„PRINS HAD LAAKBARE
RELATIES MET LOCKHEED
13
Onderzoek naar
herkomst ruim
200.000 gulden
Conclusie commissie-Donner:
KAMER AANVAARDT CONCLUSIES REGERING
IPZCX
55
PRINS KAN GEEN
OPHELDERING GEVEN
De functies
van prins
Bernhard
VRIJDAG 27 AUGUSTUS 1976
bin nen-buiten land
DEN HAAG - De commissie-Donner is bij haar onderzoek gestuit op drie gelegenheden, waarbij prins
Bernhard laakbare financiële relaties had met de Lockheed Aircraft'Corporation. Deze affaires
vonden plaats in 1960, 1968 en 1974. Alleen in de eerste twee gevallen heeft Lockheed ook werkelijk
geld betaald, respectievelijk 1 miljoen en 100.000 dollar. Het miljoen is overigens niet boven water
gekomen.
De commissie noemt verder de briefwisseling die de prins in 1974 had met Lockheed, waarin hij
provisie vroeg voor eventuele levering van Lockheed P-3 Orion-toestellen aan de Koninklijke Marine,
„hoogst bedenkelijk". De levering ging ten slotte niet door, zodat de prins in dit geval geen geld
ontving.
De commissie van Drie besteedt in haar
rapport de meeste aandacht aan de ge
beurtenissen rond 1960. toen Lockheed
ten behoeve van prins Bernhard een
miljoen dollar zou hebben betaald.
Volgens een verklaring tegenover de
commissie.gedaan door de heer Meuser
(de commissie klaagt overigens over
diens „geringe medewerking en niet
steeds geloofwaardige uitspraken")
zou de gedachte dat Lockheed prins Be
rnhard een vliegtuigzou kunnen geven,
een JetStar. voor het eerst geopperd
zijn in de zomer van 1959. De konin
klijke familie verbleef toen in het Ita
liaanse Ravello met vakantie, Meuser
was te gast. Later zou Meuser het idee
aan de Lockheed-directie hebben over
gebracht, een versiedie door de verkla
ringen van de Lockheed-directeur Kol-
chian en Haughton wordt bevestigd.
Het Idee was, dat de prins op deze wijze
een soort levende reclame zou vormen
voor Lockheed. Ten slotte verwierp de
Lockheed-directie het idee - het bleek
juridisch te lastig te zijn de prins een
vliegtuig gratis te geven. Bovendien, zo
blijkt uit de verklaringen van prins Be
rnhard. zou de prins zelf intussen het
idee hebben verworpen, omdat hij het
beter vond een Nederlands vliegtuig, de
Fokker F-27 Friendship, te gebruiken.
Volgens de commissie-Donner is toen
(Vervolg Kantlijn)
(Sint van pagina 1
vermoedelijk in Nederland nog niet is
voorgekomen.
De
het idee opgekomen - weer afkomstig
van de heer Meuser. om in pl aa ts van het
vliegtuig de prins een som geld te geven
Evenmin als het oorspronkelijke aan
bod. het vliegtuig, was het aanbod van 1
miljoen dollar direct bedoeld om de
prins om te kopen of hem anderszins er
toe te brengen directe invloed aan te
wenden ten gunste van Lockheed Het
ging er uitsluitend om ..hetklimaat voor
de verkoop van Lockheed-produkten in
Nederland te begunstigen''
De toenmalige ..chairman of the board"
van Lockheed, de president-directeur
Robert E Gross, was een goede vriend
van de prins. Volgens getuigenissen van
toenmalige Lockheed-functionarissen
is het idee van de schenking aan de prins
„in verband gebracht met de vele per
soonlijke en charitatieve verplichtingen
welke op de prins zouden rusten".
Midden 1960 berekende de Lockheed-
directie hoeveel commissie men ver
schuldigd zou zijn geweest als de lever
ing van de Lockheed F-104G Starfigh-
ters een commerciële transactie zou zijn
geweest. Deze verkoop is geregeld op
regeringsniveau, zodat geen „normale"
commissie hoefde te worden betaald.
Men kwam tot een bedrag van 1 miljoen
dollar. Besloten werd, op advies van de
heer Meuser, dit bedrag over te maken
aan de Zwitserse advocaat dr. Hubert
Weisbrod. Voor de vorm werd met Weis-
brod een zogenaamd ..consultants
contract" gesloten, zodat het bedrag
kon worden geboekt als vooruitbe-
verklaring van de minister
president noopt eveneens tot enkele
voorlopige notities. Er was sprake van
een zorgvuldig geredigeerd stuk. waar
bij vooral was gedacht aan de staats
rechtelijke verhoudingen. Zo werd
voortdurend over 'de regering' gespro
ken en slechts éénmaal over 'het kabi
net'. In alle gevallen waar de regering in
deze verklaring in hetgeding is, gaat het
derhalve om het staatshoofd en het ka
binet samen. Met andere woorden: de
koningin is het ééns met het overnemen
van de conclusies uit het rapport als
mede met de maatregelen ten aanzien
van de prins. Slechts op één punt zou
van een verschil tussen staatshoofd en
kabinet sprake kunnen zijn, namelijk
in dat deel van de verklaring waarin met
over 'regering' maar over 'kabinet' wordt
gesproken. Enjuist die passage isuiterst
belangrijk: er wordt daarin gezegd dat
strafrechtelijk onderzoek naar de ge
dragingen van de prins „ernstige gevol
gen zou kunnen hebben voor de positie
van het staatshoofd". En even later
volgt: „In deze situatie wil het kabinet
voor het intreden van zulke gevolgen
geen verantwoordelijkheid nemen en
heeft de regering besloten dat van het
treffen van justitiële maatregelen dient
te worden afgezien". Anders gezegd het
kabinet durft vande verantwoordelijk
heid voor het aftreden van het staats
hoofd niet aan en daarom heeft de rege
ring - koningin met kabinet - besloten
geen vervolging in te stellen. Men kan
daaruit afleiden dat de koningin het ka
binet zonder meer heeft duidelijk ge
maakt. dat zij zou heengaan indien
tegen de prins een strafvervolging zou
worden ingesteld. Bovendien is het een
publiek geheim dat in een dergelijke si
tuatie prinses Beatrix niet bereid zou
zijn geweest haar moeder op te volgen.
Uit dit alles moet worden afgeleid dat
het beraad van de afgelopen weken
langs de rand van een ernstige constitu
tionele crisis is gegaan.
Door de diepste
diepten
Tegelijkertijd wordt duidelijk dat de
koningin de laatste weken of maanden
door dc diepste diepten moet zijn ge
gaan. Zij heeft tenslotte gekozen voor
haar plichten als staatshoofd, zij het
onder de hierboven geschetste voor
waarden. In dit opzicht was het slot van
de regeringsverklaring tekenend en
sympathiek: „De regering vertrouwt op
de bereidheid om in saamhorigheid tot
een zuiver oordeel te komen. Datzal ook
de koningin sterken in de voortzetting
van de vervulling van haar taak, die zij
als een opdracht ervaart en heeft aan
vaard". In dit licht gezien komt het ons
voor dat kritiek achterwege moet blij
ven op de verschijning van de prins bij
de komende opening van de Staten-
Generaal De rijksvoorlichtingsdienst
heeft laten weten dat hij - niet in uni
form - aanwezig zal zijn. Een medede
ling die bevreemding wekt: men zou
verwachten dat de prins niet zou ver
schijnen in de volksvertegenwoordiging
die kort tevoren over zijn rol heeft gedis
cussieerd. Men moet echter aannemen
dat hier sprake is van een dringende
wens van de koningin. Het zij zo. Men
mag verwachten, dat Nederland bereid
is de koningin in deze meer dan moei
lijke momenten bij te staan en te steu
nen. Zij heeft een keus gedaan waarvan
het Wilhelmus al eeuwen geleden ge
tuigde. ..Standvastig is gebleven mijn
hartin tegenspoed". Mede dank zij deze
bewonderenswaardige standvastigheid
kan Nederland vooreen constitutionele
crisis bewaard blijven. Wij menen dat de
meeste Nederlanders op dit ogenblik
vervuld zijn van diep respect en grote
genegenheid voor de vrouw, die tevens
ons staatshoofd is. Het is niet gering wat
op dit ogenblik moet meemaken.
taalde commissies.
De commissie-Donner weet niet in hoe
verre er tussen de Prins en de intussen
overleden heer Gross contact-is geweest-
over de schenking van 1 miljoen dollar.
„Vast staat slechts dat beiden elkaar op
2 september 1960 in Rome hebben ont
moet".
Na terugkomst op het Lockheed-
hoofdkwartier in Burbank. Californië.
heeft Gross vervolgens een telegram ge
stuurd aan Prins Bernhard. op 21 sep
tember, waarin hij hem vroeg in de week
van 26 september de juridisch raads
man van Lockheed, de heer R. B. Smith,
te ontmoeten. Ook op 21 september
stuurde Gross dr. Weisbrod een brief,
waarin hij een bezoek van Smith aan
kondigde. met het doel het eerder be
sproken contract af te ronden.
De commissie-Donner schrijft vervol
gens: „Volgens een verslag, enkele da
gen later door de heer Smith aan de heer
Gross toegezonden, is hem bij het ge
sprek te Soestdijk, dat op 30 september De
plaatsvond, door Z.K.H. gezegd dat de „volstrekt
gelden via Weisbrod dienden te worden Lockheed 1
overhandigde een briefje met zijn naam
en het nummer van een bankrekening"
Daarop werd door Smith het contract
met Weisbrod afgesloten, waarna het
bedrag in vier delen op de rekening van
Weisbrod werd gestort 300.000 dollar in
oktober 1960. 300 000 dollar in februari
1961. 200.000 dollar in maart 1962.
115.000 dollar in juli 1962,85 000 dollar in
oktober 1962 De bedragen werden, al
dus de commissie, door Weisbrod over
gemaakt op de rekening van kolonel
Pantchoulidzew. Weisbrod ging daar
toe. begeleid door een vertegenwoordi
ger van Lockheed, naar het kantoor van
de genoemde bank. Daar werd het be
drag van de Lockheed-cheque dan tel
kens overgemaakt op de rekening ten
name van kolonel Pantchoulidzew.
Tot zover de gang van zaken, zoals die
volgens de commissie-Donner moet zijn
geweest Prins Bemhard geeft een heel:
andere voorstelling van zaken, groten
deels bevestigd door Meuser Volgens de
prins heeft hij, nadat hij had geweigerd
een JetStar te ontvangen, omdat hem
een F-27 in het vooruitzicht was gesteld,
de heer Gross gesuggereerd iets te doen
voor zijn vriend Meuser. Deze had zich
beklaagd over terugzetting in functie en
financiële beloning door Lockheed, voor
welke maatschappij hij agent was. Vol
gens de prins zou dat het gesprek zijn
geweest dat op 2 september 1960 in
Rome plaatsvond. Gross zou „bedenke
lijk" hebben gekeken, maar hij zou heb
ben beloofd zijn best te doen Later zou.
volgens de verklaring van prins Be
mhard. Meuser hem hebben verteld dat
hij van Lockheed genoegdoening had
gekregen. Pas in 1976 zou de prins heb
ben vernomen dat het ging om een be
drag van 1 miljoen dollar
Tegenover de commissie-Donner
toonde de prins zich verrast, toen hem
werd verteld dat kolonel Pantchoulid
zew degene was naar wie het bedrag uit-
eindelijk was gegaan
De commissie-Donner twijfelt er niet
aan. dat de Lockheed-directie heeft
overwogen de prins een Jet-Star aan te
bieden en uiteindelijk heeft besloten in
plaats daarvan hem een bedrag van 1
miljoen dollar te schenken. De commis
sie gaat ervan uit dat de Lockheed-
directeuren Kotchian en Haughton te
goeder trouw tegenover de commissie-
Church konden verklaren dat naar hun
beste weten dit bedrag inderdaad bij de
prins was terechtgekomen.
•Donner acht het verder
ongeloofwaardig" dat
iljoen dollar zou hebben
uitbetaald. Tevens zou hij daar hebben gegeven aan Meuser. Het geld dat Meu-
vemomen, dat op 3 oktober in Hotel ser minder had ontvangen, als gevolg
Dolder te Zurich de heer Pantchoulid
zew zich bij hem zou vervoegen om aan
wijzingen te geven op welke bankreke
ning inr. 12628 bij de Schweizerische hier
Bankverein) de via de heer Weisbrod te
betalen bedragen moesten worden ge
stort". De heer Pantchoulidzew - in
middels overleden - was de huisgenoot
van de moeder van prins Bemhard. de in
april 1971 overleden prinses Armgard.
Het rapport gaat verder: „Op de~ afge
sproken tijd en plaats heeft kolonel
Pantchoulidzew zich gemeld. Hij
de door hem bestreden terugzet
ting in functie, beliep slechts een frac
tie van de 1 miljoen dollar waar het
n gaat. De commissie kan. zo stelt
haar rapport, de suggestie dat
Lockheed Meuser een miljoen dollar
wilde betalen, en dat alle geheimzin
nigheid slechts ten doel had scheve
ogen binnen de Lockheed-organisatie
te vermijden „moeilijk ernstig nemen".
In zijn conclusies stelt de commissie-
Donner vast. dat de lezing van de prins
(dat de 1 miljoen dollar voor Meuser be
stemd zouden zijn geweest) „niet te rij
men is met vaststaande feilen „Zelfs al
zou Z.K.H. niet aanstonds hebben be
seft dat het om een zo groot bedrag ging.
dan moet hem. bij het overleg dat de
heer Gross en diens ..personal represen
tative". de heer Smith, in de loop van
september 1960 met hem pleegden, toch
twee dingen zijn opgevallen. In deeerste
plaats dat het gebaar van Lockheed met
het oog op hemzelf en stellig niet ten
behoeve van de heer Meuser werd ge
maakt. In de tweede plaats dat. om
welke redenen dan ook. de overmaking
van het geld op een wel zeer ongebruike
lijke en opvallend heimelijke wijze
moest plaatsvinden Door zich deze
dubbelzinnigheden te laten aanleunen,
heeft de prins er zelf toe bijgedragen bij
de Lockheed-organisatie de indruk te
bevestigen dal hij de bestemmeling was
van het geheime geschenk. Dat die in
druk zeer werd versterkt door de in
schakeling van de heer Pantchoulidzew
als tussenpersoon behoeft geen betoog.
Dat de prins daarvan niets zou hebben
geweten, is niet wel denkbaar"
Ervan uitgaande dat inderdaad 100 000
dollar is gegaan naar behoeftige vrien
den van de prins en Meuser. blijft on
duidelijk waar de resterende 900.000
dollar zijn gebleven Ook de
commissie-Donner is daar niet achter
gekomen.
De tweede betaling van gelden aan het
adres van prins Bemhard dateert uit
1968. In de hoorzittingen voor de Ame
rikaanse senaatscommissie-Chruch
verklaarde Lockheed-directeur Kot
chian dat in 1968 ten behoeve van de
prins een bedrag van 100.000 dollar
(360.000 gulden) is overgemaakt.
Dit geld werd betaald op naam van een
tussenpersoon die luisterde naar de
naam Victor Baarn. Volgens de com
missie is dit een fictieve naam. maar zij
heeft niet ontdekt wie er achter steekt.
Het geld werd de prins aangeboden als
dank voor zijn pogingen om de Neder
landse marine de Lockheed P-3 Orion,
een marinepatrouillevliegtuig, te laten
aanschaffen
In december 1967 vond volgens verkla
ringen van Lockheed-zijde in Parijs een
ontmoeting plaats tussen de prins en
enkele Lockheed-functionarissen.
waarin Bemhard werd gevraagd zijn in
vloed in Den Haag aan te wenden Bij
Lockheed wist men met beter dan dat
de beslising over de aanschaf van een
marine-vliegtuig ide keus was tussen de
Orion en de Breguet Atlantique) op 22
december zou vallen De prins deelde de
Lockheed-vertegenwoordigers mee. dat
de beslissing was uitgesteld. De Amen-
kanen dachten dat dit door de inspan
ningen van de prins kwam.
In het voorjaar van 1968 schreef de
prins, dat de kansen voor de Orion goed
lagen, wat niet bezijden de waarheid
was Op 5 Juli 1968 nam de regering ech
ter de beslissing om toch het Franse
vliegtuig te kopen De Fransen boden
betere compensatieorders, terwijl ook
Europese politieke verhoudingen een
rol speelden.
Bemhard schreef andermaal een brief
aan Lockheed, waarin hij zei de beslis
sing te betreuren en beloofde met zijn
vriend en Lockheed-agent Hans Teengs
Gerritsen „te zullen trachten leden van
het Nederlandse parlement - waar de
beslissing nog bevestigd moest worden
- op de onjuistheid van het genomen be
sluit te vijzen zo staatin hetrapport te
lezen. Bemhard was op technische
gronden voorstander van de aanschaf
van de Onon als onderzeebootbestrij-
dingsvliegtuig
Nog diezelfde maand gingen de
Lockheed-vertegenwoordigers Roger
Smith, een adviseur, en Edwinston
De commissie van drie: van links naar rechts: dr. M. W. Holtrop, dr.
H. Peschar en mr. A. M. Donner.
Robbins, een Europees verkoopdirec
teur. naar de prins, die toen in het
Franse Annecy was. Zij boden hem een
half miljoen dollar (1.8 miljoen gulden)
als hij de beslissing van de Nederlandse
regering ongedaan kon maken
De prins wees het aanbod af. omdat er
toch niets meer aan te doen was. Uit
erkentelijkheid voor de eerlijkheid van
de prins zou Lockheed-directeur Kot
chian toen Bemhard alsnog 100.000 dol
lar hebben aangeboden Daartoe had
den dezelfde Smith en Robbins de prins
opgezocht op de golflinks van De Pan in
Utrecht, Ze overhandigden hem een
brief met Kotchians dankwoorden en
deden hem het aanbod De commissie
schrijft dat de prins daar „niet duide
lijk" op reageerde, niet wetend of hij het
al dan niet kon accepteren.
In oktober 1968 is echter in Burbank.
Californië. het Lockheed-
hoofdkwartier. een machtiging voor een
cheque afgegeven op naam van ene Vic
tor Baam Op grond van die machtiging
werd een Zwitserse bank opdracht ge
geven een dergelijke cheque uit te
schrijven en die op een kantoor in Zwit
serland te deponeren. De begunstigde
kon de cheque komen innen door het
noemen van de naam Victor Baam
De affaire 1974
De grootste verassing uit het rapport-
Donner is gelegen in de tot nu toe vols
lagen onbekende affaire tussen prins
Bernhard en Lockheed, die zich in 1974
heeft voorgedaan. Op een wijze, die de
commissie „hoogst bedenkelijk"
noemt, heeft de prins in dat jaar schrif
telijk aan Lockheed gevraagd om geld-
aanvankelijk ging het om vier tot zes
miljoen dollar, later teruggebracht op
n miljoen - voor zijn bemoeienissen ten
gunste van de aankoop van de Lock
heed P-3 Orion, door de Nederlandse
marine. Sinds 1973 was de defensielei
ding overtuigd van de noodzaak de
verouderde Lockheed P-2V Neptunes,
vliegtuigen bestemd voorde onderzee-
bootbcstrijriing, te vervangen.
Volgens verklaringen van prins Be-
mhaid heeft de heer Meuser, zodra be
kend werd dat gedacht werd aan ver
vanging van de Neptunes, de prins
„aangeklampt met het idee dat hier iets
ten bate van het World Wildlife Fund te
doen viel". Het idee was. dat met Lock
heed weer een ..consultants contract"
zou worden gesloten, op naam van dr.
Weisbrod, waarbij een bepaalde com
missie zou worden gegeven voor elke
Lockheed Orion die de marine zou ko
pen. Voor elk vliegtuig zou 4 procent van
de aankoopprijs als commissie moeten
worden betaald, voor de reserve
onderdelen 8 procent.
Op aandringen van Meuser - zo verkla
ren zowel de prins als Meuser zelf -
schreef prins Bemhard een bnef aan de
al eerder genoemde R B Smith, die ook
bij de transacties in 1960 en 1968 als tus
senpersoon had gefungeerd Meuser had
een concept geleverd voor de door de
prins met de hand geschreven bnef.
waarin geen enkele toespeling wordt
gemaakt op het Wereld Natuurfonds. In
die brief herinnert de prins aan de eer
dere pogingen de Orion in Nederland te
verkopen en zegthij dat heter nu. „after
a hell of a lot of pushing and pulling" ma
een verdomde hoop duwen en trekkeni
gunstiger uitziet.
Smith bracht het verzoek van de prins
over aan de Lockheed-directie in Bur
bank, die becijferde dat de gevraagde
commissie zou neerkomen op vier tot
zes miljoen dollar, wat men wel wat veel
vond vooreen contract dat in feite zon
der veel commerciële bemoeiingen tus
sen de Amerikaanse en de Nederlandse
regering zou moeten worden gesloten
Men weigerde dus Tijdens een gesprek
met Smith zou de prins zich verbaasd
hebben getoond dat de door hem op ge
zag van Meuser gevraagde commissie
neerkwam op maar liefst vier tot. zes mil
joen dollar. Hij zou hebben gedacht aan
ongeveer één miljoen.
Tweede brief
Na de afwijzing schreef prins Bemhard
een tweede brief aan Lockheed. „Daarin
wordt een verongelijkte toon aangesla
gen". aldus de commissie-Donner „Dat
men het denkbeeld zonder discussie en
zonder overweging van andere oplos
singen had verworpen, leek ongelooflijk.
Zoiets zou m de dagen van Robert of
Courtland Gross niet zijn gebeurd"
Volgens de commissie - bij de bijlagen is
geen kopie van deze brief - zou de prins
verder hebben uitgeweid over alle in
spanningen die hij zich sinds 1968 had
getroost „om de zaken in de goede rich
ting te sturen en om verkeerde, op poli
tieke overwegingen genomen beslissin
gen te voorkomen".
Na de tweede, verongelijkte brief van
prins Bemhard zou Lockheed-directeur
Kotchian hebben besloten toch op de
voorstellen van de prins in te gaan.
Smith werd opgedragen opnieuw met
de prins te gaan praten, en hem voor te
stellen een rond bedrag van een miljoen
dollar aan te nemen.
Pnns Bemhard in 1956 in de Lackheed-fabneken te Los Angeles in gesprek met Lockheed-manager Robert E. Gross.
DEN HAAG - De commissie-
Donner heeft twee accountants
van de Algemene Rekenkamer
een onderzoek laten instellen in
de privé-boekhouding en admi
nistratie van prins Bernhard.
Uit dat onderzoek is een bedrag
van 62.000 dollar naar voren ge
komen waarvoor geen aan
vaardbare verklaring is gevon
den. Dit bedrag - ruim 200.000
gulden - werd blijkens het on
derzoek in 1965 ten behoeve van
de prins aangewend.
De commissie stelt dat de door de prins
verstrekte nadere inlichtingen de con
clusies uit het accountantsrapport met
geheel onverlet laten. Weliswaar blijkt
uit de administratie van de pnns niet
dat hij gelden van Lockheed heeft ont
vangen en heeft hij dat zelf ook ver
klaard. „maar het feit dat de prins de
herkomst van de 62.000 dollar niet heeft
kunnen ophelderen, tast. zolang die op
heldering met is gegeven, de geldigheid
van die verklaring aan", zo staat onom
wonden in het rapport te lezen.
(Slot van pag. 1)
commissie de zaak heeft onderzocht,
het niet erg waarschijnlijk is dat de
KVP zal afwijken van het oordeel van
de regering.
DS'70-fractieleider dr. Drees legde de
nadruk op de grote verdiensten, die
prins Bemhard gedurende tientallen ja
ren voor ons land heeft gehad. „Dat
heeft hem zeer kwetsbaar gemaakt, In
de internationale zakenwereld wordt
een enorme druk uitgeoefend De
minister-president heeft de verdiensten
van prins Bemhard niet genoeg benad
rukt". aldus Drees. die zich onaange
naam verrast toonde door de conclusies
van de commissie- Donner
ervolging'
PSP-fractievoorzitter Van der Lek vindt
het onjuist, dat het kabinet heeft beslo
ten dat er geen strafvervolging tegen
prins Bemhard ingesteld zal worden Er
moet volgens Van der Lek meer duide
lijkheid komen over de werking van het
militair- industriële complex. Er moet
een „harder onderzoek" komen, waarbij
getuigen onder ede kunnen worden ge
hoord. Van der Lek wees daarbij op het
pleidooi van de PSP om een parlemen
taire enquête te houden
De communist Bakker was het niet met
de PSP'ers eens. Als het kabinet uit
drukkelijk zegt dat de gelijkberechti
ging voor iedereen voorop staat, zie ik
geen aanleiding het kabinet daarop aan
te spelen. De CPN heeft al in februari
erop aangedrongen, dat prins Bernhard
afstand zou doen van functies als
inspecteur- generaal van de krijgs
macht
Het eerste-kamerlid prof. I. A. Diepen
horst (arp) noemde bepaalde gedragin
gen van de prins „natuurlijk zeer teleur
stellend". „Maar de daden van een lid
van het koninklijk huis betreffen niet
rechtstreeks de draagster van de
kroon", zo zei hij. Prof. Diepenhorst ge
looft. dat het Nederlandse volk onge
schokt achter Oranje-Nassau kan blij
ven staan.
De fractievoorzitter van de PPR. Bas de
Gaay Fortman gaf er de voorkeur aan
voorlopig te zwijgen. Pas na zorgvuldige
overweging kan van PPR-zijde een zin
nige verklaring worden verwacht, aldus
de PPR-leider
'Zwarte dan
GPV-fractieleider Jongeling reageerde
met:. Dit is voor mij een zwarte dag Het
grootste deel van het Nederlandse volk
had gehoopt, dat de prins geheel brand
schoon zou zijn. Dit is. moeten we aan
nemen. niet het geval. Maar we moeten
daarbij wel in acht nemen, dat de prins
gedurende 30 jaar de grootste ambassa
deur voor het Nederlandse bedrijfsleven
is geweest. De keerzijde van de medaille
is dan dat men ook in aanraking komt
met kringen, waar men het vrij gewoon
vindt dat er commissie wordt betaald en
dat er geschenken worden gegeven. Het
is helaas zo. dat de prins niet altijd goed
in het oog heeft gehouden, wat hij m zijn
hoge positie kon doen Er is toch reden
voor dank voor wat de prins voor ons
land heeft gedaan
Het ARP-tweede-kamerlid Schakel zei
de neiging te hebben de conclusie van
de regering te delen„Het is uitgesloten.
dat de Prins der Nederlanden in zijn
hoge mili taire functies gehandhaafd zou
kunnen worden. Het is een bittere con
clusie, maar hij is onontkoombaar".
Door het bekendmaken van de feiten is
de prins volgens Schakel al genoeg ge
straft, een strafvervolging lijkt hem dan
ook niet nodig. „Ik twijfel er niet aan.
dat het respect voor de koningin door
deze niet geschaad, maar bevorderd zal
worden", aldus Schakel.
AR-fractieleider Aantjes zei niet e^n
conclusie te willen wachten tot na het
gezamenlijke CDA-fractieberaad van
maandagochtend. Wel sprak hij zijn
waardering uit voor het werk van de
commissie-Donner en de wijze waarop
premier Den Uyl de zaak in de Kamer
heeft gepresenteerd.
DEN HAAG - Bewierookt als „Ne
derlands beste exportartikel", is
prins Bernhard nu vervallen ver
klaard van al zijn militaire functies
en banen in het bedrijfsleven.
Al zijn militaire functies: een hele rij.
De prins was sinds 1970 inspecteur-
generaal der krijgsmacht, lid van de
admiraliteitsraad. de legerraad en de
luchtmachtraad. Ook maakte hij
deel uit van de algemene verdedi-
gingsraad en de defensieraad, spe
ciale comités uit de ministerraad.
Daarnaast was de pnns voorzitter
van de nationale raad welzijn militai
ren en regent van de stichting Volk
en verdediging Ten slotte was hij
president-curator van de Konin
klijke Militaire Academie en ook van
het Koninklijk Instituut voor de Ma
rine.
Een aantal Nederlandse bedrijven
zal het voortaan zonder de diensten
van de prins moeten doen. Hij was
commissaris van de vliegtuigfabriek
Fokker, de Hoogovens, de Jaarbeurs
in Utrecht en van de KLM.
Wat voor de prins resteert, is een au
tomatisch lidmaatschap, als echtge
noot van het staatshoofd, van de
Raad van State. Ook zijn vele func
tiesin het culturele en maatschappe
lijk vlak hoeft hij. wat de regering be
treft, niet op te geven.
Daamaastheeft prins Bemhard in de
loop der jaren van een lange reeks
van organisatias het beschermheer
schap aanvaard.
Ten slotte zijn posities waar hij
vooral emotioneel zeer aan gebonden
is: oprichter en regent van het Prins
Bemhard Fonds en zijn functie bij
organisaties uit het voormalig ver
zet.
De prins ging daarmee zonder meer ak
koord en overhandigde Smith een visi
tekaartje van de heer J. P. Viret,
adjunct-directeur van de Société de
Banque Suisse in Genève. waarop een
bankrekeningnummer stond geschre
ven. Naspeuringen die de commissie
met toestemming van de prins in Ge
nève ondernam, leverden het bewijs dat
de prins in november 1974 een rekening
had geopend onder dat nummer (38745
BVi.daternooitgeldopisgestortendat
de rekening later werd opgeheven.
De commissie-Donner meldt dat in aprii
of mei 1975 prins Bemhard minister
Vredeling telefonisch heeft benaderd
met het verzoek dc Lockhccd-Orion te
kopen voor de Marine „daar dit verre
weg het geschiktste toestel is' De heer
Vredeling herinnert zich. dat het ge
sprek hem destijds heeft bevreemd
Het kabinet-Den Uyl besloot korte tijd
later de Neptunes voorlopig niet te ver
vangen. De hele transactie ging dus niet
Slecht geheug
ugert
Volgens de commissie reageerde de
prins, toen men hem de beide brieven
die hij aan Lockheed had
geschreven voorhield, door te zeggen
dat hij „wanneer deze hem niet waren
getoond, hij het voor onmogelijk zou
hebben gehouden dat hij zoiets had
kunnen schrijven. Ter verontschuldi
ging voegde hij eraan toe, dat die tekst
hem door anderen was voorgesteld en
dat zijn geheugen slecht begint te wor
den. Dc hele zaak was hèm, zo zei hij,
om een flinke bijdrage voor het WWF
begonnen. De commissie moest even
wel vaststellen, dat van de zijde van
Lockheed alleen aan de prins is ge
dacht; noch de brieven, noch de daarbij
behorende aantekening maken mel
ding van het WWF", aldus het rapport
van de commissie-Donner.
In elk geval, ook als het geld uiteindelijk
wel voor het WWF bestemd zou zijn ge
weest, „kan de commissie slechts vast
stellen dat hier het gestelde goede doel
de gebruikte middelen niet kon heili
gen". De commissie-Donner conclu
deert dan ook
„De betrekkingen van de prins met
Lockheed hebben zich verkeerd ont
wikkeld. Het aanbod van een vliegtuig
was. hoe ongewoon ook. nog denkbaar
als geste tegenover iemand van deposi
tie en betekenis van de pnns. Doch toen
daarvoor een schenking van geld in de
plaats kwam. werden de betrekkingen
onzuiver. Daardoor heeft Lockheed het
kunnen aandurven zich in 1968 aan de
prins op te dringen met ongepaste vra
gen en met aanbiedingen, die niet be
slist genoeg van de hand zijn gewezen.
En het is ermee geëindigd dat de prins
zich aan Lockheed heeft opgedrongen
met, even ongepaste, verzoeken om
commissies. Van het een kwam het an
der: ware de gedachte aan gunsten voor
hemzelf of voor anderen aanstonds door
de prins afgewezen, dan zouden zijn be
trekkingen met Lockheed r.ooit der-
mate zijn geworden"
Tegenover een onderneming als Lock
heed. die in ons land vrijwel doorlopend
m de markt is voor de verkoop van haar
vliegtuigen, is het absoluut noodzake
lijk zelfs de schijn te vermijden van
beïnvloedbaar te zijn. Door zijn gedrag
heeft de prins het tegendeel bewerkt en
dit moet hem als hoogst onvoorzichtig
en onverstandig worden aangerekend
„Mochten de aangeboden geschenken
zijn oordeelsvorming inderdaad hebben
beïnvloed, dan zou dit oordeel scherper
moeten luiden. Doch daarvan is de
commissie niet gebleken. Wanneer de
prins zich in het Nederlandse aanschaf-
fingsbeleid mengde, ijverde hij steeds
voor wat naar zijn overtuiging de beste
beslissingen waren. Er is geen aanwij
zing, dat hij in het aanschaffïngsbeleid
ooit voor belangen is opgekomen die
niet strookten met het Nederlandse be
lang, zoals hij dat zag".
„Samenvattend, komt de commissie
tot het oordeel, dat Z.K.H. in de over
tuiging dat zijn positie onaantastbaar
en zijn oordeel niet te beïnvloeden was,
zich aanvankelijk veel te lichtvaardig
heeft begeven in transacties, die de in
druk moesten wekken dat hij gevoelig
was voor gunsten. Y'ervolgens heeft hij
zich toegankelijk getoond voor onoir-
bare verlangens en aanbiedingen. Ten
slotte heeft hij zich laten verleiden tot
het nemen van initiatieven die vol
strekt onaanvaardbaar waren en die
hemzelf en het Nederlandse aanschaf
fïngsbeleid bij Lockheed - en. zo moet
er thans aan worden toegevoegd, ook
bij anderen - in een bedenkelijk dag
licht moesten stellen"