vertreck niet soo als eertyts spre ken. het heetste van de min dat was alree geweken Zo ging dat in die da gen. Het verhaal van Cats moet dat van menige regentenzoon zijn ge weest. meent dr. Remer. Boven de liefde stonden immers de verplichtin gen jegens het kapitaal en de loop baan. En deze twee waren een. Korte tijd later sloot Cats een huwelijk met een Amsterdamse, die Plutarchus en de bijbel las en bovendien heel wat ka pitaal inbracht Uit dit huwelijk wer den zeven kinderen geboren, waarvan er twintig jaar later nog maar twee in leven waren. Toen in 1609 het twaalfjarig bestand werd gesloten begon Cats met zijn broer als compagnon op grote schaal met inpolderingen. Voor een appel en een ei kochten de gebroeders Cats de eigendomsrechten van verdronken land in Westelijk Staats-Vlaanderen en beleefden het wel en wee van eige naren. van wie de gTond voornamelijk uit calamiteus land bestaat. Ondanks allerlei tegenslagen brachten onder nemingen het nodige op, al zag Cats ook het betrekkelijke van zijn wel vaartin: "Het gout.is schoon van glans, maer is geweldig swaer.' Na het be stand werd hem een leerstoel in Leiden aangeboden en in Middelburg vroeg men hem om raadspensionaris te wor den. Na enige aarzeling aanvaardde hij het Middelburgse aanbod, mede om dat zijn vrouw er graag woonde. In 1623 trok hij evenwel naar Dordrecht, waar hij eveneens pensionaris werd. een ambt dat hij dertien jaar lang be kleedde. In maart 1627 maakte hij deel uit van een missie naar Engeland om met Karei I over handelsmoeilijkhe den tussen Engeland en de Republiek te onderhandelen. De Nederlandse de legatie wist slechts enkele onbelang rijke concessies los te krijgen, maar voor Cats was het bezoek van enig per soonlijk belang: hij werd ridder 'Een brief, een Ridderbrief, daervan de leb ters bloncken, Van gout en schoone verw, luer was een wapen bij.' Voort aan kon de jongen uit Brouwershaven zich ridder noemd noemen en dat deed hij dan ook getrouw. In 1630 - hij was nog pensionaris van Dordt - stierf zijn echtgenote, 'Myn weerde Bedgenoot, myn lust en tweede ziel.' Hij her trouwde met: op zijn tweeënvijftigste vond hij zichzelf te oud om te hertrou wen. Hij wilde geen 'wyf dat rimpels heeft' en evenmin met 'de jeugt te mallen' zodat hij besloot voortaan 'te slapen sonder wyf.' Nog had Cats het einde van zijn car rière niet bereikt. In 1635 boden de staten van Holland hem eenstemmig het ambt van raadspensionaris aan, een functie die hij accepteerde. Na de troebelen met stadhouder Willem II speelde hij in de Grote Vergadering van 1651 een belangrijke rol. maar daarna achtte hij het moment geko men om ontslag te nemen. Nog een maal trok hij naar Engeland, opnieuw om te onderhandelen. Hij verbleef in Chelsea in een huis, waar in alle ka mers stromend water was aangelegd: 'Een water als Kristal quam uyt de hoogte sacken.' Hij besloot een soort gelijk huis te doen bouwen op een stuk duingrond dat hij tien jaar tevo ren tussen Scheveningen en Den Haag had aangekocht, een pand dat nog al tijd een belangrijke rol in het Neder landse leven speelt: het Catshuis, door Cats zelf'Sorrigvliet' genoemd. Voor de gemiddelde Nederlander uit de zeventiende eeuw was Cats zonder twijfel de bekendste dichter: men zegt dat met name in Zeeland zijn werken in de huiskamers naast de Statenbij bel stonden. Nog voor zijn dood ver scheen een verzamelde editie: Cats was zowel een aanzienlijk als een po pulair man. In een gedicht aan een neef, hoogleraar te Leiden, beschrijft hij de genoegens van zijn landelijk be staan in Scheveningen. Hij heeft een eigen duin met wilde konijnen, waar van hij het jachtrecht heeft voorbe houden voor zijn vrienden. Voorts heeft hij een vijver laten graven voor allerlei zoetwatervis, maar soms gaan zijn gasten naar zee om zeevis te van gen. Dan komen ze thuis met 'meule- naar'met bot en dikke schollen. Zijn jonge gasten vangen vogels voor de ta fel: nnken, lijsters en patrijzen. Zelf eet Cats mets van deze kost: hij is voorstander van een vegetarische leefwijze en heeft fruit en groenten in overvloed. Zo leefde Cats zijn laatste jaren, rijmend als altijd, mijmerend over zijn verleden, een dankbaar toe schouwer van de wereld en van zich zelf. 'Almachtig Hemels Vorst, hoe dient uw naem gepresen. Dat gy my zondig mensch die weldaethebt bewe- sen. Dat ïcksoo wonderhoog injaeren ben gegaen.' Uitzijn laatste versregels blijkt dat iedere dag hem vaardiger voor de laatste reis vond: op 12 sep tember 1660 overleed hij. 'Laet vrij uw graf met blijdschap delven. De doodt is 't Eynde van haerselven.' De drukkers van Jacob Cats' verza melde werken in 1712 hadden een voorzeggende geest: „Ja. het is niet on vermoedeli jk of de gemeenzame, en goed rond, goed Zeeuwsche naam, van Vader Cats. zal. zo lang Neder- landt, Nederland! is. bij deszclvs in- woondcrs. in een dierbaar geheugen blijven." Zo dierbaar dat ruim twee eeuwen later de Utrechtse uitgeverij De Banier meende te kunnen beslui ten tot een heruitgave van deze ver zamelde werken. Een facsimile- uitgave: twee kloeke, voortreffelijk ingebonden delen die qua uiterlijk sterk op de originele versie lijken. Men moet er wel wat voor neertellen: zevenhonderdvijfentwintig gulden, maar blijkbaar ziet de uitgeverij een. markt voor dit omvangrijke project. Kennelijk houdt zij rekening met Cats-herdcnkingcn die volgend jaar onvermijdelijk van start zullen gaan. In november 1977 is het namelijk vierhonderd jaar geleden dal Cats in Brouwershaven u erd geboren. Wel licht dat er in die herdenkingsperiode belangstelling beslaat voor deze her uitgave. Uit een oogpunt van facsimile- techniek zijn deze twee nieuwe delen uitmuntend uitgevoerd: veertienhon derd bladzijden offsetdruk op licht getint gevergeerd papier Hier en daar vallen kleine technische feilen op. maar die zijn niet aan de moderne drukker te wijten, maar aan zijn voor ganger uit de achttiende eeuw Men was toen nog niet zo ver dat men vlek keloos kon drukken: de beinkting was niet altijd even egaal en de druk niet gelijkmatig. Dergelijke onregelmatig heden - ze verschillen van exemplaar tot exemplaar zijn uiteraard niet weg te werken bij een fotografische repro- duktie. Het komt er dan ook op aan dat men voor een dergelijke reproduk- tie de beschikking heeft over een zo gaaf mogelijk boekwerk. We hebben de indruk dat de uitgeverij De Banier inderdaad een goed exemplaar bij de hand heeft gehad: de tekst is overal uitstekend leesbaar. In dit opzicht kan deze nieuwe uitgave zeker de toets der kritiek doorstaan. De vraag blijft niettemin, waarom een dergelijke herdruk? Indien men het werk van Cats weer nader in de be langstelling wil brengen, dan zijn er immers andere en betere methoden denkbaar, bijvoorbeeld de uitgave van een goed verzorgde bloemlezing, voor zien van een degelijke inleiding. Aan de andere kant erkennen we: bladeren en lezen In een dergelijke herdruk hebben een onmiskenbare charme De vele prenten - gravures van Adriaen van de Venne - en de oude, vaak wisse lendespelling geven een rechtstreekse binding met ae periode waann deze boeken ontstonden Bovendien kan men al bladerend zelf selecteren, ter wijl men bij een bloemlezing afhanke lijk is van de keus die door een ander is gemaakt Misschien zou een 'bloemle zer" het eerste grote gedicht uit het eerste deel hebben weggelaten en dat is juist voor Zeeuwse lezers boeiend, een stuk rijmwerk van een Catsiaanse openhartigheid. 'Aen de Zeeusche Jonck-vrouwen' is de titel en het is ge schreven tijdens het twaalfjarig be stand. Waar - vraagt Amor als bood schapper van Venus - 'zvt gy nu. waer zyt gy trage Zeeuwen? Hier voormaels waert gy kloeck en onversaegde leeu wen. Toen ghy eens voor het lant ging setten lyf en goet. En deed het Zeeuse diep vermeeren door het bloet.' Blijk baar was Cats van mening dat er iets schortte aan de virulentie van de jeug dige inwoners van dit gewest, de vrede vanhei twaalfjarig bestand maakthen te traag. Cats windt er geen doekjes om: 'Waer Venus nedervalt. kan Mars daer staende blyven? Voor my. ick segge neen. geen lant en kan bestaen indien men Venus ryck wil laten on- dergaen.' Met andere woorden- er zijn te weinig soldaten in Zeeland en de meisjes moeten maar zorgen dat daar iets aan wordt gedaan. De maagdjes van Holland doen dat kennelijk ook. want met enige jaloezie wijst Cats op wat er daar aan de gang is: 'Gae. let eens met verstant op onse naegebuu- ren. En wat een grooten volck is bin nen hunne muuren. Besie wat Hol- landt doet en hoe het queecken kan; En hoe het neeringh treckt en menig duysent man.' In Holland wisten ze duidelijk van wanten, in ieder geval kende men er de kunst van het 'queec ken' en daar kwam Zeeland naar het oordeel van Cats danig mee achterop. Bovendien trok Holland meer nering dan Zeeland; een niet onbekend thema in deze gewesten. In de jaren zestig van deze eeuw werden soortge lijke discussies gehouden, zij het dat daarbij geen opdrachten werden ver strekt aan Zeeuwse jonkvrouwen. De debatten bleven beperkt tot onder werpen als bevolkingsspreiding, over- loopfuncüe van Rotterdam en ont wikkeling van een zeehavenindustrie. Cats was voorstander van een andere en directer benadering, vandaar dat hij Amor liet zeggen: 'Langt hier wat dienstig is voor onse jonge dieren.' Bladeren en lezen in deze twee delen leveren inderdaad een amusement van een geheel eigen karakter op Er komt geen einde aan het gerijmel: de man dreunt maar door en heeft over alles en nog wat een berijmde mening. Hij is een doorsnee-Nederlander met alle zelfvoldaanheid vandien: geen be ter land op deze aardbol dan het onze. 'Maer waerom doch gesweeft. met alle vreemde winden? Al wat men elders soekt. is binnen ons te vinden: wat ist dat eenig Rijk. of eenig Eylant geeft. DatHolladt nieten kent, dat Hollandt niet en heeft? Gelooftet. Hollandts volk. dat Godes eygen segen. In Hol landt is geplaetst. in Hollandt is gele gen.' Toen in 1712 zijn verzamelde werken werden herdrukt was er blijk baar toch ook sprake van kritiek op de dichter, de uitgever maakt er in zijn voorrede gewag van. Maar deze critici kunnen moeilijk serieus worden ge nomen. zo laat hij weten, deze 'opge- blazene wincibuylen' die over Cats' voortreffelijke stijl slechts met 'ge schorte neuzen' spreken. Niemand hoeft zich daarvan Iets aan te trekken, van deze 'gonzende hommels', want echte kenners denken er anders over Bijvoorbeeld de 'opbouwer der Neder- duytze taal- en dichtkunde, de heer D. van Hoogstraten.' En ook ene J. Zeeuws wordt ten tonele gevoerd als een vereerder van Cats: 'Een kindt dat naauweüjks spreeken kan. spreekt van dien arbeitsamen man.' Cats zelf blijkt overigens niet zonder zelfkennis en geelt vanuit deze eigen schap een goed advies aan lezers en bladeraars: 'Meynt ïemandt dezen boeck te lang of groot te wesen, die magh. indien hij wil. alleen maar wey- nig lesen.Bovendien moet de lezer het vooral rustig aandoen, want zelfs het minste woord mag niet 'haestig over- loopen'. En daarom: 'Herkaut, eer dat ghy swelght, siockt niet, gelijk een vraets Maer denket meer als ghy leest; en leest meer alser staat.' Een goed advies voor de twintigste eeuwse lezer. Als hij het wil opvolgen en er geruime tijd voor wil uittrekken, dan zal hij aan deze herdruk van Cats werken veel ge noegen beleven. Om hem nog eenmaal te citeren: 'Vaar wel goedgunstige le- ser. en geniet, soo het u goet dunckt. mijn gedichten en gedachten, en houdt mij voor den genen die ick ben te wezen, u E. gansch toe-genegen en dienstwilligen J Cats'. Toch aardig na ruim driehonderd Jaar, de drukkers van destijds hadden gelijk: de man zit nog altijd in ons 'dierbaar geheugen.' 'Een gewoon mens. door en door.' Zo karakteriseerde destijds de Nederlandse - in Engeland wonende en werkende - historicus professor dr. G. J. Renier de merkwaardige figuur van Vader Cats. Renier kwam met de2« aanduiding in een boek. dat in 1944 in Londen verscheen onder de titel 'The Dutch Nation', een werk in de oorlogsjaren geschreven voor Engelse lezers. Na de bevrijding verzorgde hij een Nederlandse bewerking. 'De Noord- Nederlandse Natie'; in 1948 kwam die bij Oosthoek in Utrecht uit. Het achtste hoofdstuk is aan Cats gewijd, juist omdat deze vader landse figuur zó 'gewoon' was. Sommigen namen Renier die keuze kwalijk. Toen de Engelse uitgave was verschenen, vroegen hem enkele Nederlandse vrienden waarom hij toch zo'n 'onbeduidend man' als Cats had gekozen. Jan de Witt of Van Beuningen of ook Michiel Adi'iaanszoon de Ruyter ('mijn stadgenoot' noemde de in Vlissingen geboren Renier de admiraal) kwamen toch veel eerder in aanmerking. Reniers antwoord: „Deze mannen waren uitzon deringen. Een natie of zelfs een klasse kan niet in haar uitzonder lijke figuren worden getypeerd. Ik heb Jacob Cats gekozen omdat hij gewoon was en modem." Waarom was Cats een gewoon mens0 Hij schreef 'leefregels' die door ieder werden aanvaard en stelde aldus de norm voor de 'gewone man' van zijn dagen. In den brede vertelde hij hoe men zich aan tafel behoorde te gedra: gen - de tafel was het middelpunt van het gezinsleven, zoals in Engeland de haard Veel van zijn hygiënische voor schriften waren zijn tijd ver vooruit en hij bezat een accuraat begrip van de drijfveren zijner medemensen. On vermoeid verzamelde hij de spreek woorden waann allerlei volken hun ondervinding hadden samengevat. Als exponent van een beschaving die met op haar mondje was gevallen - evenmin trouwens als die van de En gelse puriteinen - schreef hij een uit- voerig handboek over geslachtsleven en liefde. Dit boek, 'Houwelick' ge naamd, verscheen in 1624, het jaar waarin prins Maurits stierf Het be stond uit zes hoofdstukken, waarin al- 1 erlei onderwerpen werden behandeld- de maagd, de vrijster, de bruid - met voorschriften voor de bruiloftsgasten - de vrouw, de moeder en de weduwe. Bovendien gaf het wenken voor 'het gansche beleyt des echtenstaets', zon der daarbij de 'mannelycke tegen- plichten' over het hoofd te zien. Cats was - naar het oordeel van Renier - te vens een modem man. In zijn rijpe ou derdom vermeerderde zijn productivi teit als schrijver nog en schreef hij on der meer een merkwaardige autobio grafie. Zij is een van de vroegste zelfo penbaringen uit de westerse litera tuur, geïnspireerd door dezelfde mo derne geest als waarvan de Engelsman Samuel Pepys blijk gaf in zijn be roemde dagboeken, Cats beschouwde de buitenwereld onder de drang van een nieuwe weetgierigheid, die het mechanisme van die wereld met ratio nele experimenten ging onderzoeken. Hij trachtte zichzelf te begrijpen in re latie tot de wereld waarin hij zich be vond. Jacob Cats werd in november 1577 te Brouwershaven geboren. „Daer is een Zeeusche Stadt, men noemt se Brou wershaven, Daer heeft een vrouwen borst my eerst bestaen te laven," zo begint de berijmde autobiografie 'Twee en tachtigjarig leven'. Zijn ou ders roemden „noyt van Edel bloet te wesen", maar stonden in hoog aan zien. Jacobs vader Adriaen Comelisz. was regent en werd meer dan eens burgemeester. Bij het begin van de tachtigjarige oorlog was de familie Cats nog katholiek: een oom van Cats studeerde in Leuven, werd franciscaan en provinciaal van zijn orde. Hij was een geleerd man, schrijver van een aantal theologische verhandelingen, waarover Jacob 1 ater met trots meldde dat zijn werken door de vermaarde Plantijn in Antwerpen waren uitgege ven. 'Als het tij verloopt, verzetmen de bakens.' aldus een van de spreek woorden die Cats zo graag parafra seerde: zijn familie wendde zich tot de nieuwe godsdienst en bleef aldus be horen tot de regentenstand van die dagen. Jacob werd als protestant op gevoed. Zijn moeder stierf toen hij twee jaar was en zijn vader hertrouwde met Jolante de Grande, een Waalse, 'een hantsaem wyf. en oock van Edel bloet. Maer door de knj g berooft van al haer ouders goet.' Jacobs tante vond het ongewenst dat het kind door een buitenlandse stiefmoeder zou worden opgevoed en nam hem bij haar in huis te Zienkzee. Deze stad vormde de ach tergrond voor de kindsheid en jeugd van Jacob, eerst in het strenge maar niet onvriendelijke huis van zijn oom en later in het 'internaat' van de La tijnse school. Daar werkte een Zierik- zeese, die de jongens 's avonds wegwijs maakte in een aantal zaken die niet op het rooster van de school stonden. Cats medeleerlingen 'wisten meer als ick, als sneger door de jaren. Met dese nam de meyt bij wijlen haer ver- maeck.' Na vier jaar Latijnse school toog Cats naar Leiden om er rechten te stude ren. Met vijf andere studenten woonde hij bij een professor en daar was op nieuw een gevaarlijke dienstbode. Een meisje, Louise genaamd, dat goed Frans kende - al was ze blijkbaar Ne derlands - en de studentenkamer moest schoonhouden, zorgde voor enig vermaak. Ditmaal ging het er minder onschuldig toe dan in het Zie- rikzeese internaat. 'Want als het titsig dier genaeckt aen iemants bedt. Soo wierd van stonden aen de Boeck-kas weggeset.' Enige tijd later deelde de vrouw des huizes mede dat het meisje zwanger was, een mededeling die diepe indruk op Cats maakte. Hij was er van overtuigd dat men ook hem - al was hij onschuldig - verantwoordelijk zou stellen. 'Ick mogt naer dese tijt geen witte kappen sien, Ick was in volle daet tot vrouwen ongenegen: dit scheen des Heeren straf.' Hij ging weer hard aan het werk en vertrok naar Or leans om zijn studie af te ronden. Na een kort verblijf in Parijs vestigde hij zich als jong advocaat in Den Haag ('Dies vond ick alle dag dat mijn prac- tycque wies'), maar werd ziek, 'een koorts, een felle plaeg'. Om genezing te zoeken ging hij naar Engeland, waar hij tevens de universiteiten van Ox ford en Cambridge bezocht. Na deze excursie vestigde hij zich in Middel burg, waar op dat ogenblik voor een jong en ondernemend advocaat werk genoeg was. Cats bleef zich in de Zeeuwse hoofd stad eenzaam voelen en werd tenslotte verliefd op een Middelburgs meisje, dat hij tijdens een dienst in de Franse kerk zag: 'Ick sag een jonge maegt. terwijl ick hoorde preken. En stracx is in mijn hart een minnebrant ontste ken.' Hij schreef het meisje een brief, ging met haar wandelen en zij gaf hem hoop 'dat ick wel winnen sou.' Toch liep het allemaal op niets uit. Waarom Het geboortehuis van Jacob Cats in Brouwershaven

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 21