Sfeer is een kwestie
van fantasie
Rondom een bar slechte vertaling
PZC/zaterdagkrant
_2lj
ZATERDAG 9 OKTOBER 1976
JUidia Postma was het
type kind dat altijd thuis
zat te tekenen. „Poppe
tjes tekenen, dat niet veel
om het lijf had" noemt ze
het. Haar keuze om met
tekenen door te gaan,
maakte ze pas in het laat
ste jaar van de middel
bare school. „Daarvoor
dacht ik datje opvallend
goed moest zijn om naar
de tekenacademie te
kunnen gaan. Overigens
zag ik tijdens dat laatste
jaar ook niet in wat ik an
ders zou moeten doen. Ik
had gewoon geen alter
natief voor mezelf, ik
moest en zou gaan teke
nen".
Het werd de Gerrit Rietveld
academie in Amsterdam. Een
grote stap naar de hoofdstad
noemt ze het: „Als je van het
platteland komt. heb je een
sterk soort minderwaardig
heidsgevoel. Amsterdam leek
me eerst erg mondain, maar dat
raak je na een paar maanden
wel kwijt". Ze heeft alle klas
sen doorlopen, is er dankbaar
voor dat ze de meeste technie
ken heeft kunnen leren. „Ik heb
een voorkeur voor de aquarel
boven de zuivere grafiek. Met
grafiek kreeg ik een uitdruk
kingsmogelijkheid die me niet
ligt. Aquarel biedt me de gele
genheid om de sfeer die ik zoek
en die een mystieke ondertoon
heeft, wel in mijn werk te kun
nen leggen".
Alsje een vluchtige blik slaat op
het vele werk dat ze op de Riet
veld heeft gemaakt - die ze twee
jaar geleden afmaakte - dan zie
je hoe ze in snel tempo vorde
ringen heeft gemaakt. Van de
wat onbeholpen modeltekenin
gen uit het eerste jaar tot de
bijna professionele schetsen uit
de volgende jaren. Ondanks
haar kwaliteiten is ze zich vol
komen bewust van haar beper
kingen: „Dieren zijn nog steeds
razend moeilijk voor me om te
tekenen. Ik heb toch wel ge
merkt dat mensen en land
schappen me beter liggen. En
natuurlijk mis je op zo'n leeftijd
als ik heb nog de rijpheid en er
varing om bepaalde situaties
weer te geven. Ik voel duidelijk
dat ik in een groeiproces zit; ik
ben voorlopig dan ook niet uit
getekend".
Band
Haar voorkeur voor het tekenen
van sprookjes dateert van tame
lijk recente datum, loopt eigen
lijk parallel met de opdracht die
ze van de uitgever kreeg om de
platen bij de sprookjes van An
dersen te maken. Wel had ze al
eerder een sterke band met
sprookjes. „Ze spreken me bij
zonder aan, vertegenwoordigen
een andere wereld. Ik vind het
heel aantrekkelijk dat je er al
lerlei ongerijmdheden in kunt
zien. Dat zit ook in kinderen; die
kunnen onlogische zaken ver
klaren en hoeven ze niet te be
redeneren zoals volwassenen
dat moeten doen"
„Ik maak m mijn voorkeur geen
onderscheid tussen bepaalde
soorten sprookjes. De sprookjes
die op het dagelijks leven zijn
geënt, vind ik even aantrekke
lijk als die met een fantastisch
element erin. Beide typen vind
je ook bij Andersen, van wie ik
overigens lang niet alles aan
trekkelijk vind. Soms zijn ze me
te breed uitgesponnen en ook te
gedateerd. Ik had de vrije hand
bij het uitkiezen van de verha
len waar ik een illustratie bij
kon maken. Daar kan ik ook
achter staan. Zou je dat niet
doen. dan lijkt me de tekening
ook niet te lukken, hè".
„Een sprookje moet volgens mij
oude wijsheden hebben die veel
generaties hebben overleefd.
Het is een kenmerk dat ik in
sprookjes zoek en als ik dat
vind, ben ik ook in staat het te
verbeelden".
Noemt de Engelsen John Bauer
en Arthur Rackham als dege
nen die haar in belangrijke mate
hebben beïnvloed. Bij Rack-
man wijst ze op het „groteske
van zijn trollen, zijn aardman
nen en heksen, die precies lijken
of ze bestaan. Rackham heeft
eens gezegd dat hij ze zelf heeft
gezien. Daar kan ik best inko
men, ze zijn voor mij ook tot le
ven gekomen. Zodanig dat ik ze
zelfs wilde gaan tekenen. In het
laatste jaar dat ik op de Riet
veld zat. is dat de aanleiding
geweest om sprookjes te gaan
tekenen".
Wezentjes
Over haar"affiniteit tot boeken
in het algemeen zegt ze: „Ik had
al vroeg het gevoel boeken te
willen illustreren. Pas in de
laatste tijd is het me duidelijk
geworden dat ik me tot kinder
boeken voel aangetrokken. Ik
heb gemerkt dat het illustreren
van boeken voor volwassenen
totaal anders is dan dan die
voor kinderen. Bij literatuur
voor volwassenen gaat het al
gauw over een ontleding van
karakters, waar kinderboeken
verhaaltjes bevatten die iets
vertellen over gebeurtenissen
met andere kinderen of andere
wezentjes. Ze missen totaal die
psychische ontleding. Dat is
een onderwerp waar ik ook
weinig in zie om het te illustre
ren, het ligt me gewoon niet".
„Ik vind kinderen heerlijk om ze
gade te slaan. Het is een volkje
met een eigen wereld, die vol
komen van die van de volwas
senen verschilt. Ik voel me erg
aangetrokken tot kinderen tot
een jaar of zes; de echte pren
tenboekenleeftijd dus. Maar
denk nu niet dat ik het type van
de kleuterjuf ben dat opvallend
goed met kinderen kan opschie
ten. Er zijn nu eenmaal altijd
kinderen die je aardig en leuk
vindt en anderen die je minder
goed liggen".
Eigen kinderen - ze heeft een
drie jaar oud zoontje en een
meisje van enkele weken dat
bijna gelijktijdig met de gouden
penseel kwam - noemt ze essen
tieel voor haar werk. „Ze heb
ben een sterke beïnvloeding op
je geestelijke ontwikkeling, je
gr oeit met ze mee. Zonder kin
deren zou het bestaan erg leeg
zijn. Ze brengen soms dingen
mee die je totaal kunnen verras
sen. Een eigen denkwereld en
een benaderingswijze die je aan
het denken zetten. Bovendien
hoeven ze niet alles te verkla
ren, dat lijkt me erf fijn".
-Je hebt in je werk een voorkeur
voor zachte tinten en vormen.
Lachend: „Ik ben bij mijn weten
niet agressief, nee. Ik wil een
bepaalde sfeer overbrengen: dat
kan alleen met gedekte tinten.
Die sfeer omvat een zekere hang
naar mystiek, waar je de natuur
in kunt onderbrengen, maar
ook mensen kunnen een mys
tieke sfeer uitstralen".
„Kijk. een illustratie moet bij
het verhaal passen, maar ze
moet op zichzelf ook een eigen
verhaal te vertellen hebben. Het
te illustreren verhaal moet in
één prent terug te vinden zijn. je
moet er de hele sfeer uit kunnen
halen".
„Ik heb bijna nooit de behoefte
om me te documenteren wan
neer ik een tekening maak. Ik
teken alle prenten uit het hoofd,
stel ze samen naar de eisen van
het verhaal. Voor de sfeer moet
je elke dag uitje ogen kijken. Ik
heb een bepaalde gerichtheid in
mijn karakter, dat ik bijvoor
beeld me,er op mensen en op
landschappen val dan op die
ren. Mensen, daar raak je nooit
op uit gekeken. Gezichten spre
ken me ontzettend aan. Ik pro
beer ook om in de figuren die ik
teken niet te veel van mezelf te
projecteren. Ieder verschilt zo
geheel van zijn medemens, dat
probeer ik er juist in te brengen.
Maar dat is een bijna onbereik
baar ideaal. Je gaat altijd van
jezelf uit, zodat je bij het obser
veren van de ander natuurlijk
zeer subjectief bent".
„Sfeer is een kwestie van fanta
sie Ik heb drie jaar in de Bijl
mermeer gewoond, tussen de
betonblokken. Daar zijn ook de
Andersen-prenten gemaakt. Ik
heb daarvoor veel uit mijn ge
dachten moeten putten en als er
dan weinig nieuwe inspiratie
bijkomt, heb je na afloop wel het
gevoel opgedroogd te zijn".
„Ik zag toen het boek af was ge
woon geen mogelijkheden meer
om nieuwe inspiratie op te doen.
Gelukkig zijn we toen ook ver
huisd naar waar we nu zitten. Ik
ben hier gelukkig tot rust ge
komen. al is het op gang komen
toch nog moeilijk gegaan. Ik
ben nu bezig met een nieuwe
opdracht voor een prentenboek
dat bij Lemniscaat gaat ver
schijnen en waarvoor ik zelf het
verhaal mag bedenken".
- Stel je jezelf bepaalde voor
waarden als je zo'n boek gaat
maken?
„Idee en uiteraard de omvang
van het boek. die door de uitge
ver wordt bepaald, zijn de enige
voorwaarden waarmee ik reke
ning houd. Met het idee heb ik
geen moeilijkheden. Voor De
gestolen spiegel bijvoorbeeld
heb ik een idee gebruikt waar
mee ik lange tijd heb rondgelo
pen; dat mensen achter een fa-
gade zitten, hun ware aard ver
schuilen. Toen ik als meisje van
het platteland in de grote stad
kwam. is met dat bijzonder dui
delijk opgevallen"
„Ik put mijn ideccn uit erva
ring, maar ik heb geen uitstap
jes en reisjes nodig. Alleen de
dagelijkse wereld met een be
perkt aantal mensen om me
heen is al genoeg. Ik heb ook
altijd in een beschermd we
reldje geleefd. Het wereldje
van een provinciestadje zoals
je dat vindt in Schagen, Beets,
Medemblik en Hoorn, waar ik
met mijn ouders heb gewoond.
Beschermd in die zin, dat ik
geen extreme situatie in mijn
jeugd heb meegemaakt. Ik was
niet alleen op de wereld en geen
kind van begaafde ouders of
een artiestenechtpaar. Een heel
doodgewoon milieu, met een
gemiddeld inkomen en een ge
middeld huis. En eigenlijk heel
aardige ouders, die niet moei
lijk doen, niet vastgeroest zit
ten aan denkbeelden van hun
generatie".
De jury die onde r auspiciën van de CPNB de
kinderboekenprijzen toekent, heeft dit jaar
een gelukkige keuze gedaan. Terecht gaat
straks bij de opening van de Kinderboeken
week woensdag 13 oktober) de gouden pen
seel naar Lidia Postma uit het Noordhol
landse Sijbekarspel. De penseel is een aan
moedigingsprijs voor een aankomende illus
trator, die daardoor als een „veelbelovend ta
lent" kan worden beschouwd. Lidia Postma
heeft - zij het nog met een klein oeuvre - haar
belofte al volledig kunnen inlossen. Ze heeft
een volstrekt eigen kleurentaal en kan zich
geheel in haar opdracht inleven. Bovendien
beheerst ze het tekenvak op de belangrijkste
puntenwat gezien haar jeugdige leeftijd als
een winstpunt mag worden gezien.
Lidia Postma krijgt de prijs voor haar illus
traties bij de sprookjes en vertellingen van
Andersen, een kapitale en uitstekend ver
zorgde uitgave van Van Holkema en Waren-
dorf. Maar ook haar overige werk zou de
moeite van het bekronen waard zijn: de tekst
en de tekeningen van „De gestolen spiegel"
(Lemniscaat), de omslagen voor Het vege
kolkje" en „Huon en de ganzejonkvrouw
beide van de hand van de Heemsteedse
schrijfster Alet Schouten en uitgegeven door
Van Holkema en Warendorf de illustraties bij
de Bos-basisatlas en de omslag van Severino
van de zilveren griffelwinnaar Eduard Klein
(vertaald door Alet Schouten), dat eveneens
bij Van Holkema en Warendorf is uitgekomen.
Bij een vorige gelegenheid heb ik al eens
met waardering geschreven over het nieuwe
tijdschrift 'Antiekwereld' dat. gezien het
succes dat het blad heeft, in een grote be-
hoefte blijkt te voorzien. Er zijn thans in to-
taal een negental nummers verschenen, en
de verwachtingen destijds door de eerste vier
gewekt, zijn niet beschaamd. Het blijft een
wat rommelig en kakelbont uitgevoerd ma-
gazine, met af en toe bijdragen die geen enkel
peil halen, die hoogstens gezellige babbeltjes
rondom een liefhebberij zijn. Maar daarnaast
verschijnen er ook goed gefundeerde artike
ls len, vaak over onderwerpen die slechtszijde-
lings met 'antiek' te maken hebben, zoals
ethnografica en curiosa. 'Antiekwereld'. ste-
vig geleid door. Jan Juffermans. richt zich
tot een zeer breed publiek en heeft daarmee
precies in de roos geschoten. Het tijdschrift,
heeft hetzelfde rommelige en gezellige, wat
avontuurlijke karakter van de wat betere
brocanteurszaak: een massa zo-zo, en telkens
mogelijkheden tot echte vondsten.
Een greep uit de inhoud vanaf nummer 5:
ikonen en andere zaken op kasteel De Wijen-
burgh, speelkaarten, Afrikaanse goudge-
wichtjes, Wedgwood, 19de eeuwse en vroeg
20-ste eeuwse bladmuziek, de beeldsnijder
Petrus Verhoeven (1729-18161. Phonogra-
phen. de schilder Willem Bartel van der Kooi,.
Tellem en Dongokust (Afrika) en katrolhou-
55 ders van weeftoestellen, ook uit Afrika, 'an-
tieke' auto's.
Verder staat 'Antiekwereld' vol nieuwtjes
over beurzen, veilingen, tentoonstellingen
e.d.; er zijn allerlei soorten rubrieken, en het
tijdschrift is ook niet geheimzinnig met prij-
zen, die staan vaak bij de voorwerpen ver-
meld. Mocht u dit tijdschrift nog niet kennen
dan durf ik u echt een kennismaking aanra-
den. Los kost het 3.75. een abonnement is
40.-. Uitgeveris 'De Tijdstroom' in Lochem.
O
ok de boeken 'Antiek in woord en beeld'
door Anton van Oirschot, en 'De Wereld van
Antiek', ingeleid door Peter Phi 1 p richten tot
een zeer breed publiek, dat dan niet te kies
keurig dient te zijn. Beide boeken werden
uitgegeven door uitgeverij Helmond, te Hel
mond Het zijn boeken op groot formaat, en
geen van beide is echt een aanwinst, al kan
men er altijd wel iets uit opstekenVooral het
boek van Philp lijkt enkel geproduceerd om
in de kortst mogelijke tijd in de ramsj terecht
te komen. Al staan er fraaie afbeeldingen in,
maar dat is heel vaak met zulke boeken het
geval. Het werd zo slordig en onbekwaam
vertaald dat 'India's' tot Indiaans' werd;
trouwens lees de hele tekst bij afbeelding 180
eens. dan weet je het al. Of de 'Olifant, die
beladen is' iwaaarmee. in 'shemelsnaam, afb.
147) en de werkelijk volmaakte kolder bij de
afbeeldingen 155 en 156 waar de vertaler
blijkbaar niet eens begrepen heeft dat
presse-papiers voorwerpen zijn. zodat er b.v.
komt te staan: ..geblazen appel van presse-
papier". De rest zal wel navenant zijn. ik heb
het echt niet allemaal gecontroleerd. Ook het
boek van Van Oirschot toont onvoorstelbare
slordigheden. Kijk eens op pagina 331, waar
wat laat-middeleeuws steengoed uit het
'Zeeuws Museum' te Middelburg (Jacoba-
kannetjes e.d.) doodleuk omschreven wordt
als 'Prehistorische kannen, kannetjes en
schalen, opgeraven in Zeeland". De pver-
zichten zijn meestal uiterst oppervlakkige
opsommingen (op dat over ikonen na, maar
dat is dan ook van de hand van dr. Theemis
sen I, de zwartwit afbeeldingen dof en erg grof
vanraster. degekleurde afbeeldingen tonende
vreemdste, vaalste kleuren. Ik kan geen van
deze boeken aanraden, u kunt uw geld vele
malen beter besteden. Beter is het. ook een
voudige, boekje 'Klokken in kleur' (in tech
nicolor was beter geweest, je krij gt er wel het
groen-en-geel van!) van Andrew Nicholls,
uitgegeven door Moussault. Baam. Hoe raar
de kleuren soms uitgevallen zijn toont plaat
40a, waar een 'groen marmeren' klok duide
lijk amberkleurig geworden is. Aardig is het
schilderij klokje (plaat 37): een romantisch
gezicht op een kerkje, waarvan het toren
uurwerk, wél nog al fors uitgevallen, de tijd
aangeeft. Goede algemene tekst, kortom; een
bruikbaar eenvoudig werkje. H.W.
Wei
e hebben, in het Nederlandse taalgebied, niet veel
geluk met de vertalingen van 'Le grand Meaulnes'.
Die van Max Nord (Het grote avontuur, Querido) is
droog en mist het poëtische, geraffineerde van het
origineel, en de nieuwe van Walter Roland, 'Het avon
tuur van de grote Meaulnes' is erger dan slecht, ze is
belachelijk. Afgezien van de talloze aperte fouten
(waar de vertaler het Frans niet begrepen heeft) en de
vele slordigheden, zijn overal treffende opmerkingen
of hele zinsdelen vergeten of overgeslagen; namen
werden veranderd of toegevoegd waar ze niet staan;
het is werkelijk onvoorstelbaar hoe er hier gebrod
deld is.
Daarbij is het een vertaling in een soort Vlaams dat je
nietmeervoormogelijkhoudt, van een provincialisme
en een knulligheid die je doen blozen. Zo in de trant
van: „Millie zat misschien in de rode kamer voor het
bed vol oude linten en bekeuzelde pluimen, aan haar
nieuwe hoed. die eindelijk was toegekomen, te
naaien". Er staat: „Millie, sans doute, avait regu le
chapeau de La Gare, et sans rien entendre, au fond de
la chambre rouge, devant un lit semé de vieux rubans
et de plumes défrisëes, elle cousait, décousait. rebatis-
sait sa médiocre coiffure.. En dit voorbeeld, ik verze
ker het u. is nog een redelijke parafrase, want vertalen
kun je zoiets niet noemen.
Het heeft geen enkele zin deze werkelijk afgrijselijke
'vertaling' verder onder de schijnwerper te zetten. Et
deugt letterlijk, van de openingsregel tot de slotregel,
kijkt u maar, totaal niets van. Ze wordt uitgeleid dóór
een essay, of liever door een goede twintig bladzijs
proza, van Hubert Lampo, die nooit zijn naam aan dit
knoeiwerk had moeten verbinden. Het is een her
schrijving van een stuk uit 1944, waarin hij veel van
wat er sedertdien omtrent Foumiers leven onthuld is,
heeft verwerkt, en dat is nogal wat, sinds Simone,
Foumiers laatste maitresse, de kat de bel aan bond
met haar Mémoires en met 'Sous de nouveaux soleils'.
Dit essay van Lampo geeft een redelijke feitelijke in
formatie tot, ja tot Lampo zijn stokpaard van het ma
gisch realisme gaat berijden. Dan blijkt namelijk zon
neklaar (volgens Lampo dan) dat Foumier een echte
wegbereider is geweest, een voorloper, een volmaakt
ruiter op dat magisch-realistische paard! Na enkele
pagina's waarin de collectief onbewuste opborrelingen
zich aankondigen als niet meer de weerhouden opris
pingen, komt Lampo tot frasen als
„Voor mij OJitstaat een magisch-realislisch kunstwerk.
de arche-typische elementen onder het
schrijven los komen en door de kunstenaar in zijn
werk worden geïntegreerd. Uit een dergelijk stand
punt bekeken is Le Grand Meaulnes zo veel als een
schoolvoorbeeld van het magisch-realisme. ofschoon
er. strikt genomen, geen onmogelijke of zelfs fantasti
sche toestanden in voorkomen" (p. 2631.
Dat weten we dan ook ween
Je h'oudt het allemaal niet voor mogelijk, maar het ge
beurt, anno 1976, 63 jaar na het verschijnen van dat
merkwaardige, bewonderenswaardige, fascinerende en
allesbehalve gave meesterwerk dat 'Le grand Meaul
nes' genoemd werd.En aangezien het altijd goed is
daarop de aandacht te vestigen, door welke aanleiding
dan ook. schrijf ik toch graag over deze in alle opzich
ten lorrige en voddige uitgave (ook qua druk, bleek,
goedkoop) in de hoop dat weer enkele mensen die 'Le
grand Meaulnes' en Alain-Foumier nog niet ontdekt
hebben, een van de grote sensatie van hun leven zullen
krijgen, en dat liefst via het origineel, en als dat niet
kan via Max Nord.
Ala
riain Fournier werd op 3 oktober 1886 geboren. Zijn
vader was onderwijzer, zijn moeder onderwijzeres. De
moeder stamde, via een 'onecht' kind, vandaar dat het
in die Victoriaanse tijd altijd strikt geheim gehouden
is, van een van de voomaamste.geslachten uit het de
partement Tam, de familie Pujol de la Tapie. In 1889
werd Foumiers zuster Isabelle geboren (zij heeft ge
leefd tot 18 juni 1971) een lang niet onverdienstelijk
schrijfster, maar een erg bigotte figuur die later wel wat
wonderlijk gemanipuleerd heeft met de literaire nala-,
tenschap van haar inmiddels wereldberoemd gewor
den broer. Alain-Foumier sneuvelde namelijk in 1914.
Hij was luitenant, en hij werd vermist op 22 september.
Nooit is er ook maar iets teruggevonden, geen stoffelijk
overschot, geen duidelijk beeld van zijn dood. niets.
Getuigenverklaringen over zijn dood spreken elkaar
tegen; zoais dat in de verwarring van een heet gevecht
pleegt te gaan heeft ieder iets anders menen te zien.
Wanorde. Slechts één ding zeker: zijn dood Daarmee
werd een der briljantste levens uit die tijd bruut afge
sneden
Een jaar te voren, in 1913 dus, was 'Le Grand Meaulnes
verschenen, en ieder is het er nu wel over eens, welke
bezwaren je ook tegen het boek kunt aanvoeren, dat
dit een van de voornaamste romans van deze eeuw is.
Het is een nauwelijks verhulde.autobiografie, geweven
rondom een zuivere, nooit beantwoorde jeugdliefde.
Op Hemelvaartsdag 1905 zag Alain-Foumier, toen
achttien jaar, in Panjs een jong meisje dat hij beeld
schoon vond, de verwerkelijking van zijn innigste
droom. Zij wasslechtséénjaarouderdan hij, maar dat
kon hij toen niet weten. Hij was zo stoutmoedig haar
aan te spreken, Aanvankelijk reageerde ze zoals ieder
welopgevoed meisje uit die tijd: ijzig afwijkend, maar
door zijn aandringen dat. heel eerbiedig en nederig ge
weest moet zijn (bovendien was ook Foumier een bij
zonder knappe en elegante jongeman) liet ze zich ver
leiden tot een wandeling en een gesprek. Ze zegde zelfs
haar naam, Yvonne de Quiévrecourt, een naam die tot
na haar dood, op 29 december 1964, door een bijzonder
grote discretie harerzijds slechts aan een handjevol
mensen bekend was Ze wasal verloofd toen. maar dat,
heeft ze niet tegen Foumier gezegd. Wèl heeft, dat
blijkt uit diverse uitlatingen, deze ontmoeung ook op
haar een onuitwisbare indruk gemaakt. Yvonne de
Quiévrecourt is getrouwd met haar zeeofficier. Bro-
chet, ze heeft twee kinderen gekregen, haar zoon is in
1957 in Algerije gesneuveld, haar dochter is in een
klooster gegaan en leeft in Rome. Zelf is ze, volkomen
dement, op 79-jarige leeftijd in Levallois gestorven.
Deze vrouw is, als 'Yvonne de Galais', de heldin uit 'Le
grand Meaulnes' wereldberoemd geworden, maar
zoals gezegd, nooit heeft ze de discretie verbroken.
Wel heeft ze Foumier nog een paar maal teruggezien,
in het jaar 1913 in Rochefort, waarschijnlijk in de mei
maand, hoewel de datum betwist wordt. De aangrij
pende, ontroerende, onthutsende notities die Alain-
Foumier na hun gesprekken neerkrabbelde bestaan
nog steeds. Hij had toen al zijn verhouding met Simo-
letterkundige kroniek door hans
He,
Let contrast: Yvonne Brochet. hoezeer ze ook in de
war mag zijn geraakt door haar ontmoeting met de
jongere, sociaal onaanvaardbare (hij was nog op
school!) Foumier, heeft altijd gezwegen en alle
nieuwsgierigen van de deur gehouden. De andere grote
liefdeuit Foumiers leven, de vrouw die als actrice en als
schrijfster altijd enkel Simone genoemd wil worden,
heeft de discretie niet in acht genomen en heeft in een
paar boeken, vooral in 'Sous de nouveaux soleils'. 1957.
haar visie op haar beroemde minnaar gegeven. We
kunnen Simone daar niet dankbaar genoeg voor zijn,
want ik vrees dat hij anders enkel opgesierd was ge
raakt met de wat bigotte kleuren die zijn zuster Isa
belle aan geliefde te brengen. Zij is tegen Simone in
verweer gekomen en d aardoor is Alein-Foumiers beeld
veel markanter en juister geworden.
Simone heet van zichzelf Pauline Benda, en ze ont
moette Foumier toen deze secretaris werd van haar
tweede man, Claude Casimir-Perier, zoon van een
voormalige president van Frankrijk, zelf een bekend
politicus Dat was in mei 1912. Simone was destijds een
beroemd actrice die ook in het buitenland triomfen
vierde. Ze was geboren in 1877, en toen Alain-Foumier
haar ontmoette dus 35 jaar oud. Foumier zelf was 24.
Simone was van haar eersteman gescheidenen scha t-
rijk. De jonge secretaris kwam te verkeren in een mi
lieu waarvan hij vroeger hoogstens had kunnen dro
men, ook al had hij zelf van nature een 'prinselijke
allure' naar Simone schrijft. Simone. een heel mooie
vrouw, hield in alle opzichten van het leven, en ze wist
de knappe jonge, poétische secretaris van haar man al
spoedig te verleiden. Het eerste krabbeltje waarin ze
zich aanbood bestaat nog: zij en Foumier hadden de
hele nacht zitten praten, en Foumier. in wezen een
buitenmens, had haar tenslotte op het balcori geroe
pen om de schoonheid van de dageraad te zien. Daarna
was hij weggegaan. In het briefje, ik citeer uit het
hoofd, schreef Simone hem dat zij nu, dank zij hem, de
schoonheid van de dageraad kende, maar ze voegde er
aan toe; maar waarom ben je toch weggegaan9
Uit alles blij kt dat Alain-Foumier direct 'verloren' was
zodra een mooie vrouw op kwam dagen. Tot zijn dood
toe. heeft hij een stormachtige liaison met Simone ge
had. Het laatste woord is daar stellig nog niet over ge
sproken, want twee kemphanen die hier tegenover
elkaar staan, Simone en Isabelle Rivière, zijn allerlei
wel wat door liefde en eigenliefde verblind. Zeker is dat
Simone hartstochtelijk veel van Foumier gehouden
heeft, en hij van haar Maar uit zijn geheime dagboekje
blijkt wel dat het altijd ups en downs waren. Goeddeels
kwam dit natuurlijk ook voort uit zijn afschuwelijke
positie. Zijn werkgever, een nobel en hoogstaand
mens. had geen vermoeden van de verhouding van zijn
secretaris met zijn vrouw; daarbij kwam, behalve het
•verschil in leeftijd, het ontzaglijke verschil in fortuin,
en Foumiers verlangen naar eenvoud en zuiverheid.
Simone heeft hem, toen de oorlog uitbrak en hij naar
het front moest, beloofd dat ze met hem trouwen zou.
ze heeft een zeer intieme vriendschap gehad zowel met
Foumiers ouders als met zijn zusters, die haar uitein
delijk aanvaardden als de toekomstige dochter en
schoonzuster. Foumiers dood heeft uiteraard alles
doen veranderen, en de strijd om de literaire nalaten
schap. gewonnen door Isabelle. is allesbehalve verhef
fend.
leest, en geïnteresseerd raakt in de schrijver komt voor
een heel merkwaardige verrassing te staan, Het boek is
dus een, enigszins onhandig in elkaar gezette, trans
formatie van de werkelijkheid. Wie die werkelijkheid
leert kennen, uit Foumiers vele brieven aan vrienden
en familie, die vrijwel allemaal zijn gepoubliceerd, en
uit de boeken óver hem, moet wel tot de conclusie
komen dat die werkelijkheid enerzijds hemelseren an
derzijds helser geweest is dan het boek. In de herinne
ring gaat alles zelfs een beetje door elkaar lopen, elkaar
overlappen, en dan valt het boek hier en daar soms
tegen.
Het is steeds weer een prachtig spiritueel avontuur
Maar begin dan onder geen beding met deze afechu we-
lijke, intens slechte vertaling.
Alain-Foumier: Het avontuur van de grote
Meaulnes.
Nijgh en Van Ditmar. 's-Gravenhage.
D
och terug naar 'Le grand Meaulnes'. Wie het boek alain-foürnier, 27 jaar oud