Sfeer is een kwestie van fantasie Rondom een bar slechte vertaling PZC/zaterdagkrant _2lj ZATERDAG 9 OKTOBER 1976 JUidia Postma was het type kind dat altijd thuis zat te tekenen. „Poppe tjes tekenen, dat niet veel om het lijf had" noemt ze het. Haar keuze om met tekenen door te gaan, maakte ze pas in het laat ste jaar van de middel bare school. „Daarvoor dacht ik datje opvallend goed moest zijn om naar de tekenacademie te kunnen gaan. Overigens zag ik tijdens dat laatste jaar ook niet in wat ik an ders zou moeten doen. Ik had gewoon geen alter natief voor mezelf, ik moest en zou gaan teke nen". Het werd de Gerrit Rietveld academie in Amsterdam. Een grote stap naar de hoofdstad noemt ze het: „Als je van het platteland komt. heb je een sterk soort minderwaardig heidsgevoel. Amsterdam leek me eerst erg mondain, maar dat raak je na een paar maanden wel kwijt". Ze heeft alle klas sen doorlopen, is er dankbaar voor dat ze de meeste technie ken heeft kunnen leren. „Ik heb een voorkeur voor de aquarel boven de zuivere grafiek. Met grafiek kreeg ik een uitdruk kingsmogelijkheid die me niet ligt. Aquarel biedt me de gele genheid om de sfeer die ik zoek en die een mystieke ondertoon heeft, wel in mijn werk te kun nen leggen". Alsje een vluchtige blik slaat op het vele werk dat ze op de Riet veld heeft gemaakt - die ze twee jaar geleden afmaakte - dan zie je hoe ze in snel tempo vorde ringen heeft gemaakt. Van de wat onbeholpen modeltekenin gen uit het eerste jaar tot de bijna professionele schetsen uit de volgende jaren. Ondanks haar kwaliteiten is ze zich vol komen bewust van haar beper kingen: „Dieren zijn nog steeds razend moeilijk voor me om te tekenen. Ik heb toch wel ge merkt dat mensen en land schappen me beter liggen. En natuurlijk mis je op zo'n leeftijd als ik heb nog de rijpheid en er varing om bepaalde situaties weer te geven. Ik voel duidelijk dat ik in een groeiproces zit; ik ben voorlopig dan ook niet uit getekend". Band Haar voorkeur voor het tekenen van sprookjes dateert van tame lijk recente datum, loopt eigen lijk parallel met de opdracht die ze van de uitgever kreeg om de platen bij de sprookjes van An dersen te maken. Wel had ze al eerder een sterke band met sprookjes. „Ze spreken me bij zonder aan, vertegenwoordigen een andere wereld. Ik vind het heel aantrekkelijk dat je er al lerlei ongerijmdheden in kunt zien. Dat zit ook in kinderen; die kunnen onlogische zaken ver klaren en hoeven ze niet te be redeneren zoals volwassenen dat moeten doen" „Ik maak m mijn voorkeur geen onderscheid tussen bepaalde soorten sprookjes. De sprookjes die op het dagelijks leven zijn geënt, vind ik even aantrekke lijk als die met een fantastisch element erin. Beide typen vind je ook bij Andersen, van wie ik overigens lang niet alles aan trekkelijk vind. Soms zijn ze me te breed uitgesponnen en ook te gedateerd. Ik had de vrije hand bij het uitkiezen van de verha len waar ik een illustratie bij kon maken. Daar kan ik ook achter staan. Zou je dat niet doen. dan lijkt me de tekening ook niet te lukken, hè". „Een sprookje moet volgens mij oude wijsheden hebben die veel generaties hebben overleefd. Het is een kenmerk dat ik in sprookjes zoek en als ik dat vind, ben ik ook in staat het te verbeelden". Noemt de Engelsen John Bauer en Arthur Rackham als dege nen die haar in belangrijke mate hebben beïnvloed. Bij Rack- man wijst ze op het „groteske van zijn trollen, zijn aardman nen en heksen, die precies lijken of ze bestaan. Rackham heeft eens gezegd dat hij ze zelf heeft gezien. Daar kan ik best inko men, ze zijn voor mij ook tot le ven gekomen. Zodanig dat ik ze zelfs wilde gaan tekenen. In het laatste jaar dat ik op de Riet veld zat. is dat de aanleiding geweest om sprookjes te gaan tekenen". Wezentjes Over haar"affiniteit tot boeken in het algemeen zegt ze: „Ik had al vroeg het gevoel boeken te willen illustreren. Pas in de laatste tijd is het me duidelijk geworden dat ik me tot kinder boeken voel aangetrokken. Ik heb gemerkt dat het illustreren van boeken voor volwassenen totaal anders is dan dan die voor kinderen. Bij literatuur voor volwassenen gaat het al gauw over een ontleding van karakters, waar kinderboeken verhaaltjes bevatten die iets vertellen over gebeurtenissen met andere kinderen of andere wezentjes. Ze missen totaal die psychische ontleding. Dat is een onderwerp waar ik ook weinig in zie om het te illustre ren, het ligt me gewoon niet". „Ik vind kinderen heerlijk om ze gade te slaan. Het is een volkje met een eigen wereld, die vol komen van die van de volwas senen verschilt. Ik voel me erg aangetrokken tot kinderen tot een jaar of zes; de echte pren tenboekenleeftijd dus. Maar denk nu niet dat ik het type van de kleuterjuf ben dat opvallend goed met kinderen kan opschie ten. Er zijn nu eenmaal altijd kinderen die je aardig en leuk vindt en anderen die je minder goed liggen". Eigen kinderen - ze heeft een drie jaar oud zoontje en een meisje van enkele weken dat bijna gelijktijdig met de gouden penseel kwam - noemt ze essen tieel voor haar werk. „Ze heb ben een sterke beïnvloeding op je geestelijke ontwikkeling, je gr oeit met ze mee. Zonder kin deren zou het bestaan erg leeg zijn. Ze brengen soms dingen mee die je totaal kunnen verras sen. Een eigen denkwereld en een benaderingswijze die je aan het denken zetten. Bovendien hoeven ze niet alles te verkla ren, dat lijkt me erf fijn". -Je hebt in je werk een voorkeur voor zachte tinten en vormen. Lachend: „Ik ben bij mijn weten niet agressief, nee. Ik wil een bepaalde sfeer overbrengen: dat kan alleen met gedekte tinten. Die sfeer omvat een zekere hang naar mystiek, waar je de natuur in kunt onderbrengen, maar ook mensen kunnen een mys tieke sfeer uitstralen". „Kijk. een illustratie moet bij het verhaal passen, maar ze moet op zichzelf ook een eigen verhaal te vertellen hebben. Het te illustreren verhaal moet in één prent terug te vinden zijn. je moet er de hele sfeer uit kunnen halen". „Ik heb bijna nooit de behoefte om me te documenteren wan neer ik een tekening maak. Ik teken alle prenten uit het hoofd, stel ze samen naar de eisen van het verhaal. Voor de sfeer moet je elke dag uitje ogen kijken. Ik heb een bepaalde gerichtheid in mijn karakter, dat ik bijvoor beeld me,er op mensen en op landschappen val dan op die ren. Mensen, daar raak je nooit op uit gekeken. Gezichten spre ken me ontzettend aan. Ik pro beer ook om in de figuren die ik teken niet te veel van mezelf te projecteren. Ieder verschilt zo geheel van zijn medemens, dat probeer ik er juist in te brengen. Maar dat is een bijna onbereik baar ideaal. Je gaat altijd van jezelf uit, zodat je bij het obser veren van de ander natuurlijk zeer subjectief bent". „Sfeer is een kwestie van fanta sie Ik heb drie jaar in de Bijl mermeer gewoond, tussen de betonblokken. Daar zijn ook de Andersen-prenten gemaakt. Ik heb daarvoor veel uit mijn ge dachten moeten putten en als er dan weinig nieuwe inspiratie bijkomt, heb je na afloop wel het gevoel opgedroogd te zijn". „Ik zag toen het boek af was ge woon geen mogelijkheden meer om nieuwe inspiratie op te doen. Gelukkig zijn we toen ook ver huisd naar waar we nu zitten. Ik ben hier gelukkig tot rust ge komen. al is het op gang komen toch nog moeilijk gegaan. Ik ben nu bezig met een nieuwe opdracht voor een prentenboek dat bij Lemniscaat gaat ver schijnen en waarvoor ik zelf het verhaal mag bedenken". - Stel je jezelf bepaalde voor waarden als je zo'n boek gaat maken? „Idee en uiteraard de omvang van het boek. die door de uitge ver wordt bepaald, zijn de enige voorwaarden waarmee ik reke ning houd. Met het idee heb ik geen moeilijkheden. Voor De gestolen spiegel bijvoorbeeld heb ik een idee gebruikt waar mee ik lange tijd heb rondgelo pen; dat mensen achter een fa- gade zitten, hun ware aard ver schuilen. Toen ik als meisje van het platteland in de grote stad kwam. is met dat bijzonder dui delijk opgevallen" „Ik put mijn ideccn uit erva ring, maar ik heb geen uitstap jes en reisjes nodig. Alleen de dagelijkse wereld met een be perkt aantal mensen om me heen is al genoeg. Ik heb ook altijd in een beschermd we reldje geleefd. Het wereldje van een provinciestadje zoals je dat vindt in Schagen, Beets, Medemblik en Hoorn, waar ik met mijn ouders heb gewoond. Beschermd in die zin, dat ik geen extreme situatie in mijn jeugd heb meegemaakt. Ik was niet alleen op de wereld en geen kind van begaafde ouders of een artiestenechtpaar. Een heel doodgewoon milieu, met een gemiddeld inkomen en een ge middeld huis. En eigenlijk heel aardige ouders, die niet moei lijk doen, niet vastgeroest zit ten aan denkbeelden van hun generatie". De jury die onde r auspiciën van de CPNB de kinderboekenprijzen toekent, heeft dit jaar een gelukkige keuze gedaan. Terecht gaat straks bij de opening van de Kinderboeken week woensdag 13 oktober) de gouden pen seel naar Lidia Postma uit het Noordhol landse Sijbekarspel. De penseel is een aan moedigingsprijs voor een aankomende illus trator, die daardoor als een „veelbelovend ta lent" kan worden beschouwd. Lidia Postma heeft - zij het nog met een klein oeuvre - haar belofte al volledig kunnen inlossen. Ze heeft een volstrekt eigen kleurentaal en kan zich geheel in haar opdracht inleven. Bovendien beheerst ze het tekenvak op de belangrijkste puntenwat gezien haar jeugdige leeftijd als een winstpunt mag worden gezien. Lidia Postma krijgt de prijs voor haar illus traties bij de sprookjes en vertellingen van Andersen, een kapitale en uitstekend ver zorgde uitgave van Van Holkema en Waren- dorf. Maar ook haar overige werk zou de moeite van het bekronen waard zijn: de tekst en de tekeningen van „De gestolen spiegel" (Lemniscaat), de omslagen voor Het vege kolkje" en „Huon en de ganzejonkvrouw beide van de hand van de Heemsteedse schrijfster Alet Schouten en uitgegeven door Van Holkema en Warendorf de illustraties bij de Bos-basisatlas en de omslag van Severino van de zilveren griffelwinnaar Eduard Klein (vertaald door Alet Schouten), dat eveneens bij Van Holkema en Warendorf is uitgekomen. Bij een vorige gelegenheid heb ik al eens met waardering geschreven over het nieuwe tijdschrift 'Antiekwereld' dat. gezien het succes dat het blad heeft, in een grote be- hoefte blijkt te voorzien. Er zijn thans in to- taal een negental nummers verschenen, en de verwachtingen destijds door de eerste vier gewekt, zijn niet beschaamd. Het blijft een wat rommelig en kakelbont uitgevoerd ma- gazine, met af en toe bijdragen die geen enkel peil halen, die hoogstens gezellige babbeltjes rondom een liefhebberij zijn. Maar daarnaast verschijnen er ook goed gefundeerde artike ls len, vaak over onderwerpen die slechtszijde- lings met 'antiek' te maken hebben, zoals ethnografica en curiosa. 'Antiekwereld'. ste- vig geleid door. Jan Juffermans. richt zich tot een zeer breed publiek en heeft daarmee precies in de roos geschoten. Het tijdschrift, heeft hetzelfde rommelige en gezellige, wat avontuurlijke karakter van de wat betere brocanteurszaak: een massa zo-zo, en telkens mogelijkheden tot echte vondsten. Een greep uit de inhoud vanaf nummer 5: ikonen en andere zaken op kasteel De Wijen- burgh, speelkaarten, Afrikaanse goudge- wichtjes, Wedgwood, 19de eeuwse en vroeg 20-ste eeuwse bladmuziek, de beeldsnijder Petrus Verhoeven (1729-18161. Phonogra- phen. de schilder Willem Bartel van der Kooi,. Tellem en Dongokust (Afrika) en katrolhou- 55 ders van weeftoestellen, ook uit Afrika, 'an- tieke' auto's. Verder staat 'Antiekwereld' vol nieuwtjes over beurzen, veilingen, tentoonstellingen e.d.; er zijn allerlei soorten rubrieken, en het tijdschrift is ook niet geheimzinnig met prij- zen, die staan vaak bij de voorwerpen ver- meld. Mocht u dit tijdschrift nog niet kennen dan durf ik u echt een kennismaking aanra- den. Los kost het 3.75. een abonnement is 40.-. Uitgeveris 'De Tijdstroom' in Lochem. O ok de boeken 'Antiek in woord en beeld' door Anton van Oirschot, en 'De Wereld van Antiek', ingeleid door Peter Phi 1 p richten tot een zeer breed publiek, dat dan niet te kies keurig dient te zijn. Beide boeken werden uitgegeven door uitgeverij Helmond, te Hel mond Het zijn boeken op groot formaat, en geen van beide is echt een aanwinst, al kan men er altijd wel iets uit opstekenVooral het boek van Philp lijkt enkel geproduceerd om in de kortst mogelijke tijd in de ramsj terecht te komen. Al staan er fraaie afbeeldingen in, maar dat is heel vaak met zulke boeken het geval. Het werd zo slordig en onbekwaam vertaald dat 'India's' tot Indiaans' werd; trouwens lees de hele tekst bij afbeelding 180 eens. dan weet je het al. Of de 'Olifant, die beladen is' iwaaarmee. in 'shemelsnaam, afb. 147) en de werkelijk volmaakte kolder bij de afbeeldingen 155 en 156 waar de vertaler blijkbaar niet eens begrepen heeft dat presse-papiers voorwerpen zijn. zodat er b.v. komt te staan: ..geblazen appel van presse- papier". De rest zal wel navenant zijn. ik heb het echt niet allemaal gecontroleerd. Ook het boek van Van Oirschot toont onvoorstelbare slordigheden. Kijk eens op pagina 331, waar wat laat-middeleeuws steengoed uit het 'Zeeuws Museum' te Middelburg (Jacoba- kannetjes e.d.) doodleuk omschreven wordt als 'Prehistorische kannen, kannetjes en schalen, opgeraven in Zeeland". De pver- zichten zijn meestal uiterst oppervlakkige opsommingen (op dat over ikonen na, maar dat is dan ook van de hand van dr. Theemis sen I, de zwartwit afbeeldingen dof en erg grof vanraster. degekleurde afbeeldingen tonende vreemdste, vaalste kleuren. Ik kan geen van deze boeken aanraden, u kunt uw geld vele malen beter besteden. Beter is het. ook een voudige, boekje 'Klokken in kleur' (in tech nicolor was beter geweest, je krij gt er wel het groen-en-geel van!) van Andrew Nicholls, uitgegeven door Moussault. Baam. Hoe raar de kleuren soms uitgevallen zijn toont plaat 40a, waar een 'groen marmeren' klok duide lijk amberkleurig geworden is. Aardig is het schilderij klokje (plaat 37): een romantisch gezicht op een kerkje, waarvan het toren uurwerk, wél nog al fors uitgevallen, de tijd aangeeft. Goede algemene tekst, kortom; een bruikbaar eenvoudig werkje. H.W. Wei e hebben, in het Nederlandse taalgebied, niet veel geluk met de vertalingen van 'Le grand Meaulnes'. Die van Max Nord (Het grote avontuur, Querido) is droog en mist het poëtische, geraffineerde van het origineel, en de nieuwe van Walter Roland, 'Het avon tuur van de grote Meaulnes' is erger dan slecht, ze is belachelijk. Afgezien van de talloze aperte fouten (waar de vertaler het Frans niet begrepen heeft) en de vele slordigheden, zijn overal treffende opmerkingen of hele zinsdelen vergeten of overgeslagen; namen werden veranderd of toegevoegd waar ze niet staan; het is werkelijk onvoorstelbaar hoe er hier gebrod deld is. Daarbij is het een vertaling in een soort Vlaams dat je nietmeervoormogelijkhoudt, van een provincialisme en een knulligheid die je doen blozen. Zo in de trant van: „Millie zat misschien in de rode kamer voor het bed vol oude linten en bekeuzelde pluimen, aan haar nieuwe hoed. die eindelijk was toegekomen, te naaien". Er staat: „Millie, sans doute, avait regu le chapeau de La Gare, et sans rien entendre, au fond de la chambre rouge, devant un lit semé de vieux rubans et de plumes défrisëes, elle cousait, décousait. rebatis- sait sa médiocre coiffure.. En dit voorbeeld, ik verze ker het u. is nog een redelijke parafrase, want vertalen kun je zoiets niet noemen. Het heeft geen enkele zin deze werkelijk afgrijselijke 'vertaling' verder onder de schijnwerper te zetten. Et deugt letterlijk, van de openingsregel tot de slotregel, kijkt u maar, totaal niets van. Ze wordt uitgeleid dóór een essay, of liever door een goede twintig bladzijs proza, van Hubert Lampo, die nooit zijn naam aan dit knoeiwerk had moeten verbinden. Het is een her schrijving van een stuk uit 1944, waarin hij veel van wat er sedertdien omtrent Foumiers leven onthuld is, heeft verwerkt, en dat is nogal wat, sinds Simone, Foumiers laatste maitresse, de kat de bel aan bond met haar Mémoires en met 'Sous de nouveaux soleils'. Dit essay van Lampo geeft een redelijke feitelijke in formatie tot, ja tot Lampo zijn stokpaard van het ma gisch realisme gaat berijden. Dan blijkt namelijk zon neklaar (volgens Lampo dan) dat Foumier een echte wegbereider is geweest, een voorloper, een volmaakt ruiter op dat magisch-realistische paard! Na enkele pagina's waarin de collectief onbewuste opborrelingen zich aankondigen als niet meer de weerhouden opris pingen, komt Lampo tot frasen als „Voor mij OJitstaat een magisch-realislisch kunstwerk. de arche-typische elementen onder het schrijven los komen en door de kunstenaar in zijn werk worden geïntegreerd. Uit een dergelijk stand punt bekeken is Le Grand Meaulnes zo veel als een schoolvoorbeeld van het magisch-realisme. ofschoon er. strikt genomen, geen onmogelijke of zelfs fantasti sche toestanden in voorkomen" (p. 2631. Dat weten we dan ook ween Je h'oudt het allemaal niet voor mogelijk, maar het ge beurt, anno 1976, 63 jaar na het verschijnen van dat merkwaardige, bewonderenswaardige, fascinerende en allesbehalve gave meesterwerk dat 'Le grand Meaul nes' genoemd werd.En aangezien het altijd goed is daarop de aandacht te vestigen, door welke aanleiding dan ook. schrijf ik toch graag over deze in alle opzich ten lorrige en voddige uitgave (ook qua druk, bleek, goedkoop) in de hoop dat weer enkele mensen die 'Le grand Meaulnes' en Alain-Foumier nog niet ontdekt hebben, een van de grote sensatie van hun leven zullen krijgen, en dat liefst via het origineel, en als dat niet kan via Max Nord. Ala riain Fournier werd op 3 oktober 1886 geboren. Zijn vader was onderwijzer, zijn moeder onderwijzeres. De moeder stamde, via een 'onecht' kind, vandaar dat het in die Victoriaanse tijd altijd strikt geheim gehouden is, van een van de voomaamste.geslachten uit het de partement Tam, de familie Pujol de la Tapie. In 1889 werd Foumiers zuster Isabelle geboren (zij heeft ge leefd tot 18 juni 1971) een lang niet onverdienstelijk schrijfster, maar een erg bigotte figuur die later wel wat wonderlijk gemanipuleerd heeft met de literaire nala-, tenschap van haar inmiddels wereldberoemd gewor den broer. Alain-Foumier sneuvelde namelijk in 1914. Hij was luitenant, en hij werd vermist op 22 september. Nooit is er ook maar iets teruggevonden, geen stoffelijk overschot, geen duidelijk beeld van zijn dood. niets. Getuigenverklaringen over zijn dood spreken elkaar tegen; zoais dat in de verwarring van een heet gevecht pleegt te gaan heeft ieder iets anders menen te zien. Wanorde. Slechts één ding zeker: zijn dood Daarmee werd een der briljantste levens uit die tijd bruut afge sneden Een jaar te voren, in 1913 dus, was 'Le Grand Meaulnes verschenen, en ieder is het er nu wel over eens, welke bezwaren je ook tegen het boek kunt aanvoeren, dat dit een van de voornaamste romans van deze eeuw is. Het is een nauwelijks verhulde.autobiografie, geweven rondom een zuivere, nooit beantwoorde jeugdliefde. Op Hemelvaartsdag 1905 zag Alain-Foumier, toen achttien jaar, in Panjs een jong meisje dat hij beeld schoon vond, de verwerkelijking van zijn innigste droom. Zij wasslechtséénjaarouderdan hij, maar dat kon hij toen niet weten. Hij was zo stoutmoedig haar aan te spreken, Aanvankelijk reageerde ze zoals ieder welopgevoed meisje uit die tijd: ijzig afwijkend, maar door zijn aandringen dat. heel eerbiedig en nederig ge weest moet zijn (bovendien was ook Foumier een bij zonder knappe en elegante jongeman) liet ze zich ver leiden tot een wandeling en een gesprek. Ze zegde zelfs haar naam, Yvonne de Quiévrecourt, een naam die tot na haar dood, op 29 december 1964, door een bijzonder grote discretie harerzijds slechts aan een handjevol mensen bekend was Ze wasal verloofd toen. maar dat, heeft ze niet tegen Foumier gezegd. Wèl heeft, dat blijkt uit diverse uitlatingen, deze ontmoeung ook op haar een onuitwisbare indruk gemaakt. Yvonne de Quiévrecourt is getrouwd met haar zeeofficier. Bro- chet, ze heeft twee kinderen gekregen, haar zoon is in 1957 in Algerije gesneuveld, haar dochter is in een klooster gegaan en leeft in Rome. Zelf is ze, volkomen dement, op 79-jarige leeftijd in Levallois gestorven. Deze vrouw is, als 'Yvonne de Galais', de heldin uit 'Le grand Meaulnes' wereldberoemd geworden, maar zoals gezegd, nooit heeft ze de discretie verbroken. Wel heeft ze Foumier nog een paar maal teruggezien, in het jaar 1913 in Rochefort, waarschijnlijk in de mei maand, hoewel de datum betwist wordt. De aangrij pende, ontroerende, onthutsende notities die Alain- Foumier na hun gesprekken neerkrabbelde bestaan nog steeds. Hij had toen al zijn verhouding met Simo- letterkundige kroniek door hans He, Let contrast: Yvonne Brochet. hoezeer ze ook in de war mag zijn geraakt door haar ontmoeting met de jongere, sociaal onaanvaardbare (hij was nog op school!) Foumier, heeft altijd gezwegen en alle nieuwsgierigen van de deur gehouden. De andere grote liefdeuit Foumiers leven, de vrouw die als actrice en als schrijfster altijd enkel Simone genoemd wil worden, heeft de discretie niet in acht genomen en heeft in een paar boeken, vooral in 'Sous de nouveaux soleils'. 1957. haar visie op haar beroemde minnaar gegeven. We kunnen Simone daar niet dankbaar genoeg voor zijn, want ik vrees dat hij anders enkel opgesierd was ge raakt met de wat bigotte kleuren die zijn zuster Isa belle aan geliefde te brengen. Zij is tegen Simone in verweer gekomen en d aardoor is Alein-Foumiers beeld veel markanter en juister geworden. Simone heet van zichzelf Pauline Benda, en ze ont moette Foumier toen deze secretaris werd van haar tweede man, Claude Casimir-Perier, zoon van een voormalige president van Frankrijk, zelf een bekend politicus Dat was in mei 1912. Simone was destijds een beroemd actrice die ook in het buitenland triomfen vierde. Ze was geboren in 1877, en toen Alain-Foumier haar ontmoette dus 35 jaar oud. Foumier zelf was 24. Simone was van haar eersteman gescheidenen scha t- rijk. De jonge secretaris kwam te verkeren in een mi lieu waarvan hij vroeger hoogstens had kunnen dro men, ook al had hij zelf van nature een 'prinselijke allure' naar Simone schrijft. Simone. een heel mooie vrouw, hield in alle opzichten van het leven, en ze wist de knappe jonge, poétische secretaris van haar man al spoedig te verleiden. Het eerste krabbeltje waarin ze zich aanbood bestaat nog: zij en Foumier hadden de hele nacht zitten praten, en Foumier. in wezen een buitenmens, had haar tenslotte op het balcori geroe pen om de schoonheid van de dageraad te zien. Daarna was hij weggegaan. In het briefje, ik citeer uit het hoofd, schreef Simone hem dat zij nu, dank zij hem, de schoonheid van de dageraad kende, maar ze voegde er aan toe; maar waarom ben je toch weggegaan9 Uit alles blij kt dat Alain-Foumier direct 'verloren' was zodra een mooie vrouw op kwam dagen. Tot zijn dood toe. heeft hij een stormachtige liaison met Simone ge had. Het laatste woord is daar stellig nog niet over ge sproken, want twee kemphanen die hier tegenover elkaar staan, Simone en Isabelle Rivière, zijn allerlei wel wat door liefde en eigenliefde verblind. Zeker is dat Simone hartstochtelijk veel van Foumier gehouden heeft, en hij van haar Maar uit zijn geheime dagboekje blijkt wel dat het altijd ups en downs waren. Goeddeels kwam dit natuurlijk ook voort uit zijn afschuwelijke positie. Zijn werkgever, een nobel en hoogstaand mens. had geen vermoeden van de verhouding van zijn secretaris met zijn vrouw; daarbij kwam, behalve het •verschil in leeftijd, het ontzaglijke verschil in fortuin, en Foumiers verlangen naar eenvoud en zuiverheid. Simone heeft hem, toen de oorlog uitbrak en hij naar het front moest, beloofd dat ze met hem trouwen zou. ze heeft een zeer intieme vriendschap gehad zowel met Foumiers ouders als met zijn zusters, die haar uitein delijk aanvaardden als de toekomstige dochter en schoonzuster. Foumiers dood heeft uiteraard alles doen veranderen, en de strijd om de literaire nalaten schap. gewonnen door Isabelle. is allesbehalve verhef fend. leest, en geïnteresseerd raakt in de schrijver komt voor een heel merkwaardige verrassing te staan, Het boek is dus een, enigszins onhandig in elkaar gezette, trans formatie van de werkelijkheid. Wie die werkelijkheid leert kennen, uit Foumiers vele brieven aan vrienden en familie, die vrijwel allemaal zijn gepoubliceerd, en uit de boeken óver hem, moet wel tot de conclusie komen dat die werkelijkheid enerzijds hemelseren an derzijds helser geweest is dan het boek. In de herinne ring gaat alles zelfs een beetje door elkaar lopen, elkaar overlappen, en dan valt het boek hier en daar soms tegen. Het is steeds weer een prachtig spiritueel avontuur Maar begin dan onder geen beding met deze afechu we- lijke, intens slechte vertaling. Alain-Foumier: Het avontuur van de grote Meaulnes. Nijgh en Van Ditmar. 's-Gravenhage. D och terug naar 'Le grand Meaulnes'. Wie het boek alain-foürnier, 27 jaar oud

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 21