Lancet zonder lier
Ik ben
een
schilder
zonder
vaderland
VESTDIJK ALS ESSAYIST
KAREL APPEL
PZG/zaterdagkrant 19
'D„
ZATERDAG 28 AUGUSTUS 1976
'romen over Zeeland' heet het
nieuwste grote kijkboek over een
boeiend stukje land dat welhaast
nergens zonder water kan. Het is sa
mengesteld op basis van een selectie
uit recent werk van de fotograaf Wim
Riemens en teksten van de als
dichter-publicist én dominee te boek
staande Hans Bouma.
Als ik al die foto's van Riemens zie,
vraag ik me af wat er - gelet op zijn
aandeel - met 'dromen' bedoeld kan
zijn, want ieder die het werk van deze
fotograaf kent zal ook weten dathetal
zeer weinig met dromen te maken
heeft. Ik ken Wim Riemens - en dat
gelukkig vele jaren - als een man die
overweegt en 'pakt'. Zeeland, zijn 'na
tuurlijke' omgeving is voor hem zelden
Droomland. Wat hij allemaal over
weegt onttrekt zich aan mijn waarne
ming, vast staat echter wel dat hij
goed pakt. Dit boek met die voor hem
wat ongelukkige titel legt nieuwe en
vrij nadrukkelijk accenten op vak
manschap. zorg, vorm- en gestaltebe
grip én doorzicht op het wezen van het
grote omvattende landschap dat hij.
de mensen en hun dingen inbegrepen,
m beeld brengt.
Dat landschap hoeft geen nadere be
schrijving: Zeeland ligt open voor wie
dat wil en zo is dat ook in dit boek. Wie
het scala van beelden dat daar - naar
men nog steeds wij - 'onverbrekelijk'
bijhoort aan zich voorbij ziet trekken
doet er, om te kunnen genieten van het
WEMELDINGE
vaak heel wat boeiender tegendeel,
zeer goed aan dit boek te bekijken.
Want. er komt hier aardig wat van de
onverwachte kant aan bod. Er wordt
hier niet op verplichte nummers ge
jaagd en ook een strikte rubncenng
blijft achterwege, zodat het geheel,
binnen de opdracht die simpelweg
'Zeeland' luidt, aantrekkelijk los blijft.
Het fotopakket zal voor een beperkte
kring van mensen - de lezers van liet
Zeeuws Tijdschrift en enkele kleinere
fotowerken- bekende items bevatten.
Dat lijkt me geen nadeel: foto's van
een dergelijke allure verdienen een
ruimere verspreiding dan die be
perkte kring kan waarborgen. Dat ze
opgenomen zijn in een zo voortreffe
lijke bundeling als deze, is bovendien
alleen maar logisch als men dit werk
wil zien als een soort tussentijdse ba
lans van hel werk van een vasthouder
en doorzetter, een reiziger die verder
trekt. Ik vind die balans nogal indruk
wekkend.
Foto's van Wim Riemens zijn al eer
der van al dan niet 'begeleidende' tek
sten voorzien door Hans Bouma in de
recente uitgave 'Waar de natuur nog
ademt' tüitg. Luitingh. Laren, 24,90).
Bij de verschijning van dat boek heb ik
moeten wijzen op het - mijns inziens -
overbodige van die teksten, uitgaande
van het blote feit dat de foto's best op
zich kunnen staan en totaal geen aan
vullende begeleiding nodig hebben.
Ditmaal is hetzelfde procédé gevolgd:
uitingen van vage quasi-poèzie met
veel hemel en aarde en hier en daar een
neuriënde boom. Ook nu kan ik me
niet aan de indruk onttrekken dat er -
enkel en alleen om het allemaal eens
anders te zeggen - veel te veel gezegd
wordt zonder d at er eigenlij kookmaar
iets wordt gezegd Zó moeilijk is daten
het zou zoveel eleganter en gemakke
lijker kunnen door - juist bij deze
sterke foto's - te volstaan met de
locatie-aanduidingen
Voorbeeld: foto: strand vol jonge men
sen rond een geluidsbatterij: directe
indruk: popconcert: tekst:
waar wachten ze op
het verlossende woord
het grote oordeel
de jongste dag
een popconcert
Dat was al duidelijk (dus). Ik geloof
kortom dat de combinatie - op basis
van overdaad, overbodigheid en een
gebrek aan evenwicht - wederom niet
geheel geslaagd is Het tekstgedeelte
brengt het boek wél aanzienlijk dich
ter bij de titel 'Dromen over Zeeland'.
Ik moet dit boek vanwege de sterke
platen aanbevelen en ik doe dat
graag. Het is voortreffelijk gedrukt
bij Dico-druk in Amsterdam, uitge
geven door Unieboek (Van Holkema
en Warendorf) en dankt zijn vorm aan
Uniepers, Amsterdam. Inhoud: rond
130 foto's, prijs 29,90.
O.
N„
v ee, ik kende de essays van Simon
Vestdijk niet, althans niet zijn lite
raire opstellen, wél die over muziek.
Ik las - en lees - ze met bewondering
en voorkeur: ze zijn uiterst scherp
zinnig en snijden vaak dieper in het
muzikale vlees dan menig stuk van de
'echte' musicologen. Geen wonder dat
de officiële muziekwereld zich nogal
eens gereserveerd opstelde als het om
de geschriften van Vestdijk ging.
Vreemd eigenlijk - vind ik achteraf-
dat ik nooit de literaire essays ter
hand heb genomen: ze waren echt wel
te krijgen. Zo gaf Bert Bakker in 1958
«en 'dubhele ooievaar' uit van de ver-
wmeling De Poolse ruiter en van de
bundel Lier en lancet (uit 1939) ver
scheen in het begin van de jaren zestig
«n herdruk. Enfin, ik heb nu de
schade ingehaald: beide delen zijn on
langs herdrukt in de Athenaeumreeks
v»n Polak en Van Gennep. Lezing le
verde een boeiende kennismaking op.
Waarom boeiend? Omdat Vestdijk een
meeslepend essayist was Nee, eerlijk
gezegd schrijft hij in deze opstellen
gortdroog hij hanteert het lancet en
bespeelt zelden de lier. Dat leidt tot
vermoeiende effecten bij de lezer, al
thans dat gebeurde bij mij: zelden
leest men een essay achter elkaar uit.
men onderbreekt de lectuur herhaal
delijk om wat na te slaan Zo in de
geest van. ..Dat zegUie-nou-wel, maar
«dat zo1" Of ..Waar heb ik daarovei
onlangs iets gelezen, een heel andeie
visie Met als gevolg een constante
wandeling langs de boekenkast. Vest-
dijk als essayist heeft iets schoolmees
terachtigs. zij het In de goede, ouder
wetse zin van het woord hij laat de
leerling - de lezer - nadenken en is
voortdurend in gesprek met hem De
bewondering geldt derhalve niet
vestdijks hantering van de taal. maar
ue inhoud van zijn opstellen, niet de
vorm maar de 'vent', om een term te
gebruiken die in de Nederlandse lite
raire polemiek van de jaien dertig
nogal eens opdook
Bewondering vooral ook voor Vest-
mjKs actuele belezenheid hij was met
name in de jaren dertig uitstekend op
ae hoogte van de ontwikkelingen in de
meuwe Westeuropese literatuur. Zo
schreef hij al over Kafka - en hoe -
toen deze auteur voor de meeste Ne
derlanders een nog onbekende groot
heid was. Het opstel bijvoorbeeld. De
realiteit bij Franz Kafka dateert van
1938, dat wil zeggen nog géén jaar na
dat Max Brod's baanbrekende
Kafka-biografïe was verschenen.
Vestdijks stuk verraadt grondige ken
nis van zowel Kafka's oeuvre als van
de literatuur die er tot op dat ogenblik
over de Praagse auteur bestond. Er is
voorts (in de bundel De Poolse ruiter)
een markante en indringende be
schouwing over Kafka s roman Der
Prozess opgenomen, een verhandeling
die op drieërlei gronden imponeert. In
de eerste plaa ts door de vorm- het stuk
is als voordracht geschreven, derhalve
op luisteraars gericht en spreekt direc-
tei aan dan de opstellen die voor een
lezer zijn bestemd. In de tweede plaats
valt ook dit stuk op door de grondige
kennis en vooral het doordenken van
Kafka's werk. En tenslotte zorgt de
oorsprong voor een boeiende achter
grond het gijzelaarskamp in Sint Mi
chielsgestel De gijzelaars voor wie het
betoog bestemd was. bevonden zich in
een Kafka-achtige situatie, die aan die
van Josef K - de hoofdpersoon uit de
roman - deed denken een ervaring die
Vestdijk het hele stuk door weet vast
te houden Dit essay is meer dan welk
ander uil de beide herdrukte bundels
tijdgebonden maar stijgt juist daar
door boven plaats en tijd uit
dijk. „Ik ken een eerste zin van een
boek dat ik niet eens gelezen heb en
waarschijnlijk ook nooit zal lezen en
waaraan ik niettemin onvoorwaard
lijk mijn hart verpand heb. namelijk
Moby Dick van Herman Melville De
zin luidt: Call me Ismael. en men zou
inderdaad weinig weten te bedenken
dat beter en kernachtiger de achteloze
wijze suggereert waarop de hoofdper
soon van een grandioos en somber
epos zichzelf in het spel brengt zonder
de aandacht af te leiden van wat er om
hein heen gebeuren gaat". Een schok
der herkenning: het is namelijk een zin
die in mijn memorie is gegrift als het
kernachtigste begin van welke roman
ook. Vestdijk is absoluut: een boek dat
zó raak begint kan men maar beter
niet verder lezen, want dat niveau van
de eerste zin is voor geen schrijver vol
te houden, zeker niét bij "dit omvang
rijke geschrift - zevenhonderd pagi
na's ruim telt mijn Oxford University
Press-editie Overigens is het toch wel
de moeite waard zou Vestdijk het ooit
nog eens hebben geprobeerd 1
De
Ves
estdijk schreef over uiteenlopende
onderwerpen en figuren, de lier mees
tal terzijde latend om met groot vak
manschap het scheipe lancet te han
teren Over Stefan George en Rilke en
over Ulysses van Joyce Dit laatste
stuk is van 1934 hoeveel Nederlanders
zouden toen Joyce hebben gelezen
Vijf of zes 1 Over Slauerhoff en Mars
man over Edgar Allen Poe en Paul Va
lei?,'en overRembrandts Poolse ruitei
Een aardige leeservaring een soort
schok der herkenning noteerde ik nog
bij het stuk Het pernicieuze slot <over
de ongelijkwaardigheid van het begin
en het einde van een romanc ..Eerste
zinnen: men moest er eens een verza
meling van aanleggenaldus Vest
je - thans terecht herdrukte - es
says van Vestdijk maken duidelijk
welk een veelzijdige gigant deze au
teur is geweest. Hij is de schepper van
een omvangrijk roman-repertoire de
basisvoor zijn grootste vermaardheid
Daarnaast zijn er de scheipe analyses
over componisten en hun werken,
diepgaande beschouwingen zonder
franje of mooischrijverij Vervolgens
een diepgravende verhandeling over
De toekomst der religie, een vertoog
van een nietrtheoloog dat de Neder
landse theologenwereld van na de
tweede wereldoorlog niet onberoerd
liet. Tenslotte deze - t hans herdrukte -
essays Zou Vestdijk met hetzelfde
oeuvre tot een ander-laten we zeggen,
het. Engels - taalgebied hebben be
hoord. dan zou hij zonder moeite we
reldfaam hebben verworven Een
unieke geest.
K.
Simon Vestdijk: Lier en Lancet De Poolse
ruiter Athenaeum - Polak en Van Gennep,
Amsterdam.
„Ik ben een schilder zonder vaderland. Ik exposeer nooit in
Nederland, ik heb geen land achter me staan, dat vind ik heel
erg. Het is een nadeel voor mij, omdat ik moet opboksen tegen de
schilders die in Frankrijk, in Italië en in Amerika op handen
gedragen worden. Dat chauvinisme kennen ze hier niet", vertelt
de 55-jarige schilder Karei Appel, terwijl hij zijn witte Rolls
Royce voorzichtig over een smalle gracht in Amsterdam ma
noeuvreert.
Appel praat aan een stuk door. HU
lacht veel en denkt nauwelijks na
over wat hij zegt..Het valt me mee dat
ik nogzo goed Hollands kan spreken'%
vertelt hij. „Ik spreek nu al 30 jaar
Frans en Engels. In dit land kom ik
vrijwel niet meer. Ik zit hier heel
moeilijk, er gebeurt hier niets voor
mij. Daarom blijf ik hier ook nooit
langer dan een dag. Ik leef erg vrij",
zegt hij peinzend. „Ik ben schilder,
dat betekent dat ik een bohemièn
ben. Misschien blijf ik nog enkele da
gen hier, ik weet het niet. Op dit mo
ment heb ik niets speciaals te doen".
Achterin de auto ligt een grijze dwerg
poedel te slapen. De schilder neemt
het hondje al elf jaar overal mee naar
toe. Als Appel uit de auto stapt, trip
pelt de hond meteen achter hem aan.
Bij de receptiedesk van het hotel
wordt Appel onmiddellijk herkend:
dag meneer Appel, jawel mijnheer Ap
pel, hetgebeurtdirectmijnheer Appel.
De schilder zelf doet heel gewoon. Hij
verzoekt aarzelend om een kamer en
kijkt steeds oplettend rond. Plotseling
gaat hij naar een kleurig beelhouw-
werk in de hal. „Dit", zegt hij, „is een
van de mooiste beelden die ik heb ge
maakt"
„Ik heb het samen met de jongens ge
boetseerd en later met waterverf af
gewerkt. Niemand heeft er voor gepo
seerd, dit is pure fantasie. Inspiratie is
voor mij erg belangrijk, ik kan pas
schilderen als ik alleen ben. Ik ben een
bokser wanneer ik schilder, het bete
kent dat ik speel met mijn kwast, de
verf en het doek. Als ik er voorsta, geef
ik plotseling een rake klap. Ik moet er
bij schreeuwen. Een prachtige streep
op het doek kan alleen tot stand ko
men als ik er bij schreeuw. Ook ge
bruik ik messen. Ik vecht met een mes.
het is altijd in heftige stijl. Je deelt
klappen uit, je speelt. Ik moet tot een
climax komen, een soort geestelijk or
gasme. Zo werk ik altijd, dik in de verf,
een rijke materie".
„Alhoewel", zegt hy traag, .Jiet laatste
halfjaar eigenlijk niet Sinds enige tijd
heb ik dun geverfd, maar dat weten
jullie gewoon niet hier in Holland. Jul
lie kennen mijn werk niet. er komen
nooit tentoonstellingen van my in dit
land".
„Die tekeningen maak ik in Parijs. Ik
vul ze in met verf. Ik bezit in Parijs zes
grote ateliers en dan heb ik nog een
prachtig kasteel in Frankrijk met
middeleeuwse stallen er omheen. De
laatste vijf jaar heb ik in Parijs ge
woond. Tussentijds ga ik naar New
York. wat voor mij een fantastische
stad is, want daar vind ik inspiratie.
Amerika is prachtig. Enorm groot,
veel goeie jonge kunstenaars. In Ne
derland weet ik niets van het culturele
leven Het zegt me ook niets
Lucebert
Ik vertel hem over het literaire blad
„Hollands Diep", waarin veel infor
matie wordt gegeven over de Hol
landse kunstwereld. Onlangs ver
telde Lucebert en Schierbeek in een
interview dat zij het erg burgerlijk
vonden om een Appel aan de muur te
hebben hangen. Lucebert is een oude
vriend van Appel.
De schilder kijkt me verbaasd aan,
hij denkt het niet goed verstaan te
hebben. „Hoe heet dat blad?", vraagt
hij enkele malen „Je zei toch Luce
bert1" vraagt hij nogmaals. „Wat
vreemd, wat raai", mompelt hij en
haalt zijn schouders op. Hij vindt het
niet prettig om dit te horen. Hij praat
liever over Amerika, over de andere
landen van Europa, of over Canada:
„Weet je wat ik je nog moet vertel
len?". roept hij wild uit „Ik geef een
volledige collectie 's cadeau aan
een nieuwe stad in Canada Ik geef de
laatste tijd veel wegen waarom niet1".
Museum
„Hoe zit het dan met het Karei
Appel-museum?", vraag ik voorzich
tig. „Ik dacht dat u hier graag een mu
seum wilde hebben met uw werk?".
Appel haalt zijn schouders op, hij
knikt bedachtzaam: „Het is onbegrij
pelijk". zegt hij langzaam. „Ik heb het
allemaal aangeboden. Alles konden
ze van me krijgen: het land, de grond
en het gebouw. Honderd doeken
wilde ik schenken, plus de keramiek.
Het enige wat ze hoefden te doen was
ja te zeggen. Maar het is niet doorge
gaan. Ik weet niet waarom, het is he
lemaal van de baan".
Hij vindt het niet prettig om erover te
praten, zijn openhartigheid is enigs
zins ontroerend: „Nu houd ik alles
zelf', zegt hy met een plotseling bewe
ging van zijn hand. Ik hou al die hon
derd doeken zelf En dat is ook wel
prettig, want ik kijk graag naar mijn
eigen werk"
„Schilderen is het enige wat ik doe, ik
ben er altijd mee bezig. Zelfs als ik niet
schilder. Andere hobby's heb ik niet;
ja. uh. vroeger las ik nog wel eens,
maar daar heb ik geen tijd meer voor.
Een krant lees ik een maal per jaar.
Dan zie ik altijd dezelfde zin staan en
dan weet ik weer alles: gouvernement
neemt maatregelen vanwege de prijs
verhogingen. Dat staat altijd in die
krant. Alles wordt duurder, het is een
rotzooitje. Het is gelul. Het enige wat ik
leuk vind", zegt hij van de hak op de
tak springend, „is eten. Dat doe ik erg
graag vooral s avonds, weetje wel,
een borreltje, naar de discotheek. Dat
vind ik gezellig. Maar als ik schilder,
wil ik alleen zijn. Ik moet alleen zijn,
daarom ben ik niet getrouwd. Vrijheid
is mijn eerste vereiste. Zonder die
vrijheid zou ik geen Karei Appel kim-
rien zijn".
iADVERTENTIEI
Het enthousiast
besproken boek
Bruno Ernst
De toverspiegel van
M.C. Escher
is een uitgave van
Mmeulenhotf
amsterdam