„SPANJE HEEFT
BEHOEFTE AAN
SUPER-ARCHITECT
Syrië bestrijdt Palestijnen in Libanon
en Israël verzorgt de slachtoffers
ft PA N J E iValenci
Broedertwist
tussen de FNV
en het CNV
PORTUGAL ®y x
Sevilla A
pMalaqcr
J^GIBRALTAR
Oud-minister Gimenez:
WOENSDAG 18 AUGUSTUS 1976
n de Universiteit van
Amsterdam)
Tussen de FNV en het CNV is een broedertwist uitgebarsten. In
verschrikkelijke bewoordingen slingeren zij de afschuwelijkste
beschuldigingen naar eikaars hoofden. In De Vakbeweging van 29
juli j.l. stond bijvoorbeeld te lezen wat de FNV allemaal niet van
het CNV denkt: het CNV heeft een houding ingenomen die recht
streeks tegen de belangen van de werknemers ingaat; het CNV
heeft een onzakelijke en de grenzen eerlijkheid soms overschrij
dende neiging om zichzelf en gematigd voor te stellen en zich bij
het CNV staat de het CNV gedraagt zich weinig als een echte
vakbeweging. Dat is niet mis.
Inhoudelijk zijn de beschuldigingen in mijn ogen volslagen nonsens, zoals met
enkele voorbeelden uitdejongste vakbondsgeschiedenis kan,worden geïllustreerd.
In het voorjaar kwamen zowel de FNV als het CNV uit met een nota over het voor
1976 en 1977 te voeren loonbeleid. Geen van beide nota's blonk uit door duidelijke
taai, die ook voor de gewone man begrijpelijk was, maar de strekking van beide
nota's was zonneklaar. Voor de gemiddelde arbeider eiste het CNV een onverkorte
handhaving van de koopkracht in 1976.
De FNV ging daarentegen akkoord met een minlijn in de lonen, terwille van de
werkgelegenheid en handhaving van onze collectieve voorzieningen (stadsver
nieuwing. onderwijs) en sociale zekerheid.
Ik heb toen in het Economisch Dagblad de FNV geprezen om zijn verantwoorde
lijke houding en zijn bereidheid om de belangen van de werknemers ook in de
toekomst veilig te stellen. In „Tijd en Taak", weekblad voor evangelie en socia
lisme, heb ik het CNV toen scherp aangevallen. Handhaving van de koopkracht
was naar mijn mening helemaal niet in het belang van de werknemers en ik vroeg
het CNV publiekelijk te motiveren waarom een zich christelijk noemende vakbe
weging, in een tijd dat de kerken oproepen om te komen tot een nieuwe levensstijl,
juist voor materialistische belangen in het krijt moet treden, terwijl het FNV veel
meer let op het immateriële belang van de werknemers bij een grote publieke
sector en veiligstelling van hun arbeidsplaats.
Ik had echter voor mijn beurt gesproken, want deze zomer waren de bordjes totaal
verhangen. Toen eiste de FNV onverkorte handhaving van de koopkracht en was
het het CNV dat bereid was akkoord te gaan met een minlijn in de lonen van de
„gemiddelde" arbeider. Juist door het feit dat beide vakbondsfederaties een omme
zwaai hebben gemaakt van honderdtachtig graden, hebben zij het recht verspeeld
elkaar te beschuldigen niet voor de belangen van de werknemers op te komen. Want
de FNV ging in het voorjaar en het CNV ging in de zomer tegen de belangen van de
werknemers móf de FNV ging in de zomer en het CNV ging in het voorjaar tegen de
belangen van de werknemers in.
Laten we ons afwenden van het gekrakeel en de meer principiële vraag stellen: is
deze broedertwist nu in het belang van de werknemers zelf? Óp het eerste gezicht
zal men zeggen: nee. Als twee honden vechten om een been loopt de derde er hard
mee heen. Maar op het tweede gezicht geloof ik dat deze broedertwist juist in het
belang is van de gewone man. Want als er twee met elkaar concurrerende vakorga
nisaties bestaan, dan moeten beide ontzettend hun best doen om het de gewone
arbeider zo goed mogelijk naar de zin te maken Een grote slag om leden, om
publiciteit en om prestige brandt los. De derde, die met het been weg loopt, is de
arbeider zelf. Door de concurrentie wordt hij als klant weer koning.
Dank zij de concurrentie wordt voorkomen dat zich in de vakbeweging een elite
nestelt die de lakens gaat uitdelen. Er wordt voorkomen dat zich op door twintig
man bezochte vergaderingen van de Industriebond NW wordt bedisseld dat bijna
een miljoen leden moeten vinden dat het kabineUDen Uyl beter op kan stappen. Er
wordt voorkomen dat in de Hervormde Kerk in Haarlem wordt geregeld dat de
arbeiders voor het volgende jaar genoegen moeten nemen met minder. Door de
onderlinge concurrentie moeten de beide vakbonden zich als ondernemers gedra
gen die vooral denken aan de consument: Jan met de pet. En dat is precies zoals het
hoort.
Sommigen zullen denken: die Van den Doel, dat is toch een socialist, hoe kan die nu
opkomen voor een liberaal principe als concurrentie? Inderdaad, concurrentie is
een liberaal principe. Maar de tegenhanger van concurrentie is monopolie. En
monopolie is een kapitalistisch principe. Ik kom er eerlijk voor uit. dat ik liever
liberaal ben dan kapitalist.
Door de onderlinge concurrentie wordt voorkomen dat de vakbondselite, die be
staat uit gestudeerde beroepsmanagers, in de vakbeweging het monopolie heeft.
D e felle ruzie tussen het CNV en de FNV is trouwens een tijdelijk verschijnsel. In
mijn boekje „Demokratie en welvaartstheorie" heb ik met behulp van weten
schappelijke methoden duidelijk gemaakt dat twee partijen in een tweepartijen-
systeem gedwongen zijn naar elkaar toe te groeien. Op polarisatie volgt noodzake
lijkerwijs toenadering. De meeste arbeiders zijn namelijk niet extreem links en
ook niet extreem rechts. De meeste arbeiders zitten verhoudingsgewijs in het
midden.
Wanneer de FNV en het CNV streven naar een zo groot mogelijke aanhang onder de
arbeiders, zullen zjj hun beleid op deze - nu in dubbele zin 'gemiddelde' - midden-
arbeider moeten afstemmen. De FNV zal zich geen zinloze radicale kreten meer
kunnen permitteren maar zich redelijk en verstandig moeten opstellen. Het CNV
zal het niet meer kunnen maken om steeds het algemeen belang hoger te stellen dan
het belang van de arbeiders. Degene die dit alles het eerste door heeft, heeft de
.grootste kans om zijn concurrent te verslaan. Als beide vakbewegingen hun hersens
goed gebruiken, zullen zij beide het zekere voor het onzekere nemen en precies op
het midden tussen (relatief) links en (relatief) rechts gaan zitten. Juist door de
onderlinge concurrentie wordt de polarisatie geliquideerd. Voor de broedertwist
tussen de FNV en het CNV is er dus een wenkend perspectief.
Koning Juan Carlos
MADRID - „Het uitsluiten van communistische partijen schendt het thans aanvaarde recht van
vrijheid voor politieke partijen en is bovendien een ernstige politieke blunder. Ik vind dit - en het zij
gezegd: ik ben christen-democraat en geen marxist - een hoogst ernstige zaak. Indien de communis
ten in de ondergrondse oppositie worden gedreven, dan kan deze partij een magische aantrekkings
kracht krijgen op arbeiders en studenten".
Joaquin Ruiz-Gimenez, leider van de in „Democratisch links" verenigde progressieve christen
democraten, vindt het weren van de communisten uit Spanjes toekomstige democratische arena
behalve een politieke blunder ook een overschatting van hun aanhang. Gimenez: „In mei of juni 1977
zullen er verkiezingen komen. Uit onze onderzoeken blijkt, dat de sociaal-democraten als grootste
partij uit de bus zullen komen, gevolgd door de christen-democraten en de liberaal-conservatieven.
Na extreem-rechts komen pas de communisten. Wij schatten dat zij 8 tot 10 procent van het totaal
uitgebrachte stemmen zullen veroveren".
- Dus zoiets als in Portugal?
Gimenez: „Ongeveer. Daarom be
schouwen wij het als een ernstige ver
gissing, dat hun partij niet wordt gele
galiseerd en dat de communisten zullen
worden betrokken bij het aanpakken
van onze nationale problemen".
-Men staat altijd weer verbaasd bij het
meten met twee maten bij zogenaamde
democratische principes.
Gimenez: „De oorzaak bij het anti-
communisme is te vinden in herinnerin
gen aan de burgeroorlog. Maar de mees
ten van hen, die deze bloedige strijd
hebben beleefd zijn thans in hun zeven
tigerjaren. Daarnaast - en het spijt mij
dit te moeten zeggen - staan wij onder
krachtige druk van Washington. Henry
Kissinger blijft, deze zaken voortdurend
onderstrepen. U hebt gezien wat hij
heeft uitgehaald in Italië. Voor ons be
tekent dit werkelijk een enorme druk".
- In Italië en Frankrijk is links van me
ning, dat Kissinger die nonsens vooral
moet blijven herhalen, want in werke
lijkheid betekent zulke inmenging meer
stemmen voor links.
Gimenez: „Dat is Juist, maar tezelfder
tijd natuurlijk volmaakt idioot".
- Houd u een staatsgreep van rechts of
van het leger voor mogelijk in Spanje?
Gimenez: „Politici moeten altijd met
een dergelijke ontwikkeling rekening
houden. Denkt u maar wat er in Grie
kenland is gebeurd, toen de koning werd
afgezet. Ik denk niet dat het waarschijn
lijk is. dat het hier zal gebeuren, maar
onmogelijk is het niet"
- Spoedde daarom Juan Carlos I zich
naar Washington om de Amerikanen en
de CIA gerust te stellen ten aanzien van
democratie voor Spanje?
Gimenez: „Nog een mogelijkheid, die
zou kunnen leiden tot een staatsgreep is
een verdere verslechtering van de eco
nomische toestand. Wanneer de werk
loosheid zou blijven toenemen, evenals
de inflatie, dan zou men in oktober-
november aanstaande een mogelijkheid
van een coup d'état niet mogen uitslui
ten. Daarom is het van groot belang dat
de koning en de regering de dialoog met
ons volk, met de democrat ische partijen
en de vakbonden, die vooralsnog onder
gronds opereren, voortzetten. De vraag
is hoe men een effectieve brug kan slaan
tussen de autocratische politieke situa
tie van weleer en een werkelijk demo
cratisch bestuur".
- Spanje heeft een super-architect no
dig...
„Inderdaad. Wc hebben verscheidene
nuchtere architecten van een dergelijk
kaliber nodig, die oprechte bedoelin
gen hebben. Ze zijn er. In de zojuist ge
vormde regering van premier Adolfo
Suarez hebben we verscheidene jonge
ministers, die zich volkomen de nood
zakelijkheid van deze dialoog bewust
zijn. Ik denk in het bijzonder aan de
nieuwe minister van buitenlandse za
ken, Marcellino Orja Ajjuirre (41)".
Franco's erfenis bepaalt de koers die
de Spaanse regering wil volgen op
zijn reis naar een parlementair-
democratisch stelsel volgens wes
ters recept. Het Spaanse regerings
schip met zijn democratiseringsla-
ding bunkert vooral ter rechterzijde
van de vaarroute en laat aanleg
plaatsen aan de andere kant zorg
vuldig links liggen. Die koers wordt
de regering door de oppositionele
krachten van zowel links als het
midden niet in dank afgenomen.
Onze verslaggever Willem Oltmans
sprak hierover in Madrid met Joa
quin Ruiz-Gimenez. in de jaren '50
voor Franco minister van onder
wijs, later ambassadeur bij het Va-
ticaan, en nu leider van de opposi
tiepartij „Democratisch links". Gi
menez is christen-democraat en op
richter van het weekblad „Cuader-
nos para el dialogo".
- Het Spaanse publiek lijkt me onge
duldig.
„Zeker, daar hebt u gelijk in. Zeventig
procent van onze 35 miljoen landgeno
ten zijn thans onder de veertig jaar. Dit
betekent, dat zij, die na de beëindiging
van de burgeroorlog thans op vooraan
staande posten komen te zitten. Zjj zijn
in staat de samenleving objectiever te
beschouwen. Zij zijn ook minder emo
tioneel aan de burgeroorlog gebonden.
Dit is belangrijk. De koning heeft zonder
twijfel de bedoeling de democratie te
bevorderen. Misschien zijn de twee eer
ste regeringen die hij heeft samenges
teld nog te langzaam te werk gegaan.
Dit te langzaam gaan verklaart de
spanningen van het moment".
- Een professor van de universiteit zei
mij echter dat indien Juan Carlos I niet
opschiet hij het niet zou overleven.
Gimenez: „Ik ben het hiermee eens. Ik
ben van mening, met alle respect voor
ons staatshoofd, dat hij een ernstige
fout maakte in de keuze van de huidige
premier Adolfo Suarez. Er wordt gezegd,
dat hij geen andere mogelijkheid had.
Want, zoals u weet, kan de koning niet
degeen aanwijzen die hij zelf zou wen
sen. De raad voor het koninkrijk geeft
hem drie namen. Men zegt, dat de an
dere twee namen op zijn lijstje de zaak
nog meer verslechterd zouden hebben".
- De koning zat dus werkelijk voor het
blok.
Gimenez: „Niet helemaal. Hij had het
recht het lijstje te weigeren en om an
dere namen te vragen. Dit had hij drie
of vier keer kunnen herhalen tot hij ie
mand vond die hem zinde. Hier staat
tegenover, dat een dergelijke proce
dure mogelijk een constitutionele cri
sis had kunnen veroorzaken".
- Amnestie is nu dus verleend.
Gimenez: „Dit is vooral belangrijk wat
betreft de duizenden landgenoten die in
de Franco-tijd naar het buitenland zijn
gevlucht."
- Hoeveel zijn het er. vijfduizend?
Gimenez: „Nee. veel meer. Misschien
wel 50.000, op zijn minst Zij bevinden
zich vooral in Frankrijk en Mexico of
elders in Latijns-Amerika. ZU zullen nu
wellicht terug komen. Er bevinden zich
ook nog veel leden van het verslagen
Republikeinse leger in het buitenland".
-En al die bomaanslagen van de laatste
tijd. De Nederlandse ambassade moest
er zelfs aan geloven.
Gimenez: „Dat was een provocatie.
Men trachtte tc bewerkstelligen dat er
een tegenwicht werd gevormd met het
afkondigen van amnestie. Het vreemde
is, dat men het doet voorkomen of de
bommen werden geplaatst door hen die
vóór de amnestie waren. Integendeel,
zij die de amnestie-afkondiging steeds
hebben gesteund zijn tegen het gebruik
van geweld in iedere vorm. Wij zijn er
zeker van dat de aanslagen niet van
links zijn gekomen. Het is gewoon te
opvallend dat op 18 juli in Madrid veer
tig bommen tot ontploffing kwamen
zonder dat de politie een van de daders
kon betrappen. Zoals u weet hebben
wij juist in Spanje een zeer efficiënt
politie-apparaat. Veel zal afhangen van
de moed van de koning. Wij zijn op de
goede weg. Wc zijn op de weg naar de
democratie".
„Juan Carlos I zal grote moed moeten
tonen om veranderingen aan te brengen
in de politieke instituten die hij uit de
Franco-tijd erfde. Hij zal hierbij het ge
hele land achter zich weten. Er is reeds
enorm veel veranderd in 1975 en 1976. Er
heerst nu reeds veel meer tolerantie.
Maar dit zijn voornamelijk politieke en
sociale veranderingen, geen institutio
nele wijzigingen. De Cortes (parlement),
de raad voor het koninkrijk, de raad
voor de Nationale Partij, enz. zijn instel
lingen welke door generaal Franco wer
den gecreëerd. Dit is een hard feit.
Hierin is nog niets veranderd. Het is
echter eveneens een feit, dat wanneer de
hoogste noodzakelijke snelle verbete
ringen niet worden aangebracht de pu
blieke opinie in Spanje óch in de rich
ting van een uitbarsting begeeft".
(Door Bep Udink)
BEIROET - De politiek in het
Midden-Oosten heeft zich altijd al
gekenmerkt door de meest onver
wachte wendingen, maar zo vreemd
als het nu rond Libanon toegaat
heeft waarschijnlijk nooit iemand
het kunnen verzinnen. Arabieren,
Libanese christenen en moslims
komen nu met tientallen gelijk door
de 'open deuren' in het hek langs de
Israëlische noordgrens.
Terwijl de Palestijnse leiding, hun Libanese
bondgenoten en de Syrische vijand zeggen
dat de hele oorlog de schuld is van Israël,
gaan deze bewoners van het uiterste zuiden
van Libanon in Israël naar de dokter, doen ze
er inkopen, drijven er handel (voornamelijk
in tabak) en gaan er werken
De Llbanezen die him toevlucht in Israël
zoeken bewonen het gebied ten zuiden van de
rivier de Litani, het zogenaamde Fatah-land.
Een naam ontleend aan de Palestijnse guer
rillastrijders van Yasser Arafats Fatah-
organisatie die van hieruit him aanvallen op
Israël ondernamen. Hier liggen ook vier Pa
lestijnse vluchtelingenkampen die herhaal
delijk gebombardeerd zijn door de Israëli
sche luchtmacht als represaille voor de
guerrilla-aanvallen. De kampen liggen te
midden van Libanese dorpen en de Israëli
sche bommen maakten geen onderscheid
tussen kampbewoners en dorpsbewoners.
Een van de ironische gevallen van de hui
dige oorlog in Libanon is dat de christelijke
leiders van Libanon dit soort Israëlische
aanvallen beu waren en deze probeerden te
voorkomen door de Palestijnen het land uit
te drijven, of om ten m inste de Palestijnen te
dwingen hun aanvallen op de joodse buur
staten te stoppen.
Maar de oorlog is zo uit de hand gelopen dat
de Llbanezen, die eerst jarenlang onder de
dreiging van Israëlische bommen leefden,
hun toevlucht zoeken in Israël, en dat dit
zelfde Israél zonder al te grote problemen pa
trouilleert in Fatah-land. Dit kan allemaal
omdat in Fatah-land geen autoriteit meer
bestaat De Palestijnen die er in feite de
dienst uitmaakten zijn verderop naar het
noorden getrokken om tegen de christenen
en de Syriërs te vechten. Er is een machtsva
cuüm ontstaan in dit gebied met 360.000
moslims-christenen en Druzen.
±sraéls politiek van goede nabuurschap is
begonnen met het behandelen van de zieken
en gewonden uit Libanon, die door het ver
breken van de verbindingen niet naar de zie
kenhuizen in de grotere steden in hun eigen
land konden gaan. De goede-buren-politiek
is inmiddels uitgegroeid tot een aantal ge
sprekken met afgezanten van het leger van
Arabisch Libanon. Dit „leger" heeft zich in
maart afgescheiden van het geregelde Liba
nese leger en verklaarde toen nadrukkelijk
dat het zich voor de Palestijnen en het her
winnen van het door Israël bezette Arabische
land zou inzetten.
Maar er is wat wrijving ontstaan tussen Fa
tah, de grootste Palestijnse organisatie, en
het leger van Arabisch-Libanon, wiens leider
Ahmed Chatib een creatie is van Arafat. Cha-
tib is Arafat, wiens gezag snel aan het af
brokkelen is, waarschijnlijk boven het hoofd
gegroeid. Israël maakt de afgevaardigden
van Chatib in deze gesprekken duidelijk dat
zolangzij er voor zorgen dat Fatah niet in hun
land terug kan keren, zijzelf ook veilig zullen
zyn voor Israëlische aanvallen.
Met de humanitaire hulp aan de Libanese
slachtoffers van de oorlog hoopt Israël een
zodanige sfeer te scheppen onder de Liba
nese bewoners van Fatah-land dat zij zich
verzetten tegen de terugkomst van de Pales
tijnse guerrillastrijders.
Inmiddels helpt Israël het Syrische leger en
de christelijke militia's een aardig handje in
hun oorlog tegen de Palestijnen. De Israëli
sche marine houdt schepen met wapenla
dingen bestemd voor de Palestijnen en hun
links-Libanese bondgenoten aan. Deze
schepen, afkomstig uit Egypte of Cyprus,
moeten vlak onder de Israëlische kust varen
om aan de blokkade van de Syriërs te kun
nen ontkomen. Maar dan komen ze in han
den van de Israëli's die dc schepen opbren
gen naar Haifa en de lading in beslag nemen,
daarmee de Palestijnen verzwakkend.
D e hele oorlog in Libanon is op dit ogenblik
mog) in het voordeel van Israél: de Palestij
nen worden door de Syriërs en de Libanese
christenen een kopje kleiner gemaakt De Li
banese oorlog kan zich echter ook tegen Is
raël keren, als Syrië verder optrekt naar het
zuiden en Fatah-land bezet. Syrië en Israël
staan dan direct tegenover elkaar. In het an
dere geval, als Syrië blijft waar het nu zit en
Israël zijn controle uitbreidt over Fatah-
land, dan is er een prachtige buffer tussen de
twee landen geschapen.
Als het'de Palestijnen wordt gegund te blij-
ven waar ze nu zitten, tussen Beiroet en de
Litani, zal het voor hen heel wat moeilijker
worden om guerrilla-acties in Israël uit te
voeren. Want zij moeten dan eerst door een
gebied met Libanezen die door de goede
buurpolitiek voor hun Inkomen en verzor
ging afhankelijk zijn gemaakt van Israël en
die een wat rustiger leven hebben gekregen
doordat Israël niet steeds represaillemaatre
gelen tegen hen neemt vanwege de Pales
tijnse acties.