Natuur reageert
op elke ingreep
- soms met
zwarte modder
DR. K. F. VAAS, BIOLOOG, DIRECTEUR
DELTA INSTITUUT TE YERSEKE:
ZATERDAG 23 OKTOBER 1976
YERSEKE-De baret zwierig op de grijze hareneen donkerblauwe coltrui
hoog gesloten rond de hals, de handen diep in de zakken van zijn regenjas:
dr. K. F. Vaas, bioloog in fors wandeltempo langs de waterkant in Yerseke.
In het oester- en mosseldorp aan de zuidelijke boorden van de Oosterschel-
de, zoaar zoals dat zo mooi heet de geuren van het zilte zeebanket voor het
opsnuiven zijn, kijken ze al lang niet meer verwonderd op als Vaas voorbij
komt. In het begin - dat was aan het eind van de jaren vijftig, toen hij pas
was benoemd tot directeur van het nieuw opgerichte delta instituut voor
hydrobiologisch onderzoek van de Koninklijke Nederlandse Academie
van Wetenschappen - was dat loei anders Vaas was een vreemde eend in de
bijt. De werkster van de familie Vaas - 'zij is een groot vriendin van ons
geworden' -lichtte hem dan ook uitvoerig in over de gewoonten in het dorp
en hoe Vaas zich moest gedragen. „Eenfijn dorp, dat Yerseke", vindt Vaas.
De mensen zijn meer oprecht dan beleefdIk mag dat wel. Na mijn pensio
nering (4 jebruan volgend jaar neemt dr. Vaas afscheid van het delta
instituutblijf ik hier wonen. Mijn vrouw en ik voelen ons echt thuis in
Yerseke. Hetfeit dat onze jongste dochter hier woont speelt ook een rol in de
beslissing in Yerseke te blijven wonen".
Dr. K. F. Vaas (64), bioloog, getrouwd met een
biologe (de milieu-specialiste van de Partij van de Ar
beid in de staten van Zeeland, mevrouw A. Vaas-van
Oven), is een uiterst beminnelijk man. In het gesprek
in zijn werkkamer van het instituut te Yerseke heeft hij
alle tijd.
Bezwaar tegen het gebruik van een opname-apparaat?
„Geenszins, ga je gang".
Ik bied aan het verhaal vóórpublicatie aan hem voor te
leggen. Je kunt nooit weten, nietwaar....? Een verkeerd
gelegde nuance, een onjuiste aanhaling van zijn woor
den.
Vaas weert af: „Neen, niet nodig. Ik zie het wel in de
krant,".
Later gevraagd naar de mogelijkheden voor een
nieuwe afspraak, waarin wat meer persoonlijke zaken
aan de orde zullen komen, trekt hij onmiddellijk zijn
agenda „Donderdag? Akkoord". Als ik hem twee
dagen later bel met de mededeling, dat dinsdag mij
eigenlijk wel beter uitkomt, reageert dr. Vaas prompt
met: „Dan verwacht ik je dinsdagochtend".
Vaas behoort tot die categorie mensen die het de
ander als dat maar enigszins mogelijk is honderd pro
cent naar de zin wil maken. Als het eens een keertje
niet lukt, voel je de teleurstelling bij hem. Achter de
beminnelijke mens K. F. Vaas staat de zakelijke direc
teur van een instituut met bijna zestig man personeel,
een man, die weet wat-ie wil. Een man ook. die op zijn
vakgebied een naam heeft op te houden. Helemaal in
zijn element voelt hij zich, als het gesprek gaat over de
flora en de fauna in het Zeeuwse deltagebied. Hij heeft
daarover een uitgesproken mening. Uitspraken als:
„Water onderhevig aan eb en vloed is altijd mooier dan
stilstaand water, „je kunt het een bioloog niet kwalijk
nemen, dat hij eigenlijk tegen elke menselijke ingreep
is", „door onbeperkte groei heeft de mens ingegrepen
in het natuurlijke evenwicht", „alleen het zonlicht
krijgen we gratis". „Iedere bioloog weet dat geen enkel
organisme onbeperkt kan groeien", liegen er niet om.
Het maakt meteen duidelijk welke stellingen hij heeft
betrokken in het gevecht tussen de na
tuurbeschermers in de breedste zin en degenen die
geloven in een voortschrijdende (economische) groei.
Realist
Anderzijds is dr. Vaas realist genoeg om niet te weten,
dat in de afweging van belangen wel eens concessies
moeten worden gedaan. Als hij zegt tegen 'elke mense
lijke ingreep te zijn in de natuur', voegt hij er in één
adem aan toe: „Ik weet bliksems goed. dat wij als delta
instituut profiteren van het feit, dat er in de zuidelijke
delta allerlei ingrepen worden gedaan. Daardoor zijn
we in de gelegenheid onderzoek te doen. Maar
niettemin zeg ik altijd: laat de mens in vredesnaam zo
weinig mogelijk ingrijpen, hoewel ik me realiseer, dat
je dat niet consequent kunt volhouden. Denk aan de
landbouw, de visserij, de recreatie, het verkrijgen van
drinkwater, kortom het zijn alle ingrepen in de natuur.
Maar je komt er niet onderuit. Als we ons tot
Nederland bepalen moeten we ook bedenken, dat
grote delen van ons land zijn ontstaan, door eeu
wenlang ingrijpen van de mens. Als je spreekt over de
toestand vóór een bepaalde ingreep, moetje je tevens
realiseren, dat het honderd jaar geleden óók anders
was. Neem nu de Oosterschelde. Wat een prachtig na
tuurlijk milieu, nietwaar? Hoe komt dat? Mede dank
zij de aanleg van de spoorlijn, waardoor de Kreekrak
werd afgesloten en een noem het maar gerust uniek
estuarium is ontstaan. Stel, dat die spoorlijn er niet
was. De Oosterschelde zou in dat, geval niet beter zijn
dan de Westerschelde. Je kunt er rustig van uitgaan,
,dat de Oosterschelde zijn typische betekenis heeft te
danken aan de spoorwegaanleg. Dat mogen we nooit
vergeten. Als je het feit accepteert, dat je met 13,5
miljoen mensen op een klein stukje aanslibsel leeft,
moetje geen pretenties hebben. Je zult wel concessies
moeten doen. Je hebt een grote hoeveelheid industrie
nodig, wegen zullen er moeten zijn. Op de een of
andere wijze moetje aan je drinkwater zien te komen.
Landbouw en veeteelt zijn onmisbaar. Zó kun je nog
even doorgaan".
Kijkje er tegen die achtergrond anders tegenaan dan
alleen als bioloog sec?
„Maar natuurlijk. Dat is wel duidelijk, dacht ik Zoals
het tijdens de Oosterscheldekwestie is gegaan, dat is
het beste. Als beleidsinstantie vraag je aan de
'technici' ieder hun eigen oordeel te geven op hun vak
gebied. Water uit al die disciplines tot je komt zetje als
beleidvormende instantie op een rij. Vervolgens weeg
je de voors en tegens af. Zo moet je tot je definitieve
beslissing komen. Ik weet het: het klinkt heel moeilijk,
maar er is, dacht ik, geen andere weg. Je moet het
hebben van een voortdurend afwegen van belangen en
een voortdurende dialoog met de mensen, die er over
kunnen praten".
Wie is dr. K. F. Vaas?
De eigenhandig door hem ingevulde kaart in het
PZC-archief meldt: „Geboren 1911 te Arnhem. Na
middelbare school Groningen en Den Haag. studie
plant- en dierkunde te Leiden. In 1939 naar
Buitenzorg als visserijbïoloog bij proefstation voor
de binnenvisserij. Militaire dienst, oorlog, krijgsge
vangenkampen op Siam en Burma-spoorlijn. Na Ja
panse capitulatie een jaar Nederland. Terug naar In
donesië tot juni 1958. Sinds dat moment directeur
delta instituut voor hydrobiologisch onderzoek van
de Koninklijke Nederlandse Academie van Weten
schappen te Yerseke". Kort en krachtig: dr. Vaas geeft
toe dat er meer is.
Vader was ambtenaar bij het Stoomwezen in Arnhem.
Kort na de geboorte van de jonge Vaas verhuisde het
gezin naar Groningen, waar hij bleef tot de vierde klas
van de middelbare school.
Proefschrift
Van 1929 tot 1938 studeerde hij biologie in Leiden. „Ja.
ikheberlangovergedaan,"antwoordthijopmijnonuit-
gesproken vraag. „Het was crisistijd, vergeet dat niet.
De baantjes lagen niet voor het opscheppen. Na mijn
doctoraal examen ben ik meteen begonnen aan een
dissertatie. In 1938 promoveerde ik tot doctor op een
proefschrift over de groei van bepaalde bacteriën in
een sterke zoutoplossing. Je moet weten, dat ik vóór
mijn doctoraal als bijvak bacteriologie heb ge
studeerd in Delft. Overigens in Leiden heb ik mijn
vrouw leren kennen, die eveneens biologie studeerde".
Na korte tijd als leraar te hebben gewerkt, ging dr.
Vaas - inmiddels getrouwd - in 1939 naar Indonesië. Hij
zegt: „Er werden in die tijd veel jonge academici uitge
stuurd naar het toenmalig Nederlands-Indië. Bij de
Nederlandse regering won de opvatting steeds meer
veld, dat de koloniën er niet waren om als wingebied te
dienen, maar dat het juist onze taak was de bevolking
iets essentieels te geven. Met name meer self
supporting op gebied van landbouw en visserij"
Vaas ging als visserijconsulent naar Buitenzorg
(Bogori op J ava. Na nauwelij ks anderhalfjaar kreeg de
dreiging van het Japanse imperialisme reële gestalte:
Vaas werd voor de militaire dienst opgeroepen. „In
Nederland moest ik niet in dienst, omdat mijn broer
officier van gezondheid in het leger was en toen ik in
1939 in Indonesië kwam, was ik boven de leeftijdsgrens
voor militaire dienst. Toen de oorlog kwam, moest ik
echter toch". Na tweeêneenhalve dag daadwerkelijk
oorlog-voeren voorde toenmalige sergeant Vaas. in op
leiding tot officier, volgde de capitulatie Vaas wachtte
drieëneenhalf jaar krijgsgevangenschap. Zijn vrouw,
met dochtertje van anderhalfjaar, bleef aanvankelijk
vrij, maar volgde hem al spoedig in gevangenschap, zij
het in andere kampen. Voor dr. Vaas - „ik was begin
dertig, achteraf gezien de goede leeftijd, de jongeren
hadden het vaak vreselijk moeilijk, de veertigers en
ouderen konden er vaak niet tegenop" - nam een zwerf
tochtvan 3,5 jaar een aanvang langs tal van kampen in
Siam en Burma. In laatstgenoemd land werd hij
ingezet bij de aanleg van de beruchte dodenspoorweg:
de Burma-lijn. Een kwart van alle gevangenen heeft er
het leven gelaten.
Vindt hij het vervelend over die tijd te praten?
„Weineen, dat is geen punt".
Hoe staat dr, Vaas nu tegenover die periode uit zijn
leven?
„Als één ding me duidelijk is geworden dan is het wel
dit: alle bezit kan de mens worden afgenomen, maar je
geestelijk bezit kan niemand je afnemen De
Japanners stonden op het standpunt, dat we geen
echte krijgsgevangenen waren, maar uitermate ver
achtelijke wezens. Van een normale verhouding
krijgsgevangene - bewaker was geen sprake. Ze gingen
telwerk met een verschrikkelijke willekeur, er waren
afschuwelijke toestanden. Toen heb ik ervaren, dat ze
alles met een mens kunnen doen, maar zijn geestelijk
bezit kun je hem niet afnemen".
Vrij
Bevrijd in Siam (het tegenwoordige Thailand) op het
later berucht geworden vliegveld Ubon, van waaruit de
Amerikanen eind jaren zestig, begin jaren zeventig
Noord-Vietnam bombardeerden, werd dr. Vaas te
werkgesteld als medisch analist in een ziekenhuis.
Vaas: „Het was een merkwaardige maatschappij
waarin we toen leefden (mijn vrouw en toen vijfjaar
oud dochtertje kwamen vrij spoedig bij mij), één ka
mer, met een enkele stoel en bed. eten uit een centrale
gaarkeuken. Maar we leefden vrij en waren gelukkig.
In die wat vage maatschappij kon ik me erg goed vin
den.' In 1946 kwam het gezin Vaas vooreen vakantiepe
riode van één jaar naar Nederland, om vervolgens weer
naar Bogor terug te keren.
Tot 1958 hield hij zich in Bogor bezig met weten
schappelijk onderzoek op het gebied van de zoetwa
tervisserij en de visleelt. „Voor Indonesië was dat
project van groot belang. Vis is het belangrijkste ei
wit voedsel, ter aanvulling van de rijst. Als je alleen
maar rijst eet, kom je een paar essentiële eiwitcom
ponenten te kort," doceert dr. Vaas. „Vandaarhet be
lang van ons project voor Java, ja zelfs voor geheel
Indonesië. Aan zeevisserij hebben de mensen veel
minder: daarbij gaat het om grote hoeveelheden
ineens, die in dit warme land op vervoersproblemen
stuiten. De zoetwatervisserij kun je veel ge
lijkmatiger spreiden".
In 1958 kreeg dr. Vaas plotseling een brief uit Neder
land, die hem na een eerste aanvankelijk negatieve
reactie toch aan het denken zette. De voorzitter
van de Koninklijke Nederlandse Academie van We
tenschappen, Jan Verweij. bood hem min of meer een
baan aan in Yerseke, waar een nieuw laboratorium
voor de delta zou worden gesticht. Dr. Vaas zegt er nu
over: „Ik wilde eigenlijk helemaal niet weg uit Indone
sië We hadden het er reuze naar de zin (het gezin was
inmiddels uitgebreid met twee dochters en een zoon).
Ik schreef Jan Verweij dan ook terug, dat ik er niets
voor voelde. Indonesië was ons lief geworden. We
wilden - en we konden - blijven. Rond die zelfde tijd
veranderde echter de houding van de Indonesische
regering ten opzichte van de achtergebleven Neder
landers.. Iedereen moet er uit, zeiden ze. Eigenlijk be
doelden ze: het merendeel van de Nederlanders moet
Tekst: M. P. Dieleman
Foto: Wim Riemens
weg. Er kwam een massale uittocht op gang. Het con
tact met Nederland, werd verbroken, voor de handels
ondernemingen werd het steeds moeilijker, Neder
landse scholen werden gesloten. Op dat moment reali
seerden wij ons, dat als we in Indonesië zouden blijven,
wij onze kinderen geen Nederlandse opleiding zouden
kunnen geven, Dat heeft de doorslag gegeven. In juni
1958 zijn we voorgoed naar Nederland gekomen. Be
halve de familie stond ook Jan Verweij ons op te wach
ten. Of ik het beroerd had gevonden om weg te gaan.
Nou en of, zei ik. Over een paar dagen moest ik hem
maar eens bellen, sprak hij voor zijn vertrek, 't Was een
bijzonder man. Zó ben ik in Yerseke gekomen".
Tweede vaderland
Later in de sober, maar doelmatig ingerichte kantine
van het uit 1970 daterende stuk nieuwbouw van het
delta instituut blijkt hoe na Indonesië dr, Vaas aan het
hart ligt. Nu zijn pensionering met rasse schreden na
dert - op de dag van ons tweede gesprek heeft hij juist
de directeurskamer leeggehaald en zijn spullen naar
elders overgebracht - wordt zijn denken meer dan ooit
beheerst door 'de gordel van smaragd', zoals hij het
land heeft leren kennen. Zegt. dat hij en zijn vrouw er
beslist heen zullen gaan. Misschien niet direct na zijn
pensionering, maar lang zal het niet duren als het aan
hem ligt. Het liefst zou hij er zo'n halfjaar toeven, bij
tijd en wijle een gastcollege gevend aan één van de
Indonesische universiteiten. Oude contacten met het
land, dat hij 'mijn tweede vaderland' noemt, heeft hij al
die jaren aangehouden. De inmiddels al gepen
sioneerde directeur van het viscentrum in Bobor is een
groot vriend van hem. Diverse malen is deze op bezoek
geweest bij de familie Vaas in Yerseke als hij
congressen in Europa of de Verenigde Staten bezocht.
Vaas: „Met die mensen heb je een echte vriendschap.
Als hij bij wijze van spreken hier komt en hij moet een
week naar België, dan is het de gewoonste zaak van de
wereld, dat ik, zijn vriend, mijn auto tot zijn be
schikking stel. Anderzijds: als een naast familielid
van mij voor een half jaar naar Indonesië zou gaan.
kan ik zeggen: hij of zij blijft van zolang tot zolang bij
jou of familie van je logeren. Dat kan allemaal. Fan
tastisch hè?"
Basiskennis
De laatste 19 jaar van zijn loopbaan heeft dr. Vaas de
leiding gehad van het delta instituut te Yerseke, zoals
de naam kortweg luidt. Hij begon er in 1958 met vier
medewerkers, thans ishetinstituutuitgegroeid toteen
'bedrijf met 56 medewerkers! sters), onder wie een
dozijn academisch geschoolden.
Wat is en doet het delta instituut? vraag ik dr. Vaas
„In de eerste plaats een vermeerdering van kennis over
het aquatisch milieu. Dat is een doel opzichzelf. Zoiets
zeggen overigens ook de archeologen of de mensen die
Assyrisch recht studeren. Het gaat verder om de prak
tische toepassingen. Wij verschaffen als instituut ba
siskennis aan al diegenen die iets met deze gegevens
willen beginnen, zoals visserij, scheepvaart, recreatie,
noem maar op"
Noemt verder het inrichtingsplan voor de
Grevelingen, waar het instituut en zijn medewerkers
'bemoeienis' mee hebben. Vaas noemt een voorbeeld:
een bepaalde begroeiing omdat die goed zou zijn voor
de vogelstand. In die gevallen kunnen degenen die dit
voornemen willen verwezenlijken bij het delta in
stituut terecht voor de basisgegevens. Iedere weten
schappelijke vondst is volgens dr. Vaas van belang op
zichzelf, maar ook van belang om een arsenaal van
kennis op te doen om praktische zaken aan te pakken.
Voor aiie vragen die er rijzen - of dat nu m de ïniich-
tingssfeer is of in de beleidssfeer - is het noodzakelijk
kennis te hebben van de samenlevingen in het water.
Dat doet het delta instituut in het zuidwesten-
Vaas: „In de Oosterschelde of in de Grevelingen kun je
niet experimenteren. Nu doet zich hier het unieke
verschijnsel voor, dat waterstaat het voor ons doet.
Weliswaar niet voor onze lol. maar ze doen het toch
maar. Alleen in Canada komt het op grote schaal voor:
in de z.g. Experimental Lake Area, een enorm gebied
met allerlei meertjes. Op een bepaald moment kun je
in één van de meertjes fosfaat toevoegen en zien wat er
gebeurt in vergelijking met een soortgelijk meertje,
waar niets is toegevoegd. In het dicht bevolkte West-
Europa kun je zoiets niet doen. Maar bij ons gebeurt
het toch doordat hier allerlei ingrijpende werken wor
den uitgevoerd. Nogmaals: niet voor onze lol en niet
zoals wij het graag zouden willen, maar er gebeurt niet
temin iets, waarbij een groot geheel sterk wordt veran
derd. Daar kunnen wij van leren. Kijk, als er iets ge
beurt krijg je daar een reactie op. Vooral als je verschil
lende watervlakten hebt, waar verschillende dingen
gebeuren, kun je door vergelijking allerlei reacties op
sporen. Daardoor kun je weer inzicht krijgen in de
wijze waarop dat allemaal in zijn werk gaat tussen de
verschillende organismen."
Bent u op dit terrein al opmerkelijke zaken tegenge
komen?
Vaas: „In het klein wel, maar in het groot is het
moeilijk te zeggen".
Zijn er voorbeelden te noemen?
Vaas even aarzelend: „Je zou dit kunnen zeggen: de
ontwikkeling van de visfauna in de Grevelingen - ik
heb me daar speciaal mee beziggehouden - toont para
lellen met die in het Veerse Meer. Na de afsluiting zag je
dat de diversiteit van de fauna afnam. Dan kom je op
een zeker moment in het Veerse Meer plotseling een-
emigrant tegen: de zwarte gondel. Die zelfde vis
bevindt zich nu in de Grevelingen. Ik noem dit, omdat
het een vis is van mijn eigen onderzoek. Op dergelijke,
niet bepaald grote, schaal zou je wel meer van dit soort
dingen kunnen noemen."
Zijn er ook essentiële veranderingen?
Vaas: „Essentieel? Kijk ieder water heeft zijn eigen
wetten. De natuur reageert op elke verandering, heeft
een antwoord op iedere situatie. Soms is het antwoord,
dat het een stinkrommel wordt. Dat is ook een realiteit
van de natuur. Als de natuur zegt: ik kan hier alleen
maar op reageren met zwarte modder en zwavelwater
stof producerende bacteriën dan heb je iets dat
weinig mensen plezier zal doen. Maar je hebt in elk
geval iets. dat het antwoord is van de natuur op een
bepaalde situatie".
Zoals in Sas van Gent met het afvalwater van de sui
kerfabriek?
Vaas: „Precies. Dat is een reactie. Je kunt het van
tevoren nagaan dat het zo zal zijn. Als je er verandering
in wil krijgen, zul je een andere situatie moeten creë
ren".
Zijn dit soort calamiteitenvaak voorspelbaar?
Vaas: „Er zijn ettelijke dingen voorspelbaar. Maar
altijd heb je in de natuur ook een zekere onvoorspel
baarheid".
Is er in dit opzicht een bepaalde verhouding aan te
geven?
Vaas: „Neen, dat zou ik niet durven zeggen. Soms zijn
dingen in principe voorspelbaar, maar niet specifiek.
Neem als voorbeeld het Veerse Meer: wanneer de grote
verarming van fauna optreedt, maar er toch mogelijk
heden zijn voor een voedselproduktie, kun je het wel
voorspellen, dat met deze fauna zich hoogst waar
schijnlijk nieuwe emigranten gaan ontwikkelen. Maar
of dat nu visje Piet of visje Klaas is kun je weer niet
zeggen Je kent namelijk de specifieke eigenschappen
van visje Piet en visje Klaas onder die nieuwe voor
waarden niet.
Vindt de heer Vaas, dat de mens bezig is het 'milieu aan
te tasten?
Vaas: „Ja, dat vind ik wel. Op dit moment zijn we
echter tot de ontdekking gekomen, dat we op de ver
keerde weg zijn. Die erkenning is al heel wat. Het meest
onherroepelijke komt door die ongebreidelde groei.
Iedere bioloog weet, dat geen enkel organisme onbe
perkt kan groeien. Het enige dat we gratis krijgen is het
zonlicht. In menselijke tijden gesproken: de voorraad
delfstoffen raakt eens op. Er komt geen ijzer of koper
bij. Ergens is er een eind aan
Wat de zee betreft kun je het zo zeggen: je mag niet aan
je kapitaal komen. Wees tevreden met de rente. Voor
vele zeeën geldt dat al, maar helaas niet voor de Noord
zee. Daar is sprake van een ernstige overbevissing.
Begrijpelijk, dat tot maatregelen, zoals quotering,
wordt overgegaan. De landen rond de Noordzee vinden
allemaal dat him buurman maar wat minder moet vis
sen. Dat is principieel fout Ieder moment zie je weer.
dat de mythe van de vooruitgang en de onbeperkte
groei de kop weer opsteekt. Gelukkig is de kentering
waar te nemen. Dat verheugt me".
Mosselen en kip
Vaas - persoonlijk staat meer centraal in ons tweede
gesprek, dat eindigt in een Yerseks restaurant. Ik vind
het aan mijn stand verplicht gekookte mosselen met
bruine boterhammen te bestellen. Niet alleen ben ik in
het walhalla van de zilte zeecultures, maar tegenover
me zit een man die alles van de zee en zijn bewoners
af weet Tot mijn verrassing laat dr. Vaas een goud
bruin gebakken kippetje aanrukken, met appelmoes
en frietjes, zoals de horecamensen pommes-frites
plegen te noemen. Dr. Vaas legt me uit een groot lief
hebber te Zijn van alles wat de zee oplevert, maar juist
de mosselen zijn niet zijn sterkste kant. Vandaar
Zegt, dat hij zeer is ingenomen met het werk dat zijn
vrouw in de politiek doet. Als partijman - "ik voel me
verwant aan de SDAP" - volgt hij het grote en kleine
politieke gebeuren op de voet. Zelfheeft hij nooit tijd
voor de politiek gehad in de zin, dat hij actief kon
meedoen. Wel 'doet hij af en toe mee' met. ae ver-e-
eniging Milieuhygiëne Zeeland en voorziet hij zijn
vrouw van gegevens op het gebied van de waterver
ontreiniging.
Noemtzljn vier kinderen (drie dochters en een zoon, de
jongste van het stel) zelfstandige mensen, die hun
eigen weg hebben gezocht en gevonden. Dat niet één
van de vier biologie heeft gestudeerd, interesseert hem
nauwelijks. Zijn jongste zoon - hbs' b - nadat pa na
drukkelijk had doen uitkomen, dat zoonlief dit diplo
ma toch echt wel moest behalen, (één van de weinige
keren, dat ik echt ingegrepen heb") - is een geslaagd
zakenman met drie zaken in resp. Vlissingen, Goes en
Temeuzen. In de platen- en grammofoonbusiness.
Waar zijn jongste zoon deze handelsgeest vandaan
heeft, is dr. Vaas tot op de dag van vandaag een
raadsel.
Vertelt als hobby 'toneel' te willen opvoeren, speelde
vroeger allerlei rolletjes, regisseerde zo nu en dan en
zag er zelfs niet tegenop de tenorpartij in de opera die
Jahreszeiten te vertolken. Geeft toe, dat dat al lang
geleden is: in Indonesië en dat niemand anders de rol
aandurfde. „Je keek daar niet zo nauw". Over het In
donesië van voor de oorlog sprekend laat hij het woord
'getto-cultuur' vallen. Voelde eigenlijk heel weinig
voor de 'koloniale clan', maar zegt heel eerlijk er van
wege de contacten met landgenoten toch min of meer
aan meegedaan te hebben.
Ziet erg graag een toneelstuk: zowel live als op de tele
visie. „Eén van mijn dochters woont in Amsterdam. Ik
ben met een natte vinger te lijmen naar Amsterdam te
gaan".Gedeeltelijk vanwege de dochter, voor een
groot deel ook omdat de mogelijkheden om toneel te
zien in de hoofdstad niet onaanzienlijk worden ver
ruimd."
Onder hobby's verstaat dr. Vaas ook lezen, wandelen
en vogels kijken. „Zondag nog een meerkoet gezien bij
Wemeldinge. Zeldzaam hier hoor. Niet dat ik zoveel
verstand heb van vogels. Maar je bent dan zo dicht bij
de natuur".
Zegt als bioloog hooglijk geïnteresseerd te zijn in de
flora en de fauna. Iedere plant en ieder dier vindt hij
interessant. Als uitvloeisel van zijn werk, maar tevens
al een stuk hobby bedrijft hij het hoofdredacteurschap
van het Engels-Duits-Franstalige tijdschrift 'Hydro-
biologia', dat éénmaal per maand verschijnt en dat
internationaal wordt verspreid. Boven de namen van
een aantal redacteuren-medewerkers prijkt de naam
van dr. K. F. Vaas, voorafgegaan door de woorden
editor-in-chief. Dr. Vaas heeft de stellige verwachting,
dat hij na zijn pensionering wat meer tijd beschikbaar
zai hebben voor het tijdschrift. ,,'Tot nu toe was het
veelal avondwerk. Straks kan ik de zaken overdag
klaarmaken. Dat is dan mooi meegenomen".
Kamperen noemt hij tijdens ons gesprek een
'hartstocht'. Kamperen op de oude manier wel te
verstaan. In Frankrijk komt hij het meest aan zijn
trekken, waarbij hij toegeeft dat de voortreffelijke
wijnen in het land van Marianne hem het allemaal
rooskleurig laten zien. Van 'een beetje primitief
houdt dr. Vaas tijdens hel kamperen wel. Hij is niet
voor niets doctor in de plant- en dierkunde.