Suriname 1 jaar onafhankelijk Een beetje een kloof tussen woord en daad UITTOCHT VAN SURINAMERS NEEMT AF MINISTER PRONK ZATERDAG 20 NOVEMBER 1976 k l\é/zaterdagkrant 21 Op 25 november is het precies een jaar geleden dat Suriname uit het Ko ninkrijk der Nederlanden stapte en een zelfstandige republiek werd. Daar waren veel maanden van zenuwachtige verwarring aan voorafgegaan. Het voornamelijk Creoolse kabinet van Arron wankelde op afbrokkelende steun naar de grote dag toe. Vele duizenden Surinamers (voornamelijk Hindoestanen) namen in de laatste weken onder Nederlands bewind nog snel de wijk naar Schiphol. Het kostte verbazend veel moeite om de nieuwe grondwet voor Suriname aanvaard te krijgen. Pas op het laatste nippertje vielen regeringsleider Arron en oppositieleider Lachmon elkaar daarover in de armen. In de laatste fase op weg naar de zelfstandigheid bereikten Nederland en Suriname ook een akkoord over de ontwikkelingshulp die in een periode van tien tot vijftien jaar aan de voormalige statuutpartner zal worden verleend, in totaal een bedrag van f3.5 miljard. Basis voor deze overeenkomst was een sociaal-economisch ontwikkelingsplan, in onderling overleg opgesteld en bedoeld om in Suriname 1 de economische weerbaarheid te vergroten- 2. de werkgelegenheid uit te breiden: 3. de levensomstandigheden van de bevolking te verbeteren en 4 de economische activiteiten te spreiden over het land Sinds 25 november 1975 is driemaal vergaderd in een gemengd Suri Nederlandse commissie over de eerste projecten uit dit plan, die voor uit voering in aanmerking kunnen worden gebracht. Voor 1977 komt op de begroting van ontwikkelingssamenwerking een hulpbedrag voor van f 120 miljoen. Daarnaast is nog eens f105 miljoen gemoeid met een speciale schuldenregeling voor dit land. Het overleg tussen Nederland en Suriname over de uitvoering van het ont wikkelingsplan en de toekomst van de hier verblijvende Surinaamse Neder landers. is in dit eerste jaar van de onafhankelijkheid moeizaam op gang gekomen. Tal van problemen zijn gerezen en blijven liggen. Minister Pronk iontwikkelingssamenwerking! gaat daarom in de loop van december naar Suriname om een aantal hangende zaken dooi te praten. Onze redacteur Kees van der Maas had met het oog daarop een interview met hem. E (Door Kees van der Maas r is in Suriname een beetje een kloof tussen woorden en daden", vindt minister Jan PronK (ontwikkelingssamenwerking) als hij probeert na te gaan waaruitje nu duidelijk kunt merken dat de regering-Arron in Paramaribo het in een andere richting dan voorheen zoekt met de economi sche en sociale activiteiten. En dan kijkt hij niet alleen terug op het eerste jaar dat nu is verlopen sinds Suriname de Nederlandse vlag streek, maar op de hele periode (van 1973 af) dat de NPK- coalitie er aan het bewind is. „Ik had gehoopt dat er een wat snellere start was gemaakt met de verandering van het beleid, waarvoor in het sociaal-economische ontwikkelingsplan de aanzetten waren gegeven". Bijna tegelijk wanneer hij dit zegt. ex cuseert minister Pronk Suriname: „Een jaar is te kort om de zaak te kun nen beoordelen. Er zijn mensen die zeggen: er is nog niet zo veel gebeurd in Suriname. Maar had je nu eigenlijk wel meer kunnen verwachten? Men heeft er eerst politiek de onafhankelijkheid waar moeten zien te maken. Daarna komt dan geleidelijk de sociaal- economische ontwikkeling aan de beurt. We hebben begin dit jaar de af spraak gemaakt dat de beschikbare Nederlandse hulpgelden voor Suri name (3.5 miljard gulden over een pe riode van tien tot vijftien jaar) als volgt zou worden verdeeld: 50 procent voor produktieve investeringen, 25 procent voor infrastructuur (wegen, spoorlij nen en dergelijke), 25 procent voor so ciale projecten. Ik vond het maken van dat akkoord al een flinke stap vooruit. In het verleden is er erg veel aan infrastructuur-investeringen gedaan en weinig werkgelegenheid gescha pen. vooral op kleine schaal. Suriname is nu eenmaal een land op kleine schaal, hoe groot het ook in opper vlakte is". Nu heeft de gezamenlijke Commissie voor Ontwikkelings samenwerking Nedcrland-Suriname (CONS), een ge zelschap waarin vertegenwoordigers van beide landen zitten, kort geleden in een zogenaamd toetsingsverslag van het jaarplan 1977 nogal vaak het woord 'teleurstelling' gebruikt. Ze heeft vastgesteld dat de voorgestelde projecten helemaal bezijden de lijn van de afspraken liggen, daardoor ook is er terugloop in de werkgele genheid te verwachten en groeit de inkomensverdeling scheef. Minister Pronk knikt: „Ik ben blij dat de commissie dit heeft gerapporteerd. Juist omdat er in de CONS Surina mers zitten, zal er in Suriname een dis cussie over deze zaak moeten komen. Men zal dan maar met nieuwe voor stellen moeten komen, die ook voor de Surinaamse leden van de commissie aanvaardbaar moeten zijn. Ik denk niet dat dit alles tot, vertraging leidt. Er is de afgelopen jaren erg veel aan projecten goedgekeurd. Dus men kan wel een tijdje vooruit". Terugkeer Er is ook beginnend overleg geweest over de terugkeer van Surinamers uit Nederland naar hun land. De regering-Arron heeft aangekondigd dat zij daarbij bepaalde voorkeuren aanlegt, de beter opgeleiden zouden het eerst in aanmerking komen. Maar tegelijk zijn er nu berichten dat Suri name ongeschoolde arbeidskrachten voor enkele landbouwprojecten (het suikerrietbedrijf Mariënburg en de palmolie-industrie Victoria) in de buurlanden Guyana en Brazilië gaat werven. Minister Pronk: „Er zijn bij de onaf hankelijkheid afspraken gemaakt dat er een beleid zou worden geformuleerd over die terugkeer, die remigratie. Dat zou dan gebeuren in samenhang met het ontwikkelingsbeleid ginds en het opvangbeleid hier in Nederland, voor zover dat betrekking had op de recht- spositie van de Surinaamse Nederlan ders. Tot nu toe is er overigens niets uit de bus gekomen. Er zijn veel ambte lijke besprekingen gevoerd, maar die zijn vastgelopen op de wens van de Su rinamers om het heel 'kalm aan' te doen. Men noemt dat selectieve remigratie-stimulering. Daarmee wordt niet bedoeld - dat heb ik duide lijk begrepen uit gesprekken met col-, lega's - discriminatie: men wil ermee zeggen, dat iedereen vrij is terug te ke ren naar Suriname, maar dat sommi gen harder nodig zijn dan anderen en dat die mensen financiële steun kun nen krijgen wanneer ze willen remigre ren". „Onze reactie daarop is steeds ge weest: we willen ook iedere schijn van discriminatoire maatregelen vermij den, alle Surinamers in Nederland zijn gelijk. Wij kunnen ons voorstellen dat - gegeven de moeilijke omstandighe den waarin de Surinaamse economie verkeert - bepaalde mensen beter kunnen worden ingezet dan anderen, maar dat kan er niet toe leiden dat wij een Surinaams beleid in dit opzicht gaan steunen dat sociaal-psycholo gisch de indruk zou kunnen wekken dat er toch wordt gediscrimineerd. We zijn er niet uit. We hebben gezegd dat we daarover in december duidelijke afspraken willen maken om dat ver schil van opvatting op te lossen" Deskundigen „Intussen zijn er nu een paar nieuwe ontwikkelingen. Er zijn maatregelen afgekondigd die de gelegenheid bie den om bij de Surinaamse overheid buitenlandse specialisten, vakmen sen van hoog niveau, in dienst te ne men. Men wil buitenlandse deskun digen kunnen aantrekken, dat kun nen Nederlanders zijn, dat kunnen Amerikanen zijn. dat kunnen ook Su rinamers zijn die thans in Nederland wonen. Men heeft uiteraard het recht dat te doen en het heeft in wezen maat een zijdelings verband met de remi gratie. Toch wil ik nagaan wat men daarmee nu precies beoogt en of het niet tot vertraging zal leiden doordat cr een zekere voorkeur gaat ontstaan voor vaktechnici die niet zelf Suri namer zijn. mogelijke remigranten dus". „En dan praat men nu ook over het aantrekken van werknemers uit de nabuurlanden. Ook dat onderwerp wil ik straks in Paramaribo aansnijden. Ik kan me voorstellen dat het nodig is. Je kunt natuurlijk zeggen: waarom geen Surinamers die nu in Nederland zit ten? Misschien kan men ze voor dat doel niet zo gemakkelijk krijgen. Het gaat om ongeschoold werk. Toch vraag ik me af: is er in het afgelopen jaar voldoende geprobeerd om ook te putten uit het arbeidsreservoir van Surinaamse Nederlanders dat hier aanwezig is. Ik heb de indruk van met". Onderdeel van het grootscheepse ontwikkelingsplan voor Suriname was ook stimuleren van de landbouw. Ma ken dit soort ervaringen het nu niet extra moeilijk om in die sector iets we zenlijks te doen? Minister Pronk: „Het is altijd moeilijk geweest in Suriname met de land bouw. De grote trek naar Paramaribo, weg uit de agrarische produktie, vooral onder de Creoolse bevolkings groep. Ik constateer dat er in Suri name ook altijd een zekere onder waardering in beleid is geweest voor de landbouw. Dat er ook weinig moge lijkheden zijn geweest voor particulie ren die initiatieven hadden voor agra rische activiteiten". „Het departement van landbouw in Paramaribo is nooit het sterkste de partement geweest. Ik heb begrepen dat men dat daar nu ook wel heeft be seft en een paar maatregelen heeft ge nomen. Het wordt ook sterk gestimu leerd door de gemengde commissie van Nederlanders en Surinamers. Ik heb hoop dar. hef. de goede kant op gaat. Suriname is altijd een land ge weest waar de mensen in het verleden niet zo geïnteresseerd waren in de landbouw. Dat wordt dan een soort houding. En die verander je niet van het ene op het andere jaar". Kritiek Op de totale ontwikkelingsinspan ning van Nederland voor Suriname is internationaal afgelopen jaar wat kritiek geweest. De Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwik keling (OESO) heeft Nederland op de vingers getikt in de zin: „Aardig om in je ontwikkelingspolitiek Derde Wereld zo op te komen voor de allerarmsten in de wereld, maar waarom dan zoveel geld naar Suri name, een land dat toch beslist niet tot die categorie kan worden gere kend?". Minister Pronk: „Het is ongetwijfeld onevenredig vee), watwe besteden aan Suriname en de Antillen. Ik vind ech ter kritiek daarop alleen gerechtvaar digd als die komt van landen, die in totaal evenveel beschikbaar stellen uit hun nationale begroting ten be hoeve van de gezamenlijke groep van ontwikkelingslanden. Als je de hulp aan Suriname en de Antillen zou af: trekken van onze totale begroting voor ontwikkelingssamenwerking, dan zouden we nog aanzienlijk zitten boven het gemiddelde niveau van alle andere rijke landen. Daarom glijdt die kritiek een beetje langs de kouwe kle ren. Dat is ook gebeurd in de tweede kamer. Er is laatst maar een enkele opmerking over gemaakt". „Er staat nog iets anders tegenover. Veel donorlanden zijn hun morele ver plichtingen tegenover voormalige ko loniën niet voldoende nagekomen. Wanneer zo'n kolonie onafhankelijk wordt, heeft het doorgaans geen goede start. Vooral Engeland bijvoorbeeld heeft dat nogal eens vaak laten zitten. „Een onafhankelijk geworden land moet nog jarenlang door die voorma lige koloniale mogendheid worden ge holpen. Al was het alleen maar om bij te sturen wat door die vroegere relatie de verkeerde kant op is gegaan. Het gaat hier om morele, maar ook om po litieke verplichtingen. En daar hebben we in Nederland met onderuit willen kruipen. Ik denk dat het bij de onaf hankelijkheid van de Antillen wel de zelfde kant zal opgaan". Nu liggen er de ervaringen met een ontwikkelingsprogramma voor Suri name op de valreep. Veel mensen zeg gen nu: als je straks de onafhankelijk heid van de Antillen krijgt, moet je de zaak anders aanpakken In een veel vroeger stadium zo'n sociaal- economisch program maken en ervoor zorgen dat je met de uitvoering ervan een stevig stuk op dreef bent wanneer het ogenblik van het definitieve af scheid daar is. Lessen Minister Pronk: „We hebben wel een paar lessen geleerd. In het politieke programma Keerpunt stond onaf hankelijkheid van Suriname en de Nederlandse Antillen vóór het einde van de kabinetsperiode. Dat is gerea liseerd voor een van de twee. Voor de andere niet. De druk die er was aan het begin van de jaren '70, na de grote brand in Willemstad op Curasao, en na de sterke pressie van Surinamers en Nederlanders - die druk is ver dwenen. Men is gaan inzien dat de- Antillen wat minder levensvatbaai zijn als natie dan Suriname. Daarom zal het onafhankelijkheidsproces van de Antillen trager verlopen. De wil tot zelfstandigheid is er ook min der". „Bovendien is het land minder een eenheid. Dat betekent: je moet het proces hier beter begeleiden, geza menlijk en langduriger dan met Suri name het geval was. De beleidsmaat regelen die nu in overleg met de rege ring van de Antillen zijn genomen, vorming van een gemengde commis sie. bedoeld om een ontwikkelings plan op te stellen dat, in uitvoering moet komen nu de Antillen nog bin nen het koninkrijk zijn - die beleids maatregelen duiden op een andere aanpak". Op het ogenblik ressorteren de ko ninkrijksaangelegenheden. de rela ties met de Antillen, nog onder bin nenlandse zaken. Minister Pronk heeft het eerste jaar 'buitenland' van Suriname nu achter de rug. Het is een jaar van oefenen geweest met ont wikkelingssamenwerking in de nieuwe republiek. Binnenkort vliegt hij naar Paramaribo om er de balans op te maken, iVan onze correspondent mr. dr. S. E. Wernerst De eerste verjaardag van de onafhankelijkheid van Suriname zal niet alleen in eigen land worden gevierd, maar ook de Surinaamse ambassades in Den Haag, Was hington, New York, Caracas en Brasilia zullen delen in de feestvreugde. Het opzetten van deze ambassades in het buitenland was één van de eerste daden van de rege ring van be nieuwe republiek. Daarnaast heeft de orga nisatie van een eigen leger veel tijd en geld van de Suri naamse regering in beslag genomen. Voor 25 november 1975 waren het voor het grootste deel Nederlandse dienstplichtigen die de defensie van het toe nmalige rijksdeel vormden. Nu zijn het Surinaamse jon gens die onder de wapens worden geroepen. Het kader van de Surinaamse defensie bestaat uit Surinamers die als officieren dienden in het Nederlandse leger. Onlangs is er nogal wat kritiek uitgeoefend op de kolonel die het leger hier aanvoert. Men vindt dat hij te veel vraagt van de Surinaamse schatkist en dat hij te vaak op de voorgrond treedt in zijn militaire uniform. Ook de reis van de kolonel naar Brazilië, waar een militair regime de regering ondersteunt, heeft kritiek uitgelokt. Vergele ken met een militaire macht in andere Zuidamerikaanse landen, een zeer bescheiden plaats inneemt in deze jonge republiek. Behalve het opzetten van een eigen leger en een eigen buitenlandse dienst, heeft de Surinaamse onafhankelijk heid als gevolg gehad dat het vertrek van Surinamers naar Nederlandhetlaatste jaar duidelijk is afgenomen. Er vertrekken maandelijks nog enkele tientallen Surinamers naar Nederland, maar dat is meer in het kader van de gezinshereniging. Daartegenover staat dat er ook enkele Surinamers uit Nederland naar eigen land terugkeren. Ambtenarij MINISTER-PRESIDENT ARRON Gegeven de salarissen en de sociale voorzieningen in Suriname, zal deze remigratie in de toekomst geen grote vlucht nemen. Bij de behandeling van de Surinaamse begroting voor 1977 is weer eens duidelijk gebleken dat het land te weinig inwoners telt om de projecten uit te voeren die op stapel staan en waarvoor Nederland en kele miljard mi ter beschikking heeft gesteld. Stagnerend op de Surinaamse economie werkt daarbij ook de om standigheid dat een te groot deel van de Surinamers als ambtenaar werkzaam is. Evenals in de Verenigde Staten gaat de regeringswisse ling hier gepaard met de benoeming van een groot aantal partijgenoten in de ambtelijke sector. In Suriname wor den deze ambtenaren na de verdwijning van de nieuwe regering niet ongeslagen, zodat deze sector in de loop der jaren formidabele afmetingen heeft aangenomen. Daar er het volgend jaar parlementsverkiezingen zullen worden gehouden, is de kans groot dat het aantal ambte naren in de komende maanden nog meer zal toenemen. Deze tactiek is in het verleden ook door vorige regeringen toegepast. Men vergroot daardoor zijn kansen om in het zadel te blijven zitten. Doordat de ambtelijke dienst overbelast is, vertoont Su riname in andere sectoren een groot tekort aan arbeiders. Onlangs heeft minister-president Arron een grote cam pagne op touw gezet om de Surinamers te stimuleren ook in de landbouw werkzaam te zijn. Samen met enkele col lega's heeft hij gedurende een dag een rietkap-ac tie geleid. Deze campagne heeft echter geen resultaten opgeleverd, zodat de laatste maanden arbeiders uit de nabuurlanden van Suriname moesten worden aangetrokken om in het veld te werken De oppositie in het Surinaamse parlement kan hiertegen weinig inbrengen. Omdat zij er zelf aan heeft meege werkt dat zoveel Surinamers gedurende de maanden voor 25 november 1975 het land hebben verlaten. Zo ver toont de republiek Suriname na een jaar het beeld van een land dat over voldoende geld beschikt om verschil lende ontwikkelingsprojecten uit te voeren, maar waar het gebrek aan mankracht een levensgroot probleem voor de toekomst wordt.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 21