Woorden en daden PZC/opinie en achtergrond Komt ook het ministerie droog te staan? WOENSDAG 22 SEPTEMBER 1976 iDoor Piet Bukman, voorzitter NCBTB) ^Jegentig bladzijden weinig opwindende lectuur. Dat is de memorie van toelichting bij de begroting van het ministerie van landbouw en visserij. Er zij snel aan toegevoegd, dat ook vorige memories eerder rooïe oortjes van slaap dan van opwinding veroorzaakten. Spanning zit er per definitie niet in stukken van deze aard. Dit wordt nog verergerd door de mode van tegen woordig om alle nieuwe en interessante beleidszaken per aparte nota aan de kamer te zenden. Wat nu echter de volksvertegenwoordiging wordt gepresenteerd, is slaap- verwekkender dan ooit Er staat namelijk zo goed als niets nieuws in. Minister Van der Stee, aan wiens boerenhart eertijds zo hevig werd getwijfeld, open baart zich nu als een wat oudere boer zonder opvolger, die zijn bedrijf niet meer moderniseert en dus niet meer investeert, omdat het zijn tyd wel zal uitduren. Aardig klinkt dat niet, maar het is nu eenmaal zo. Het einde van de kabinetsperiode is in zicht, en dat bevordert de animo nietom nog wat nieuws aan te pakken. Van der Stee mag in 1977, gesteld dat de kamer zijn begroting goedkeurt, bijna 1,8 miljard gulden uitgeven. Dat is nogal wat Vergeleken met de begroting-1976 is het echter maar een hele kleine stijging, namelijk 2,6 pro cent. De hele rijksbegroting gaat met 11 procent omhoog. Men mag beide stijgingspercentages niet helemaal met elkaar vergelijken. Sociale zaken en economische zaken krijgen bijvoorbeeld als gevolg van de werkloosheid en de economische teruggang extra ruggesteun. Begriinelilk. Landbouw blijft echter wel heel erg achter bij de algemene stijging van de uitgaven. Van der Stee heeft in de bezuinigingsoperatie van het kabinet kennelijk een flinke veer moeten laten. Jammer voor hem, maar vooral voor boer en tuinder. Voorzichtige conclusie: de prioriteit die landbouw heeft binnen het kader van het overheidsbeleid, wordt er niet beter op. Een en ander wordt nog eens bevestigd door het feit dat er voor de agrariërs - en de zelfstandigen in het algemeen - ook in het fiscale beleid eigenlijk niets is verbeterd. Een paar goede zaken blijven bestaan, zoals de fiscale oudedagsreserve, de zelfstandigenaftrek en de gedeeltelijke vrijstelling van bedrijfsvermo gen voor de vermogensbelasting. De investeringsaftrek is onlangs zelfs ver hoogd, zij het tijdelijk, maar er worden geen aanvullende fiscale wensen van het bedrijfsleven in 1977 vervuld. Erg mager. Het kleine stijgingspercentage van de landbouwbegroting laat uiteraard geen ruimte voor een royaler beleid. De personeelskosten blijven stijgen, er wordt zelfs een uitbreiding van het personeelsbestand met ruim twee procent in het vooruitzicht gesteld, en wat blijft er dan over. Niet veel Toch geeft minister Van der Stee nog enkele prioriteiten aan voor het ko mende jaar. Hij wijst in het bijzonder op de noodzaak van een versterkt bedrijfsontwikkelingsbeleid. Daartoe spekt hij de kas van de Stichting Beheer Landbouwgronden met 60 procent extra. Dat is nodig in verband met de gestegen grondprijzen - SBL moet in de markt blijven - en vanwege de uitbreiding van de werkingssfeer van de Grondbank, waartoe reeds is besloten. Ook het Ontwikkel ings- en Saneringsfonds krijgt 11 procent extra, 'in verband met het niveau van de lopende en nog aan te gane verplichtin gen'. zoals de minister schrijft. Of daar echter nieuwe dingen bnder gere kend worden, valt te betwijfelen. De ruilverkavelingen moeten het weer met minder geld doen. maar de minis ter houdt staande dat er toch in vier Jaar 160.000 ha op de schop moet. Zo staan de zaken ervoor. In hetonderzoek zal meer met zwaartepunten worden gewerkt, het land- en tuinbouwonderwijs gaat meer kosten vanwege de groei van het aantal leerlingen en studenten, een integraal inkomensbeleid laat nog wel even op zich wachten, het middenbedrijf houdt extra aandacht, de grondmobiliteit moet worden verbeterd, maar de pachtnota komt nog niet, en er moet meer aandacht besteed worden aan de kwaliteit van de Neder landse land- en tuinbouwprodukten. Het zijn allemaal bekende punten. Enerzijds is dat teleurstellend. Een krachtig slotakkoord was prettiger ge weest. Het is aan de andere kant een troost dat er veel kan worden geconti nueerd- Een paar goede zaken blijven bestaan, zoals de fiscale oudedagsreserve, de zelfstandigenaftrek en de gedeeltelijke vrijstelling van bedrijfsvermogen voor de vermogensbelasting. De investeringsaftrek is onlangs zelfs verhoogd, zij het tijdelijk, maar er worden geen aanvullende fiscale wensen van het be drijfsleven in 1977 vervuld, behoudens enkele kleine dingen zoals verhoging van de liquidatievrijstelling en een aanpassing van de fiscale regeling voor de meewerkende vrouw. (Door prof. dr. H. van den Doel) De rijksbegroting voor 1977 is de rijksbegroting voor het ver kiezingsjaar 1977. Het is de be groting waarmee de regerings partijen de kiezers duidelijk willen maken welk beleid zij hebben gevoerd en waarin dit beleid zich onderscheidt van dat van de oppositie van de VVD en de CHU. In dit opzicht is de miljoenennota een teleur stelling. Ondanks het feit dat hij 160 pagina's telt, waarvan de laatste vier pagina's besteed zijn aan het uitleggen van de moeilijke woorden, is hij hele maal niet duidelijk. Bij elke nieuwe bladzijde wordt de verwarring bij de lezer groter en daalt er een dikkere mist over de kernvraag: wat wil de regering nu eigenlijk? Wie wil weten waar de regering op af koerst, staan twee methoden ter be schikking. De eerste methode is het le zen van de woorden van de regering; de tweede methode is het kijken naar de daden. Nu moet ik toegeven: de woor den van de regering zijn helder en klaar. In bijna elk begrotingshoofdstuk lees je opnieuw: „Het terugbrengen van de werkloosheid heeft voor de regering de hoogste prioriteit". Maar zijn de daden met deze woorden in overeenstemming? Juist daarover schept de regering een steeds groter wordende onzekerheid. Werkloosheid ontstaat, simpel gezegd, doordat er te weinig van die goederen en diensten worden geproduceerd voor de produktie waarvan verhoudings gewijs veel arbeidskrachten nodig zijn. Hierover is iedereen het eens. De me ningen gaan pas verschillen, als de vraag wordt gesteld hoe het toch ge komen is dat de arbeidsintensieve pro duktie zo ver is ingezakt. Dan staan er t wee gro epn^tege nover ej^aar. De ene'groep zoekt'de oorzakèn bij het slechte ondernemingsklimaat. De reële arbeidskosten van de onderneming zijn veel te hoog. Het arbeidsaandeel in het nationale inkomen is gestegen tot 93,6 procent Voor het 'overig inkomen' i waaronder de winsten) blijft er dus maar 6,4 procent over. Dat is veel te weinig. Zo hebben de ondernemers geen perspectief meer om te investeren. En als ze investeren, kiezen de onderne mers kapitaalintensieve produktïeme- thoden. Voor arbeidsintensieve produk- tiemethoden is de arbeid immers veel te duur. Oude machines en installaties, waaraan verhoudingsgewijs veel arbei ders werken, worden versneld buiten gebruik gesteld. Degenen die deze me ning aanhangen, zoeken de oorzaken van de werkloosheid dus bij de aanbod kant van het produktieproces. E r is echter een tweede groep, die niet zozeer kijkt naar het ondernemings klimaat als wel naar de bestedingen. Met de bestedingen van de consument is er geen vuiltje aan de lucht Het vo lume daarvan neemt elk jaar met 3 pro cent toe. Maar de bestedingen van de overheid en die in woningen lopen te rug. In de periode 1951 tot 1970 groeide het volume van deze bestedingen ge middeld 6,4 procent per jaar. In de pe riode 1971 tot 1974 nam het volume van deze bestedingen met gemiddeld 0,5 procent per jaar af. Dat is rampzalig voor de werkgelegenheid. Juist de overheid pleegt zijn geld aan zeer ar beidsintensieve goederen en diensten te besteden. Als de overheidsbestedin gen en de woningbouw wegvallen, heeft dat bovendien een olievlekwer king op de particuliere investeringen. Ondernemers zijn nu eenmaal afhanke lijk van opdrachten van de overheid. Degenen die deze mening zijn toege daan, zoeken de oorzaken van de werk loosheid dus bij de vraagkant van het produktienroces. Het is niet nodig hier te gaan uitmaken wie van beide groepen gelijk heeft. Vol doende is om vast te stellen, dat ten minste een van beide gelijk heeft. Wie de werkloosheid effectief wil bestrijden, moet dus of de aanbodmogelijkheden van het bedrijfsleven verruimen, of de effectieve vraag van de overheid opvoe ren. Maar in 1977 doet de regering noch het een. noch het ander. De investerin gen van het bedrijfsleven krijgen geen extra armslag en de bestedingen van de overheid evenmin De regeringsmaatregelen ter verbete ring van het ondernemingsklimaat zijn weinig indrukwekkend. De 'overige in komens' stijgen in 1977 nauwelijks meer dan de lonen. Het arbeidsaandeel in het nationale inkomen blijft onveranderd 93,6 procent. De stijging van de arbeids kosten loopt ongeveer in de pas met die van de arbeidsproduktiviteit. Er is in dit opzicht dus geen verslechtering, maar ook geen duidelijke verbetering. De rendementen stijgen vrijwel niet. de re latieve arbeidskosten dalen vrijwel niet. De enige verbeteringen betreffen de reeds bekende invoering van loonkos tensubsidies en investeringssubsidies, die via een vergroting van het begro tingstekort gefinancierd worden. Zolang het echter niet duidelijk is op basis van welke vaste criteria deze snoepjes aan het bedrijfsleven zullen worden uitgedeeld, bieden zij het be drijfsleven waarschijnlijk onvol doende houvast om de ondernemers een geheel nieuw perspectief te bieden. Waar de regering op het gebied van de aanbodkant van het produktieproces een pas op de plaats maakt, is er op het gebied van de vraagkant duidelijk sprake van een slechter beleid- De stij ging van de overheidsbestedingen neemt verder at De befaamde 1-procentnorm van minister Duisen- berg wordt nu zó toegepast, dat de over heidsuitgaven in 1980 niet met 1 pro cent. maar slechts met 0,75 procent van het nationale inkomen zullen groeien. Voor de consumptieve aankopen van de overheid geldt in 1977 een nullijn, voor de overheidsinvesteringen i wegen, scholen, openbaar vervoer, en dergelij ke) geldt in 1977 zelfs een mïnlijn van reëel 3,5 procent Het woningbouwpro gramma zakt naar een nieuw dieptere cord van 107.000 woningen. Alleen net stadsvernieuwingsbeleid van Jan Schaefer begint expansief te worden, Of je het bekijkt vanuit het onderne mingsklimaat dan wel vanuit de bcslc- dingskant: voor de bestrijding van de werkloosheid biedt deze begroting geen enkel perspectief. Volgend jaar worden er 215.000 werklozen geraamd. Dat is slechts 15.000 minder dan dit jaar, hetgeen een magere oogst is van een conjunctuur die internationaal duidelijk opleeft. Minister-president Den Uyl begon zijn regeerperiode met de mededeling dat hij het aantalmrt- lozen tot beneden de ÏOO.OOO zou te rugdringen. Hij eindigt zijn eehte re geerperiode met een werkloeenaantal van boven de 200.000. Natuurlijk, werkloosheidsbestrijding moet uit de lengte of uit de breedte le men. Het is onmogelijk én de rendemen ten van het bedrijfsleven te verbeteren én de overheidsbestedingen te vergro ten én de lonen te verhogen. Er moet worden gekozen. Maar het kabinet-Den Uyl kan niet kiezen. Het kdbinetwil ie dereen een beetje tevreden stellen Het wil de rendementen van het bedrijfsle ven niet verslechteren, het wil de over heidsuitgaven zoveel op peil houden, en het heeft alles op alles gezet om de reële lonen In het verkiezingsjaar 1977 met ten minste 1.5 procent te verbeteren. Het resultaat van dit onduidelijke be leid zal slechts zijn dat niemand tevre den is en dat het kabinet-Den Uyl mach teloos moet accepteren dat het geen antwoord heeft op de grote sociaal- economische vragen van onze tijd. De wandeling naar Utopia dan ooit is de troonrede dit. maal een politiek stuk: ze discussieert zelfs met tegenstanders van het kabi netsbeleid of althans van onderdelen daarvan. Twee voorbeelden: de auto en het onderwijs. Bij de passage over het openbaar vervoer laat de regering nadrukkelijk weten dat zijdiet belang van de auto voor velen" beseft. Een duidelijk verweer aan het adres van diegenen, die betogen dat dit kabinet uit 'autohaters' bestaat. Het tweede voorbeeld is haast nog duidelijker: „Met erkenning van de eigen verant woordelijkheid van met name het bij zonder onderwijs, spant de regering zich in voor verbetering en vernieu wing van de onderwijsvoorzieningen". Een merkwaardige zin, met name dat accent op het bijzonder onderwijs. Heeft het openbaar onderwijs dan niet zijn eigen verantwoordelijkheden? De achtergrond van deze frase is kenne lijk dat de voorstanders van het bij zonder onderwijs gerust moeten wor den gesteld: van die kant is immers de laatste jaren herhaaldelijk het verwijt geuit dat dit kabinet zich weinig aan het bijzonder onderwijs gelegen laat liggen. In antwoord daarop wordt via de troonrede verzekerd dat de eigen verantwoordelijkheid van het bijzon der onderwijs door deze regering zon der meer wordt erkend. Polemiek in de troonrede. Ooi climax: van de nood wordt daar een deugd gemaakt, de regen en de storm worden nu zelfs noodzakelijk geacht om Utopia te bereiken. „De regering ziet een nauwe samenhang tussen de bereidheid de offers te brengen die no dig zijn om de economische moeilijk heden te overwinnen" - de regen en de storm - „en de voortgang van de her vorming van onze samenleving" En dat is dan Utopia, het land van belof ten. Vermoedelijk zal niet iedereen er zo over denken. Het komt er op neer, dat het kabinet maatschappijhervor mingen wil aanbrengen niet ondanks, maar juist dank zij een depressie. „Het gaat om het perspectief van een sa menleving. waarin gezamenlijke ver antwoordelijkheid wordt aanvaard op grondslag van gemeenschappelijke zeggenschap", aldus de troonrede. Een gedragen zin. Begin volgend jaar zal die zonder twijfel op vele manieren met allerlei intonaties worden her- zaam: het vertrouwen uitspreken dat werkgevers en werknemers met elkaar geen moeilijkheden zullen maken om de lonen op hetzelfde peil te houden, want daar komt het op neer. Hoe ging dat de vorige maal ook weer? Juist, toen zag de regering zich gedwongen een loonmaatregel af te kondigen - terwijl de vakbonden knarsetandend toekeken. Zal het nu zoveel beter gaan? Aan het adres van de onderne mers wordt al een indicatie gegeven: „In 1977 kan een strak prijsbeleid niet worden gemist". En op het stuk van lonen maakt de miljoenennota duide lijk dat er praktisch niets is te verde len. Het is voor de regering te hopen dat vakbonden en werkgevers er met elkaar precies zo over denken als nu in troonrede en miljoenennota wordt uiteengezet- in dat geval zijn de dagen van het harmoniemodel weer terug. Maar we hebben een angstig vermoe den dat de minzaamheid van de rege- Jok in ander opzicht is deze troon rede politiek geladen Vrijwel het hele stuk door speelt de economische mi sère van dit moment, maar tegelijker tijd wordt er steeds weer op gewezen dat het kabinet desondanks doorgaat met verwezenlijking van zijn eigen doelstellingen. Zo in de geest van: .Het is bijzonder slecht weer, maar we hebben nu eenmaal afgesproken sa men naar Utopia te wandelen en dat doen we dan ook, zelfs al giet het en stormt het". Die stemming krijgt in het slot van de rede een opvallende haald: tijdens de verkiezingsstrijd Zo blijkt ook uit deze troonrede dat sommige gebeurtenissen hun scha duwen vooruitwerpen. De schaduw van de stembus was gisteren al zicht baar in de verenigde vergadering. Xn zeker opzicht is de toon van deze troonrede minzaam Die minzaamheid komt bijvoorbeeld duidelijk tot uiting in de paragraaf, waarin wordt gezegd dat alle inkomensgroepen bereid moe ten zijn hun bijdrage te leveren lot het duurzaam herstel van de economische groei en de werkgelegenheid. „De re gering vertrouwt erop dat de sociale partners In komend overleg daarvoor oog zullen hebben". Inderdaad, min ting op dit stuk van zaken een aantal dovemansoren zal vinden. Zware wissel X roonrede en miljoenennota bevat ten helemaal niets nieuws de lijn van vorig jaar wordt hier en daar scherper aangezet, maar verder is het allemaal nogal grijzig. Grijzig en weinig roos kleurig. Minister Duizenberg erkende bij de presentatie van zijn miljoenen nota: „Nee. hei gaat hier niet om het populairste stuk datje met het oog op komende verkiezingen mag verwach ten". De regering neemt willens en we tens grote risico's met name ten op zichte van de financiering der tekor ten. Om met de woorden van de minis ter van financién te spreken: „Dit be leid trekt gedurende een reeks van ja ren een zware wissel op de financie- ringsmogelijkheden". Die zware wissel komt er op neer, dat niet eerder dan omstreeks 1980 weer alles gaaijes in het gareel kan lopen, maar dan moet er ook niets mis gaan. Onlangs heeft dr. Zijlstra laten weten dat een dergelijk beleid naar zijn mening alleen maar verantwoord is voor een uiterst korte periode, een soort 'zweepslag' om de economie weer op gang te brengen. Maar dit is geen zweepslag, maar een soort roffel die vier j aar moe t durenEr zijn in het verleden wel voorstellen af gewezen die aanzienlijk minder specu latief waren. Het door dit kabinet ont wikkelde stelsel maakt de indruk alsof het nog jaren voor de boeg heeft. Wie weet. Onmogelijk stuk l\^inisl?r Duisenberg sprak by de presentatie van zijn miljoenennota een waar woord: „Het gaat om een niet makkelijk te doorgronden stuk". Ten overvloede voegde hij er nog aan toe: „En dat is dan een understatement". Vroeger zou een minister hebben ge zegd „En dan druk ik me nog zwak uit", maar tegenwoordig heeft dat een 'understatement'. Deze uitdrukking is in dit land blijkbaar zo algemeen ge worden dat ze kon worden opgenomen in de laatste druk van Van Dale. Over igens had Duisenberg gelijk de mil joenennota is een onmogelijk stuk. Kennelijk hebben diverse afdelingen van hel departement een bijdrage ge leverd zonder dat voor een goede coördinatie is gezorgd: het stuk staat bol van overlappingen en herhalingen. Bovendien is het in een afschuwelijk Nederlands geschreven, onbegrijpe lijk voor de modale Nederlander' - om deze in het Haagse zo geliefde term dan ook maar eens te gebruiken. Een enkel voorbeeld van dit onhebbelijke taalgebruik: er wordt ergens gespro ken over de 'initiéle (ex antei één procents-norm en de uiteindelijke rea lisatie (ex post)". Ja maar - zal men vermoedelijk bij financién zeggen - „We hebben een woordenlijst toege voegd, waarin de technische termen worden verduidelijkt". Heel goed: we zoeken haastig in de woordenlijst 'ex ante' en 'ex post' op: het eerste blijkt de aanduiding te zijn van een 'druk- stijging die doelt op het in eerste aan leg beoogde resultaat van de drukma- tiging'. En het tweede „doelt op de uit eindelijke (in casu lagere) drukstijging nadat de effecten in de nationale eco nomie zijn doorgewerkt". Toegegeven: de meeste van deze woorden behoren x)t het Nederlandse taaleigen, maar geven ze helder weer wat de heren van financién precies bedoelen? Aller minst. Het is gebrabbel. Mer .en kan zich afvragen: is dat nu wel zo belangrijk? Is het niet voldoende dat de deskundigen en de politici het jargon begrijpen? Ons antwoord; neen. We zijn er van overtuigd dat ver staanbaarheid een dwingende eis is, die ook aan de minister van financién en aan zijn ambtenaren moet worden gesteld Onlangs vertelde minister Boersma in een interview met Bibeb van Vrij Nederland, dat hij een verma nende brief van een predikant had ge kregen met verwijzing naar een tekst uit het oude testament Waarop de bijbelvaste Boersma omgaand had geantwoord met een tekst uit de Han delingen der apostelen, ontleend aan het verhaal van Philippus, die aan een kamerling uit Ethiopië tijdens diens lectuur van de profeet Jesaja. de vraag stelde: „Verstaa t gij wat gij leest?" Het was een aardige vondst van Boersma, maar hij zat er naast: in een democra tisch bestel behoort men zUn denk beelden en voorstellen zodanig te for muleren d at ze voor de deel nemers aan dat bestel helder en duidelijk zijn Het moet niet nodig zijn ze te vertalen, zoals dit keer bi) vrijwel elke zin van de miljoenennota noodzakelijk is. In Den Haag haalt men over dit soort opmer kingen meestal de schouders op men vindt dat het niet anders kan Natuur lijk kan het anders. De technici ln het regeringsapparaat - want technici zijn de ambtenaren van Duisenberg - on dermijnen onbewust de democratie: ze weigeren zich tot de bevolking van Nederland te richten, maar schrijven vooreen kleine elitaire groep: die moet het dan maar voor de rest vertalen. xXanslultend aan deze opmerkingen over het groezelige - en daardoor on democratische - taalgebruik van de miljoenennota willen we op een ander aspect van de rijksbegroting voor 1977 wijzen, dat eveneens het functioneren van de democratie betreft. In het Ne derlandse bestel gaan de kiezers elke vier jaar naar de stembus, dat wil zeg gen dat zij dan kunnen uitmaken hoe zij het land geregeerd willen hebben. De thans ingediende begroting onder streept ditmaal wel heel duidelijk dat deze benadering in feite theorie is. De reikwijdte van deze begroting gaat namelijk veel verder dan de periode, die het kabinei>Den Uyl nog zal uit dienen. In de miljoenennota worden de lijnen al doorgetrokken tot 1980: een onvermijdelijkheid bij het sys teem waarvoor de regering hier heeft gekozen, een systeem namelijk waarin tot 1980 een financieringstekort zal bestaan. Terloops wordt in de miljoe nennota er op gewezen dat in de jaren 1978 tot en met 1980 omvangrijke maatregelen nodig zullen zijn; er moet nog ruim zes miljard gulden worden gevonden. Met andere woorden: in die Jaren zullen allerlei belastingmaatre gelen nodig zijn en ook de nlet- belastingmiddelen zullen in de be schouwing worden betrokken, evenals de rijksbijdragen aan de sociale fond sen „Een nadere concretisering van die maatregelen is thans niet moge lijk zegt Duisenberg. Een mooie klus voor een volgend kabinet Het komt er op neer dat deze begroting een niet ge ringe hypotheek legt op het beleid van dat volgend kabinet: het heeft bij voorbaat al een beperkte manoeuvreer ruimte. Dat geldt uiteraard ook tevens voor een kabinet van een andere sig natuur dan het huidige: de paden zijn nu al vrij dwingend aangegeven. Drie hypotheken Formeel zit een kabinet vier Jaar. maar in bepaalde omstandigheden gaat de invloed ver over de vier Jaar heen. Ditmaal is dat zeker het geval. Bij herhaling is al de vraag gesteld of het niet beter zou zijn een parlemen taire periode niet vier, mar vijfjaar te laten duren. Het zou zijn werlc dan be ter kunnen afmaken, maar bovendien zou een volgend kabinet van een are dere signatuur - indien althans door de kiezers gewenst - een redelijke periode hebben om het beleid om te gooien. Premier Den Uyl voelt niet veel voor een verlenging van vier tot vijl' jaar, maar ook hij erkent dat er sprake Is van een hypotheek. Onlangs wees ml erop dater bij het einde van de periode nog allerlei wetsvoorstellen ter be handeling bij het parlement zullen liggen, die karakteristiek zijn voor de opvatting van dit kabinet „Zoiets wil men afmaken". Zien we het goed dan zorgen deze hypotheken er voor datde reéle Invloed van de kiezer meer wordt beknot dan vroeger het geval was. De techniek van het, beleid, in het bijzon der van de begroting en de verwoor ding daarvan maakt ondanks alle po litieke. makkelijk ln het gehoor lig gende kreten het beleid ondoorzichtig- „Een niet makkelijk te doorgronden stuk" noemde Duisenberg zelf zijn no ta. Daarnaast blijkt bij het doorvorsen van het stuk dat het thans voorge legde beleid alleen maar kan slagenm men tenminste tot 1980 een bepaaia systeem handhaaft. En tenslotte au een deel van het wetgevend pn> gramma van dit kabinet overlopen in een volgende periode. In hypotheken, die een zware last betfr kenen voor het functioneren van ae democratie Het merkwaardige overigens dat men ln politieke knnge aan deze hypotheken al zo geweiK^ dat men er met meer van opkijkt- zullen er wel mee moeten leven ons deze week een kamerlid, ze» zeker. Maar met een democratic Thorbecklaanse zin heeft het nie heel veel meer te maken.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 4