Oostduitsers laten gezin teruggaan LONDENSE SMOG NU ZO GOED ALS VERDWENEN Stevingroep werkt in Nigeria PZC/o Zonder Nederlandse hulp niet gelukt NA JARENLANG GEVECHT NAAR HET WESTEN Te danken aan 'claen air act' Wedgwood vr VERBETERING INFRASTRUCTUUR VRIJDAG 19 NOVEMBER 1976 Door Reinier van Loo) De te Duitse Democratische Republiek heeft het afgelopen weekeinde bij hoge uitzondering haar beruchte grens even geopend om vier ex-staatsburgers het land uit te zetten: het gezin van tandarts Manfred Eioald uit Bad Berka bij WeimarVijf maanden geleden riep Ewald in uiterste wanhoop via Neder landsefamilieleden een aantal Nederlandse kranten te hulp om hem in zijn strijd voor de vrijheid bij te staan. Ewald's gevecht als eenling tegen de staat en de publikaties hebben tenslotte succes gehad. Manfred, zijn vrouw Gisela en hun zoons Ingo en Andi zitten sedert dit weekeinde-verdoofd, verbijsterd, ongelovig, maar zielsgelukkig - bij kennis sen in het Westduitse Duisburg. „Wat jullie hebben ondernomen was ongelooflijk. Zonder de steun van onze familie in Maarsbergen, maar zeker zonder de hulp van de kranten, was dit nooit gelukt", aldzis een afgematte en tot tranen toe geroerde Ewald, zon dagmiddag te midden van zijn Westduitse kennissen. „Twee lange jaren van botte afwijzing van 15 officiële verzoeken tot emigra tie: van pure pesterij van hogerhand omdat we wegens ons ongehoorde verzoek de DDR te mogen verlaten, automatisch tot staatsvijandige individuen wer den gedegradeerd; twee lange jaren van almaar groeiende wanhoop, van vertwijfeling, van momenten dat we lichamelijk en psychisch op de rand van de totale ineen storting stonden; jaren van vechten tegen willekeur; van vechten tegen het schenden van alle verdragen waaronder de DDR haar handtekening had gezet; Een gevecht waarin ik ten einde raad zelfs mijn baan opgaf om bejaarden verpleger in dienst van een kerkgenootschap te worden om zo niet langer 'onmisbaar voor de socialistische staat' te zijn - die twee verschrikkelijke jaren waren voorbij op 13 september". Toen kwam als een donderslag bij heldere hemel het nooit verwachte bericht - rechtstreeks van de regering in Oost-Berlijn: u kunt vertrekken naar Neder land. het DDR-staatsburgerschap wordt u ontnomen". Manfred Ewald is een Westduitser, die 22 jaar geleden als vrijgezel en pas afgestudeerd tandarts vrijwillig een praktijk aannam in de DDR. waar een alarmerend tekort aan medici bestond: de Muur was er nog niet en tiendui zenden namen de wijk naar de Bondsrepubliek. Hij trouwde er met de Oost- duitse verpleegster Gisela. Ze kregen twee zoons. Manfred had destijds bedongen dat hij desgewenst te allen tijde zijn Westduits staatsburgerschap zou kunnen terugkrijgen. Maar toen in 1967 in West- Duitsland kort na elkaar zijn beide ouders overleden, kreeg hij geen uitreisvi sum. Toen begon hij zijn lijdensweg om de DDR voorgoed uit te kunnen. opinie en achtergrond V ersuft, niet begrijpend, ongelovig en compleet in de war. Zo zitten ze daar aan de 'Kaffee mit Kuchen', zondagmiddag in een Westduits huis bij Duisburg: Manfred (48), Gisela (43) en hun zoons Andreas en Ingo (19 en 17). De vier Ewalds hebben het gevecht voor hun leven, voor niet meer verwachte, maar toch nog gekregen vrijheid erop zitten. Oud zien ze er uit voor hun leeftijd, de twee ouders. Weten eerst weinig anders te stamelen dan „Dan- ke, danke, danke - wat u gedaan heeft voor ons - u heeft ons letterlijk uit een levenslange gevangenschap weg geschreven - Danke". „Toen ik vanmorgen wakker werd, hier na die dramatische uittocht, toen voelde ik eerst naast me in bed of Gisela er nog was. Direct daarna schoot het door mijn hoofd, we hoeven nooit meer terug, we hebben het gehaald. We zijn vrij. Vry. Ik mag denken wat ik wlTen het nog hardop zeggen ook. Geen mens meer die ons terugstuurt". Manfred Ewald, de tandarts nit een nietig dorpje bij Weimar, zit, overgele verd aan zijn emoties, te midden van wat welgedane Westduitse vrienden die zich nauwelijks een houding weten te geven bij zoveel zichtbaar geluk. Ze ondergaan de verplichte Duitse zon dagmiddagtraditie: de koffietafel met grof gebak. Ik neem ze mee naar een stille kamer. Om hun verhaal te horen. Daar laten ze hun emoties de vrije loop. Manfred: „Toen we dat bericht uit Berlijn kregen wisten we het meteen. Dat was die krant van u geweest - Mogen we jij zeggen nu? Ze zeiden het zelf: die publiciteit voel den ze in Berlijn aan als een ongewenste aanval op het imago van de DDR". „Jarenlang wezen ze me de deur. De mi nister van binnenlandse zaken schreef me zelfs dat het geen enkele zin had nog langer brieven te schrijven met het ver zoek te mogen vertrekken omdat die geen enkele reden zag waarom hij nog aandacht aan onze zaak zou schenken". Ommekeer „En dan die plotselinge ommekeer. Het werkt dus tóch, zulke publiciteit. Mis schien later ook nog eens voor anderen die eruit willen. Kennelijk heeft Neder land een speciale reputatie in de DDR. Vanaf jullie eerste publikatie (7 juni - red.) hadden we plotseling weer hoop. Visum Het gaf ons moed. We wisten dat we niet reddeloos verloren als onbekenden in de anonimiteit van de DDR-staatsburger verdonkeremaand zouden kunnen wor den - Jullie wisten immers nu van ons af. Jullie zouden wel moord en brand schreeuwen als ze ons in de gevangenis hadden gezet. En die kans zat er in" „We hebben er lang over getwijfeld of' het wel verstandig was publiciteit te zoeken, en dan nog wel in het zoge naamde kapitalistische Nederland. Het had inderdaad verkeerd kunnen uit pakken voor ons. Ze hadden de krante-artikelen makkelijk kunnen opvatten als staatsvijandige activiteit - Indirect van ons, en ons kunnen arres teren. We hebben begrepen dat jullie er zelf ook lang over hebben zitten dub ben". „Maar het kon ons niet meer schelen - Het was werkelijk onze allerlaatste kans. We waren alles immers al kwijt. Onze gezondheid, onze hoop, onze tan dartsenpraktijk, de vriendschap van onze bang geworden buren. We hadden niets meer te verliezen. Onze zoons wer den van school weggestuurd. Moesten tenslotte theologie gaan studeren om zo ook niet langer •onmisbaar' te zijn voor de staat. Als je, zoals een tandarts (wat mijn oudste zoon ook wilde worden), onmisbaar wordt verklaard voor de staat, kom je de DDR van zijn leven niet meer uit". Manfred zakt vermoeid onderuit. Hij zegt nog dagen nodig te hebben om zijn gedachten verder te ordenen en meer te vertellen. Gisela heeft tranen in de ogen. Stamelt dat ze zelfs ooit aan zelfmoord heeft gedacht. Andi en Ingo komen bin nen. Vertellen van de laatste dramati sche dag: „Sinds 13 september, toen we bericht kregen dat er een uitreisvisum zou ko men, werd het met de dag spannender. We hadden onze meubels al naar West- Duitsland gestuurd. Ons huis was leeg. Van de 320 mark ziekengeld die mijn vader per maand kreeg kochten we al leen nog ons dagelijks eten. Buren kwamen kolen brengen om het koude, lege huis wat op te warmen. Plotseling durfden ze weer, die buren. Nu we toe stemming hadden om te mogen ver trekken konden we immers zeker geen geheime spionnen zijn. Pas nu durfden ze him sympathie te tonen. Vooral de ouderen". „Eentje zei dat-ie blij was voor ons maar dat-ie het jammer vond dat we weggingen. Maar hij zei er achteraan: Wij moeten nog acht jaar. Dan zou hij 65 worden en dan mag een DDR-burger als-ie dat wil naar Westduitse familie vertrekken. Als afgewerkt oud vuil. De staat pikt dan zijn pensioen in waar hij jarenlang voor heeft betaald. En dan laten ze de Westduitsers er voor op draaien. Ons huis hebben we zomaar moeten weggeven aan een kennis. An ders had de staat het ingepikt". Op hun school hadden Ingo en Andi het moeilijk genoeg gehad. Ze waren letter lijk weggepest. Dat begon toen de oud ste als enige van zijn klas het waagde te weigeren voor drie jaar dienstplicht te tekenen. Ze waren wel al getraind voor de 'Weerbaarheid tegen het Westduitse fascisme': de school had een exercitie terrein plus schietbaan voor de scholie ren. Plus heuse uniformen, toen bekend werd dat hun vader met het hele gezin naar het Westen wilde was het hek van de dam. Hun rapportcijfers werden ge drukt. Ze konden hun studieplannen wel vergeten. In de DDR heette er geen plaats te zijn aan een universiteit voor zoontjes van artsen en andere intellectuelen en ze ker niet voor 'staatsvijanden' - eerst moesten de kinderen van arbeiders en boeren een kans krijgen. De jongens Ewald waren trouwens al lang ver dacht: ze droegen immers (door familie gestuurde) westerse kleren. Gisela: „Die rit naar de grens gisteren- wat een spanning! Eerst lieten ze ons een maand lang wachten - zomaar - op het document dat zei dat we ons staats burgerschap hadden verloren. Het was gestempeld op 11 oktober, we kregen het donderdag jl. Al die tijd lag het klaar m Weimar. Puur natrappen. We hadden ons voor ons huis in Bad Berga maar één keer omgedraaid om naar een paar mensen te zwaaien". Laatste angst „Toen kwam de laatste angst. Zou het op het laatste moment nu toch nog al lemaal verkeerd gaan. We hadden geen enkel papier. Alles afgenomen. Zelfs geen inreisvergunning in Nederland, omdat Nederland kennelijk erg zuinig is met vestigingsvergunningen voor vreemdelingen. Zelfs voor vreemde lingen van achter de Muur. Ik heb dat nooit helemaal kunnen begrijpen, maar jullie ministerie van justitie en de Nederlandse ambassade in Oost- Berlijn hadden kennelijk instructies om terughoudend te zijn. Enfin, ten slotte bleek de Oostduitse douane hele maal niet geïnteresseerd te zijn in onze plaats van bestemming. Gewoon op donderen, was liet parool". „Die laatste meters naar die slagboom. Verschrikkelijk. Je wist in de DDR nooit of je lachen moest of ernstig kijken om de politie in het harnas te jagen. Toen die slagboom omhoog ging... Niet om kijken, rustig doorrijden. Tot daar in eens die Westduitse douanier aankwam. Hij begreep de zaak onmiddellijk. Haalde een ambtenaar uit zijn vrije middag om een verzekering voor onze 21 jaar oude auto te organiseren. En tijde lijke Westduitse nummerborden. Niet te geloven. Ambtenaren in uniform die je ongevraagd helpen". „Verbittering voelen we eigenlijk niet. Nog niet. Wel over die hele grote leugen die de DDR is. En verbittering over de voortdurende angst waarin iedereen moet leven. Ik ben er geboren. Ik ben altijd bang geweest voor de staat. Het was zelfs zo erg dat we toer\de gedachte aan een vertrek begon te groeien, het niet hardop tegen elkaar durfden te zeg- igen uit angst voor de onvermijdelijke desillusie. We zouden bij elkaar onge rechtvaardigde hoop hebben gevestigd. En zeker bij onze zoons. Voor hen heb ben we het allemaal gedaan en geris keerd. Voor hun toekomst". „Pas toen we onze spullen gingen in pakken begonnen we het ongelooflijke te geloven. Lejielt je voor lepeltje moest in drievoud op formulieren worden ge zet. Maar onze angst was weg. En hier zitten we nu. We gaan eerst een paar dagen op verhaal komen met onze fami lie (Fernand en Helga Mesu uil Maars bergen) in een vakantiehuisje in Zee land". „Danje". Gisela valt me om de hals. „En bedank je krant ook". LONDEN (RTR) - Het is veertien jaar geleden dat Londen nog een echte ou derwetse 'erwtensoep'-mist kende. De tijd van de 'smog', die fataal kon zijn voor mensen met aandoeningen van de luchtwegen, die het verkeer volkomen kon ontwrichten en die gebouwen en parken aantastte, is voorbij. Dat is te danken aan de eerste 'clean air act', de wet tegen de luchtvervuiling van 21 jaar geleden en aan het verbod op het stoken van ruwe steenkool. Vroeger kwam elk jaar zo'n 75.000 ton roet en as op de stad neer. Een Londenaar die na twintig jaar afwe zigheid terugkomt zou de stad nauwe lijks meer herkennen. De gebouwen zijn nu wit en de parken groen, waar vroeger zwart de allesoverheersende kleur was. Nu de lucht praktisch rookvrij is doen zich minder sterfgevallen voor onder mensen met ziekten van de luchtwegen. Het stadsbestuur spaart naar schatting 2.5 miljoen pond sterling uit die anders jaarlijks moesten worden besteed aan het reinigen van gebouwen en parken. De gazons hoeven niet langer elk jaar opnieuw aangelegd te worden en in de stad gedijen thans diverse boomsoor ten. Vroeger hield alleen de sterke pla taan het in de strijd met de luchtvervui ling voL Op Finsbury Square is zelfs een zingende nachtegaal gesignaleerd. Veel beter „Het is nu oneindig veel beter", zegt professor Patrick Lawther, voorzitter van de Britse 'Society for Clear Air" en hoofd van de afdeling milieu- geneeskunde van het St- Bartholomeusziekenhuis. „Het was een enorm succes, maar de mensen kunnen zich nog moeilijk voor stellen hoe het vroeger was". Professor Lawther vertelt hoe ooit een uitvoering van Verdi's opera 'la Traviata' halver wege moest worden stopgezet omdat het publiek het toneel niet meer kon zien. Ook bioscopen moesten af en toe de voorstellingen staken omdat de pro jectie door de mist het doek niet meer kon bereiken. De Londense mist was een mengsel van roet. zwavel en vocht, hoofdzakelijk afkomstig uit de schoorstenen van wo ningen die van de herfst tot de lente vette rookwolken uitbraakten. De ge hele winter hing een rooksluier over de stad en daalden roet en zwavel onafge broken neer. Een milieudeskundige heeft eens uitgerekend dat in een jaar van zware mist, zoals in 1952, iedere Londenaar een flinke theelepel roet in zijn longen kreeg. De roetdamp werkte als een zonnefilter. In december 1890 werd vastgesteld dat de gehele maand lang de zonnestraling slechts gedurende enkele minuten de grond bereikte. Momenteel krijgt Lon den 80 procent meer zon dan vóór 1955. Er was al lang gedacht aan wetten op de luchtvervuiling. Steenkool werd voor het eerst in de negende eeuw in Londen als brandstof toegepast en tegen 1273 was de mist al zo hinderlijk geworden dat de stad een verbod op het gebruik van steenkool uitvaardigde. Dat had niet veel effect. Koning Edward I en la ter koningin Elizabeth poogden in de 16e eeuw het stoken op kolen af te schaf fen. Ook zij hadden echter weinig resul taat. In de 17de eeuw was het zo erg gewor den dat de kroniekschrijver John Eve lyn in 1661 een pamflet schreef over de vervuiling van de stad. Daarin klaagde hij over de 'helse akelige steenkool', die zo'n dikke rook veroorzaakte dat 'ge vallen van catarre, hoesten en tering in deze stad veel meer voorkomen dan overal elders'. De industriële revolutie en het stoom tijdperk deden de vervuiling van de lucht een ernstige vorm aannemen toen fabrieken, treinen, schepen en wonin gen miljoenen tonnen steenkool per jaar verbruikten. In de 19de eeuw keurde het parlement wetten goed die het verbruik van steen kool in Londen en andere industriecen tra aan banden legden en die de ontwik keling aanmoedigden van kachels met een betere verbranding. Deze wetgeving was echter niet van kracht voor de par ticuliere woningen en de vele kantoren die tot ongeveer 1955 nog met kolenka- chels werden verwarmd- In de eerste jaren van deze eeuw kwam de 'erwtensoep'-mist, waarin het rid vaak niet meer dan een meter veelvuldig voor dat de 'Maatschapp- ter Bestrijding van de Rook" in 1905 hu woord 'smog' invoerde. Het woord i een samenstelling van smoke (rook)c fog (mist), uit welke twee elementen 6 beruchte 'erwtensoep'-mist was mengesteld. Na de tweede wereldoorlog werden fc bepaalde gebieden rookvrije zones p schapen, maar het duurde tot na moorddadige smog van december 195 alvorens werkelijk spoed werd gen achter de roep om een 'rookvrij Lot den'. In die beruchte decembermaand stea het aantal dodelijke slachtoffers van 4 roetmist tot 4703, meer dan het dri» voudige van het 'normale' aantal. Nt gentig procent van de slachtoffers vn ouder dan 45 jaar en het ministerie va: volksgezondheid gaf de schuld aan 6 atmosfeer, vervuild met prikkelend zwavelzuren en andere van steenkoo afkomstige elementen. De 'City of London' keurde onder d: naam 'national clean air act' een elge reglementering goed en werd in oktobe 1955 de eerste stad in Groot-Brittannii die van rookverontrelniging be vrij: was. De resultaten waren spectaculair. D wintersluier verdween, bekende ke: ken en historische gebouwen werda gereinigd en voor het eerst sinds eet wen kwam de oorspronkelijke witti steen weer tevoorschijn. De vogel: keerden terug en het gras groeide weer De rest van groot-Londen volgde e. tegen het midden van de jaren zesti bood de stad een totaal ander beeld. Een onderneming die zich bezlghieli} met het restaureren van gebouwen zt; dat het niets ongewoons was als ma een meer dan twee decimeter dikt-' roetlaag moest verwijderen. De laatst'' traditionele smog deed zich in decern ber 1962 voor. Sindsdien heeft de sta: wel haar deel gekregen van de normal: nevel en mist, maar niet meer de vui'!| brei van voorheen. In 1972 verdween oei de zwavel uit de lucht door een verba} op het gebruik van stookolie met eer. hoge viscositeit. De 'Clean Air Society', de vroegere 'Maatschappij tot Bestrijding van de Rook', en de milieudeskundigen heb ben de handen echter nog niet in de schoot gelegd. Zij richten hun volle dige aandacht thans op de uitlaatgas I sen van auto's die nog steeds de luel vervuilen, maar die door hun anden samenstelling niet het gevaar voor fe- rugkeer van de beruchte 'smog' oplere- tADVERTENTIE) Zet dit ééns heel overmoedig op uw verlanglijstje. MOERMAN Walstr. 94 - Vlissingen .Dij Stevin in Nigeria werken 2500 man: 2300 Nigerianen en 200 'expatria tes', Nederlanders en Britten, Het per soneelsbestand in Nigeria is 19 procent van het totaal van de groep van 36 pro cent van degenen die buiten Nederland werkzaam zijn. Het streven is om op alle niveaus met Nigerianen te werken. Minder gastarbeiders dus in de toe komst. Roads Nigeria is dan ook onlangs belast met het oprichten en besturen van een opleidingscentrum in de stad Sokoto, hoofdplaats van de gelijknamige staat (Nigeria is verdeeld in negentien staten) in het noordwesten van het land. Het doel is per maand honderd Nigerianen getraind voor de bouwmarkt af te leve ren. De overheid draagt de kosten. Het aantal buitenlanders zal in de toekomst teruglopen, omdat de overheid steeds zuiniger wordt met het afgeven van werkvergunningen voor hen De Stevin-gastarbeiders, zoals wij ze dan toch maar zullen noemen, hebben het erlangniet gemakkelijk. Nigeria-25 keer zo gTOOt als ons land - is geen mooi land. Het klimaat in de kuststreek, dus ook Lagosis vochtig warm. Het binnen land is grotendeels een savanne-achtig gebied: de oprukkende Sahara en de Sahel zijn niet erg ver. Het kan er heet worden: in de droge tijd ver boven de 40 graden. jDe mensen van Stevin werken onder meer mee aan de aanleg van 'n weg. In de nabijheid staat een asfaltfabriek. Maar asfalt groeit nergens aan bomen. Het moet ter plaatse worden gemaakt. Dus moet er een installatie voor de bin nenlanden worden ingesleept, over enorme afstanden en over vaak wegen die alleen uit zand bestaan. De trans portproblemen hebben 'managing di rector" van Roads Nigeria, de heer A. Smeenge, wiens gezin in Vleuten woont, dan ook de nodige hoofdbrekens gekost, al is het ergste nu voorbij. Trouwens, het gaat niet alleen om het vervoer van installaties. Ook leven smiddelen. dranken, enz voor de kam pementen waarin de gastarbeiders' wonen, moeten worden aangevoerd. Omdat de wegenbouw zich wat Stevin betreft vooral in het binnenland af speelt. is het hoofdkantoor van Roads Nigeria van Lagos naar Kano. de oude Afrikaanse stad, verplaatst. Er is een groot magazijn bij met flinke voorraden van alle onderdelen van DAF-trucks (die het overigens erg goed doen) en ook met flinke voorraden Star, het lagerbier dat Heineken in Nigeria brouwt. Om de centen Ontwikkelingshulpverleners uit idea lisme of filantropen? Nee. zei een van de dames in een van de kampementen heel eerlijk en ongevraagd: „We zitten hier voor het salaris". Er wordt goed verdiend, duidelijk heel wat beter dan (netto) in ons land in vergelijkbare functies bij de groep of elders. En dat compenseert veel ongerief. Belangrijk is de bijdrage aan de infra structuur. En hier zijn we bij de positie van het land. Die is het beste te ken schetsen als: een rijk land met arme mensen. De rijkdom van Nigeria is pas eerst in 1956 ontdekt: aardolie, nu goed voor meer dan 80 procent van de exportop brengst. En dat terwijl driekwart van de bevolking in de landbouw werkt. Nige ria is trouwens in het algemeen rijk aan delfstoffen: steenkool, tin, ijzererts, tot diamant toe. Maar het gaat om de olie. Nigeria is er 's werelds zesde exporteur van. Het gevolg is een grote toestroming van oliedollars. Dat betekent dat Nigeria niet zoals de meeste ontwikkelingslanden wordt ge remd :n de ontwikkeling door gebrek aan vreemde valuta en aan besparin gen Een bevoorrechte positie in Zwart Afrika, die dan ook wel eens jaloezie zou kunnen opwekken. De regering poogt die bevoorrechte po sitie snel uit te buiten. Nigeria, tot 1960 een Britse kolonie, heeft sedert 1966 een militair bewind. Het militaire bewind wil ais het de za ken over enkele jaren overdraagt graag iets tastbaars nalaten: een betere infra structuur, De militaire gouverneur van de staat Sokot, kolonel Ymaru Aihaji Moahammed. zei het toen hij ons gezel schap ontving als volgt: „Ik wil met trots kunnen terugkijken en daarom heb ik haast. Ik wil allereerst de afstan den tussen de steden verkorten. Verder is er meer energie, dus elektriciteit no dig". Is er voor Stevin. die in de buurt van het al genoemde Warrle het opspuit en graafwerk doet, voor een elektrische centrale, dus ook op dit gebied nog werk aan de winkel? „Ja", zo beantwoordde de kolonel een desbetreffende vraag van Stevin-zijde. „Maar ik beloof niets. Kijk, als jullie het nu goed doen (in de staat Sokuto legt Nigerian Roads lange wegen aan) dan verlang ik van jullie dat je het de vol gende keer nog beter doet en de daarop volgende keer nog beter. Alleen dan is er werk". De kolonel, die begin dertig is, reist veel in zijn staat. Hij verschijnt ook wel op de werken van Stevin, praat met de arbei ders, en hij wordt dan ook heel populair genoemd. Hij komt ook uit het gebied. Wie het lijstje beziet van de projecten waaraan Stevin werkt, moet beamen dat er inderdaad hard aan de infrastruc tuur wordt gewerkt. Door de overheid als opdrachtgever en door de mannen van Stevin als uitvoerders. Allemaal ontwikkelingswerk, maar dan op zake lijke basis, niet alleen omdat die in de praktijk misschien het beste is, maar ook omdat Nigeria die zich kan veroor loven. Dit land behoeft geen aalmoes aan te nemen. Stevin is overigens de enige niet. Ook Bos Kalis, Hollandse Beton en Adriaan Volker, werken in Nigeria, naast veel buitenlandse bouwers. Stevin werkt nu aan 206 km weg (met 250 duikers en 12 bruggen) bij Sokoto; aan een nieuw vliegveld bij Ilorin; aan grondwerk bij Jos en aan het verder asfalteren van wegen in die stad; aan in totaal 411 km weg in het noordwesten; aan nog eens 248 km weg bij Sokoto; aan een haven bij Ikoduro in de buurt van Lagos, die de befaamde havencoo- gestie daar moet helpen oplossen; aan een elektrische centrale, (op aardgas), ook in de kuststreek, en aan zo nog het een en ander. In het Westafrikaanse ontwikkelingsland Nigeria werkt de Stevin Groep, in 1971 ontstaan door de fusie van Van Hattum en Blankevoort met Boete en Van Eesteren en Van Splunder. Het concern, nu met hoofdkantoor aan de Kaap Hoomdreef in Utrecht, houdt zich bezig met bagger- en grondwerken, beton en waterbouw, leidingwerken, utiliteits- en woningbouw, wegen en as falt en diverse zaken, waaronder scheepsbouw. De Stevin Groep zette vorig jaar voor 1.4 miljard gulden om en verwacht dit jaar een omzet van 1,6 miljard. Daarvan zal dan ongeveer 57 procent wor den behaald buiten Nederland. Dat is voor het eerst meer dan de helft. Dat was een van de redenen om een groepje financiële journalisten uit te nodigen eens het werken in het buitenland te gaan bekijken. In Nigeria is het omzetniveau van de Stevin Groep nu. na een snelle groei, ongeveer 250 miljoen gulden, waarvan 100 miljoen in de baggersector en 150 miljoen in de wegensector, die ook vliegvelden aanlegt. De omzet in Nigeria betekent ongeveer 15 procent van de jaaromzet van de groep en 27 procent van de omzet in het buitenland.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 4