Jodenvervolging in Nederland
was heviger dan in Duitsland
HELFT NEDERLANDERS KON IN OORLOG
DISTRIBUTIEPAKKET NIET KOPEN
PZC/°orl°gsdocumentatie
VERNIETIGENDE CONCLUSIE IN ZEVENDE DEEL DE JONG
VERGAANDE
MEDEWERKING VAN
OVERHEIDSAPPARAAT
Al 700.000
boeken vorige
delen verkocht
Cellastic had niets
te maken met Duitse
atoombompogingen
De Jong achter
conclusies over Weinreb
WOENSDAG 27 OKTOBER 1976
Amsterdam, dinsdag 25 mei 1973 - Joden worden door niet-Joden ipersonen zonder sten
een terrein aan de Polderwea gebracht
Amsterdam zondag 20 juni 1943 - Joden un Amsterdam-Zuid op weg naar e<
sen. van waarzij naar een ran dc dodenkampen werden gevoerd.
DEN HAAG - ..Het nationaal-socialistische fanatisme heeft ertoe
geleid dat de jodenvervolging in Nederland op een nog breder
front is uitgevoerd dan in Duitsland zelf. Slechts één bezettings
bestuur van alle door Duitsland bezette landen is tot de gedwon
gen sterilisaties van joden overgegaan, het Reichskommisariat
in Nederland".
Ondanks medeleven, uitgesproken
door koningin Wilhelmina via de zen
ders van Radio Oranje in Londen, heb
ben ook de ministers van het kabinet in
ballingschap het totale en fatale karak
ter van de „Endlösung" niet tijdig er
kend.
Dat is de vernietigende conclusie, die prof. dr. L. de Jong, direc
teur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie trekt aan
het slot van zijn beschouwingen over het einde van de jodenver
volging in het zevende deel van zijn geschiedenis van „Het ko
ninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog" dat, 1337
pagina's dik, thans in de boekhandel ligt.
De jodenvervolging en de daarop aan
sluitende deportaties zijn het. meest
dramatische gebeuren uit. de bezet
tingstijd én het gebeuren waarbij de
meeste slachtoffers gévallen zijn. De
Duitse bezetter slaagde er in een geheel
volksdeel van ruim 140.000 mensen
eerst in vergaande mate te isoleren, om
het vervolgens met vermijding van
grote schokken, in een periode van nog
geen vijftien maanden, uit de maat
schappelijke samenhang los te scheu
ren en in de gaskamers van voorname
lijk Auschwitz en Sobibor te vermoor
den. Slechts ruim twintigduizend ont
snapten aan hun dood.
Medewerking
n speciale v
•slaggei
DEN' HAAG - Bij de presentatie van
hel zevende deel van de geschiede
nis van „Hel Koninkrijk der Neder
landen in de Tweede Wereldoorlog"
heeft de schrijver prof. dr. Lou de
Jong begrip gevraagd voor het feit
dat dit nieuwe deel opnieuw twee
boeken dik is en meer dan 1335 pagi
na's telt. „De periode die behandeld
wordt-mei 1943 tot juni 1944-is zo
complex, zo boeiend, dat het onmo
gelijk was om met een minder om
vangrijk werk te volstaan".
Van de eerste zes delen van deze serie
zijn. aldus de Staatsuitgeverij, thans
meei dan 700.000 boeken verkocht
De belangstelling voor de seiie blijft
zo groot dat van het zevende deel
opnieuw een eerste druk is gemaakt
van 80 000 exemplaren, waarvan er
op de dag van verschijning reeds
65.000 zijn verkocht. Alle vorige de
len beleven elke twee jaar een hei-
druk. omdat de navraag bijzondei
groot is.
Het volgende deel ihet achtste) zal
eind 1977 of begin 1978 verschijnen
Het wordt volgens Lou de Jong hei
moeilijkste, omdat het de lot gevallen
gaat beschrijven van de gevangenen
en de gedeporleeiden Deze groep
slachtoffers van de Duitse bezetting
zal m vier groepen behandeld woi-
den de krijgsgevangenen, de gijze
laars. de overige gevangenen en de
joden
Deel negen, dat zal handelen over de
regering in Londen, zal in de loop van
1979 verschijnen Het tiende deel. dat
net laatste oorlogsjaar in Nederland
behandelt, wordt opnieuw een dub
bel deel: het eerste gedeelte komt
naar verwachting uit in 1980. het
tweede in 1981.
De laatste tweedelen ovei de gebeur
tenissen in Nederlandsch-Indië en de
Epiloog ide nasleep van de oorlog)
zullen wellicht rond 1985 klaar zijn.
Deze bijna totale uitroeiing van de jo
den in ons land is slechts mogelijk ge
weest door een vergaande medewerking
van vrijwel alle onderdelen van het Ne
derlandse overheidsapparaat. Er is
bijna geen onderdeel van dat apparaat
te noemen dat niet direct of indirect bij
de vervolging of de deportaties betrok
ken was. Daarbij heeft de politie en de
rijksinspectie van de bevolkingsregis
ters een bij uit-stek noodlottige ioI gei
speeld ..Er hebben zich gevallen van
weigering voorgedaan, het waren er
zéér. zéér weinige - zo weinige dat de
bezetter slechts zelden met ernstige
straffen behoefde in te grijpen aldus
dr. De Jong. Zo weinige dat Adolf
Eichnrann zich tijdens zijn proces in Is
raël zeer lovend kon uitdrukken over de
medewerking die hij in Nederland bij de
deportaties had ondervonden.
Het Nederlandse volk heeft zieli in die
periode helaas voornamelijk gekarak
teriseerd door een negatieve instelling
tegenover de joden, door een gebrek
aan solidariteitsgevoel. Zelfs in het
hoogste bestuurscollege van die tijd.
het college van de secretarissen-
generaal werd de behandeling van de
jodenkwestie ontsierd door de nodige
jodengrapjes en min of meer scham
pere opmerkingen, „om toch vooral te
laten uitkomen hoe men zich van die
joden gedistantieerd voelde".
De joodse raad
In elk bezet Europees land. en in Oost-
Europa in elk getto, hadden de Duitse
vervolgers behoefte aan een college dat
hun hevelen zou doorgeven en garant
zou staan voor een stipte uitvoering,
een Joodse Raad. Het waren over het
algemeen representanten van de geze
ten joodse bourgeoisie, voor Nederland
geplaatst onder leiding van de diaman
tair Ascher en de hoogleraar Cohen.
In dit zevende deel komt dr. De Jong tot
een oordeel over dc activiteiten van
deze Joodse Raad. Hij doet dat slechts
na vooropgesteld te hebben dat de le
den van deze raad ..handelden onder
dwang, niet uit zichzelf, maar puur en
alleen door de wil van een oppermach
tige bezetter raakten zij betrokken bij
een proces dat zij in zijn verschillende
stadia als kwalijk, als schandelijk, als
misdadig, als mensonterend be
schouwden. Hun levens zijn. ook als zij
het er levend vanaf brachten, verwoest.
Op zijn sterfbed heeft Cohen tegenover
Lou de Jong in 196" bekend „dat geen
nacht voorbij was gegaan waarin hij
zich niet de nimmer-aflatende mar
telende vraag stelde hoe hij had kun
nen doen wat hij gedaan had".
„Voor zover ons bekend", aldus Lou de
Jong, „is het nimmer voorgekomen dat
de Joodse Raad een Duitse opdracht
heeft geweigerd. Van een wezenlijke
erkenning van het gezag van de Joodse
Raad door dc joden zelf is nimmer
sprake geweest".
Dat dc Raad de bezetter hulp heeft ge
boden. is door de leden nooit ontkend,
maar zij zouden tegelijk verzet hebben
gepleegd. Dr. De Jong is daar niet zo
zeker van. evenmin van het feit dat
door toedoen van de Raad de deporta
ties zouden zijn vertraagd.
Als er vertraging is opgetreden lieten de
Duitsers dat met vooropgezette bedoe
lingen toe. Er moest een selectie van de
le deporteren joden worden toegepast,
al was het alleen maar omdat de vernie
tigingsmachine niet alle joden tegelijk
kon vermoorden en de spooi wegen on
danks de voorbeeldige medewerking,
geen treinen genoeg had om ze allen te
gelijk naar de gaskamers te vervoeren.
Bewust lieten de Duitsers de selectie
uitvoeren door de Joodse Raad. die
daardoor, totdat zij uiteindelijk waarde
loos geworden zelf naar Theresienstadt
werd afgevoerd, de indruk heeft gehad
vertragend te hebben gewerkt. levens te
hebben geiekt.
..Van het begin van de depoi talies al
heeft het streven naar zelfbehoud een
belangrijke rol gespeeld in het beleid
van de Joodse R3ad Was dat onbegrij
pelijk? Geenszins Het was menselijk -
maar diegenen die zich als leiders van
menselijke gemeenschappen in nood
opwerpen, dienen aan zichzelf hogere
eisen testellen Wat bij het verschijnsel
van de Joodse Raad opvalt, zo schrijft
dr. De Jong. is het ..afglijden' De
dienstbaarheid aan de bezetter kende
op den duur geen grenzen.
..De kernfout die men maakte" was dat
men meende dat de beste, de enige be
scherming gelegen was in een nauwkeu
rig en accuraat, opvolgen van alle Duitse
bevelen en dat men zich aan die concep
tie bleef vastklampen ook toen geble
ken was dat de bezetter een doel na
streefde dat fundamenteel met elke be-
scheiming in strijd was: deportatie. Dat
men desondanks zijn werk toen voort
zette. betekende niet anders dan dat
men in zijn angst, zijn doodsnood de
vjjand ihet roofdier) brokken jodendom
toewierp in de hoop dat andere brokken,
in laatste instantie het brok waartoe
men zelf behoorde gespaaid zou blij-
Voorwaar een zware beschuldiging. Dr.
De Jong komt ertoe na in een zeer om
vangrijk hoofdstuk aangetoond te heb
ben dat de leden van de Joodse Raad
wel moesten weten waar zij mee bezig
waren. Niet in het begin van de bezet
ting. maar halverwege 1943 moet het
ook de meest goedgelovige duidelijk
zijn geweest dat aan het einde van de
zogenaamde tewerkstelling in Oost-
Europa. de gaskamers stonden.
A nders
Na een dergelijke beschuldiging moet
de schrijver zich de vraag stellen of het
anders had gekund. Gewapend verzet
was uitgesloten, een opstand in het
hart van Amsterdam, zoals in liet
ghetto van Warschau behoorde tol de
onmogelijkheden. In geheel bezet Ne
derland waren nauwelijks wapens en
explosieven voorhanden.
Dr. De Jong kan zich wel een Joodse
Raad voorstellen die de hulp aan de
vijand tot een minimum beperkend, te
gelijk trachtte een zo groot mogelijk
aantal joden in de Nederlandse samen
leving te laten onderduiken. De verte
genwoordiging van de Joodse Raad in
Enschede heeft dat met succes gedaan.
..Dat zou dan wel geheel andere per
soonlijkheden gevergd hebben dan
men in Amsterdam in de leiding aan
trof'. Een combineren van legaliteit en
illegaliteit is door de Joodse Raad nooit
overwogen.
12
n de verzamelplaat-
Maar wat dc Joodse Raad ook gedaan
zou hebben, ook dr. Dc Jong is ervan
overtuigd dat de bezetter zijn plannen
tot eliminatie van het joodse volksdeel
zou hebben doorgezet. Bij een andere,
meer agressieve houding van de Raad.
had hij dat echter op een andere manier
moeten doen. die veel meer weerstan
den bij het volk zou hebben opgeroepen
dan thans het geval is geweest. De pas
siviteit van het joodse deel heeft de
passiviteit van deniet-joden in de hand
gewerkt!
Antisemitisme
Door deze passiviteit werden de joden
steeds meer een geisoleerde groep die
niet kon rekenen op massale steun van
de bevolking. Het is waar. de eerste
razzia's hadden in het begin van 1941
geleid tot een uitbarsting van solidari
teit tijdens de februaristaking. Na die
staking ging de bezetter behoedzamer
te werk. gewelddadig ingrijpen tegen
joden bleef het gehele jaar uit. Daar
door wende de bevolking aan de aparte
positie die de joden ging
Dr. De Jong signaleert zelfs na 1942 een
toenemend anti-semitisme in plaats
van een groeiende solidariteit. ..Verras
send leek de groei van het anti
semitisme bij degenen die ..goed", dat
wil zeggen anti-nationaal-socialistisch.
anti-Duits waren -personen dus van wie
men op het eerste gezicht zou verwach
ten dat zij zich met de bevolkingsgroep
die het felst door de vijand achtervolgd
werd. solidair zouden voelen"
Het gebrek aan durf om de joodse me
demens te helpen kon men. volgens Lou
de Jong het beste wegredeneren door
aan te nemen dat de joden het ook r.iet
waard waren dat men om hunnentwil
risico s nam. Tegen die achtergrond
weid men vatbaar voor elk verhaal
waarin joden in een ongunstig daglicht
weiden geplaatst
Generaliseren is gevaarlijk, maar ille
gale wei kers die een nauw contact met
de gehele bevolking hadden, merkten
sedert 1942 dc groei van het anti
semitisme met ergernis en bezorgdheid
op. Zelfs het illegale blad Trouw
schroomde niet te schrijven dat ..Gods
vloek" zich aan het joodse volksdeel
voltrok.
Zo kon het gebeuren dat. betrekkelijk
geruisloos voor de gehele Nederlandse
samenleving in juni 1944. kort voor de
geallieerde invasie in Normandiê. de
Duitse vernietigingsmachine 109.000
van de 140.000 Nederlandse joden had
vermoord. Van de tienduizend half-
joden en gemengd gehuwden werd in
Nederland, als enig bezet land. een niet
precies te schatten aantal officieel ge
steriliseerd. Negentienduizend joden
bleven ondergedoken en haalden de
bevrijding.
PROF. DR. L. DE JONG:
DEN HAAG - "Na de oorlog
heeft men,wel verondersteld
dat Cellastic iets te maken
gehad heeft met Duitse po
gingen om een atoombom te
vervaardigen. Die veronder
stelling is van alle grond ont
bloot'. aldus prof. dr. L. de
Jong in zijn dinsdag versche
nen zevende deel van zijn ge
schiedschrijving.
"Tot die laatste conclusie
kwam in 1944-1945 reeds de
Amerikaanse hoogleraar
Samuel A. Goudsmit die in
opdracht van de Ameri
kaanse regering in bevrijd
West-Europa en in Duitsland
naging hoe ver de Duitsers op
het gebied der atoomwape
nen gevorderd waren; zijn
bevindingen werden beves
tigd door een officieel Neder
lands onderzoek dat tot in
1959 voortgezet is', zo voegt
dr. De Jong er aan toe.
Hij vermeldt dit in een voetnoot bij
een beschrijving van het hoger on
derwijs. Hier en daar waren er Duit
sers die meenden dat zij aan voort
gezette wetenschappelijke onder
zoekingen op het gebied der na
tuurwetenschappen profijt konden
ontlenen voor de Duitse oorlogvoer
ing. zo merkt hij in die beschrijving
op.
Dei gelijke onderzoekingen, aldus de
voetnoot, vonden met name plaats
bij de wetenschappelijke instituten
die met sommige universiteiten ver
bonden waren Wij hebben niet de
indruk, zoschrijftdr. De Jong. dat die
onderzoekingen voor de Duitsers van
reeel belang zijn geweest
Ten aanzien van enkele individuele
wetenschapsbeoefenaren ligt de
zaak gecompliceerder. Wij denken
hierbij in hel bijzonder aan een drie
tal dat in de periode begin 1943 begin
1944 in contact kwam meteen Duitse
onderneming, de N.V. Cellastic: de
Amsterdamse hoogleraar dr. J.A.A.
Ketelaar, de Leidse hoogleraar en di
recteur van het Kamerlingh Onnes-
laboratorium dr. W.J. de Haas en een
medewerker van dat laboratorium,
drs. J. Kistemaker.
schel, die zich tot laak stelde, door
anderen ontwikkelde patenten te
exploiteren. Voorzover bekend heeft
deze exploitatie slechts plaatsge
vonden met betrekking tot een door
een Fransman gevonden procédé tot
het vervaardigen van kogelvrije au
tobanden.
Ruscheweyh was gedelegeerd com
missaris van Cellastic. Flesche
commissaris en het is aannemelijk,
aldus dr. De Jong. dat er van meet af
aan betrekkingen bestonden tussen
hen beiden en de Abwehr die al voor
de oorlog actief was op het gebied
van de industriële spionage. In 1942
verplaatste Cellastic het centrum
der werkzaamheden naar Parijs waar
Ruscheweyh als Sonderfuehrer aan
de Abwehrstelle verbonden werd.
Door contacten in wetenschappe
lijke kring gaf Cellastic zich moeite
gegevens te verzamelen die voor de
Duitse oorlogsproduktie van belang
waren.
Welnu, aldus dr. De Jong verder, van
januari 1943 af vervaardigde prof.
Ketelaar ten behoeve van Cellastic
uittreksels uit gepubliceerde Neder
landse octrooien. Hij voerde boven
dien in bezet Frankrijk gesprekken
met personen uit de Franse weten
schappelijke wereld, kennelijk om
aan Cellastic te berichten met welke
onderzoekingen men in Franse labo
ratoria bezig was.
Hij werd voor dat alles goed gehono
reerd. Prof. De Haas bewees Cellastic
van oktober 1943 af overeenkomstige
diensten maar het is aannemelijk dat
hij de verbintenis met Cellastic al
leen maar aanging om naar Parijs te
kunnen gaan vanwaar hij naar Zwit
serland hoopte te kunnen ontsnap
pen, Dat laatste gelukte hem om
streeks mei 1944. Van Zwitserland uit
wist hij toen Londen te bereiken.
Spionage
Exploitatie
Cellastic was een maatschappij, in
193" in ons land opgericht door de
Duitser Rudolf Ruscheweyh en
Rhodius Koenigs Handelmaat
schappij (directcurG Alfred Fle-
Het was hem door contacten met
twee Nederlandse spionage-
organisaties (contacten die hij al on
derhield voor hij zijn verbintenis met
Cellastic aanging bekend dat de Ne
derlandse regering op zijn overtocht
prijs stelde.
Kistemaker trad op verzoek van prof.
De Haas in januari 1944 met Cellastic
in een vaste relatie en bracht in dat
kader drie bezoeken aan Parijs.
Evenals prof. Ketelaar maakte hij
Cellastic op enkele vindingen attent,
o.m. op het gebied van de elektro
techniek. die voor de Duitse oorlogs
industrie van belang konden zijn. en
anders dan prof. De Haas had hij
geen aanraking met de illegaliteit.
Wij achten het plausibel, aldus dr.
Dc Jong. dat noch prof. Ketelaar,
noch prof. De Haas. noch drs. Kiste
maker er weet van had dat Cellastic
aan de Abwehr aangehaakt was.
(hierna volgt de bovenaangehaalde
passage over de veronderstelling
die zonder grond is.
Den Haag - In het dinsdag verschenen zevende deel van de
geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden in de
Tweede Wereldoorlog heeft de beschrijver van die geschiede
nis. prof. dr. L. de Jong zich beperkt tot het beknopt weerge
ven van de conclusies die mr. D. Giltay Veth en A.J. van der
Leeuw in hun onderzoek hebben bereikt. (Dat onderzoek is
onlangs gepubliceerd, red.i
Prof. De Jong deelt mee dat hij die conclusies onderschrijft. Hij gaat dan
verder: 'Hier is niet de plaats om op de naoorlogse berechting van Weinreb
in te gaan en evenmin op dat bewogen geheel van diametraal tegenover
elkaar staande opinies dat ten tijde van die berechting leidde tot wat ment
de eerste „Weinreb-affaire" zou kunnen noemen en aan het einde van de
jaren zestig tot de tweede. Op die aspecten komen wij in ons slotdeel (Epi
loog) terug."
(Van een speciale verslaggever)
DEN HAAG - In bijna de helft
van de Nederlandse gezinnen
werd in de winter van 1941 niet
genoeg verdiend om alles te ko
pen wat er door de distributie
werd verstrekt. In die gezinnen
kwam men geld te kort en hiel-
dimen distributiebonnen over.
In Den Haag bijvoorbeeld plun
derden bij minstens twee gele
genheden in 1941 honderden
woedende vrouwen bakkers
karren. Niet omdat er geen
brood was. maar omdat zij geen
geld hadden om het beschik
bare brood te kopen.
Een gezin van vijf personen had in die
herfst van 1941 minstens dertig gulden
nodig om in het noodzakelijke leven
sonderhoud te voorzien. Werklozen
kregen in die periode echter slechts
veertien gulden steun. Ongeschoolde
arbeiders verdienden niet meer dan 25
gulden in de week en bijna de helft van
de geschoolden kwam evenmin aan de
30 gulden toe.
Dat, was blijkens een uitgebreid over
zicht van de sociale en economische si
tuatie door dr. Lou de Jong in het ze
vende deel van .Het Koninkl ijk der Ne
derlanden in de Tweede Wereldoorlog'
de situatie waarin Nederland zich be
vond in het begin van de bezetting.
Kleine markt
Er was maar één remedie voor wanneer
men geen geld had om datgene te kopen
waarvoor men ..bonnen" had: die bon
nen te verkopen aan wie wel geld genoeg
had. Zo ontstond in het begin van de
oorlog een levendige kleine zwarte han
del. die echter alleen maar tot resultaat
had dat de zwaksten in de maatschappij
een deel van hun zwakte overhevelde
naar de sterkeren. In ruil daarvoor kre
gen die zwakken echter iets meer dan
hun loon zodat zij er in het begin zelfs
Iets beter van werden
Die verbetering was slechts van betrek
kelijke duur Toen zij wel in st aat waren
om van hun inmiddels gestegen inko
mens het gehele distnbutiepakket te
kopen, was dat zodanig ineenge
schrompeld dat zij zelfs geld over hiel
den. maar dat hadden zij dan nodig om
andersom de zwarte markt op te gaan
om het ontbrekende zwart te kopen. En
daar stegen de prijzen snel Eind 1942
waren de zwaï te prijzen het negenvou
dige van de. officiële, in 1943 reeds het
Toch beoordeelt dr. De Jong de kleine
zwarte handel mild. Hij schat dat in
vele delen van het land door de boeren
tegen 1944 20 tot 30 procent van hun
produktie aan de gewone markt werd
onthouden en zwart werd verkocht,
heel dikwijls tegen min of meer nor
male prijzen.
Zwarte groothandel
In de zwarte groothandel ging het heel
anders loe. ..Handige jongens" gingen
daarin een belangrijke rol spelen Hoe
wel overtredingen van de distributie- en
prijsvoorschriften meestal streng wer
den gestraft - er zijn doodvonnissen uit
gesproken die zijn voltrokken - het me-
ïendeel werd met ontdekt
Dat was mede door toedoen van de
Duitsers zelf. die via verschillende afde
lingen van Wehrmacht. en Luftwaffe zeil
overgingen tot aankopen op grote
schaal op de zwarte markt. De officiële
Duitse instanties hebben op de zwarte
markt vooi minstens 250 miljoen gulden
uitgegeven. Dit leidde tot economische
collaboratie op grote schaal. De Duit
sers protegeerden poenige zwarthande
laars om die produkten los te krijgen die
langs normale weg niet meet te vinden
waren. In dit wereldje speelde zich de
ergerniswekkende ..dolce vita" af van
Leeghalen
Langs formele weg werd Nederland in
de eerste drie jaren van de bezettings
tijd leeggehaald ten behoeve van de
Duitse oorlogsindustrie. Langdurig
staat Lou de Jong stil bij de inschake
ling van het Nederlandse industriële
apparaat in de oorlogsindustrie.
Scheepswerven, vliegtuigindustrie en
de textiel en confectie werkten voor 60
procent voor de Wehrmacht. Voor de
totale industrie gold een percentage
van 35. Toch was de bijdrage van Ne
derland aan de totale Duitse oorlog
sproduktie niet bijster groot, slechts 2
tot 3 proeent van de totale bewapening.
Daarnaast werd veel gevorderd. Grond
stoffen die nog in Nederland aanwezig
wgren-men had voor ongeveer een jaar
voorraad - verdwenen. Schepen werden
gevorderd, kerkklokken weiden ge
roofd metalen munten, melkbussen,
koperdraad, textiel, lederwaren, alles
ging de oostelijke grens over.
Voor die goederen weiu wei uc^am.
evenals voor gevorderde auto's,
vrachtwagens, treinen en steenkool.
Door dat alles kwam zeer veel geld in
omloop, waar geen nieuwe investerin
gen noch de aankoop van grondstoffen
tegenover kwamen te staan. Belastin
gen werden daardoor verhoogd, maar
toch was er onder de rijken nog genoeg
geld om hoge levensverzekeringen te
kopen, hypotheken vervroegd af te los
sen en grote saldi te behouden op de
bank en de giro.
Met. de staatsfinanciën was het droevig
gesteldDe bezetting kostte de staat der
Nederlanden bijna elf miljard gulden.
De met geld smijtende Wehrmacht nam
maar geld op bij de Nederlandsche
Bank. Aan het einde van de oorlog
kwam de staat ruim 10.7 miljard gulden
te kort
Verarming
Voorde vijand werkend werd Nederland
niet rijker, maar armer. Velen die aan de
rand van het bestaansminimum leef
den lieten zich min of meer vrijwillig
deporteren naar de fabrieken in Duits
land. De werkloosheid werd daardoor
teruggedrongen, maar er kwam leed
voor in de plaats.
De daling van de levensstandaard te
kende zich langzaam af. Pas in het
vierdejaar van de bezetting was een si
tuatie ontstaan waarin de distributie,
behalve wat levensmiddelen en een ge
ringe hoeveelheid brandstof, aan de
meeste burgers niets meer te bieden
had. Behalve de kleine groep profiteurs,
die kwam niets te kort.
Na de winter van 1942 begon langzaam
de periode van ontbering en misère.
Volgens Lou de Jong vindt men de
„stille armoede" die door velen van dat j
jaar geleden werd. niet in de statistic-
ken terug.
Want niet alleen het eten dat op tafel
kwam werd minder en de kachel
brandde laget ook de leefruimte zelf
werd ingeperkt. Na middernacht mocht
niemand meer op straat, de radiotoe
stellen moesten worden ingeleverd en
wie er nog gebruik van maakte liep ge
vaar opgespoord te worden en gestraft.
Nieuw huisraad, nieuw beddegoed
nieuwe schoenen waren niet te krijgen
De vaat en de was waren bijna niet meer
schoon te krijgen.
De enige troost van de doorsnee Neder
lander was dat de vijand, die hem lang
zaam leegroofde, hem niet lijfelijk in
handen probeerde te krijgen. Ei werd op
minderheden jacht gemaakt, niet op de
meerderheid En eens zou het allemaal
over zijn. In de zomer van 1944 gloorde
de dageraad. De geallieerden waren in
Italië geland en hadden Mussolini op de
knieën gedwongen. De bevrijding zou
snel komen.
Maar voor de helft van die oearuntc
Nederlanders liet deze in de verschrik
kelijkste periode van de oorlog nog een
vol jaar op zich wachten, de honger
winter stond voor de deur.