Tijd verstrijkt traag voor
Surinamers in St. Joseph
Tweede winter in opvangcentra
NIET TELEUR GESTELD
IN NEDERLAND"
„WIJ PRATEN MET
IEDEREEN OP SCHOOL
Jozef Rudolf Koulen
Yvonne Saidin
1976 ZATERDAG 16 OKTOBER 1976
Rui
Luim een jaar geleden landden ze in grote groepen op Schiphol, de
Suriname. Om politieke, sociale, economische, persoonlijke en andere redenen
- sommige steekhoudend, andere nauwelijks gegrond - verkozen ze Nederland
boven hun voor de onafhankelijkheid staand geboorteland in tropisch West
Indië. Velen van hen dachten toen - en denken nu - niet aan terugkeer. Vele
anderen verschuiven die repatriëring naar een verre, vage toekomst. En Neder
land heeft verplichtingen als ex-kolonisator.
Voor een groot deel kwamen deze rijksgenoten in opvangcentra terecht. Tijde
lijk, maar voor één winter zou het zijn Maar de tweede winter is al in zicht voor
hen die nog niet aan een 'eigen' woning geholpen konden worden Op dit mo
ment telt Zeeland nog vier opvangcentra, in Baarland met 22_tijdelijke bewo
ners, in Breskens (met 33). pension Ciskain Vlissingen (7) en het voormalige Sl-
Josephziekenhuis in Vlissingen. het grootste centrum met 95 mensen uit Suri-
Binnenkort zal een 40-tal het St:-Josephgebouw vaarwel zeggen: Ze hebben
elders definitieve huisvesting gekregen in een grotere gemeente; in Zeeland of
daarbuiten. Zullen de overige 45 er eerst nog moeten overwinteren eer zij ook
over een vaste woonstee kunnen beschikken? Dat betekent nog langer de dage
lijkse sleur van het vrijwel niets doen. het 'vegeteren' zoals een maatschappelijk
werker het noemde, in een gebouw dat nu niet bepaald uitmunt door zijn gezel
lige sleer. Niet, dat men dit de directie van het St.-Josephcentrum mag verwij
ten. Die doet in samenwerking met het Haagse 'Centraal Bureau Uitvoering
Vestigingsbeleid Rijksgenoten' het mogelijke om de mensen hun tijdelijk verblijf
naar omstandigheden zo aangenaam mogelijk te maken. Maar een voormalig
ziekenhuis is nu eenmaal geen hotel of bungalowpark En ook Surinamer? zijn
mensen die het- liefst maar in hun eigen huis hun eigen woon- en leefsfeer willen
scheppen. Eri wachten duurt lang, al weten velen zich er moedig door te slaan.
In Sint-Joseph in Vlissingen spraken we met c
tijdelijke bewoner, met de directie en met een
het Centraal Bureau.
Op de stoep van de hoofdingang zitten een paar bruine kinde
ren in het herfstzonnetje te spelen. In de hal van 'Sint Joseph'
hangen wat jongelui rond. Ze praten en lachen wat, hebben
kennelijk niets om handen. Directeur-eigenaar J. C. de Vries
ontvangt ons in zijn kantoor. Daar is ook maatschappelijk wer
ker A. van der Graaf, verbonden aan het Centraal Bureau Uit
voering Vestigingsbeleid Rijksgenoten. Zeeland behoort tot het
rayon waar hij de belangen van de uit Suriname gekomen men
sen moet behartigen, voor zover zijn bureau daar althans nog
bemoeienis mee heeft. Zijn zorgen strekken zich ook uit naar de
95 Surinamers, voornamelijk Hindoestaans van afkomst, die
thans nog in St. Joseph zijn gehuisvest. „Dat is geen normale
toestand, laten we dat niet gaan denken", zegt de heer Van der
Graaf.
Vijf-en negentig mensen in één ge
bouw bij elkaar, variërende van pas
geboren babies tot iemand van 70 jaar.
Sommigen van hen zitten er een jaar,
sommigen pas enkele weken. Vijf en
negentig mensen, waarvan 60 kinde
ren tol 18 jaar. Zeventien daarvan be
zoeken de basisscholen in Vlissingen.
De overige 43 zijn öf te jong voor on-
j derwijs, öf nemen deel aan het voort
gezet onderwijs. Van de volwassen
mannen heeft er op dit moment niet
één werk
i „Geen normale toestand", herhaalt de
heer Van der Graaf nog eens, er op
wijzend dat de aanwezigheid van
deze mensen in dit centrum een tijde
lijke zaak is. Directeur-eigenaar De
Vries heeft het gebouw tot eind no-
I vember 1977 aan het Centraal Bureau
verhuurd.
i „Het regeringsbeleid is gericht op in-
i tegratie van de Surinamers. geen as-
I similatie, en het moet in gebundelde
I deconcentratie gebeuren, We zijn nu
bezig dit beleid uit te voeren. Samen
met de mensen zelf. Op basis van vrij-
willigheid".
Hoe is de stemming op een plaats
waar bijna een honderd mensen bij
elkaar zijn met als voornaamste 'be
zigheid' het wachten?
„Als je de omstandigheden in aan
merking neemt vrij goed", meent di
recteur De Vries. „Als je weet dat de
één die omstandigheden anders on-
I dergaat dan de ander, dan kun je zeg
gen dat Sint Joseph ten minste ééi.
van die centra is. waar gelukkig geen
rellerige sfeer heerst", stelt maat
schappelijk werker Van der Graaf. De
inzet van de directie en ook van de
mensen van het Centraal Bureau is
zodanig, dat we rellerige sferen trach
ten te vermijden. Maar dat hangt ook
in sterke mate van de toevallige be
woners af."Eén gezin kan de hele sfeer
bederven
Huisvesting
De Surinaamse mensen het mogelijk
maken in de Nederlandse samenle
ving te integreren, Hen daarbij ook
aan huisvesting helpen. In 'gebun
delde deconcentratie'. Dat wil zeg
gen: niet allemaal op één hoop bij el
kaar. Ook niet helemaal alleen als ge
zin of individu in een vestigings
plaats.
„Je hebt niet altijd gemeentebesturen
of woningbouwcorporaties, die daar
aan willen meewerken", zegt Centraal
Bureau-man Van der Graaf. Er zijn er
die het liefst een groep Surinamers op
één en dezelfde verdieping van één en
dezelfde galerijflat zouden zetten. Dan
ben je wel op de verkeerde weg, ook al
onttrekt zich dit aan de greep van het
Centraal Bureau, dal wél voor de Su
rinamers 5% van de woningwetwonin
gen in een gemeente kan verlangen.
„Ten aanzien van die vijf percent heb
ben zeer zeker goede medewerking.
Dat; geldt voor geheel Zeeland. We
kunnen soms zelfs meer knjgen, maar
dat houden we zo gering mogelijk. We
maken ooi? geen gebruik van elke 5
%-elaim in elke gemeente. Dat zou in
kleine gemeenten soms maar de vesti
ging van één gezin kunnen betekenen,
en dat strookt niet met het beleid. De
mensen moeten contacten met andere
Surinamers kunnen hebben. Daarom
vestigen wij hen in vrijwel alle grotere
gemeenten en in enkele kleinere", al
dus de heer Van der Graaf.
Contacten
Het woord 'contacten' is gevallen.
Toen de Surinamers pas arriveerden
was er vrij grote belangstelling en
medeleven vanuit de bevolking. Hoe
is het nu daarmee gesteld? De heer
Van der Graaf: „Je kunt niet overal
van goede contacten tussen de Suri
namers en de autochtone bevolking
spreken. Het nieuwe is er af. Er is een
kentering gekomen, die terug te voe
ren is tot generaliseren in de zin van
'als er één Surinamer steelt, zijn het
allemaal dieven". Jammer, want als
er één bevolkingsgroep is, die contac
ten nodig heeft, dan is het wel de Su
rinaamse".
Zijn er gevallen van duidelijke discri
minatie? De heer Van der Graaf haalt
de schouders op: „Ik weet niet of je dit
zonder meer zo zou moeten noemen
Maar wat te denken van dit: Wij probe
ren alleenstaanden aan kamers te hel
pen. Maar het is frappant: Die kamers
zijn altijd 'net verhuurd' als men ziet
dat het gezicht van de kandidaat-
huurder bruin is. En wat dat betreft is
de Zeeuw beslist niet toleranter dan de
Amsterdammer, al stel^ ik nadrukke
lijker dat hetgeen ik hier zeg. mijn per
soonlijke taxatie is"
De deelname van Surinamers aan het
Nederlandse verenigingsleven is
uitermate gering, meent de heer Van
der Graaf:
„Dat komt voor een deel door een ze
kere drempelvrees en een tekort aan
kennis van de Nederlandse gedragin
gen. Maar het Nederlandse vereni
gingsleven heeft ook de neiging een
wat afwachtende. weinig stimulerende
houding aan te nemen, hoewel er ook
wel voorbeelden zijn van verenigin
gen. die zich voor Surinamers open
stellen. Hoofdoorzaak lijkt toch wel de
drempelvrees. Een en ander geldt weei
veel minder voor de grotere plaatsen.
,en natuurlijk niet expleciet voor Suri
namers. Er zijn ook voorbeelden van
Nederlanders, die in kleine plaatsen
moeilijk 'er in' kwamen"
Kerken
Het merendeel van de in St. Joseph
ondergebrachte Surinamers hangt
het Hindoe-geloof aan. Voorts zijn er
christenen-rooms-katholieken en le
den van de Evangelische Broederge
meente - en Moslims.
De heer Van der Graaf: „Christenen
komen het meeste voor onder de
Creoolse Surinamers, bij de Javanen
ook wel Moslims. De nietrchristelijke
Surinamers komen hier religieus ge
sproken nauwelijks aan hun trekken.
Wij krijgen ook weinig verzoeken van
hen om daarin te voorzien. We be
schikken wel over een lijst van alle
Hindoe-priesters, behorende iot de
twee secten van deze religie, zodat
men bij sterfgevallen en huwelijken
daar toch een beroep op kan doen".
Directeur De Vries ziet zondag's wel
Surinaamse mensen naar de kerk
gaan: „De christelijke kerken zenden
met feestdagen ook wel uitnodigingen.
Maar veel kerkmensen zie ik hier niet
binnenkomen. Je ziet hier zelden of
nooit een dominee of pastoor".
Onderwijs
Zoals gezegd bezoeken alle leerplich
tige kinderen een onderwijsinstel
ling. Kunnen de Surinaamse kinderen
meekomen op onze scholen?
„Sommigen doen het heel goed. ande
ren weer heel slecht", vindt de heer
Van der Graaf: „Globaal is er wel een
grote achterstand in onderwijs bij de
Surinaamse kinderen. Dat zit in het
verschil in onderwijssysteem, in de
taalbarrière,en in de schoolwisseling.
die de kinderen hebben moeten on
dergaan: „Sommige kinderen hebben
in Nederland al op drie verschillende
scholen gezeten. Dat is een onvermij
delijk gevolg van het proces dat leidt
van opvangcentrum naar definitieve
huisvesting toe. Dat onderwijs is de
meest zorgwekkende zaak, maar er is
overigens geen enkele aanleiding te
veronderstellen dat Surinaamse kin
deren meer of minder intelligent zou
den zijn dan Nederlandse".
Werk
We wijzen er op dat geen van de vol
wassen Surinaamse mannen in Sint
Joseph op dit ogenblik werk heeft. De
heer Van der Graaf legt uit dat er ook
een achterstand in vakkennis is bij de
volwassen werknemers:
Kort voor de souvereiniteitsover-
dracht werkten de meeste van deze
Hindostaanse en Javaanse mensen
nog als kleine landbouwers met een
geringe opleiding Die vinden hier
moeilijk werk. Anders is het met ge
schoolden. Zo zijn er in Baarland en
kele mensen die uit de aluininium-
branche kwamen. Die hebben dan ook
een baan bij Pechiney. Dat men hier
niet werkt, komt ook, omdat men op
een 'tussenstation' zit. Zodra de detim
tieve huisvesting een feit is. gaat men
plotseling harder lopen voor een be
trekking. Harde cijfers tonen ove
rigens aan dat de Surinaamse bevol
kingsgroep buiten de opvangcentra
een geringer percentage werklozen
telt dan de Nederlandse. Ze willen ech t
wel werken!", zegt de heer Van der
Graaf met nadruk.
zaaltje om te biljarten. Dat dient over
dag ook tot peuterspeelzaal voor 'juf
en haar kleuters.
Een contactambtenaar van het Cen
traal Bureau, benevens de directeur
van het St. Joseph-centrum met vijl
eigen medewerkers hebben de zorg
voor de dagelijkse gang van zaken in
het opvangcentrum.
Tijdens het gesprek komt iemand
meedelen dat er 'vanavond een Hin
dostaanse film zal worden vertoond'.
De heer Van der Graaf vertelt dat men
over een aantal mogelijkheden be
schikt om de mensen 'educatief bezig
te houden', „maar de belangstelling is
niet buitengewoon groot".
Ook een door de Unie van Vrouwelijke
Vrijwilligers opgezette naai-cursus is
gestopt wegens gebrek aan animo.
Er zijn verder mogelijkheden om deel
të nemen aan een zogenaamde 'alpha-
be tische cursus' voorhen die het N eder-
1 ands slecht beheersen, er is een cursus
'Zo is Nederland' met voorlichting
over de werking van ziekenfondsen,
gemeentelijke diensten. Er is huis
werkbegeleiding voor schoolkinderen,
huishoudelijke voorlichting, en een
programma van praktische activitei
ten met excursies en films, dat aan
sluit bij de cursus 'Zo is Nederland'
Vegeteren
Verzorging
Hoe is de verzorging van dc Surina
mers in 'Sint Joseph'? De mensen wo
nen. afhankelijk van de gezinsgroot
te. in de voormalige kamers en zaal
tjes van het oude ziekenhuis. Ze be
reiden zelf hun maaltijden.
Sedert 31 mei krijgen ze geen voedsel-
paketten meer. maar geld om levens
middelen zelf aan te schaffen. Hun
uitkeringen zijn gebaseerd op de lan
delijke normering van de Algemene
Bijstandswet, aangepast aan de om
standigheden. Daarbij geldt hier, dat
men wél voor licht en verwarming,
maar geen huur hoeft, te betalen. Als
menzich 's avonds watontspannen wil
is er een televisiezaal, en een apart
..De belangstelling voorde educatieve
cursussen is niet buitengewoon
groot", stelt de heer Van der Graaf wat
droevig vast. „Het lijkt alsof ze niet
willen, maar de situatie waarin ze ver
keren brengt een grote mate van indo
lentie mee. Men 'vegeteert' de dag
door. Als de definitieve huisvesting er
is. ja. dan komtmen vragen naar zaken
die men had kunnen weten als men
toen maar aan zo'n cursus had deelge
nomen".
Maatschappelijk werker Van der
Graaf gaat verder in de verdediging:
Men moet vooral nietgaan zeggen: „Ze
doen van alles voor die Surinamers,
en die willen er niet aan". Het is psy
chologisch aanvaardbaar dat ze 'er
niet aan willen'. Heeft minister
Boersma ook onlangs niet gewezen op
dc mentale toestand waarin de Neder
landse werkloze komt te verkeren als
hij langer dan een half jaar werkloos
is? Nu. de toestand van de Surinamers
is wat dat aangaat niet minder treu
rig".
De heer Van der Graaf herinnert aan
de spannende tijden, die men bij het
Centraal Bureau achter zich heeft,
toen 's nachts de mensen bij 'golven'
uit Suriname op Schiphol aankwa
men. Ze wisten niet waarheen, moes
ten toch onderdak. Opvang-cenlra
moesten ijlings worden gehuurd, inge
richt. En dat waren niet altijd en
overal vakantieoorden en bungalow
parken, die buiten het seizoen wel
ruimte konden bieden. „Daarin ligt de
rechtvaardiging van het feit dat. wij
ook in een gebouw als St. Joseph
moesten trekken, en dat- geldt voor
meerdere centra, die niet zo ideaal
zijn", zegt de heer Van der Graaf. Er is
nu sprake van een consolidatie. Suri
namers komen niet meer in zo grote
aantallen naar ons land. „Het is de be
doeling van het Centraal Bureau meer
aandacht te besteden aan de maat
schappelijke begeleiding van de men
sen, ook bij de reeds definitief gehuis
veste mensen. Die dienstverlening is ai
beduidend uitgebreid, en zal nog meer
worden uitgebreid. Mogelijk kunnen
we dan een antwoord geven op de ge
noemde problemen", aldus deze
maatschappelijk werker van het Cen
traal Bureau.
Gerard C. van Loo
ie altijd Ne(je,'landcr ge-
t Jozef Rudolf Koulen al in
van liet gesprek. De heer
h is één van de weinig
urinainers. die in St. Jo
seph wonen. II
bouwafdeling
departement v;
en Verkeer. Ziji
derlander. Deze
,t is sedert zijn 60ste
u'as opzichter bij de
an het Surinaamse
,n Openbare werken
i grootvader was Ne
st igde zich destijds
Brits Guyana, trok
vandaar naar het Surinaamse grens
district Nickerie. waar Jozef het le
venslicht zag.
In Nickerie wordt nog veel Engels ge
sproken. De heer Koulen is dan ook
bezig een Engels boek te lezen, als we
hem in zijn kleine, sobere kamertje in
St. Joseph opzoeken. Er staat 'n net
jes opgemaakt bed: een kast, een paar
stoelen. Op een tafeltje wat tijdschrif
ten en familiefoto's. „Ik heb me altijd
Nederlander gevoeld' zegt de heei
Koulen nog eens. Waarom heb ik Suri
name verlaten. Niet bepaald vanwege
depolitieke toestand De gevolgen van
de veranderingen daar had ik rustig
kunnen afwachten. Maar ilt verlangde
deels terug naar het land van mijn
grootvader. Bovendien zijn de sociale
voorzieningen in Nederland veel beter.
En waarom zou ik als Nederlander
daar niet het genot van hebben?",
vindt de heer Koulen. die zijn Neder
lands keurig formuleert,,
Jozef Koulen gaf blijk van zijn Neder
landse gezindheid toen Koningin
Wilhclmina destijds opriep Indonesië
(toen nog Inclïc) van de Japanners te
gaan bevrijden. Hij meldde, zieli vrij
willig voor de militaire dienst, en
deze West-Indiër kwam via Australië
in Oosl-Indié.
I-Iet klimaat, was daar net als thuis in
Suriname Met de Nederlanders uit
.Holland' en ook met de Amboneese
militairen kon hij hetgoed vinden, Met
hel troepenschip "Bloemfontein'
keerde hij in 1947 terug, via Nederland!
In Suriname wachtte hem een baan,
eerst als metselaar, later als opzichter
in de bouwvakken. Vanwege de
dienstbetrekking bij de overheid
krijgt de heer Koulen nu een pen
sioentje. „maar dal is zeer weinig, om
dat het is gebaseerd op de lage loon
schalen van toen", zegt hij.
'De heer Koulen, die in oktober 1975
Suriname verliet, kwam eerst in het
CNV-vakanlieoord in Oostkapelle -
toen ook opvangcentrum - terecht, en
later in St. Joseph. Daar wacht hij nu
op zijn vrouw, die over enkele weken
uit Suriname over zal komen. Het
echtpaar Koulen gaat zich dan vesti
gen in Boxtel, waar al een woning be-
schikbaar is. Dat hij nu zelf zolang zijn
potje moet koken vindt deze oud-
militair helemaal geen bezwaar. De
dag brengt hij door met wandelen ol
lezen, 's Avonds kijkt hij televisie als
het programma hem bevalt. Zo nu en
dan reist hij naar Middelburg, of naar
de neven en nichten in Amsterdam.
Verhoudingen
Hoe zijn de verhoudingen met de au
tochtone Nederlanders? De heer Kou
len glimlacht, begrijpt wat we bedoe
len:
„Ik moet u eerlijk zeggen dat- ik per
soonlijk nog nooit een discrimine
rende opmerking heb gehoord. Ik
wandel vaak. maak onderweg - op de
Boulevard bijvoorbeeld - vaak een
praatje melde mensen, die mij vrien
delijk l.e woord staan. Ook spreek ik
wel eens met bouwvakkers, als ik die
op een bouwwerk zie. We hebben na
tuurlijk gezamelijke vakinteresse".
Niet teleurgesteld
„Ik ben niet teleurgesteld in Neder
land. Ik had ook geen grote verwach
tingen. Ik wist ook dat liet koud kan
zijn, want in 1947 heb ik er een strenge
winter meegemaakt. Kou is niet pret
tig, voor niemand. Ik vind het verder
wel prettig hier. Ik leef hier mijn Le
ven net zo als ik Suriname".
De heer Koulen is een gelovig man, die
zich lot de Nederlands Hervormde
kerk rekent, Hij gaat niet iedere zon
dag naar de kerk: „Zo af en toe. En dan
ga ik zelfs wel eens naar de
Gereformeerde- of de Rooms-
Katholieke kerk".
Nee. van de kerk is er nog nooit iemand
op bezoek geweest, In de kerken heeft
ook nog vrijwel niemand hem aange
sproken, behalve de koster, die hem
een gezangboek aanreikte.
De heer Koulen gaat ook niet
bij Nederlandse mensen op bezoek.
Vindt liij het geen gemis dat hij nu
geen Nederlandse kennissen heeft, en
dat kerkmensen hem niet eens een
avondje hebben gevraagd?
De heer Koulen: „Wat zal ik daarvan
zeggen? Ik ben hier maar lijdelijk.
Straks als ik mijn eigen huis heb. zal
dat vermoedelijk anders worden. En
wat die kerk betreft: Je gaat naar dc
kerk om naar de dominee te luisteren,
niet zozeer voor gesprekken met an
deren. of met de bedoeling ergens 'ge
vraagd' te worden
Heeft de heer Koulen het voornemen
ooit nog eens terug te gaan naar Suri
name? Hij wijst op het portretje van
zijn dochter, zijn kleinkinderen, die
daar nog wonen en zegt: „Misschien
eens met vakantie. Ik geloof dat ik hier
wel zal willen blijven wonen, maar ik
weet natuurlijk nu nog niet wat mijn
vrouw over enkele jaren zal zeggen".
Jozef Rudolf Koulen: Altijd Nederlan
der aevoeld
Een wandelingetje door een half
duistere gang (waar het lichtelijk
naar lysol en voedsel ruikt) en we
komen bij de familie Saidin. Vier zie
kenhuisbedden op een rijtje vormen
het decor aan de ene kant van de ka
mer. waarin ook een paar tafeltjes en
kasten, en twee fietsen staan. Het ziet
er allemaal helder, maar kaaltjes uit.
Een ziekenliuiszaal is moeilijk om te
toveren in een gezellige woonkamer.
Maar met wat kleedjes en bloemen is
er vooreen klein beetje kleurgezorgd.
We maken een praatje met Yvonne
Saidin, in 't dagelijkse leven 'Wonnie'
(16).
Haar vader en moeder, en jongere
zusje zijn bij 't gesprek aanwezig. De
Saidins zijn een Javaanse, kleine
landbouwersfamilie uit- het district
Para. 25 kilometer van Paramaribo. De
reden van hun komst naar Nederland
wordt niet evg duidelijk, Varier en
moeder - ze schenken ons gastvrij een
glaasje cola in - spreken alleen maai
Javaans, en een beetje Maleis, vrijwel
geen Nederlands. Vader Saidin heeft
Indonesië nog wel gezien. Mevrouw
Saidin is ook Javaanse, maar in Suri
name geboren, evenals zovele andere
Surinaamse Javanen wier ouders en
grootouders uit Oost-Indiê kwamen
om op de Westindische plantage te
gaan werken. Familiebanden zullen
wel een woordje hebben meegespro
ken bij de komst naar 'Holland', want
De kou
Wonnie haalt de schouders op als we
haar vragen wat haar in Nederland
misschien niet bevalt: „Eigenlijk al
leen de kou. en het blijft 's morgens zo
lang donker." Geen andere proble
men? „Nee, hoor", lacht het vffj vlot
Nederlands sprekende meisje, als ze
me plagen, plaag ik altijd direct te
rug."
Wonnie kwam alleen naar Nederland
woonde eerst een poosje bij een broer
in Rotterdam, is sedert vorig jaar sep
tember nu mex haar later gekomen ou
ders in St. Joseph. Hoe vindt ze het
hier? Wonnie lach t weer: „O, wel gezel
lig. Ik zit met nog vier Surinaamse
kinderen op school, in 3B van de
LEAO in Vlissingen. We zijn geen
clubje bij elkaar, hoor.. We praten met
iedereen, en iedereen met ons," aldus
Wonnie, die zegt met Nederlands geen
moeite te hebben. In Suriname moest
ze zich van meer talen bedienen. Ze
spreekt dan ook Surinaams. Javaans
en wat Maleis. Ook wat Engels en
Duits.
Ooit nog eens naar Suriname terug?
Ze weet het niet, „Wel met vakantie,
als ik later geld ga verdienen." Ze wil
na de LEAO-schooI verder studeren,
verpleegster worden.
Wat doet Wonnie in haar vrije tijd?
Dan gaat ze naar de vriendinnen of
naar haar vriend. Ze komt thuis bij
Nederlandse vriendinnen, eet daar
wel. „Ik vind aardappelen nu wel lek
ker." zegt ze. Het strand 's zomers in
Vlissingen kan haar ook best bekoren
en een treinreisje naar de familie in
Rotterdam is voor haar nog steeds een
belevenis. „In Suriname zat ik nooit in
de trein. Ik vind hetzo mooi als je door
een landschap rijdt met boerderijen en
zo". Ook de Rotterdamse metro vindt
ze geweldig.
Probleem
Zo te zien heeft Wonnie weinig moeite
met het leven ver van haar vaderland.
Maar toch blijkt er een probleem te
zijn: wat moet er later van vader en
moeder worden als ze straks er uit
trekt om een verpleegstersopleiding te
gaan volgen? Zou het isolement van
hen dan niet nog groter worden? Haar
ouders hebben nu veel aan haar. om-
datze ook als tolk kan optreden. Maar
dan? Wonnies gezichtje betrekt
even.
De kennis van onze taal van de ouders
beperkt zich tot een paar korte zinne
tjes, nodig om in de winkels de bood
schappen te kunnen doen. Wonnie
vindt zelf de oplossing: „Ik zou met
mijn ouders moeten afspreken Neder
lands metze te gaan praten." En Won
nie lacht weer zonnig.
Yvonne Saidin: ..Graaq verpleegster
worden"
I