Oostduitsers laten
gezin teruggaan
LONDENSE SMOG
NU ZO GOED ALS
VERDWENEN
Stevingroep werkt in Nigeria
PZC/o
Zonder Nederlandse
hulp niet gelukt
NA JARENLANG GEVECHT NAAR HET WESTEN
Te danken aan 'claen air act'
Wedgwood
vr
VERBETERING INFRASTRUCTUUR
VRIJDAG 19 NOVEMBER 1976
Door Reinier van Loo)
De
te Duitse Democratische Republiek heeft het afgelopen weekeinde bij hoge
uitzondering haar beruchte grens even geopend om vier ex-staatsburgers het
land uit te zetten: het gezin van tandarts Manfred Eioald uit Bad Berka bij
WeimarVijf maanden geleden riep Ewald in uiterste wanhoop via Neder
landsefamilieleden een aantal Nederlandse kranten te hulp om hem in zijn
strijd voor de vrijheid bij te staan. Ewald's gevecht als eenling tegen de staat
en de publikaties hebben tenslotte succes gehad.
Manfred, zijn vrouw Gisela en hun zoons Ingo en Andi zitten sedert dit
weekeinde-verdoofd, verbijsterd, ongelovig, maar zielsgelukkig - bij kennis
sen in het Westduitse Duisburg.
„Wat jullie hebben ondernomen was ongelooflijk. Zonder de steun van onze
familie in Maarsbergen, maar zeker zonder de hulp van de kranten, was dit
nooit gelukt", aldzis een afgematte en tot tranen toe geroerde Ewald, zon
dagmiddag te midden van zijn Westduitse kennissen.
„Twee lange jaren van botte afwijzing van 15 officiële verzoeken tot emigra
tie:
van pure pesterij van hogerhand omdat we wegens ons ongehoorde verzoek
de DDR te mogen verlaten, automatisch tot staatsvijandige individuen wer
den gedegradeerd;
twee lange jaren van almaar groeiende wanhoop, van vertwijfeling, van
momenten dat we lichamelijk en psychisch op de rand van de totale ineen
storting stonden;
jaren van vechten tegen willekeur;
van vechten tegen het schenden van alle verdragen waaronder de DDR haar
handtekening had gezet;
Een gevecht waarin ik ten einde raad zelfs mijn baan opgaf om bejaarden
verpleger in dienst van een kerkgenootschap te worden om zo niet langer
'onmisbaar voor de socialistische staat' te zijn - die twee verschrikkelijke
jaren waren voorbij op 13 september".
Toen kwam als een donderslag bij heldere hemel het nooit verwachte bericht
- rechtstreeks van de regering in Oost-Berlijn: u kunt vertrekken naar Neder
land. het DDR-staatsburgerschap wordt u ontnomen".
Manfred Ewald is een Westduitser, die 22 jaar geleden als vrijgezel en pas
afgestudeerd tandarts vrijwillig een praktijk aannam in de DDR. waar een
alarmerend tekort aan medici bestond: de Muur was er nog niet en tiendui
zenden namen de wijk naar de Bondsrepubliek. Hij trouwde er met de Oost-
duitse verpleegster Gisela. Ze kregen twee zoons.
Manfred had destijds bedongen dat hij desgewenst te allen tijde zijn Westduits
staatsburgerschap zou kunnen terugkrijgen. Maar toen in 1967 in West-
Duitsland kort na elkaar zijn beide ouders overleden, kreeg hij geen uitreisvi
sum. Toen begon hij zijn lijdensweg om de DDR voorgoed uit te kunnen.
opinie en achtergrond
V ersuft, niet begrijpend, ongelovig en compleet in de war. Zo
zitten ze daar aan de 'Kaffee mit Kuchen', zondagmiddag in een
Westduits huis bij Duisburg: Manfred (48), Gisela (43) en hun
zoons Andreas en Ingo (19 en 17). De vier Ewalds hebben het
gevecht voor hun leven, voor niet meer verwachte, maar toch nog
gekregen vrijheid erop zitten. Oud zien ze er uit voor hun leeftijd,
de twee ouders. Weten eerst weinig anders te stamelen dan „Dan-
ke, danke, danke - wat u gedaan heeft voor ons - u heeft ons
letterlijk uit een levenslange gevangenschap weg geschreven -
Danke".
„Toen ik vanmorgen wakker werd, hier
na die dramatische uittocht, toen
voelde ik eerst naast me in bed of Gisela
er nog was. Direct daarna schoot het
door mijn hoofd, we hoeven nooit meer
terug, we hebben het gehaald. We zijn
vrij. Vry. Ik mag denken wat ik wlTen
het nog hardop zeggen ook. Geen mens
meer die ons terugstuurt".
Manfred Ewald, de tandarts nit een
nietig dorpje bij Weimar, zit, overgele
verd aan zijn emoties, te midden van
wat welgedane Westduitse vrienden
die zich nauwelijks een houding weten
te geven bij zoveel zichtbaar geluk. Ze
ondergaan de verplichte Duitse zon
dagmiddagtraditie: de koffietafel met
grof gebak.
Ik neem ze mee naar een stille kamer.
Om hun verhaal te horen. Daar laten ze
hun emoties de vrije loop. Manfred:
„Toen we dat bericht uit Berlijn kregen
wisten we het meteen. Dat was die krant
van u geweest - Mogen we jij zeggen nu?
Ze zeiden het zelf: die publiciteit voel
den ze in Berlijn aan als een ongewenste
aanval op het imago van de DDR".
„Jarenlang wezen ze me de deur. De mi
nister van binnenlandse zaken schreef
me zelfs dat het geen enkele zin had nog
langer brieven te schrijven met het ver
zoek te mogen vertrekken omdat die
geen enkele reden zag waarom hij nog
aandacht aan onze zaak zou schenken".
Ommekeer
„En dan die plotselinge ommekeer. Het
werkt dus tóch, zulke publiciteit. Mis
schien later ook nog eens voor anderen
die eruit willen. Kennelijk heeft Neder
land een speciale reputatie in de DDR.
Vanaf jullie eerste publikatie (7 juni -
red.) hadden we plotseling weer hoop. Visum
Het gaf ons moed. We wisten dat we niet
reddeloos verloren als onbekenden in de
anonimiteit van de DDR-staatsburger
verdonkeremaand zouden kunnen wor
den - Jullie wisten immers nu van ons af.
Jullie zouden wel moord en brand
schreeuwen als ze ons in de gevangenis
hadden gezet. En die kans zat er in"
„We hebben er lang over getwijfeld of'
het wel verstandig was publiciteit te
zoeken, en dan nog wel in het zoge
naamde kapitalistische Nederland. Het
had inderdaad verkeerd kunnen uit
pakken voor ons. Ze hadden de
krante-artikelen makkelijk kunnen
opvatten als staatsvijandige activiteit
- Indirect van ons, en ons kunnen arres
teren. We hebben begrepen dat jullie er
zelf ook lang over hebben zitten dub
ben".
„Maar het kon ons niet meer schelen -
Het was werkelijk onze allerlaatste
kans. We waren alles immers al kwijt.
Onze gezondheid, onze hoop, onze tan
dartsenpraktijk, de vriendschap van
onze bang geworden buren. We hadden
niets meer te verliezen. Onze zoons wer
den van school weggestuurd. Moesten
tenslotte theologie gaan studeren om zo
ook niet langer •onmisbaar' te zijn voor
de staat. Als je, zoals een tandarts (wat
mijn oudste zoon ook wilde worden),
onmisbaar wordt verklaard voor de
staat, kom je de DDR van zijn leven niet
meer uit".
Manfred zakt vermoeid onderuit. Hij
zegt nog dagen nodig te hebben om zijn
gedachten verder te ordenen en meer te
vertellen. Gisela heeft tranen in de ogen.
Stamelt dat ze zelfs ooit aan zelfmoord
heeft gedacht. Andi en Ingo komen bin
nen. Vertellen van de laatste dramati
sche dag:
„Sinds 13 september, toen we bericht
kregen dat er een uitreisvisum zou ko
men, werd het met de dag spannender.
We hadden onze meubels al naar West-
Duitsland gestuurd. Ons huis was leeg.
Van de 320 mark ziekengeld die mijn
vader per maand kreeg kochten we al
leen nog ons dagelijks eten. Buren
kwamen kolen brengen om het koude,
lege huis wat op te warmen. Plotseling
durfden ze weer, die buren. Nu we toe
stemming hadden om te mogen ver
trekken konden we immers zeker geen
geheime spionnen zijn. Pas nu durfden
ze him sympathie te tonen. Vooral de
ouderen".
„Eentje zei dat-ie blij was voor ons
maar dat-ie het jammer vond dat we
weggingen. Maar hij zei er achteraan:
Wij moeten nog acht jaar. Dan zou hij 65
worden en dan mag een DDR-burger
als-ie dat wil naar Westduitse familie
vertrekken. Als afgewerkt oud vuil. De
staat pikt dan zijn pensioen in waar hij
jarenlang voor heeft betaald. En dan
laten ze de Westduitsers er voor op
draaien. Ons huis hebben we zomaar
moeten weggeven aan een kennis. An
ders had de staat het ingepikt".
Op hun school hadden Ingo en Andi het
moeilijk genoeg gehad. Ze waren letter
lijk weggepest. Dat begon toen de oud
ste als enige van zijn klas het waagde te
weigeren voor drie jaar dienstplicht te
tekenen. Ze waren wel al getraind voor
de 'Weerbaarheid tegen het Westduitse
fascisme': de school had een exercitie
terrein plus schietbaan voor de scholie
ren. Plus heuse uniformen, toen bekend
werd dat hun vader met het hele gezin
naar het Westen wilde was het hek van
de dam. Hun rapportcijfers werden ge
drukt. Ze konden hun studieplannen
wel vergeten.
In de DDR heette er geen plaats te zijn
aan een universiteit voor zoontjes van
artsen en andere intellectuelen en ze
ker niet voor 'staatsvijanden' - eerst
moesten de kinderen van arbeiders en
boeren een kans krijgen. De jongens
Ewald waren trouwens al lang ver
dacht: ze droegen immers (door familie
gestuurde) westerse kleren.
Gisela: „Die rit naar de grens gisteren-
wat een spanning! Eerst lieten ze ons
een maand lang wachten - zomaar - op
het document dat zei dat we ons staats
burgerschap hadden verloren. Het was
gestempeld op 11 oktober, we kregen
het donderdag jl. Al die tijd lag het klaar
m Weimar. Puur natrappen. We hadden
ons voor ons huis in Bad Berga maar één
keer omgedraaid om naar een paar
mensen te zwaaien".
Laatste angst
„Toen kwam de laatste angst. Zou het
op het laatste moment nu toch nog al
lemaal verkeerd gaan. We hadden geen
enkel papier. Alles afgenomen. Zelfs
geen inreisvergunning in Nederland,
omdat Nederland kennelijk erg zuinig
is met vestigingsvergunningen voor
vreemdelingen. Zelfs voor vreemde
lingen van achter de Muur. Ik heb dat
nooit helemaal kunnen begrijpen,
maar jullie ministerie van justitie en
de Nederlandse ambassade in Oost-
Berlijn hadden kennelijk instructies
om terughoudend te zijn. Enfin, ten
slotte bleek de Oostduitse douane hele
maal niet geïnteresseerd te zijn in onze
plaats van bestemming. Gewoon op
donderen, was liet parool".
„Die laatste meters naar die slagboom.
Verschrikkelijk. Je wist in de DDR nooit
of je lachen moest of ernstig kijken om
de politie in het harnas te jagen. Toen
die slagboom omhoog ging... Niet om
kijken, rustig doorrijden. Tot daar in
eens die Westduitse douanier aankwam.
Hij begreep de zaak onmiddellijk.
Haalde een ambtenaar uit zijn vrije
middag om een verzekering voor onze 21
jaar oude auto te organiseren. En tijde
lijke Westduitse nummerborden. Niet te
geloven. Ambtenaren in uniform die je
ongevraagd helpen".
„Verbittering voelen we eigenlijk niet.
Nog niet. Wel over die hele grote leugen
die de DDR is. En verbittering over de
voortdurende angst waarin iedereen
moet leven. Ik ben er geboren. Ik ben
altijd bang geweest voor de staat. Het
was zelfs zo erg dat we toer\de gedachte
aan een vertrek begon te groeien, het
niet hardop tegen elkaar durfden te zeg-
igen uit angst voor de onvermijdelijke
desillusie. We zouden bij elkaar onge
rechtvaardigde hoop hebben gevestigd.
En zeker bij onze zoons. Voor hen heb
ben we het allemaal gedaan en geris
keerd. Voor hun toekomst".
„Pas toen we onze spullen gingen in
pakken begonnen we het ongelooflijke
te geloven. Lejielt je voor lepeltje moest
in drievoud op formulieren worden ge
zet. Maar onze angst was weg. En hier
zitten we nu. We gaan eerst een paar
dagen op verhaal komen met onze fami
lie (Fernand en Helga Mesu uil Maars
bergen) in een vakantiehuisje in Zee
land".
„Danje". Gisela valt me om de hals. „En
bedank je krant ook".
LONDEN (RTR) - Het is veertien jaar
geleden dat Londen nog een echte ou
derwetse 'erwtensoep'-mist kende. De
tijd van de 'smog', die fataal kon zijn
voor mensen met aandoeningen van de
luchtwegen, die het verkeer volkomen
kon ontwrichten en die gebouwen en
parken aantastte, is voorbij.
Dat is te danken aan de eerste 'clean air
act', de wet tegen de luchtvervuiling
van 21 jaar geleden en aan het verbod
op het stoken van ruwe steenkool.
Vroeger kwam elk jaar zo'n 75.000 ton
roet en as op de stad neer.
Een Londenaar die na twintig jaar afwe
zigheid terugkomt zou de stad nauwe
lijks meer herkennen. De gebouwen zijn
nu wit en de parken groen, waar vroeger
zwart de allesoverheersende kleur was.
Nu de lucht praktisch rookvrij is doen
zich minder sterfgevallen voor onder
mensen met ziekten van de luchtwegen.
Het stadsbestuur spaart naar schatting
2.5 miljoen pond sterling uit die anders
jaarlijks moesten worden besteed aan
het reinigen van gebouwen en parken.
De gazons hoeven niet langer elk jaar
opnieuw aangelegd te worden en in de
stad gedijen thans diverse boomsoor
ten. Vroeger hield alleen de sterke pla
taan het in de strijd met de luchtvervui
ling voL Op Finsbury Square is zelfs een
zingende nachtegaal gesignaleerd.
Veel beter
„Het is nu oneindig veel beter", zegt
professor Patrick Lawther, voorzitter
van de Britse 'Society for Clear Air" en
hoofd van de afdeling milieu-
geneeskunde van het St-
Bartholomeusziekenhuis.
„Het was een enorm succes, maar de
mensen kunnen zich nog moeilijk voor
stellen hoe het vroeger was". Professor
Lawther vertelt hoe ooit een uitvoering
van Verdi's opera 'la Traviata' halver
wege moest worden stopgezet omdat
het publiek het toneel niet meer kon
zien. Ook bioscopen moesten af en toe
de voorstellingen staken omdat de pro
jectie door de mist het doek niet meer
kon bereiken.
De Londense mist was een mengsel van
roet. zwavel en vocht, hoofdzakelijk
afkomstig uit de schoorstenen van wo
ningen die van de herfst tot de lente
vette rookwolken uitbraakten. De ge
hele winter hing een rooksluier over de
stad en daalden roet en zwavel onafge
broken neer. Een milieudeskundige
heeft eens uitgerekend dat in een jaar
van zware mist, zoals in 1952, iedere
Londenaar een flinke theelepel roet in
zijn longen kreeg.
De roetdamp werkte als een zonnefilter.
In december 1890 werd vastgesteld dat
de gehele maand lang de zonnestraling
slechts gedurende enkele minuten de
grond bereikte. Momenteel krijgt Lon
den 80 procent meer zon dan vóór 1955.
Er was al lang gedacht aan wetten op de
luchtvervuiling. Steenkool werd voor
het eerst in de negende eeuw in Londen
als brandstof toegepast en tegen 1273
was de mist al zo hinderlijk geworden
dat de stad een verbod op het gebruik
van steenkool uitvaardigde. Dat had
niet veel effect. Koning Edward I en la
ter koningin Elizabeth poogden in de
16e eeuw het stoken op kolen af te schaf
fen. Ook zij hadden echter weinig resul
taat.
In de 17de eeuw was het zo erg gewor
den dat de kroniekschrijver John Eve
lyn in 1661 een pamflet schreef over de
vervuiling van de stad. Daarin klaagde
hij over de 'helse akelige steenkool', die
zo'n dikke rook veroorzaakte dat 'ge
vallen van catarre, hoesten en tering in
deze stad veel meer voorkomen dan
overal elders'.
De industriële revolutie en het stoom
tijdperk deden de vervuiling van de
lucht een ernstige vorm aannemen toen
fabrieken, treinen, schepen en wonin
gen miljoenen tonnen steenkool per jaar
verbruikten.
In de 19de eeuw keurde het parlement
wetten goed die het verbruik van steen
kool in Londen en andere industriecen
tra aan banden legden en die de ontwik
keling aanmoedigden van kachels met
een betere verbranding. Deze wetgeving
was echter niet van kracht voor de par
ticuliere woningen en de vele kantoren
die tot ongeveer 1955 nog met kolenka-
chels werden verwarmd-
In de eerste jaren van deze eeuw kwam
de 'erwtensoep'-mist, waarin het rid
vaak niet meer dan een meter
veelvuldig voor dat de 'Maatschapp-
ter Bestrijding van de Rook" in 1905 hu
woord 'smog' invoerde. Het woord i
een samenstelling van smoke (rook)c
fog (mist), uit welke twee elementen 6
beruchte 'erwtensoep'-mist was
mengesteld.
Na de tweede wereldoorlog werden fc
bepaalde gebieden rookvrije zones p
schapen, maar het duurde tot na
moorddadige smog van december 195
alvorens werkelijk spoed werd gen
achter de roep om een 'rookvrij Lot
den'.
In die beruchte decembermaand stea
het aantal dodelijke slachtoffers van 4
roetmist tot 4703, meer dan het dri»
voudige van het 'normale' aantal. Nt
gentig procent van de slachtoffers vn
ouder dan 45 jaar en het ministerie va:
volksgezondheid gaf de schuld aan 6
atmosfeer, vervuild met prikkelend
zwavelzuren en andere van steenkoo
afkomstige elementen.
De 'City of London' keurde onder d:
naam 'national clean air act' een elge
reglementering goed en werd in oktobe
1955 de eerste stad in Groot-Brittannii
die van rookverontrelniging be vrij:
was.
De resultaten waren spectaculair. D
wintersluier verdween, bekende ke:
ken en historische gebouwen werda
gereinigd en voor het eerst sinds eet
wen kwam de oorspronkelijke witti
steen weer tevoorschijn. De vogel:
keerden terug en het gras groeide weer
De rest van groot-Londen volgde e.
tegen het midden van de jaren zesti
bood de stad een totaal ander beeld.
Een onderneming die zich bezlghieli}
met het restaureren van gebouwen zt;
dat het niets ongewoons was als ma
een meer dan twee decimeter dikt-'
roetlaag moest verwijderen. De laatst''
traditionele smog deed zich in decern
ber 1962 voor. Sindsdien heeft de sta:
wel haar deel gekregen van de normal:
nevel en mist, maar niet meer de vui'!|
brei van voorheen. In 1972 verdween oei
de zwavel uit de lucht door een verba}
op het gebruik van stookolie met eer.
hoge viscositeit.
De 'Clean Air Society', de vroegere
'Maatschappij tot Bestrijding van de
Rook', en de milieudeskundigen heb
ben de handen echter nog niet in de
schoot gelegd. Zij richten hun volle
dige aandacht thans op de uitlaatgas I
sen van auto's die nog steeds de luel
vervuilen, maar die door hun anden
samenstelling niet het gevaar voor fe-
rugkeer van de beruchte 'smog' oplere-
tADVERTENTIE)
Zet dit ééns heel
overmoedig op uw
verlanglijstje.
MOERMAN
Walstr. 94 - Vlissingen
.Dij Stevin in Nigeria werken 2500
man: 2300 Nigerianen en 200 'expatria
tes', Nederlanders en Britten, Het per
soneelsbestand in Nigeria is 19 procent
van het totaal van de groep van 36 pro
cent van degenen die buiten Nederland
werkzaam zijn. Het streven is om op
alle niveaus met Nigerianen te werken.
Minder gastarbeiders dus in de toe
komst.
Roads Nigeria is dan ook onlangs belast
met het oprichten en besturen van een
opleidingscentrum in de stad Sokoto,
hoofdplaats van de gelijknamige staat
(Nigeria is verdeeld in negentien staten)
in het noordwesten van het land. Het
doel is per maand honderd Nigerianen
getraind voor de bouwmarkt af te leve
ren. De overheid draagt de kosten. Het
aantal buitenlanders zal in de toekomst
teruglopen, omdat de overheid steeds
zuiniger wordt met het afgeven van
werkvergunningen voor hen
De Stevin-gastarbeiders, zoals wij ze
dan toch maar zullen noemen, hebben
het erlangniet gemakkelijk. Nigeria-25
keer zo gTOOt als ons land - is geen mooi
land. Het klimaat in de kuststreek, dus
ook Lagosis vochtig warm. Het binnen
land is grotendeels een savanne-achtig
gebied: de oprukkende Sahara en de
Sahel zijn niet erg ver. Het kan er heet
worden: in de droge tijd ver boven de 40
graden.
jDe mensen van Stevin werken onder
meer mee aan de aanleg van 'n weg. In
de nabijheid staat een asfaltfabriek.
Maar asfalt groeit nergens aan bomen.
Het moet ter plaatse worden gemaakt.
Dus moet er een installatie voor de bin
nenlanden worden ingesleept, over
enorme afstanden en over vaak wegen
die alleen uit zand bestaan. De trans
portproblemen hebben 'managing di
rector" van Roads Nigeria, de heer A.
Smeenge, wiens gezin in Vleuten
woont, dan ook de nodige hoofdbrekens
gekost, al is het ergste nu voorbij.
Trouwens, het gaat niet alleen om het
vervoer van installaties. Ook leven
smiddelen. dranken, enz voor de kam
pementen waarin de gastarbeiders'
wonen, moeten worden aangevoerd.
Omdat de wegenbouw zich wat Stevin
betreft vooral in het binnenland af
speelt. is het hoofdkantoor van Roads
Nigeria van Lagos naar Kano. de oude
Afrikaanse stad, verplaatst. Er is een
groot magazijn bij met flinke voorraden
van alle onderdelen van DAF-trucks
(die het overigens erg goed doen) en ook
met flinke voorraden Star, het lagerbier
dat Heineken in Nigeria brouwt.
Om de centen
Ontwikkelingshulpverleners uit idea
lisme of filantropen? Nee. zei een van
de dames in een van de kampementen
heel eerlijk en ongevraagd: „We zitten
hier voor het salaris". Er wordt goed
verdiend, duidelijk heel wat beter dan
(netto) in ons land in vergelijkbare
functies bij de groep of elders. En dat
compenseert veel ongerief.
Belangrijk is de bijdrage aan de infra
structuur. En hier zijn we bij de positie
van het land. Die is het beste te ken
schetsen als: een rijk land met arme
mensen.
De rijkdom van Nigeria is pas eerst in
1956 ontdekt: aardolie, nu goed voor
meer dan 80 procent van de exportop
brengst. En dat terwijl driekwart van de
bevolking in de landbouw werkt. Nige
ria is trouwens in het algemeen rijk aan
delfstoffen: steenkool, tin, ijzererts, tot
diamant toe.
Maar het gaat om de olie. Nigeria is er 's
werelds zesde exporteur van. Het gevolg
is een grote toestroming van oliedollars.
Dat betekent dat Nigeria niet zoals de
meeste ontwikkelingslanden wordt ge
remd :n de ontwikkeling door gebrek
aan vreemde valuta en aan besparin
gen Een bevoorrechte positie in Zwart
Afrika, die dan ook wel eens jaloezie zou
kunnen opwekken.
De regering poogt die bevoorrechte po
sitie snel uit te buiten. Nigeria, tot 1960
een Britse kolonie, heeft sedert 1966 een
militair bewind.
Het militaire bewind wil ais het de za
ken over enkele jaren overdraagt graag
iets tastbaars nalaten: een betere infra
structuur, De militaire gouverneur van
de staat Sokot, kolonel Ymaru Aihaji
Moahammed. zei het toen hij ons gezel
schap ontving als volgt: „Ik wil met
trots kunnen terugkijken en daarom
heb ik haast. Ik wil allereerst de afstan
den tussen de steden verkorten. Verder
is er meer energie, dus elektriciteit no
dig". Is er voor Stevin. die in de buurt
van het al genoemde Warrle het opspuit
en graafwerk doet, voor een elektrische
centrale, dus ook op dit gebied nog werk
aan de winkel?
„Ja", zo beantwoordde de kolonel een
desbetreffende vraag van Stevin-zijde.
„Maar ik beloof niets. Kijk, als jullie het
nu goed doen (in de staat Sokuto legt
Nigerian Roads lange wegen aan) dan
verlang ik van jullie dat je het de vol
gende keer nog beter doet en de daarop
volgende keer nog beter. Alleen dan is er
werk".
De kolonel, die begin dertig is, reist veel
in zijn staat. Hij verschijnt ook wel op de
werken van Stevin, praat met de arbei
ders, en hij wordt dan ook heel populair
genoemd. Hij komt ook uit het gebied.
Wie het lijstje beziet van de projecten
waaraan Stevin werkt, moet beamen
dat er inderdaad hard aan de infrastruc
tuur wordt gewerkt. Door de overheid
als opdrachtgever en door de mannen
van Stevin als uitvoerders. Allemaal
ontwikkelingswerk, maar dan op zake
lijke basis, niet alleen omdat die in de
praktijk misschien het beste is, maar
ook omdat Nigeria die zich kan veroor
loven. Dit land behoeft geen aalmoes
aan te nemen.
Stevin is overigens de enige niet. Ook
Bos Kalis, Hollandse Beton en Adriaan
Volker, werken in Nigeria, naast veel
buitenlandse bouwers.
Stevin werkt nu aan 206 km weg (met
250 duikers en 12 bruggen) bij Sokoto;
aan een nieuw vliegveld bij Ilorin; aan
grondwerk bij Jos en aan het verder
asfalteren van wegen in die stad; aan in
totaal 411 km weg in het noordwesten;
aan nog eens 248 km weg bij Sokoto;
aan een haven bij Ikoduro in de buurt
van Lagos, die de befaamde havencoo-
gestie daar moet helpen oplossen; aan
een elektrische centrale, (op aardgas),
ook in de kuststreek, en aan zo nog het
een en ander.
In het Westafrikaanse ontwikkelingsland Nigeria werkt de Stevin Groep, in
1971 ontstaan door de fusie van Van Hattum en Blankevoort met Boete en
Van Eesteren en Van Splunder. Het concern, nu met hoofdkantoor aan de
Kaap Hoomdreef in Utrecht, houdt zich bezig met bagger- en grondwerken,
beton en waterbouw, leidingwerken, utiliteits- en woningbouw, wegen en as
falt en diverse zaken, waaronder scheepsbouw.
De Stevin Groep zette vorig jaar voor 1.4 miljard gulden om en verwacht dit
jaar een omzet van 1,6 miljard. Daarvan zal dan ongeveer 57 procent wor
den behaald buiten Nederland. Dat is voor het eerst meer dan de helft. Dat
was een van de redenen om een groepje financiële journalisten uit te nodigen
eens het werken in het buitenland te gaan bekijken.
In Nigeria is het omzetniveau van de Stevin Groep nu. na een snelle groei,
ongeveer 250 miljoen gulden, waarvan 100 miljoen in de baggersector en 150
miljoen in de wegensector, die ook vliegvelden aanlegt. De omzet in Nigeria
betekent ongeveer 15 procent van de jaaromzet van de groep en 27 procent
van de omzet in het buitenland.