Jodenvervolging in Nederland was heviger dan in Duitsland HELFT NEDERLANDERS KON IN OORLOG DISTRIBUTIEPAKKET NIET KOPEN PZC/°orl°gsdocumentatie VERNIETIGENDE CONCLUSIE IN ZEVENDE DEEL DE JONG VERGAANDE MEDEWERKING VAN OVERHEIDSAPPARAAT Al 700.000 boeken vorige delen verkocht Cellastic had niets te maken met Duitse atoombompogingen De Jong achter conclusies over Weinreb WOENSDAG 27 OKTOBER 1976 Amsterdam, dinsdag 25 mei 1973 - Joden worden door niet-Joden ipersonen zonder sten een terrein aan de Polderwea gebracht Amsterdam zondag 20 juni 1943 - Joden un Amsterdam-Zuid op weg naar e< sen. van waarzij naar een ran dc dodenkampen werden gevoerd. DEN HAAG - ..Het nationaal-socialistische fanatisme heeft ertoe geleid dat de jodenvervolging in Nederland op een nog breder front is uitgevoerd dan in Duitsland zelf. Slechts één bezettings bestuur van alle door Duitsland bezette landen is tot de gedwon gen sterilisaties van joden overgegaan, het Reichskommisariat in Nederland". Ondanks medeleven, uitgesproken door koningin Wilhelmina via de zen ders van Radio Oranje in Londen, heb ben ook de ministers van het kabinet in ballingschap het totale en fatale karak ter van de „Endlösung" niet tijdig er kend. Dat is de vernietigende conclusie, die prof. dr. L. de Jong, direc teur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie trekt aan het slot van zijn beschouwingen over het einde van de jodenver volging in het zevende deel van zijn geschiedenis van „Het ko ninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog" dat, 1337 pagina's dik, thans in de boekhandel ligt. De jodenvervolging en de daarop aan sluitende deportaties zijn het. meest dramatische gebeuren uit. de bezet tingstijd én het gebeuren waarbij de meeste slachtoffers gévallen zijn. De Duitse bezetter slaagde er in een geheel volksdeel van ruim 140.000 mensen eerst in vergaande mate te isoleren, om het vervolgens met vermijding van grote schokken, in een periode van nog geen vijftien maanden, uit de maat schappelijke samenhang los te scheu ren en in de gaskamers van voorname lijk Auschwitz en Sobibor te vermoor den. Slechts ruim twintigduizend ont snapten aan hun dood. Medewerking n speciale v •slaggei DEN' HAAG - Bij de presentatie van hel zevende deel van de geschiede nis van „Hel Koninkrijk der Neder landen in de Tweede Wereldoorlog" heeft de schrijver prof. dr. Lou de Jong begrip gevraagd voor het feit dat dit nieuwe deel opnieuw twee boeken dik is en meer dan 1335 pagi na's telt. „De periode die behandeld wordt-mei 1943 tot juni 1944-is zo complex, zo boeiend, dat het onmo gelijk was om met een minder om vangrijk werk te volstaan". Van de eerste zes delen van deze serie zijn. aldus de Staatsuitgeverij, thans meei dan 700.000 boeken verkocht De belangstelling voor de seiie blijft zo groot dat van het zevende deel opnieuw een eerste druk is gemaakt van 80 000 exemplaren, waarvan er op de dag van verschijning reeds 65.000 zijn verkocht. Alle vorige de len beleven elke twee jaar een hei- druk. omdat de navraag bijzondei groot is. Het volgende deel ihet achtste) zal eind 1977 of begin 1978 verschijnen Het wordt volgens Lou de Jong hei moeilijkste, omdat het de lot gevallen gaat beschrijven van de gevangenen en de gedeporleeiden Deze groep slachtoffers van de Duitse bezetting zal m vier groepen behandeld woi- den de krijgsgevangenen, de gijze laars. de overige gevangenen en de joden Deel negen, dat zal handelen over de regering in Londen, zal in de loop van 1979 verschijnen Het tiende deel. dat net laatste oorlogsjaar in Nederland behandelt, wordt opnieuw een dub bel deel: het eerste gedeelte komt naar verwachting uit in 1980. het tweede in 1981. De laatste tweedelen ovei de gebeur tenissen in Nederlandsch-Indië en de Epiloog ide nasleep van de oorlog) zullen wellicht rond 1985 klaar zijn. Deze bijna totale uitroeiing van de jo den in ons land is slechts mogelijk ge weest door een vergaande medewerking van vrijwel alle onderdelen van het Ne derlandse overheidsapparaat. Er is bijna geen onderdeel van dat apparaat te noemen dat niet direct of indirect bij de vervolging of de deportaties betrok ken was. Daarbij heeft de politie en de rijksinspectie van de bevolkingsregis ters een bij uit-stek noodlottige ioI gei speeld ..Er hebben zich gevallen van weigering voorgedaan, het waren er zéér. zéér weinige - zo weinige dat de bezetter slechts zelden met ernstige straffen behoefde in te grijpen aldus dr. De Jong. Zo weinige dat Adolf Eichnrann zich tijdens zijn proces in Is raël zeer lovend kon uitdrukken over de medewerking die hij in Nederland bij de deportaties had ondervonden. Het Nederlandse volk heeft zieli in die periode helaas voornamelijk gekarak teriseerd door een negatieve instelling tegenover de joden, door een gebrek aan solidariteitsgevoel. Zelfs in het hoogste bestuurscollege van die tijd. het college van de secretarissen- generaal werd de behandeling van de jodenkwestie ontsierd door de nodige jodengrapjes en min of meer scham pere opmerkingen, „om toch vooral te laten uitkomen hoe men zich van die joden gedistantieerd voelde". De joodse raad In elk bezet Europees land. en in Oost- Europa in elk getto, hadden de Duitse vervolgers behoefte aan een college dat hun hevelen zou doorgeven en garant zou staan voor een stipte uitvoering, een Joodse Raad. Het waren over het algemeen representanten van de geze ten joodse bourgeoisie, voor Nederland geplaatst onder leiding van de diaman tair Ascher en de hoogleraar Cohen. In dit zevende deel komt dr. De Jong tot een oordeel over dc activiteiten van deze Joodse Raad. Hij doet dat slechts na vooropgesteld te hebben dat de le den van deze raad ..handelden onder dwang, niet uit zichzelf, maar puur en alleen door de wil van een oppermach tige bezetter raakten zij betrokken bij een proces dat zij in zijn verschillende stadia als kwalijk, als schandelijk, als misdadig, als mensonterend be schouwden. Hun levens zijn. ook als zij het er levend vanaf brachten, verwoest. Op zijn sterfbed heeft Cohen tegenover Lou de Jong in 196" bekend „dat geen nacht voorbij was gegaan waarin hij zich niet de nimmer-aflatende mar telende vraag stelde hoe hij had kun nen doen wat hij gedaan had". „Voor zover ons bekend", aldus Lou de Jong, „is het nimmer voorgekomen dat de Joodse Raad een Duitse opdracht heeft geweigerd. Van een wezenlijke erkenning van het gezag van de Joodse Raad door dc joden zelf is nimmer sprake geweest". Dat dc Raad de bezetter hulp heeft ge boden. is door de leden nooit ontkend, maar zij zouden tegelijk verzet hebben gepleegd. Dr. De Jong is daar niet zo zeker van. evenmin van het feit dat door toedoen van de Raad de deporta ties zouden zijn vertraagd. Als er vertraging is opgetreden lieten de Duitsers dat met vooropgezette bedoe lingen toe. Er moest een selectie van de le deporteren joden worden toegepast, al was het alleen maar omdat de vernie tigingsmachine niet alle joden tegelijk kon vermoorden en de spooi wegen on danks de voorbeeldige medewerking, geen treinen genoeg had om ze allen te gelijk naar de gaskamers te vervoeren. Bewust lieten de Duitsers de selectie uitvoeren door de Joodse Raad. die daardoor, totdat zij uiteindelijk waarde loos geworden zelf naar Theresienstadt werd afgevoerd, de indruk heeft gehad vertragend te hebben gewerkt. levens te hebben geiekt. ..Van het begin van de depoi talies al heeft het streven naar zelfbehoud een belangrijke rol gespeeld in het beleid van de Joodse R3ad Was dat onbegrij pelijk? Geenszins Het was menselijk - maar diegenen die zich als leiders van menselijke gemeenschappen in nood opwerpen, dienen aan zichzelf hogere eisen testellen Wat bij het verschijnsel van de Joodse Raad opvalt, zo schrijft dr. De Jong. is het ..afglijden' De dienstbaarheid aan de bezetter kende op den duur geen grenzen. ..De kernfout die men maakte" was dat men meende dat de beste, de enige be scherming gelegen was in een nauwkeu rig en accuraat, opvolgen van alle Duitse bevelen en dat men zich aan die concep tie bleef vastklampen ook toen geble ken was dat de bezetter een doel na streefde dat fundamenteel met elke be- scheiming in strijd was: deportatie. Dat men desondanks zijn werk toen voort zette. betekende niet anders dan dat men in zijn angst, zijn doodsnood de vjjand ihet roofdier) brokken jodendom toewierp in de hoop dat andere brokken, in laatste instantie het brok waartoe men zelf behoorde gespaaid zou blij- Voorwaar een zware beschuldiging. Dr. De Jong komt ertoe na in een zeer om vangrijk hoofdstuk aangetoond te heb ben dat de leden van de Joodse Raad wel moesten weten waar zij mee bezig waren. Niet in het begin van de bezet ting. maar halverwege 1943 moet het ook de meest goedgelovige duidelijk zijn geweest dat aan het einde van de zogenaamde tewerkstelling in Oost- Europa. de gaskamers stonden. A nders Na een dergelijke beschuldiging moet de schrijver zich de vraag stellen of het anders had gekund. Gewapend verzet was uitgesloten, een opstand in het hart van Amsterdam, zoals in liet ghetto van Warschau behoorde tol de onmogelijkheden. In geheel bezet Ne derland waren nauwelijks wapens en explosieven voorhanden. Dr. De Jong kan zich wel een Joodse Raad voorstellen die de hulp aan de vijand tot een minimum beperkend, te gelijk trachtte een zo groot mogelijk aantal joden in de Nederlandse samen leving te laten onderduiken. De verte genwoordiging van de Joodse Raad in Enschede heeft dat met succes gedaan. ..Dat zou dan wel geheel andere per soonlijkheden gevergd hebben dan men in Amsterdam in de leiding aan trof'. Een combineren van legaliteit en illegaliteit is door de Joodse Raad nooit overwogen. 12 n de verzamelplaat- Maar wat dc Joodse Raad ook gedaan zou hebben, ook dr. Dc Jong is ervan overtuigd dat de bezetter zijn plannen tot eliminatie van het joodse volksdeel zou hebben doorgezet. Bij een andere, meer agressieve houding van de Raad. had hij dat echter op een andere manier moeten doen. die veel meer weerstan den bij het volk zou hebben opgeroepen dan thans het geval is geweest. De pas siviteit van het joodse deel heeft de passiviteit van deniet-joden in de hand gewerkt! Antisemitisme Door deze passiviteit werden de joden steeds meer een geisoleerde groep die niet kon rekenen op massale steun van de bevolking. Het is waar. de eerste razzia's hadden in het begin van 1941 geleid tot een uitbarsting van solidari teit tijdens de februaristaking. Na die staking ging de bezetter behoedzamer te werk. gewelddadig ingrijpen tegen joden bleef het gehele jaar uit. Daar door wende de bevolking aan de aparte positie die de joden ging Dr. De Jong signaleert zelfs na 1942 een toenemend anti-semitisme in plaats van een groeiende solidariteit. ..Verras send leek de groei van het anti semitisme bij degenen die ..goed", dat wil zeggen anti-nationaal-socialistisch. anti-Duits waren -personen dus van wie men op het eerste gezicht zou verwach ten dat zij zich met de bevolkingsgroep die het felst door de vijand achtervolgd werd. solidair zouden voelen" Het gebrek aan durf om de joodse me demens te helpen kon men. volgens Lou de Jong het beste wegredeneren door aan te nemen dat de joden het ook r.iet waard waren dat men om hunnentwil risico s nam. Tegen die achtergrond weid men vatbaar voor elk verhaal waarin joden in een ongunstig daglicht weiden geplaatst Generaliseren is gevaarlijk, maar ille gale wei kers die een nauw contact met de gehele bevolking hadden, merkten sedert 1942 dc groei van het anti semitisme met ergernis en bezorgdheid op. Zelfs het illegale blad Trouw schroomde niet te schrijven dat ..Gods vloek" zich aan het joodse volksdeel voltrok. Zo kon het gebeuren dat. betrekkelijk geruisloos voor de gehele Nederlandse samenleving in juni 1944. kort voor de geallieerde invasie in Normandiê. de Duitse vernietigingsmachine 109.000 van de 140.000 Nederlandse joden had vermoord. Van de tienduizend half- joden en gemengd gehuwden werd in Nederland, als enig bezet land. een niet precies te schatten aantal officieel ge steriliseerd. Negentienduizend joden bleven ondergedoken en haalden de bevrijding. PROF. DR. L. DE JONG: DEN HAAG - "Na de oorlog heeft men,wel verondersteld dat Cellastic iets te maken gehad heeft met Duitse po gingen om een atoombom te vervaardigen. Die veronder stelling is van alle grond ont bloot'. aldus prof. dr. L. de Jong in zijn dinsdag versche nen zevende deel van zijn ge schiedschrijving. "Tot die laatste conclusie kwam in 1944-1945 reeds de Amerikaanse hoogleraar Samuel A. Goudsmit die in opdracht van de Ameri kaanse regering in bevrijd West-Europa en in Duitsland naging hoe ver de Duitsers op het gebied der atoomwape nen gevorderd waren; zijn bevindingen werden beves tigd door een officieel Neder lands onderzoek dat tot in 1959 voortgezet is', zo voegt dr. De Jong er aan toe. Hij vermeldt dit in een voetnoot bij een beschrijving van het hoger on derwijs. Hier en daar waren er Duit sers die meenden dat zij aan voort gezette wetenschappelijke onder zoekingen op het gebied der na tuurwetenschappen profijt konden ontlenen voor de Duitse oorlogvoer ing. zo merkt hij in die beschrijving op. Dei gelijke onderzoekingen, aldus de voetnoot, vonden met name plaats bij de wetenschappelijke instituten die met sommige universiteiten ver bonden waren Wij hebben niet de indruk, zoschrijftdr. De Jong. dat die onderzoekingen voor de Duitsers van reeel belang zijn geweest Ten aanzien van enkele individuele wetenschapsbeoefenaren ligt de zaak gecompliceerder. Wij denken hierbij in hel bijzonder aan een drie tal dat in de periode begin 1943 begin 1944 in contact kwam meteen Duitse onderneming, de N.V. Cellastic: de Amsterdamse hoogleraar dr. J.A.A. Ketelaar, de Leidse hoogleraar en di recteur van het Kamerlingh Onnes- laboratorium dr. W.J. de Haas en een medewerker van dat laboratorium, drs. J. Kistemaker. schel, die zich tot laak stelde, door anderen ontwikkelde patenten te exploiteren. Voorzover bekend heeft deze exploitatie slechts plaatsge vonden met betrekking tot een door een Fransman gevonden procédé tot het vervaardigen van kogelvrije au tobanden. Ruscheweyh was gedelegeerd com missaris van Cellastic. Flesche commissaris en het is aannemelijk, aldus dr. De Jong. dat er van meet af aan betrekkingen bestonden tussen hen beiden en de Abwehr die al voor de oorlog actief was op het gebied van de industriële spionage. In 1942 verplaatste Cellastic het centrum der werkzaamheden naar Parijs waar Ruscheweyh als Sonderfuehrer aan de Abwehrstelle verbonden werd. Door contacten in wetenschappe lijke kring gaf Cellastic zich moeite gegevens te verzamelen die voor de Duitse oorlogsproduktie van belang waren. Welnu, aldus dr. De Jong verder, van januari 1943 af vervaardigde prof. Ketelaar ten behoeve van Cellastic uittreksels uit gepubliceerde Neder landse octrooien. Hij voerde boven dien in bezet Frankrijk gesprekken met personen uit de Franse weten schappelijke wereld, kennelijk om aan Cellastic te berichten met welke onderzoekingen men in Franse labo ratoria bezig was. Hij werd voor dat alles goed gehono reerd. Prof. De Haas bewees Cellastic van oktober 1943 af overeenkomstige diensten maar het is aannemelijk dat hij de verbintenis met Cellastic al leen maar aanging om naar Parijs te kunnen gaan vanwaar hij naar Zwit serland hoopte te kunnen ontsnap pen, Dat laatste gelukte hem om streeks mei 1944. Van Zwitserland uit wist hij toen Londen te bereiken. Spionage Exploitatie Cellastic was een maatschappij, in 193" in ons land opgericht door de Duitser Rudolf Ruscheweyh en Rhodius Koenigs Handelmaat schappij (directcurG Alfred Fle- Het was hem door contacten met twee Nederlandse spionage- organisaties (contacten die hij al on derhield voor hij zijn verbintenis met Cellastic aanging bekend dat de Ne derlandse regering op zijn overtocht prijs stelde. Kistemaker trad op verzoek van prof. De Haas in januari 1944 met Cellastic in een vaste relatie en bracht in dat kader drie bezoeken aan Parijs. Evenals prof. Ketelaar maakte hij Cellastic op enkele vindingen attent, o.m. op het gebied van de elektro techniek. die voor de Duitse oorlogs industrie van belang konden zijn. en anders dan prof. De Haas had hij geen aanraking met de illegaliteit. Wij achten het plausibel, aldus dr. Dc Jong. dat noch prof. Ketelaar, noch prof. De Haas. noch drs. Kiste maker er weet van had dat Cellastic aan de Abwehr aangehaakt was. (hierna volgt de bovenaangehaalde passage over de veronderstelling die zonder grond is. Den Haag - In het dinsdag verschenen zevende deel van de geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog heeft de beschrijver van die geschiede nis. prof. dr. L. de Jong zich beperkt tot het beknopt weerge ven van de conclusies die mr. D. Giltay Veth en A.J. van der Leeuw in hun onderzoek hebben bereikt. (Dat onderzoek is onlangs gepubliceerd, red.i Prof. De Jong deelt mee dat hij die conclusies onderschrijft. Hij gaat dan verder: 'Hier is niet de plaats om op de naoorlogse berechting van Weinreb in te gaan en evenmin op dat bewogen geheel van diametraal tegenover elkaar staande opinies dat ten tijde van die berechting leidde tot wat ment de eerste „Weinreb-affaire" zou kunnen noemen en aan het einde van de jaren zestig tot de tweede. Op die aspecten komen wij in ons slotdeel (Epi loog) terug." (Van een speciale verslaggever) DEN HAAG - In bijna de helft van de Nederlandse gezinnen werd in de winter van 1941 niet genoeg verdiend om alles te ko pen wat er door de distributie werd verstrekt. In die gezinnen kwam men geld te kort en hiel- dimen distributiebonnen over. In Den Haag bijvoorbeeld plun derden bij minstens twee gele genheden in 1941 honderden woedende vrouwen bakkers karren. Niet omdat er geen brood was. maar omdat zij geen geld hadden om het beschik bare brood te kopen. Een gezin van vijf personen had in die herfst van 1941 minstens dertig gulden nodig om in het noodzakelijke leven sonderhoud te voorzien. Werklozen kregen in die periode echter slechts veertien gulden steun. Ongeschoolde arbeiders verdienden niet meer dan 25 gulden in de week en bijna de helft van de geschoolden kwam evenmin aan de 30 gulden toe. Dat, was blijkens een uitgebreid over zicht van de sociale en economische si tuatie door dr. Lou de Jong in het ze vende deel van .Het Koninkl ijk der Ne derlanden in de Tweede Wereldoorlog' de situatie waarin Nederland zich be vond in het begin van de bezetting. Kleine markt Er was maar één remedie voor wanneer men geen geld had om datgene te kopen waarvoor men ..bonnen" had: die bon nen te verkopen aan wie wel geld genoeg had. Zo ontstond in het begin van de oorlog een levendige kleine zwarte han del. die echter alleen maar tot resultaat had dat de zwaksten in de maatschappij een deel van hun zwakte overhevelde naar de sterkeren. In ruil daarvoor kre gen die zwakken echter iets meer dan hun loon zodat zij er in het begin zelfs Iets beter van werden Die verbetering was slechts van betrek kelijke duur Toen zij wel in st aat waren om van hun inmiddels gestegen inko mens het gehele distnbutiepakket te kopen, was dat zodanig ineenge schrompeld dat zij zelfs geld over hiel den. maar dat hadden zij dan nodig om andersom de zwarte markt op te gaan om het ontbrekende zwart te kopen. En daar stegen de prijzen snel Eind 1942 waren de zwaï te prijzen het negenvou dige van de. officiële, in 1943 reeds het Toch beoordeelt dr. De Jong de kleine zwarte handel mild. Hij schat dat in vele delen van het land door de boeren tegen 1944 20 tot 30 procent van hun produktie aan de gewone markt werd onthouden en zwart werd verkocht, heel dikwijls tegen min of meer nor male prijzen. Zwarte groothandel In de zwarte groothandel ging het heel anders loe. ..Handige jongens" gingen daarin een belangrijke rol spelen Hoe wel overtredingen van de distributie- en prijsvoorschriften meestal streng wer den gestraft - er zijn doodvonnissen uit gesproken die zijn voltrokken - het me- ïendeel werd met ontdekt Dat was mede door toedoen van de Duitsers zelf. die via verschillende afde lingen van Wehrmacht. en Luftwaffe zeil overgingen tot aankopen op grote schaal op de zwarte markt. De officiële Duitse instanties hebben op de zwarte markt vooi minstens 250 miljoen gulden uitgegeven. Dit leidde tot economische collaboratie op grote schaal. De Duit sers protegeerden poenige zwarthande laars om die produkten los te krijgen die langs normale weg niet meet te vinden waren. In dit wereldje speelde zich de ergerniswekkende ..dolce vita" af van Leeghalen Langs formele weg werd Nederland in de eerste drie jaren van de bezettings tijd leeggehaald ten behoeve van de Duitse oorlogsindustrie. Langdurig staat Lou de Jong stil bij de inschake ling van het Nederlandse industriële apparaat in de oorlogsindustrie. Scheepswerven, vliegtuigindustrie en de textiel en confectie werkten voor 60 procent voor de Wehrmacht. Voor de totale industrie gold een percentage van 35. Toch was de bijdrage van Ne derland aan de totale Duitse oorlog sproduktie niet bijster groot, slechts 2 tot 3 proeent van de totale bewapening. Daarnaast werd veel gevorderd. Grond stoffen die nog in Nederland aanwezig wgren-men had voor ongeveer een jaar voorraad - verdwenen. Schepen werden gevorderd, kerkklokken weiden ge roofd metalen munten, melkbussen, koperdraad, textiel, lederwaren, alles ging de oostelijke grens over. Voor die goederen weiu wei uc^am. evenals voor gevorderde auto's, vrachtwagens, treinen en steenkool. Door dat alles kwam zeer veel geld in omloop, waar geen nieuwe investerin gen noch de aankoop van grondstoffen tegenover kwamen te staan. Belastin gen werden daardoor verhoogd, maar toch was er onder de rijken nog genoeg geld om hoge levensverzekeringen te kopen, hypotheken vervroegd af te los sen en grote saldi te behouden op de bank en de giro. Met. de staatsfinanciën was het droevig gesteldDe bezetting kostte de staat der Nederlanden bijna elf miljard gulden. De met geld smijtende Wehrmacht nam maar geld op bij de Nederlandsche Bank. Aan het einde van de oorlog kwam de staat ruim 10.7 miljard gulden te kort Verarming Voorde vijand werkend werd Nederland niet rijker, maar armer. Velen die aan de rand van het bestaansminimum leef den lieten zich min of meer vrijwillig deporteren naar de fabrieken in Duits land. De werkloosheid werd daardoor teruggedrongen, maar er kwam leed voor in de plaats. De daling van de levensstandaard te kende zich langzaam af. Pas in het vierdejaar van de bezetting was een si tuatie ontstaan waarin de distributie, behalve wat levensmiddelen en een ge ringe hoeveelheid brandstof, aan de meeste burgers niets meer te bieden had. Behalve de kleine groep profiteurs, die kwam niets te kort. Na de winter van 1942 begon langzaam de periode van ontbering en misère. Volgens Lou de Jong vindt men de „stille armoede" die door velen van dat j jaar geleden werd. niet in de statistic- ken terug. Want niet alleen het eten dat op tafel kwam werd minder en de kachel brandde laget ook de leefruimte zelf werd ingeperkt. Na middernacht mocht niemand meer op straat, de radiotoe stellen moesten worden ingeleverd en wie er nog gebruik van maakte liep ge vaar opgespoord te worden en gestraft. Nieuw huisraad, nieuw beddegoed nieuwe schoenen waren niet te krijgen De vaat en de was waren bijna niet meer schoon te krijgen. De enige troost van de doorsnee Neder lander was dat de vijand, die hem lang zaam leegroofde, hem niet lijfelijk in handen probeerde te krijgen. Ei werd op minderheden jacht gemaakt, niet op de meerderheid En eens zou het allemaal over zijn. In de zomer van 1944 gloorde de dageraad. De geallieerden waren in Italië geland en hadden Mussolini op de knieën gedwongen. De bevrijding zou snel komen. Maar voor de helft van die oearuntc Nederlanders liet deze in de verschrik kelijkste periode van de oorlog nog een vol jaar op zich wachten, de honger winter stond voor de deur.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 12