Woorden en daden
PZC/opinie en achtergrond
Komt ook het
ministerie
droog te staan?
WOENSDAG 22 SEPTEMBER 1976
iDoor Piet Bukman, voorzitter NCBTB)
^Jegentig bladzijden weinig opwindende lectuur. Dat is de memorie van
toelichting bij de begroting van het ministerie van landbouw en visserij. Er
zij snel aan toegevoegd, dat ook vorige memories eerder rooïe oortjes van
slaap dan van opwinding veroorzaakten. Spanning zit er per definitie niet
in stukken van deze aard. Dit wordt nog verergerd door de mode van tegen
woordig om alle nieuwe en interessante beleidszaken per aparte nota aan de
kamer te zenden.
Wat nu echter de volksvertegenwoordiging wordt gepresenteerd, is slaap-
verwekkender dan ooit Er staat namelijk zo goed als niets nieuws in. Minister
Van der Stee, aan wiens boerenhart eertijds zo hevig werd getwijfeld, open
baart zich nu als een wat oudere boer zonder opvolger, die zijn bedrijf niet
meer moderniseert en dus niet meer investeert, omdat het zijn tyd wel zal
uitduren. Aardig klinkt dat niet, maar het is nu eenmaal zo. Het einde van de
kabinetsperiode is in zicht, en dat bevordert de animo nietom nog wat nieuws
aan te pakken.
Van der Stee mag in 1977, gesteld dat de kamer zijn begroting goedkeurt,
bijna 1,8 miljard gulden uitgeven. Dat is nogal wat Vergeleken met de
begroting-1976 is het echter maar een hele kleine stijging, namelijk 2,6 pro
cent. De hele rijksbegroting gaat met 11 procent omhoog. Men mag beide
stijgingspercentages niet helemaal met elkaar vergelijken. Sociale zaken en
economische zaken krijgen bijvoorbeeld als gevolg van de werkloosheid en de
economische teruggang extra ruggesteun. Begriinelilk.
Landbouw blijft echter wel heel erg achter bij de algemene stijging van de
uitgaven. Van der Stee heeft in de bezuinigingsoperatie van het kabinet
kennelijk een flinke veer moeten laten. Jammer voor hem, maar vooral voor
boer en tuinder. Voorzichtige conclusie: de prioriteit die landbouw heeft
binnen het kader van het overheidsbeleid, wordt er niet beter op. Een en
ander wordt nog eens bevestigd door het feit dat er voor de agrariërs - en de
zelfstandigen in het algemeen - ook in het fiscale beleid eigenlijk niets is
verbeterd.
Een paar goede zaken blijven bestaan, zoals de fiscale oudedagsreserve,
de zelfstandigenaftrek en de gedeeltelijke vrijstelling van bedrijfsvermo
gen voor de vermogensbelasting. De investeringsaftrek is onlangs zelfs ver
hoogd, zij het tijdelijk, maar er worden geen aanvullende fiscale wensen
van het bedrijfsleven in 1977 vervuld. Erg mager.
Het kleine stijgingspercentage van de landbouwbegroting laat uiteraard
geen ruimte voor een royaler beleid. De personeelskosten blijven stijgen, er
wordt zelfs een uitbreiding van het personeelsbestand met ruim twee procent
in het vooruitzicht gesteld, en wat blijft er dan over. Niet veel
Toch geeft minister Van der Stee nog enkele prioriteiten aan voor het ko
mende jaar. Hij wijst in het bijzonder op de noodzaak van een versterkt
bedrijfsontwikkelingsbeleid. Daartoe spekt hij de kas van de Stichting
Beheer Landbouwgronden met 60 procent extra. Dat is nodig in verband
met de gestegen grondprijzen - SBL moet in de markt blijven - en vanwege
de uitbreiding van de werkingssfeer van de Grondbank, waartoe reeds is
besloten. Ook het Ontwikkel ings- en Saneringsfonds krijgt 11 procent extra,
'in verband met het niveau van de lopende en nog aan te gane verplichtin
gen'. zoals de minister schrijft. Of daar echter nieuwe dingen bnder gere
kend worden, valt te betwijfelen.
De ruilverkavelingen moeten het weer met minder geld doen. maar de minis
ter houdt staande dat er toch in vier Jaar 160.000 ha op de schop moet. Zo
staan de zaken ervoor. In hetonderzoek zal meer met zwaartepunten worden
gewerkt, het land- en tuinbouwonderwijs gaat meer kosten vanwege de groei
van het aantal leerlingen en studenten, een integraal inkomensbeleid laat
nog wel even op zich wachten, het middenbedrijf houdt extra aandacht, de
grondmobiliteit moet worden verbeterd, maar de pachtnota komt nog niet,
en er moet meer aandacht besteed worden aan de kwaliteit van de Neder
landse land- en tuinbouwprodukten. Het zijn allemaal bekende punten.
Enerzijds is dat teleurstellend. Een krachtig slotakkoord was prettiger ge
weest. Het is aan de andere kant een troost dat er veel kan worden geconti
nueerd-
Een paar goede zaken blijven bestaan, zoals de fiscale oudedagsreserve, de
zelfstandigenaftrek en de gedeeltelijke vrijstelling van bedrijfsvermogen voor
de vermogensbelasting. De investeringsaftrek is onlangs zelfs verhoogd, zij
het tijdelijk, maar er worden geen aanvullende fiscale wensen van het be
drijfsleven in 1977 vervuld, behoudens enkele kleine dingen zoals verhoging
van de liquidatievrijstelling en een aanpassing van de fiscale regeling voor de
meewerkende vrouw.
(Door prof. dr. H. van den Doel)
De rijksbegroting voor 1977 is
de rijksbegroting voor het ver
kiezingsjaar 1977. Het is de be
groting waarmee de regerings
partijen de kiezers duidelijk
willen maken welk beleid zij
hebben gevoerd en waarin dit
beleid zich onderscheidt van
dat van de oppositie van de
VVD en de CHU. In dit opzicht
is de miljoenennota een teleur
stelling. Ondanks het feit dat
hij 160 pagina's telt, waarvan
de laatste vier pagina's besteed
zijn aan het uitleggen van de
moeilijke woorden, is hij hele
maal niet duidelijk. Bij elke
nieuwe bladzijde wordt de
verwarring bij de lezer groter
en daalt er een dikkere mist
over de kernvraag: wat wil de
regering nu eigenlijk?
Wie wil weten waar de regering op af
koerst, staan twee methoden ter be
schikking. De eerste methode is het le
zen van de woorden van de regering; de
tweede methode is het kijken naar de
daden. Nu moet ik toegeven: de woor
den van de regering zijn helder en klaar.
In bijna elk begrotingshoofdstuk lees je
opnieuw: „Het terugbrengen van de
werkloosheid heeft voor de regering de
hoogste prioriteit". Maar zijn de daden
met deze woorden in overeenstemming?
Juist daarover schept de regering een
steeds groter wordende onzekerheid.
Werkloosheid ontstaat, simpel gezegd,
doordat er te weinig van die goederen
en diensten worden geproduceerd voor
de produktie waarvan verhoudings
gewijs veel arbeidskrachten nodig zijn.
Hierover is iedereen het eens. De me
ningen gaan pas verschillen, als de
vraag wordt gesteld hoe het toch ge
komen is dat de arbeidsintensieve pro
duktie zo ver is ingezakt. Dan staan er
t wee gro epn^tege nover ej^aar.
De ene'groep zoekt'de oorzakèn bij het
slechte ondernemingsklimaat. De reële
arbeidskosten van de onderneming zijn
veel te hoog. Het arbeidsaandeel in het
nationale inkomen is gestegen tot 93,6
procent Voor het 'overig inkomen'
i waaronder de winsten) blijft er dus
maar 6,4 procent over. Dat is veel te
weinig. Zo hebben de ondernemers geen
perspectief meer om te investeren. En
als ze investeren, kiezen de onderne
mers kapitaalintensieve produktïeme-
thoden. Voor arbeidsintensieve produk-
tiemethoden is de arbeid immers veel te
duur. Oude machines en installaties,
waaraan verhoudingsgewijs veel arbei
ders werken, worden versneld buiten
gebruik gesteld. Degenen die deze me
ning aanhangen, zoeken de oorzaken
van de werkloosheid dus bij de aanbod
kant van het produktieproces.
E r is echter een tweede groep, die niet
zozeer kijkt naar het ondernemings
klimaat als wel naar de bestedingen.
Met de bestedingen van de consument
is er geen vuiltje aan de lucht Het vo
lume daarvan neemt elk jaar met 3 pro
cent toe. Maar de bestedingen van de
overheid en die in woningen lopen te
rug. In de periode 1951 tot 1970 groeide
het volume van deze bestedingen ge
middeld 6,4 procent per jaar. In de pe
riode 1971 tot 1974 nam het volume van
deze bestedingen met gemiddeld 0,5
procent per jaar af. Dat is rampzalig
voor de werkgelegenheid. Juist de
overheid pleegt zijn geld aan zeer ar
beidsintensieve goederen en diensten
te besteden. Als de overheidsbestedin
gen en de woningbouw wegvallen,
heeft dat bovendien een olievlekwer
king op de particuliere investeringen.
Ondernemers zijn nu eenmaal afhanke
lijk van opdrachten van de overheid.
Degenen die deze mening zijn toege
daan, zoeken de oorzaken van de werk
loosheid dus bij de vraagkant van het
produktienroces.
Het is niet nodig hier te gaan uitmaken
wie van beide groepen gelijk heeft. Vol
doende is om vast te stellen, dat ten
minste een van beide gelijk heeft. Wie de
werkloosheid effectief wil bestrijden,
moet dus of de aanbodmogelijkheden
van het bedrijfsleven verruimen, of de
effectieve vraag van de overheid opvoe
ren. Maar in 1977 doet de regering noch
het een. noch het ander. De investerin
gen van het bedrijfsleven krijgen geen
extra armslag en de bestedingen van de
overheid evenmin
De regeringsmaatregelen ter verbete
ring van het ondernemingsklimaat zijn
weinig indrukwekkend. De 'overige in
komens' stijgen in 1977 nauwelijks meer
dan de lonen. Het arbeidsaandeel in het
nationale inkomen blijft onveranderd
93,6 procent. De stijging van de arbeids
kosten loopt ongeveer in de pas met die
van de arbeidsproduktiviteit. Er is in dit
opzicht dus geen verslechtering, maar
ook geen duidelijke verbetering. De
rendementen stijgen vrijwel niet. de re
latieve arbeidskosten dalen vrijwel niet.
De enige verbeteringen betreffen de
reeds bekende invoering van loonkos
tensubsidies en investeringssubsidies,
die via een vergroting van het begro
tingstekort gefinancierd worden.
Zolang het echter niet duidelijk is op
basis van welke vaste criteria deze
snoepjes aan het bedrijfsleven zullen
worden uitgedeeld, bieden zij het be
drijfsleven waarschijnlijk onvol
doende houvast om de ondernemers
een geheel nieuw perspectief te bieden.
Waar de regering op het gebied van de
aanbodkant van het produktieproces
een pas op de plaats maakt, is er op het
gebied van de vraagkant duidelijk
sprake van een slechter beleid- De stij
ging van de overheidsbestedingen
neemt verder at De befaamde
1-procentnorm van minister Duisen-
berg wordt nu zó toegepast, dat de over
heidsuitgaven in 1980 niet met 1 pro
cent. maar slechts met 0,75 procent van
het nationale inkomen zullen groeien.
Voor de consumptieve aankopen van de
overheid geldt in 1977 een nullijn, voor
de overheidsinvesteringen i wegen,
scholen, openbaar vervoer, en dergelij
ke) geldt in 1977 zelfs een mïnlijn van
reëel 3,5 procent Het woningbouwpro
gramma zakt naar een nieuw dieptere
cord van 107.000 woningen. Alleen net
stadsvernieuwingsbeleid van Jan
Schaefer begint expansief te worden,
Of je het bekijkt vanuit het onderne
mingsklimaat dan wel vanuit de bcslc-
dingskant: voor de bestrijding van de
werkloosheid biedt deze begroting
geen enkel perspectief. Volgend jaar
worden er 215.000 werklozen geraamd.
Dat is slechts 15.000 minder dan dit
jaar, hetgeen een magere oogst is van
een conjunctuur die internationaal
duidelijk opleeft. Minister-president
Den Uyl begon zijn regeerperiode met
de mededeling dat hij het aantalmrt-
lozen tot beneden de ÏOO.OOO zou te
rugdringen. Hij eindigt zijn eehte re
geerperiode met een werkloeenaantal
van boven de 200.000.
Natuurlijk, werkloosheidsbestrijding
moet uit de lengte of uit de breedte le
men. Het is onmogelijk én de rendemen
ten van het bedrijfsleven te verbeteren
én de overheidsbestedingen te vergro
ten én de lonen te verhogen. Er moet
worden gekozen. Maar het kabinet-Den
Uyl kan niet kiezen. Het kdbinetwil ie
dereen een beetje tevreden stellen Het
wil de rendementen van het bedrijfsle
ven niet verslechteren, het wil de over
heidsuitgaven zoveel op peil houden, en
het heeft alles op alles gezet om de reële
lonen In het verkiezingsjaar 1977 met
ten minste 1.5 procent te verbeteren.
Het resultaat van dit onduidelijke be
leid zal slechts zijn dat niemand tevre
den is en dat het kabinet-Den Uyl mach
teloos moet accepteren dat het geen
antwoord heeft op de grote sociaal-
economische vragen van onze tijd.
De wandeling
naar Utopia
dan ooit is de troonrede dit.
maal een politiek stuk: ze discussieert
zelfs met tegenstanders van het kabi
netsbeleid of althans van onderdelen
daarvan. Twee voorbeelden: de auto
en het onderwijs. Bij de passage over
het openbaar vervoer laat de regering
nadrukkelijk weten dat zijdiet belang
van de auto voor velen" beseft. Een
duidelijk verweer aan het adres van
diegenen, die betogen dat dit kabinet
uit 'autohaters' bestaat. Het tweede
voorbeeld is haast nog duidelijker:
„Met erkenning van de eigen verant
woordelijkheid van met name het bij
zonder onderwijs, spant de regering
zich in voor verbetering en vernieu
wing van de onderwijsvoorzieningen".
Een merkwaardige zin, met name dat
accent op het bijzonder onderwijs.
Heeft het openbaar onderwijs dan niet
zijn eigen verantwoordelijkheden? De
achtergrond van deze frase is kenne
lijk dat de voorstanders van het bij
zonder onderwijs gerust moeten wor
den gesteld: van die kant is immers de
laatste jaren herhaaldelijk het verwijt
geuit dat dit kabinet zich weinig aan
het bijzonder onderwijs gelegen laat
liggen. In antwoord daarop wordt via
de troonrede verzekerd dat de eigen
verantwoordelijkheid van het bijzon
der onderwijs door deze regering zon
der meer wordt erkend. Polemiek in de
troonrede.
Ooi
climax: van de nood wordt daar een
deugd gemaakt, de regen en de storm
worden nu zelfs noodzakelijk geacht
om Utopia te bereiken. „De regering
ziet een nauwe samenhang tussen de
bereidheid de offers te brengen die no
dig zijn om de economische moeilijk
heden te overwinnen" - de regen en de
storm - „en de voortgang van de her
vorming van onze samenleving" En
dat is dan Utopia, het land van belof
ten. Vermoedelijk zal niet iedereen er
zo over denken. Het komt er op neer,
dat het kabinet maatschappijhervor
mingen wil aanbrengen niet ondanks,
maar juist dank zij een depressie. „Het
gaat om het perspectief van een sa
menleving. waarin gezamenlijke ver
antwoordelijkheid wordt aanvaard op
grondslag van gemeenschappelijke
zeggenschap", aldus de troonrede.
Een gedragen zin. Begin volgend jaar
zal die zonder twijfel op vele manieren
met allerlei intonaties worden her-
zaam: het vertrouwen uitspreken dat
werkgevers en werknemers met elkaar
geen moeilijkheden zullen maken om
de lonen op hetzelfde peil te houden,
want daar komt het op neer. Hoe ging
dat de vorige maal ook weer? Juist,
toen zag de regering zich gedwongen
een loonmaatregel af te kondigen -
terwijl de vakbonden knarsetandend
toekeken. Zal het nu zoveel beter
gaan? Aan het adres van de onderne
mers wordt al een indicatie gegeven:
„In 1977 kan een strak prijsbeleid niet
worden gemist". En op het stuk van
lonen maakt de miljoenennota duide
lijk dat er praktisch niets is te verde
len. Het is voor de regering te hopen
dat vakbonden en werkgevers er met
elkaar precies zo over denken als nu in
troonrede en miljoenennota wordt
uiteengezet- in dat geval zijn de dagen
van het harmoniemodel weer terug.
Maar we hebben een angstig vermoe
den dat de minzaamheid van de rege-
Jok in ander opzicht is deze troon
rede politiek geladen Vrijwel het hele
stuk door speelt de economische mi
sère van dit moment, maar tegelijker
tijd wordt er steeds weer op gewezen
dat het kabinet desondanks doorgaat
met verwezenlijking van zijn eigen
doelstellingen. Zo in de geest van:
.Het is bijzonder slecht weer, maar we
hebben nu eenmaal afgesproken sa
men naar Utopia te wandelen en dat
doen we dan ook, zelfs al giet het en
stormt het". Die stemming krijgt in
het slot van de rede een opvallende
haald: tijdens de verkiezingsstrijd Zo
blijkt ook uit deze troonrede dat
sommige gebeurtenissen hun scha
duwen vooruitwerpen. De schaduw
van de stembus was gisteren al zicht
baar in de verenigde vergadering.
Xn zeker opzicht is de toon van deze
troonrede minzaam Die minzaamheid
komt bijvoorbeeld duidelijk tot uiting
in de paragraaf, waarin wordt gezegd
dat alle inkomensgroepen bereid moe
ten zijn hun bijdrage te leveren lot het
duurzaam herstel van de economische
groei en de werkgelegenheid. „De re
gering vertrouwt erop dat de sociale
partners In komend overleg daarvoor
oog zullen hebben". Inderdaad, min
ting op dit stuk van zaken een aantal
dovemansoren zal vinden.
Zware wissel
X roonrede en miljoenennota bevat
ten helemaal niets nieuws de lijn van
vorig jaar wordt hier en daar scherper
aangezet, maar verder is het allemaal
nogal grijzig. Grijzig en weinig roos
kleurig. Minister Duizenberg erkende
bij de presentatie van zijn miljoenen
nota: „Nee. hei gaat hier niet om het
populairste stuk datje met het oog op
komende verkiezingen mag verwach
ten". De regering neemt willens en we
tens grote risico's met name ten op
zichte van de financiering der tekor
ten. Om met de woorden van de minis
ter van financién te spreken: „Dit be
leid trekt gedurende een reeks van ja
ren een zware wissel op de financie-
ringsmogelijkheden". Die zware wissel
komt er op neer, dat niet eerder dan
omstreeks 1980 weer alles gaaijes in
het gareel kan lopen, maar dan moet er
ook niets mis gaan. Onlangs heeft dr.
Zijlstra laten weten dat een dergelijk
beleid naar zijn mening alleen maar
verantwoord is voor een uiterst korte
periode, een soort 'zweepslag' om de
economie weer op gang te brengen.
Maar dit is geen zweepslag, maar een
soort roffel die vier j aar moe t durenEr
zijn in het verleden wel voorstellen af
gewezen die aanzienlijk minder specu
latief waren. Het door dit kabinet ont
wikkelde stelsel maakt de indruk alsof
het nog jaren voor de boeg heeft. Wie
weet.
Onmogelijk
stuk
l\^inisl?r Duisenberg sprak by de
presentatie van zijn miljoenennota
een waar woord: „Het gaat om een niet
makkelijk te doorgronden stuk". Ten
overvloede voegde hij er nog aan toe:
„En dat is dan een understatement".
Vroeger zou een minister hebben ge
zegd „En dan druk ik me nog zwak
uit", maar tegenwoordig heeft dat een
'understatement'. Deze uitdrukking is
in dit land blijkbaar zo algemeen ge
worden dat ze kon worden opgenomen
in de laatste druk van Van Dale. Over
igens had Duisenberg gelijk de mil
joenennota is een onmogelijk stuk.
Kennelijk hebben diverse afdelingen
van hel departement een bijdrage ge
leverd zonder dat voor een goede
coördinatie is gezorgd: het stuk staat
bol van overlappingen en herhalingen.
Bovendien is het in een afschuwelijk
Nederlands geschreven, onbegrijpe
lijk voor de modale Nederlander' - om
deze in het Haagse zo geliefde term
dan ook maar eens te gebruiken. Een
enkel voorbeeld van dit onhebbelijke
taalgebruik: er wordt ergens gespro
ken over de 'initiéle (ex antei één
procents-norm en de uiteindelijke rea
lisatie (ex post)". Ja maar - zal men
vermoedelijk bij financién zeggen -
„We hebben een woordenlijst toege
voegd, waarin de technische termen
worden verduidelijkt". Heel goed: we
zoeken haastig in de woordenlijst 'ex
ante' en 'ex post' op: het eerste blijkt
de aanduiding te zijn van een 'druk-
stijging die doelt op het in eerste aan
leg beoogde resultaat van de drukma-
tiging'. En het tweede „doelt op de uit
eindelijke (in casu lagere) drukstijging
nadat de effecten in de nationale eco
nomie zijn doorgewerkt". Toegegeven:
de meeste van deze woorden behoren
x)t het Nederlandse taaleigen, maar
geven ze helder weer wat de heren van
financién precies bedoelen? Aller
minst. Het is gebrabbel.
Mer
.en kan zich afvragen: is dat nu wel
zo belangrijk? Is het niet voldoende
dat de deskundigen en de politici het
jargon begrijpen? Ons antwoord;
neen. We zijn er van overtuigd dat ver
staanbaarheid een dwingende eis is,
die ook aan de minister van financién
en aan zijn ambtenaren moet worden
gesteld Onlangs vertelde minister
Boersma in een interview met Bibeb
van Vrij Nederland, dat hij een verma
nende brief van een predikant had ge
kregen met verwijzing naar een tekst
uit het oude testament Waarop de
bijbelvaste Boersma omgaand had
geantwoord met een tekst uit de Han
delingen der apostelen, ontleend aan
het verhaal van Philippus, die aan een
kamerling uit Ethiopië tijdens diens
lectuur van de profeet Jesaja. de vraag
stelde: „Verstaa t gij wat gij leest?" Het
was een aardige vondst van Boersma,
maar hij zat er naast: in een democra
tisch bestel behoort men zUn denk
beelden en voorstellen zodanig te for
muleren d at ze voor de deel nemers aan
dat bestel helder en duidelijk zijn Het
moet niet nodig zijn ze te vertalen,
zoals dit keer bi) vrijwel elke zin van de
miljoenennota noodzakelijk is. In Den
Haag haalt men over dit soort opmer
kingen meestal de schouders op men
vindt dat het niet anders kan Natuur
lijk kan het anders. De technici ln het
regeringsapparaat - want technici zijn
de ambtenaren van Duisenberg - on
dermijnen onbewust de democratie: ze
weigeren zich tot de bevolking van
Nederland te richten, maar schrijven
vooreen kleine elitaire groep: die moet
het dan maar voor de rest vertalen.
xXanslultend aan deze opmerkingen
over het groezelige - en daardoor on
democratische - taalgebruik van de
miljoenennota willen we op een ander
aspect van de rijksbegroting voor 1977
wijzen, dat eveneens het functioneren
van de democratie betreft. In het Ne
derlandse bestel gaan de kiezers elke
vier jaar naar de stembus, dat wil zeg
gen dat zij dan kunnen uitmaken hoe
zij het land geregeerd willen hebben.
De thans ingediende begroting onder
streept ditmaal wel heel duidelijk dat
deze benadering in feite theorie is. De
reikwijdte van deze begroting gaat
namelijk veel verder dan de periode,
die het kabinei>Den Uyl nog zal uit
dienen. In de miljoenennota worden
de lijnen al doorgetrokken tot 1980:
een onvermijdelijkheid bij het sys
teem waarvoor de regering hier heeft
gekozen, een systeem namelijk waarin
tot 1980 een financieringstekort zal
bestaan. Terloops wordt in de miljoe
nennota er op gewezen dat in de jaren
1978 tot en met 1980 omvangrijke
maatregelen nodig zullen zijn; er moet
nog ruim zes miljard gulden worden
gevonden. Met andere woorden: in die
Jaren zullen allerlei belastingmaatre
gelen nodig zijn en ook de nlet-
belastingmiddelen zullen in de be
schouwing worden betrokken, evenals
de rijksbijdragen aan de sociale fond
sen „Een nadere concretisering van
die maatregelen is thans niet moge
lijk zegt Duisenberg. Een mooie klus
voor een volgend kabinet Het komt er
op neer dat deze begroting een niet ge
ringe hypotheek legt op het beleid van
dat volgend kabinet: het heeft bij
voorbaat al een beperkte manoeuvreer
ruimte. Dat geldt uiteraard ook tevens
voor een kabinet van een andere sig
natuur dan het huidige: de paden zijn
nu al vrij dwingend aangegeven.
Drie
hypotheken
Formeel zit een kabinet vier Jaar.
maar in bepaalde omstandigheden
gaat de invloed ver over de vier Jaar
heen. Ditmaal is dat zeker het geval.
Bij herhaling is al de vraag gesteld of
het niet beter zou zijn een parlemen
taire periode niet vier, mar vijfjaar te
laten duren. Het zou zijn werlc dan be
ter kunnen afmaken, maar bovendien
zou een volgend kabinet van een are
dere signatuur - indien althans door de
kiezers gewenst - een redelijke periode
hebben om het beleid om te gooien.
Premier Den Uyl voelt niet veel voor
een verlenging van vier tot vijl' jaar,
maar ook hij erkent dat er sprake Is
van een hypotheek. Onlangs wees ml
erop dater bij het einde van de periode
nog allerlei wetsvoorstellen ter be
handeling bij het parlement zullen
liggen, die karakteristiek zijn voor de
opvatting van dit kabinet „Zoiets wil
men afmaken". Zien we het goed dan
zorgen deze hypotheken er voor datde
reéle Invloed van de kiezer meer wordt
beknot dan vroeger het geval was. De
techniek van het, beleid, in het bijzon
der van de begroting en de verwoor
ding daarvan maakt ondanks alle po
litieke. makkelijk ln het gehoor lig
gende kreten het beleid ondoorzichtig-
„Een niet makkelijk te doorgronden
stuk" noemde Duisenberg zelf zijn no
ta. Daarnaast blijkt bij het doorvorsen
van het stuk dat het thans voorge
legde beleid alleen maar kan slagenm
men tenminste tot 1980 een bepaaia
systeem handhaaft. En tenslotte au
een deel van het wetgevend pn>
gramma van dit kabinet overlopen in
een volgende periode. In
hypotheken, die een zware last betfr
kenen voor het functioneren van ae
democratie Het merkwaardige
overigens dat men ln politieke knnge
aan deze hypotheken al zo geweiK^
dat men er met meer van opkijkt-
zullen er wel mee moeten leven
ons deze week een kamerlid, ze»
zeker. Maar met een democratic
Thorbecklaanse zin heeft het nie
heel veel meer te maken.