Architectuur is muziek in steen Verhalen van de zee Mijn tante Coleta nieuwe roman van r. j. peskens PZCA AMALRIK SOMBER OVER TOEKOMST R USLAND N, ZATERDAG 20 NOVEMBER 1976 zaterdagkrant 23 Barstens vol is het er. Houten stellingen met stapels paperas sen, bureautjes en tekentafels als een vreemd mozaïek in elkaar geschoven. Daartussen de nauwe doorgangen. Een kleine ruimte waar zes mensen dicht op elkaar vergaderen. En dan al die mensen nog die hier hun werk moeten doen. De architect Henk Th. Hopman verontschuldigt zich. Sorry, we moeten bin nen dat gewoel een relatief rustig plekje zien te vinden om te praten over de Internationale Prijs voor de Architectuur, die hij vorige week in Brussel won voor zijn ontwerp plan-Stokhorst te Enschede. Dertienhonderd woningen, verdeeld in woongroepen, gegroepeerd rond pleintjes en wandelpaden, elke woongroep met eigen herkenbaarheid. Dat alles in een licht glooiend gebied met prachtige eiken, oude kastanjebomen, houtwallen en een eikenbosje. Henk Hopman uit Delft kreeg er als internationale waardering 125.000 Belgische franken voor. Hij zegt: „Meestal wordt 'artist' in onze vakkringen als een scheldwoord be schouwd. Daar heb je die artist weer. Architectuur wordt vaak beschouwd als muziek in versteende vorm. In het Enschedese plan-Stokhorst heb ik ge probeerd om tot een zekere harmonie te komen tussen natuur, subtiele hoogteverschillen, bijzondere boom groepen, woningen en ontsluitingen. Die op elkaar afstemmen is geen op telsom van akkoorden. Ik heb gepro beerd om een melodie te vinden. Maai de materie waarmee ik werk is veel stugger dan muziek. Ik heb met steen, prijzen, auto s te maken en met men sen als het centrale gegeven. Dan wordt de muziek beeldhouwkunst.. De beeldhouwer maakt objecten, wij ma- Yen objecten en ruimte". „In onze opleiding krijgen wij niet voor niets boetseren van driedimen sionale dingen. Onze inbreng is niet puur techniek, maar vooral de visie om die dingen tot een compositie te maken zonder de bruikbaarheid aan te tasten. Bij kunst is het object be langrijker dan de beschouwer. Bij ons is dat andersom. De gebruiksoverwe- ging is het belangrijkste". „Maar er zitten ook psychische aspec ten in. Als je ruimte wilt aangeven heb je nauwtes nodig. Contrasten zijn be langrijk. De toekomstige bewoner moet in een omgeving komen waar hij zich prettig voelt en waar hij een stukje herkenbaarheid kan meekrij gen. Aan huis en omgeving moet hij kunnen duidelijk maken: daar woon ik. Zoals men vroeger zei: ik woon bij de molen of bij de eik". „Verkeersveiligheid bereik je door de vorm van het plan, niet door verboden. Zeg niet: de auto mag er niet in, want dan maak je het wonen voor mensen die die auto wel willen onprettig. Zorg er dus voor dat hij die auto bij zich kan houden zonder dat anderen er hinder van hebben. Dat is de filosofie. Je moet voelbaar maken dat over allerlei din gen gedacht is" ..Maar bij woningbouw heb je ook te maken met de kosten. Dat is een be lemmering voor je artistieke moge lijkheden. Als je er geen rekening mee hoefde te houden, zou je- het anders doen. Er zit een uitdaging in om bin nen zekere financiële begrenzingen te proberen iets goeds te maken. Ik vind het een beetje laf om daardoor aen minder plan af te leveren. Een van de hoofdtaken van de architect- stedebouwkundige is het onderste uit de kan te halen". Verdichting dichter plan hoeft daarom nog niet minder aantrekkelijk te zijn". ..Wij proberen ons op dit bureau te werpen op die problematiek, waaraan weinig gedaan is. Het zelfbewuste zoe ken is een uitdaging. Een plan voor een dorp als Maasland moet je anders be naderen dan een stedelijk centrum plan. Ik heb ontwerpen gemaakt voor plannen in Maarn. Middelburg. Haren. Arnhem en we zijn nu bezig in Heilo. In al die plaatsen zijn de gegevens ver schillend. Er bestaat geen pasklaar stedebouwkundig concept" Experimenteren Maar Henk Hopman lieeft het expe rimenteren in zich. Hij was destijds medewerker aan het toenmalige bu reau Van Emden. „Voor Zutphcn heb ik toen Bouwfonds-woningen ont worpen. die door Hugo Priemus in zijrt boekjes over afwijkende wo ningbouw zijn opgenomen. Die wo ningen zijn de wereld ingegaan als om-en-om-woningen. Je woont niet meer naast je buren". ..Nadien begon het Bouwfonds te den ken aan planontwikkeling op grotere schaal. Ze moesten architecten heb ben, die ervaring hadden, eigenwijs genoeg waren en konden doorzetten. Aan mij is toen die opdracht voor En schede gegeven. Dat was in 1967". ..Toen ik met dat plan begon had ik nog geen eigen bureau Ik had er geen behoefte aan. maar het is vanzelf ge komen. Ik ommring mij met mede werkers die in vrijheid kunnen werken zonder de dwang van strenge regels. Dat heeft het werk een grote soepel heid. Misschien vind je die geest ook in de ontwerpen terug". Op het punt van uitgang terugge keerd geeft hij toe, dat een woonont- werp iets van een kunstwerk heeft. Hopman lijkt een open en vrij mens, die erg individueel bezig is volgens verstandelijke en gevoelsmatige normen. „Ja. ik geloof datje het karakter van de architect terug kunt vinden in zijn ontwerp. Binnen alle beperkingen streef je er toch naar tot uiting te bren gen watje voelt". Wat het winnen van de prijs hem per soonlijk doet? Hij zegt: „Veel belang rijker dan het geld is dat jongere archi tecten een voorbeeld krijgen van ge realiseerde projecten, die een be paalde tendens aangeven. Door zo n prijs komen ze in Europees verband in de publiciteit. Zonder dat zou een an der er niet van kunnen leren, Nu kan zo'n bekroond plan de vooruitgang van het wonen stimuleren. Uiteinde lijk is dat in het belang van iedereen die woont Het ontwerp van Henk Hopman was het beste van 57 inzendingen aan het Belgisch Instituut voor Huisvesting, dat de prijs jaarlijks uitlooft. Vorig jaar viel Emmen in de prijzen. Daar ziet de winnende architect een sig naal in. „Emmen heeft ook naam als vooruit strevende woonstad. In dat kader is mijn prijs een bewijs dat men dezelfde gedachtengang heeft voortgezet in een latere ontwikkeling. Het is de reactie op de armetierige stedebouw van een aantal jaren, die te wijten is aan de omstandigheden. Veel minder aan ge brek aan bekwaamheid van de archi tecten". „Er is momenteel al weer een neiging in de wijken tot meer verdichting. En schede was een landschappelijk ge bied met 35 woningen per hectare. Nu gaat men uit van een dichtheid van 60 a 70 woningen per hectare. Dan kun je niet doen wat we in Enschede hebben gedaan. Dat is duidelijk. Maar zo'n ,jöe toekomst van de Sowjet-Unie hangt af van de vraag of zij er in zal slagen een derde ideologische richting te ontwerpen die noch aziatisch-totalitair, noch westers- kapitalistisch is en die de Russische maatschappij kan hervormen tot een democratische samenleving waarin de mens als subject centraal staat. Slaagt zij daar niet in dan dreigt een enorme anarchie, waarvan de aanleiding zal gevormd kunnen worden door een oorlog met China. Ik kan u geen garantie geven dat dat in 1984 zal gebeuren dat kan ook veel later Dit oordeel gaf tijdens een lezing aan de Tilburgse hoge school de dissidente Russische schrijver Andrej Amalrik, die dit jaar toestemming kreeg zich in Nederland te vesti gen. nadat hij tien jaar lang vervolgd was door de autori teiten in zijn land vanwege zijn kritische houding tegen hel Sowjet-regime. Amalrik ziet als oorzaak van de onvrijheid in zijn landdat de mens louter gebruikt wordt" als een voorwerp om een totalitair systeem door te voeren. ..Om deze doelstelling te bereiken zijn er sinds de revolutie 60 miljoen mensenle vens opgeofferd aldus Amalrik. De machtspolitiek van de Sowjet-Unie ziet Amalrik als het resultaat van een historische ontwikkeling. In de by zantijnse tijd gold al het principe van. één wereldstaat, éen wereldreligie. Dal is precies ook het doel van het me. In haar streven heeft, de Soivjet- Unie echter een rivaal ontmoet in China, dat dezelfde ideologie aanhoudt. Een ander obstakel is dat de mensen in de Sowjet-Unie er steeds minder voor voelen als instrument voor deze poli tiek te worden gebruikt. Om deze ontwikkeling niet uit de hand te laten lopen, is het voor de leiders in Moskou een onvermijdelijke noodzaak een ideologie te ontwerpen die is gebaseerd op democratische principes. Amalrik maakt daarbij uitdrukkelijk het voorbehoud dat zulk een samenleving niet een afspiegeling mag zijn van de westerse liberalistische samenleving, die nergens in de Sowjet-Unie aanhang vindt. Het is daarom des te moeilij ker een derde ideologische richting te vinden. Amalrik zegt ook nog weinig hoop te kunnen, putten uit de onaf hankelijke opstelling van diverse Europese communisti sche partijen die hij nog te veel aan Moskou gebonden acht. Bovendien zijn zij juist sterk geworden in zwakke landen als Frankrijk. Italië en Portugal, waar behoefte bestond aan een machtspolitiek als die van de Sowjet- Unie. Tenslotte is Amalrik de mening toegedaan dat de Sowjet-Unie de akkoorden van Helsinki alleen onderte kend heep. om het buitenland terwille te zijn. De bepalin gen worden echter niet door Moskou uitgevoerd, 'maar als de regering ze wel zou uitvoeren, dan was de Sowjet- Unie een vrijer land dan Nederland". •ele jaren in de (stoffige?) kluis van Uitgeverij Contact in Amsterdam te hebben gelegen is nu plots een be langrijk brok vertaalwerk van nie mand minder dan Simon Vestdijk op de markt gebracht. Zelfs de uitgevers kunnen geen andere dan 'duistere re denen' aanvoeren voor het een kwart eeuw onuitgegeven laten van deze 'Verhalen van de zee'. De niet vermelde reden dat ze nu wél het 'licht zien' is wellicht dat steeds meer uitgevers in gaten hebben gekre gen dat er voor het genre zeeverhaal een profijtelijke markt in Nedrland aan het groeien is. De nu gepubliceerde vertalingen van Vestdijk zijn deels fragmenten en deels korte verhalen van bekende au teurs van het 'zilte' verhaal, zoals Con rad. Daniél Defoe (van Robinson Cru soe;. Kipling, London, Melville, So merset Maugham en anderen. Vestdijk toont zich ook in deze verta lingen een schrijver van formaat: hij komt dikwijls tot herschepping in plaats van te streven naar al te nauw gezet vertaalwerk. De in twee delen uitgegeven vertalin gen hebben een voorwoord meegekre gen van Johan van der Woude. Daaruit blijkt dat Vestdijk in zijn 'zeebloemle zing' behalve de nu opgenomen Engel stalige auteurs ook Nederlandse schrijvers van de zee heeft willen op nemen. .Maar hij schrapte deze om tijdens de oorlog moeilijkheden met de Duitse bezetter te voorkomen", schrijft Van der Woude. Die moeilijk heden zullen wel met de door het Nazi-bestuur ingestelde cultuurkamer te maken hebben gehad. Belangwek kend zijn ook de fragmenten uit brie ven die Vestdijk in deze periode (1942- 1943) stuurde aan Van der Woude. In deze correspondentie gaat Vestdijk niet alleen nader in op het vertaalwerk van de zeeverhalen maar ook op de moeite die hij zich getroostte om au- tentieke gegevens bijeen te krijgen voor een nieuwe roman met de zee als achtergrond. Dat zou tenslotte: 'Puri teinen en piraten' worden. Van der Woude wijst er in zijn voorwoord nog op, dat voor Vestdijk de zee waar schijnlijk niet meer betekende dan een 'decor" voor, behalve Puriteinen en pi raten, ook een andere avonturen ro man. 'Rumeiland' (1940) en zelfs het epische vers 'De Vliegende Hollander1 (1941). Dat neemt toch niet weg dat Vestdijk zich in de - tenslotte - uitge geven vertalingen ook op het mari tieme vlak kundig genoeg toont om zelfs de fijnproevers goede lectuur te bieden. Lubbertje De herinneringen van Lubbertje Kramer zijn meer dan alleen maar no tities over 't even boeiende als harde bestaan van een Urker visser in de ja ren tussen 1850 en 1920. Wat Kramer heeft neergeschreven zou de historie kunnen zijn van al de vissers - hun levenswijze kan onderling weinig verschild hebben - en eigenlijk van heel Urk met al zijn nauw met de vis= seri j verweven lief en leed in deze pe riode. De geschiedkundige waarde van Kramers aantekeningen worden geaccentueerd door de voortreffelijk verzorgde uitgave van De Boer Mari tiem (prijs ƒ24,90). Het boek wint vooral aan waarde door een deskundig voorschrift van de hand van dr. H. A. H. Boelmans-Kranenburg en een na schrift - namens de familie - door F. W. Kramer, maar vooal ook door het op nemen van een vijtigtal oude dikwijls zeldzame foto's, die het hart van ieder die de visserij aan belang sneller doet kloppen. Aan het boek is de titel: "Zee opruit het leven van een Urker visser" meege geven. Het gaat echter niet alleen om de belevenissen op zee van een visser man. die - in 1903 - op de leeftijd van twaalf jaar bij zijn vader aan boord stapte. Lubbertje Krammer ontwik kelde zich in de loop van zijn lange vissersloopbaan tot een opvallende persoonlijkheid die een belangrijke rol zou spelen in de Urker vlssenjwereicL Die ontwikkeling vindt zijn weerslag in de waardevolle aantekeningen, waarin ook te lezen valt over aanschaf, verkoop en bouw van schepen, over besommingen, over vangsten het ont breken ervan. Kortom van voor- en te- gespoed op zee en aan de wal van deze Urker Vissers. Kramer doet dat-steeds in sobere bewoordingen, die echter te gelijkertijd een grote kennis van zaken verraden. Lezende in deze herinneringen wordt, onwillekeurig het gemis gevoeld aan een soortgelijk boek over en - als dat zou kunnen - dóór Zeeuwse vissers. SCH. De e roman van R. J. Peskens, 'Mijn tante Coleta' sluit sterk aan bij de voorafgaande, 'Twee vorstinnen en een vorst'; zó zeer dat ik me afvraag of de soms vrij grote sprongen in deze roman te volgen zijn voor wie de andere niet kent. Niemand die Pes kens 'Twee vorstinnen en ecu vorst' las, zal de figuur van de moeder vergeten zijn, de radicale anarchiste die brand sticht, op de vuist gaat en het hele gezinlaat lijden onder haar schrikbewind. Een formidabele vrouw, ongetwijfeld, maar geen aar dig mens, om van lief helemaal te zwijgen. Ze heeft een primitief soort gelijk en ontleent daaraan het recht de onhebbelijkheid zelf te zijn. Deze moederfiguur komt, in 'Mijn tante Coleta' met al haar eigenaardigheden en heerszucht weer naar voren, zozeer zelfs, dat Coleta op den duur naar het tweede plan wordt gedreven, als een soort schaduwbeeld van de moeder gaat werken - een der spreekt zelfs! (pag. 98(. Toch is ook deze roman boeiend, zeker voor wie de voorafgaande gelezen heeft. Hij speelt aan het begin van deze eeuw (dat wil zeggen dat 'ik', die over dingen vertelt die 'meer dan een halve eeuw geleden zijn' (pag. 5f) stond toen voor zijn eind examen middelbare school, en was dus wel een jaar of zeventien, achttien, wat ons tot omstreeks 1910 terug brengt. Het was in die tijd beslist niet gebruikelijk dat volwassen meisjes en jonge vrouwen naakt gingen zwemmen. Dat wie dat wel deed, zoals tante Coleta, flink beroddeld werd en totaal niet deugde in de ogen van familie of goegemeente, is zéér begrijpelijk. Over igens droeg die tante (die nog geen negentien was) ook een roodfluwelen jurk waarvan de rok 'haar knieën bloot liet' (pag. 16). Is dit een onnauwkeurigheid, of een voorbeeld van inderdaad onvoorstelbaar eigenzinnig gedrag? Ik vraag me dit af omdat er meer 'echte' slor digheden in liet boek bleven staan, als 'verraadde' (een paarmaal), jij heeft, lycol, e.d. En nu ik toch over klein igheden aan het vallen ben, ik vind het woord 'weer barstig' ('Keek ik door de ontelbare gaatjes in haar truitje naar de geheimzinnigheid van haar bruine weerbarstige huid', pag. 26) niet de sensatie oproepen die Peskens waarschijnlijk heeft bedoeld. Bovendien droeg Coleta dus ook ai een doorkijktruitje anno 1910, met niets er onder. Ik vermoed toch datde schrijver de periodes gewoon een beetje doorelkaar heeft geklutst,, dan wel heeft willen suggereren dat het in die provincie in die jaren al even bont. toe ging als in een wereldstad nu. Want Coleta schilderde niet alleen haar mond en ogen, maar zelfs haar teennagels. Vuurrood. Wie zelfs in november nog warm is. mijn ervaringen zijn anders, maar de klimatologische omstandigheden zijn mogelijk veranderd, of haar "weerbarstige" huid kon overal tegen). En weldra trekt ze haar neefje in duin pan. in bed of zo maar op de vloer over zich heen. Edoch, de knaap is zo zeer verknipt door allerlei frus- taties, verboden (eigenlijk ook min of meer het verbod om tante Coleta te bezoeken) dat er van een echt lief desspel nooit iets komt. en de warmbloedige Coleta geeft het dan ook al snel op. maakt zich van haar onbekwame neef los. Op een nog al huichelachtige manier. ie was nu deze Coleta? Over haar afkomst wordt ons niet veel verteld. Enkel dat er vier zusjes waren, die in een houten behuizing op een dijk woonden, en we gens hun afwijkende levenswijs en zwarte, wilde uiter lijk de 'dijkzigeuners' werden genoemd. Coleta was op de lagere school geweest met de 'ik' uit het boek. zat een paar klassen hoger. Ze had zich ontwikkeld tot een zeer mooi meisje, en ze was getrouwd met de oom Piet van de 'ik'. Haar man was vijftien jaar ouder dan zij Het huwelijk werd in familiekring sterk afgekeurd, men zag Coleta als een wuft schepsel, een mannengek. en dat was ze ook wel. voor zover uit het verloop vant het boek blijkt. Bovendien bracht haar wilde schoon-' lieid en vrijmoedigheid uiteraard onrust teweeg bij de andere tantes, stuk voor stuk duffe Uitten met clia- grijngezichten en haarspelden in grauwe knoeten. De enige vrouw die ook uit de toon valt, niet uiterlijk zo zeer als wel door haar gedrag is de moeder van de ik. Deze 'ik' van het boek is stevig aanzijn pubertijdspro- blemen toe en bevolkt zijn wensdromen met de mooiste meisjes uit de klas. Die weldra moeten wijken voor het allesoverheersende beeld van zijn tante Cole ta. Tante Coleta begint onmiddellijk haar verleidings kunsten op hem te beproeven. Aanvankelijk erg Spar taans: naaktzwemmen tegen eind oktober (wel eens geprobeerd, in Zeeland?) Coleta verzekert dat 't water Ma, aan. want heb ik goed begrepen dan zijn deugen en deugen hier twee. .aar dan is. in het verhaal, de moeder eigenlijk weer al lang de belangrijkste, de allesoverheersende factor aan het worden Die haalt weer allerlei streken uit, bewerkt iemand met de vuisten tijdens een raadsvergadering, waar voor ze opnieuw in de gevangenis zal moeten omdatze weigert de boete te betalen; ze dreigt met brandstich ting, gaat de hort op en maakt het huiselijke leven tot een lïel Ondertussen moet haar zoon eindexamen doen. zonder welke steun of belangstelling van zijn ouders. Hij haalt het nog ook. maar moet dan van zijn moederde deur uit als hij de studiebeurs die hij krijgen kan, accepteert, en van zijn vader als hij het niet doetDe jongen kiest de wijste partij, zoekt werk en verlaat dit onmogelijke gezin. Tante Coleta is onder tussen ook al lang afgeschreven, en zijn moeder is op slag dik bevriend geraakt met Coleta. Die twee vrou wen hadden wel iets gemeen, ze gingen allebei tegen de draad in en tegen de heersende moraal Toch doet het plotse omslaan van de moeder, haar 'Coleta deugt en Piet is een oude zeur' (pag. 137) erg oppervlakkig Het- is een heel andere 'omslag5 dan tegenover konin gin Wilhelmina in 'Twee vorstinnen en een vorst'. Ook de verontschuldigingen van Coleta tegenover •haar jonge neef doen wat hypocriet aan. wat hij trou wens na een goede halve eeuw nog wel even noteert, noteer: „Ik wist wel dat ze er een einde aan had gemaakt, omdat ik te onbedreven was geweest. Ik had haar niet aangekund en haar niet gegeven wat ze verwacht had. Haar hartstocht had mijn overweldigd, en geïmpo neerd. Eigenlijk was alles van haar uitgegaan. Ik had alles gedaan op haar bevel en uit mezelf niets onder nomen. Ik had gefaald, niet gedurfd, ik had het ver keerd gedaan. Ik was bang geweest voor de ontdek king van het geheim. Oom Piet en mijn moeder waren als ik bij haar was, nooit helemaal uit mijn gedachten geweest. Vanaf die stormachtige avond aan het strand, toen ze de uit zee opstuivende vlokken adv- tenia had gerend, daarna aan de voet van het duin zo plotseling langdurig had gehuild en mij had afge weerd, en toen ze bij het afscheid had gezegd dat ze wilde dat ik haar broer teas, vanaf die avond had ik geweten dat ze mijn niet meer wildei „We mogen je moeder niet langer bedriegen had ze gezegd. Alsof we mijn moeder en niet Oom Piet bedro gen hadden. Ik had haar een paar lellen op haar ge zicht verkocht. Ik had er geen spijt van. Ze had beter kunnen zeggen dat ze genoeg van mij had", (pp. 14617) Bij het overtikken van deze regels valt me op dat ze eigenlijk nog al langdradig zijn. en wel uit een roman van Mamix Gijsen konden zijn gelicht. Ik vind deze roman minder geslaagd dan zijn voorgan ger. maar heb me er geen moment mee verveeld. Be grijp ik pagina 125 goed. dan zullen er nog wel meer geromantiseerde herinneringen van Peskens losko men. R. J. Peskens: Mijn tante Coleta, uitg. G. A. van Oorschot, .Amsterdam, 17,90

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 23