Kleine handel uit derde wereld volwassen maken Geloofsleerlingen de belangrijkste gasten in experimentele 'witte kerk' PZCA 1 Doodenge windstilte? BEWOON DE WERELD! iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin ZATERDAG 31 JULI 1976 Een groep gelovigen waarover men doorgaans weinig hoort spre- Ken is die van de kersverse bekeerlingen. Hun aanwezigheid te midden van de grote groep kerkmensen (het establishment) is gewoonlijk niet spectaculair. Vermoedelijk komt dit doordat de meeste bekeerlingen alle moeite doen om in de voor hen nieuwe Kerkgemeenschap zo min mogelijk als 'vreemde' op te vallen. Zij spannen zich in om zo snel mogelijk te acclimatiseren en in de Kerkgemeenschap te integreren. Hun intrede in de kerkgemeen schap is gewoonlijk voorafgegaan door een periode van lering en begeleiding, die bedoeld is om hen enerzijds in te wijden en waar dig te maken om deel te nemén aan het sacramentele leven van de Kerk. en anderzijds om hen zich in die gemeenschap met haar eigen taal, haar eigen stijl en haar eigen gewoonten zo spoedig mogelijk thuis te doen voelen. Deze periode van opvoeden-tot-deelname wordt het 'catechumenaat' genoemd. Een woord dat ons doet den ken aan iets uit de oudheid. zaterdagkrant 21 ..Als 1975 voorde Nederlandse kerkprovincie het jaar van de windstilte was. dan was het wel een doodenge windstilte. Griezelig was de gelaten passivi- tcit. waarmee de benoeming van een nieuwe aartsbisschop werd afgewacht. .Met een dankbare zucht van verlichting reageerde men op de naam WiLle- brands. Het had allemaal erger gekund. Is dat een volwassen kerkprovincie?" Op deze wijze vat Hans Bronkhorst in het weekblad 'De Tijd' van 16 juli samen hel boek dat Fieke en Ton Ooslveen hebben geschreven over het wel en wee van katholiek Nederland in het vorige jaar. Voor hen had 1975 een 'somber perspectief' omdat het te zien gar ..een verstarring van de standpunten; een =E consolidatie van de polarisatie". Ban is er geen communicatie meer en de vraag is of deze weer op gang kan worden gebracht. Aldus Bronkhorst in zijn samenvatting. Van onze nieuwe aartsbisschop heb ben we tot nu toe nog niet veel ge hoord. Het is van hem ook verstandig dat hij niet direct aan de weg gaat timmeren Na een jarenlang verblijf in Rome doet hij er goed aan te luisteren en nog eens te luisteren naar wat hij hier van verschillende kan ten te horen krijgt. Hij heeft natuurlijk wel het een en ander geweten van wat er hier in zijn kerk omgaat, maar het is iets an ders als je dat. hoe geïnteresseerd ook. vanuit de verte hoort, dan wanneer je er middenin zit en gedwongen bent als leidinggevend man een positie te be palen. En evenmin hebben we, uitgezonderd enkele kleinigheden, in dit laatste halfjaar iets gehoord van de bisschop van Roermond, die zo langzamerhand wel zien mag worden als de exponent van het zeer behoudende deel van de R.-K. Kerk in ons land. (Trouwens alle bisschoppen houden zich nogal koest). Nu de nuntius naar Portugal is ver trokken. mist hij vermoedelijk de di recte steun voor zijn denkbeelden en plannen. Het laatste bencht uit Rome moet hem toch wel hebben geschokt, nl. de veroordeling van de Franse aartsbisschop Marcel Lefëbvre. die in het Zwitserse Ecöne, twee jaar gele den, een eigen priesterseminarie, Plus X. heeft gesticht dat helemaal werkte in de geest van vóór het tweede Vati caans concilie. De besluiten van dit concilie werden door hem verworpen en hij keerde zich tegen alle vernieu wingen. Volgens de woorden van de huidige paus verwerpen Lefëbvre en zijn medestanders „het gezag van vandaag in de naam van het gezag van gisteren" en dit doende stellen zij zich „buiten de gehoorzaamheid aan de opvolger van Petrus en dus buiten de kerk". Na deze waarschuwende woor den in mei gesproken, is er dan nu een officiële veroordeling gevolgd. Of deze veroordeling het priesterseminarie van Lefëbvre. waar men met te klagen had over een toeloop van seminaris ten. van de kaart zal vegen, is de vraag. Maar in ieder geval zal deze veroorde ling wel tot enig nadenken stemmen in het bisschoppelijk paleis te Roer mond. Het catechumenaat behoort welbe schouwd tot het belangrijkste werk terrein van de kerkgemeenschap. Hierspeelt zich haar eigenlijke zen- dingsarbeid af cn hier blijkt niet al leen wat haar boodschap (het evan gelie) maar ook wat haar eigen geloof cn baar eigen vitaliteit waard zijn. Een catechumenaat dat niet tot de bewuste en gemotiveerde toetreding van nieuwe kerkleden leidt, bete kent zoveel als een vonnis over de werfkracht van een kerkgemeen schap. InNederland hoort men weinigover de effectiviteit van het catechumenaat. Evenmin verneemt men veel over het vertrek van kersverse bekeerlingen uit de geloofgemeenschap waartoe zij eenmaal waren toegetreden. Dat is anders in Frankrijk en België. Reeds in de vijftiger jaren werd door de bisschop van Lyon het feit gesigna leerd dat er weliswaar veel volwassen geloofsleerlingen aan de kerkdeuren klopten, maar dat grote aantallen daarvan na vrij korte tijd weer ont moedigd afhaakten. Erscheen ietsmis te zijn met het catechumenaat. Een onderzoek bracht aan het licht dat niet minder dan tachtig procent van de kersverse bekeerlingen na enkele maanden of jaren de voor hen nieuwe geloofsgemeenschap de rug toekeer de Zij waren in triomf door de hoofd deuren de kerk binnengevoerd. Stil en onopgemerkt waren zij door de zij deurtjes weer weggeslopen De bisschop van Lyon typeerde dat opvallend hoge vertrekcijfer van nieuwe kerkleden als een catastrofe. Immers: men zou mogen verwachten dat volwassen bekeerlingen sterker gemotiveerd zouden zijn dan degenen die al in het kader van de gezinstradi tie in de kerk terecht zijn gekomen. En precies het omgekeerde bleek regel te zijn. Enwatdoelmen in zo'n geval? Er wordt een studieconferentie belegd en i de betrokkenen worden geënquêteerd. Datgebeurde dan ook in Frankrijk. De conclusies die hierna getrokken kon den worden waren niet al te aange naam. Er bleken twee hoofdzaken te zijn voorhei overhaaste vertrek van de kersverse doelstelling 1. De nieuwbakken gelovigen bleken niet. door de inhoud van de catechese te zijn aangesproken, en 2. De gevestigde kerkgemeenschap pen bleken duidelijk te kort te schieten in vitaliteit en lioat veel erger was) in gastvrijheid jegens de nieuwkomers. Douanestation De studieconferentie cn de enquête maakten dat men de bittere waar heid eerlijk onder ogen moest zien. Het hoge woord kwam eruit: het ca techumenaat of eenvoudiger gezegd: dc introductie van bekeerlingen in dc kerkgemeenschap, voldeed niet aan de eisen die men eraan moet stel len. Het kwam tot een heroriëntering op het wezen van het catechumenaat. In zijn oude vorm leek het catechu menaat op een soort douanestation tussen maatschappij en de grens. Een douanestation waar speciaal daarvoor aangestelde ambtenaren de nieuw komers vertrouwd maakten met de taal, de zeden en gewoonten en de staatsinrichting van kerkland. De ambtenaren voorzagen de kandidaats immigranten van de nodige pasmunt en tenslotte van het paspoort, waar mee de immigranten burgers van hun favoriete kerkland werden. De gedachte achter dit oude catechu menaat was. dat het er vooral om ging de geloofsleerling pasklaar te maken voor zijn functioneren in de kerkge meenschap tot welke hij wenste toe te treden. Deze kerkgemeenschap zelf wenste echter zichzelf te blijven: log, star en dominerend. De meeste aspirant-kerkleden waren van deze pogingen tot gelijkschakeling of on derwerping niet- gediend. Zij bleven zich vreemden voelen. In het moderne catechumenaat. waarmee in Frank rijk in 1953 werd begonnen en waarom kort daarna ook in delen van België aansluiting is gezocht, zijn de rollen omgedraaid. Het is niet meer de kerk gemeenschap die zo nodig moet wor den uitgebreid en die min of meer be schermd moet worden tegen de in vloeden van buitenaf die de kersverse bekeerlingen meebrengen, maar het zijn deze bekeerlingen in wie 'kerk' moet worden gesticht. In het tijd schrift Kosmos en Oekumene' van juni-1975 wordt een boeiend verslag van het functioneren van het nieuwe catechumenaat gegeven onder de titel 'Het witte kerkenplan'. Vele gegevens voor dit artikel zijn daaraan ontleend. Het begrip 'wi tte kerk' duidt al aan dat het niet langer uitsluitend om de ge loofsopvoeding van de aspirant-kerk leden gaat. maar dat de gehele ge loofsgemeenschap als zodanig bij het catechumenaat betrokken is. Men is. sedert de eerste experimenten, dan ook gaan spreken van catechumenale kerken', waarmee wordt bedoeld: een kerk die als voornaamste kenmerk de gastvrijheid en de beweeglijkheid heeft. Zo'n kerk is niet uit op verster king van haar eigen positie tegenover het nieuwe kerklid, maar zij verheugt zich over en laaft zich aan de unieke bekeringsgeschiedenissen van de mensen die tot haar kring toetreden De 'witte kerk', om deze gemakkelijk aanspreekbare term maar even aan te houden, is voor de geloofsleerling een soort metgezel met wie de old-timers' samen zoekend op weg gaan naar de waarheid en naar de volheid van het. evangelie. Een 'witte kerk' vindt het voor zichzelf niet van belang dat zij vele leden telt Het gaat er meer om van welk gehalte die leden zijn. Uit het voorgaande kan men afleiden dat de vernieuwingsbeweging in Frankrijk niet beperkt is gebleven tot het catechumenaat als zodanig, maar dat er ook sprake was van eèn andere visie-op de kerk als geheel. Dat is ook logisch. Het is onbestaan baar dat er een vitaliserend catechu menaat kan zijn als grensland van een kerk die op zichzelf onbuigzaam en star-dogmatisch' is. De kerkgemeen schap moetom catechumenaal te zijn. zichzelf willen zien als een gezelschap van mensen die samen gebogen staan over de kaart van het evangelie om de rechte weg te vinden. Een kerkge meenschap die zichzelf beschouwt als een club van mensen die geen beke ring meer nodig hebben en voor wie alle vreemden even zovele bedreigin gen van de gezapige identiteit vormen, zo'n kerkgemeenschap kan het cate- chumenaatbeter afschaffen Zo'n kerk is een bastion en geen schaapsstal. Utopie Heel wat inzichten die in de vijftiger jaren in Frankrijk omtrent de cate chumenale kerk werden ontwikkeld hadden een utopisch karakter. Al spoedig bleek dat de meeste geves tigde kerkgemeenschappen na een aanvankelijk enthousiasme, niet goed raad wisten met het idee dat zowel de nieuwbakken bekeerling als de traditionele kerkmens niet an ders waren dan zoekenden. Dikwijls ook werden de hoge verwach tingen die men van de bekeerlingen als bcvruchters van het traditionele ker kelijk leven had. beschaamd Hoe zin vol het ook was dat het catechume naat als het ware naar het centrum van de kerk. in plaats van naar haar buitenkant werd gehaald - de juiste gezindheid om catechumenaal te kunnen leven, bleek niet op afroep le verbaar le zijn. Om die reden is er nu een ontwikkeling gaande die ertoe kan leiden dat de ca techumenaal gezinden. samen met de aanstaande bekeerlingen, een kerk in of naast de bestaande kerk gaan vor men. Het is een soortgelijk verschijn sel als dat wat men bij sommige oecu menische experimenten ziet - een zich terugtrekken van de groepen die zich met vernieuwing bezighouden naar de marge Dat werd in Frankrijk allerminst be doeld De Franse bisschoppen hebben in 1972 aan de catechumenale kerk een zekere statusgegeven. Zij schetsten in een bewogen herderlijk schrijven een situatie waarin men verschillende graden van bij-de-kerk-behoren zou kennen Men kan deelnemen aan het leven en getuigenis van de kerk. zo schreven de bisschoppen, ook als men haar sacramenten niet wil of kan ontr vangen. Men kan zelfs zijn hele leven lang geloofsleerling blijven, zonder dat dit mag worden uitgelegd alsof zo ie mand een kerklid van het tweede gar nituur is, Letterlijk schreven de bis schoppen: „Wil de kerk trouw zijn aan het mysterie van verzoening dat zij viert, dan moet zij aan allen ruimte en gastvrijheid verlenen Deze ruimte is het verlengstuk van de sacramentele eenheid van de kerk. zonder er noch tans van af te hangen Zo wordt de universaliteit van de kerk tot uitdruk king gebracht In deze verklaring wordt een gastvrij type kerk aangeduid, kortom een ca techumenale kerk. Het was even een voudig als idealistisch gezegd, maar in hoeverre was het mogelyk om nieuwe wijn (geloofsleerlingen) ln oude zak ken (de bestaande kerkgemeenschap) te gieten? Taai Welnu, in dc praktijk bleek de Emmaus-acbtige sfeer die bij de ca- tcchumênale kerk behoort moeilijk in stand te kunnen worden gehouden. De in eeuwen aangeworven stijl- de taal en de gewoonten van de traditio nele kerkgemeenschap bleken heel vaak even taai als dominerend te zijn. Gaandeweg is men er dan ook naar gaan streven om met en rondom de bekeerlingen of catechumen, nieuwe kerkelijke gemeenschapjes op te bou wen. De methoden die men daarbij ge bruikt zijn gevarieerd In bepaalde steden nodigt men een kandidaat- geloofeleerling uit om zelf een groepje gelijkgezinden bij elkaar te zoeken en samen met hen. doch gesteund door kerkelijke opbouwwerkers of gemoti veerde kerkleden, kerk te maken. El ders proberen pastores om ook de zo genaamde 'ooit-gedoopten' in het ca techumenaat te betrekken Met 'ooit- gedoopten' bedoelt men de mensen die met een onverteerde christelijke opvoeding rondlopen. Zij zijn min of meer passief, door afkomst of traditie, de kerk binnengerold en zij kregen de sacramenten al aangereikt voor zij erom konden vragen Velen van hen hebben de kerk verlaten, eenvoudig omdat zij er de kerk (nog) niet hadden gevonden. Gebleken is dat in de ru moerige zolderkamer waar de cate chumen bezig zijn. de 'ooit-gedoopten' een soms weinig serene maar vaak wel inspirerende bijdrage aan de gezamen lijke geloofstraining kunnen geven. In de meeste catechumenale groepen wordt Intensief gebruik gemaakt van moderne gesprekstechnieken en men werkt er ook met groepsdynamische processen. Het motto van degenen die met deze groepen werken luidt: Je moet met geloofsleerlingen niet over kerk praten, maarmetze kerk maken! Sub-kerken? Waar het intussen bij het werken met catechumenen om gaat is de vraag of hun groepen vroegerof later zinvol te midden van laat ons zeggen:detradi- tionele kerk kunnen functioneren. Passen zij, met hun geheel eigen ge- loofssti jl. wel in de gemeenschap van christenen waartoe zij in naam beho ren? Andersom kan men ook stellen: is de doorsnee kerkgemeenschap wel flexibel genoeg om de mentale ruimte te bieden die hoort bij het door de bisschoppen bedoelde uni versele type kerk? Sommigen vrezen dat het niet moge lijk zal zijn om nieuwe wijn in oude zakken te gieten en dat de catechu menale groepen daardoor gedoemd zullen zijn om hun eigen leven te blij ven leiden: kerkjes naast of bui ten de kerkgemeenschap die hen niet accep teert en waarin zij zich niet thuis kun nen voelen. Een aantal Franse school- catecheten - overigens een vrij con servatief gezelschap - voorspelt clat de catechumenale groepen of subkerken, hoe men ze ook noemen wil. in de toe komst kweekplaatsen voor ongelovi gen en ketters zullen worden, omdat het nu al zo is dat in sommige van deze groepen de dienst wordt uitgemaakt door marxistisch georiënteerde kerk vaders in blue jeans. En deze hebben aantrekkingskracht op de kerkgaande jeugd. Men kan de vrees voor het ontstaan van een nieuw soort 'onkerksheid' wel begrijpen en het is zeker dat er tussen de voorstanders van de volstrekt open kerk die meer op een herberg dan op een bedehuis lijkt en de tegenstanders daarvan, belangrijke theologische ge schillen zullen rijzen. Men mag echter bij dat alles de ogen niet sluiten voor het unieke feit dat de catechumenale groepen of kerken op hun wijze het heilsfeit vertolken dat steeds opnieuw mensen door het evangelie zullen worden aangetrok ken. Dit evangelie nodigt de wereld niet uit om kerks te worden, doch om christen te zijn. Wellicht is het zo. d at men daarvoor in sommige gevallen beter in het kerk portaal dan in de kerkbanken kan zit- ten. A. F. M. C. Koopman In hetr-k weekblad 'De Bazuin', hel opinieblad voor kerk en samenleving, gaat men de laatste tijd nogal eens te rug naar het verleden. De bedoeling zal wel zijn om een antwoord te vinden op de vraag hoe katholiek Nederland is terechtgekomen in een situatie waarin het nu verkeert. In een van de laatste nummers van dit blad is aan het woord prof. mr. J. C. M. Ley ten. nu hoogleraar aan de universiteit van Nijmegen Van 1953 tot 1960 was hij redactiesecretaris van 'Te Elfder Ure', het maandblad dat gestreden heeft voordevemieuwingvandeR.-K. Kerk in en buiten ons land. Hij denkt in zijn artikel terug aan het begin van dit maandblad, dat in november 1953 voorheteerst verscheen en datopende met een redactionele verklaring waarin gesteld werd dat de oude idea len onverkort gehandhaafd moesten blijven. Slechts ..de wijze waarop wij ze willen dienen is veranderd". Zelfs de meest conservatieve r.-k. bladen haal den met instemming die redactionele verklaring aan. Dat zal wel vooral ge beurd zijn om het slot van die verkla ring waarin gezegd werd: ,.De waar heid die ons in de openbaring en de verkondiging van de kerk werd toever trouwd zal daarbij voorzichtig, eerbie dig en nederig, en in geen geval lu kraak. vlot en bij wijze van dooddoe ner worden gehanteerd. Het genade karakter van deze goddelijke waar heid doet Te Elfder Ure op haar hoede zijn voor verhovaardiging, monopoli sering en al te spoedige achterdocht en wantrouwen ten opzichte van geloofs genoten en anders gezindten". Het was een uitspraak zegt Ley ten. waar mee je nog aUe kanten op kon gaan en dat was al heel wat in die tijd. Ook jegens andersgezinden wilde men niet al te spoedig achterdocht en wan trouwen koesteren. Men wilde naar hen luisteren en daarom werd in dit maandblad een rubriek geopend: Niet-katholieke over het Nederlands katholicisme. Hij vertelt verder hoe het bisschoppelijk mandement van 1954: „De katholiek in het openbare leven van deze tijd" geheel averechts heeft gewerkt en hoe het toen Te Elf der Ure met zijn open opvattingen heeft gered. „Hoe kon deze onzin door heel de katholieke pers worden verde digd als hoogste wijsheid?" Een van de redactieleden van dit maandblad was dr. B, Delfgauw, de Groningse hoogleraar, wiens naam Ia- ter telkens weer naar voren is geko men in verband met de voorbereldin- gen van het Nederlands Pastoraal Concilie. In de eerste jaren van dit concilie was hij ook een van degenen die daaraan leiding gaf. De laatste ja ren horen we niets meer van hem, tenminste niet wat bet reft de gang van zaken in de Nederlandse kerkprovin cie. En daarom heeft de redactie van 'De Bazuin' zich tot. hem gewend met een paar vragen „Wat is de reden van het zwijgen van de gangmakers van weleer? Waarom krijgen we geen commentaar van de mensen, die ons ooit op het spoor hebben gezet? Zijn we een andere richting gegaan dan zij hadden verwacht? Herkennen zij zich niet meer in wat. mensen vandaag de dag beweegt?" Zulke vragen moesten prof. Delf gauw wel uit zijn tent lokken. Hij be gint op te merken dat hij alleen voor zichzelf kan spreken. Voor hem is de vraag „hoe men van spreken en schrij ven geleidelijk tot zwijgen is geko men" de belangrijkste Hij vertelt dan hoe paus Johannes XXin voor hem een ware verademing is geweest In hem was er vertrouwen, maar niet in de curie. In die tijd stelde het Neder landse episcopaatzich reeds enkele ja ren 'zeer weinig autoritair en met veel pastoraal begrip' op. Sinds de strijd tussen reformatie en contrareformatie was de kerk ..steeds meer een instituut tot zelfbescher ming geworden, geen levende kracht meer in de wereld". De eerste fase van het tweede Vaticaans concilie deed de hoop herleven dat de kerk de weg naar de wereld terug zou vinden. Bij het we reldepiscopaat bleek grote belangstel ling voor het wel en wee van de mens heid te bestaan. Dilsprak ook niet-ka tholieke christenen sterk aan. Maar na de dood van Johannes XXIII ging al les mis. De neiging tot centralisatie liet zich weer gelden. ..Het was duide lijk dat de toekomstige bisschoppen synode van meet af aan een farce zou zijn. De absolute monarchie was her steld". „Paus Paulus heeft nooit be grepen dat een absolute monarchie van de paus de heerschappij van de curie betekent in plaats van die van het wereldepiscopaat De curie heeft er op haar beurt voor gezorgd dat het wereldepiscopaat buiten spel werd ge zet en dat er zoveel mogelijk onenig heid zou ontstaan binnen de episcopa ten van de kerkprovincies. Nederland heeft dat wel bijzonder sterk ervaren". „Is het een wonder, dat degene die vernieuwing in de kerk nastreeft, nu maar liever zwijgt?" Een bisschop die heult met de machthebbers, moet wel bijzonder ver gaan eer hij met Rome last krijgt Daarentegen krijgt een bis schop die opkomt voor de gewone man. hel met Rome bijzonder moei lijk. Wat moet men nu nog zeggen? „Er was een tijd" - zo gaat Delfgauw later verder- „dat het zinvol kon lijken iets te zeggen, omdat het Nederlandse episcopaat tenminste begrip had van de wereldsituatie. Maar nu dat ook in zichzelf verdeeld is. waarom zou men dan nog langer via de kerk de wereld willen hervormen? Men kan de wereld toch niet hervormen via een instituut, dat principieel weigert zichzelf te her vormen?" Delfgauw isook steeds meer verlegen met de leerstukken van de kerk en hij wil terug naar de synopti sche evangeliën. (Mattheus. Marcus en Lukasi „Christus heeft ons slechts se cundair een leer gebracht, maar pri mair een levenswijze: bemint de naaste als uzelf'. En via dit woord komt hij terecht bij de 'structuren die zoveel mensen hulpbehoevend hou den' en bij de 'sociale, economische en politieke implicaties van het christen dom' Delfgauw is nogal pessimistisch als hij denkt aan de toekomst van zijn kerk als de leer van het eerste Vati caans concilie blijft gelden, wanneer 'de werking van de H. Geest in de an dere bisschoppen en in het gewone kerkvolk' van geen waarde zijn als de paus anders denkt. Wat prof. Delfgauw in De Bazuin heeft opgebiecht (want zo heb ik zijn artikel ondergaan) is in zekere zin een ant woord op die 'doodenge windstilte in katholiek Nederland' waarover de Oostveens het in hun boek hadden. Het gaat hier ook om de vragen waar voorkardinaal Willebrands in onsland staat en dat nog wel in dubbele zin, aangezien hij niet alleen als aartsbis schop de voorzitter is van het Neder landse episcopaat, maar tegelijk nog altijd curieprelaat blijft. H. INTERNA TIONAAL ALTERNA TIEF HANDELSCONGRES DEN HAAG - Een UNCTAD-in-miniatuur zou je het met een beetje fantasie kunnen noemen, dat internationaal alternatief handelscongres in de eerste week van september in Noordwij- kerhout. Vertegenwoordigers van twaalf bescheiden, maar hard werkende produktiegroepen in voornamelijk kunstnij- verheidsartikelen uit de derde wereld schuiven dan rond de tafel met afgevaardigden van organisaties voor handel en ontwikkelingssamenwerking uit België, Denemarken. Enge land. Duitsland. Nederland, Oostenrijk. Zweden, Zwitserland en de Verenigde Staten. De vraag waar het om zal draaien: kunnen en willen de basisgroepen in de derde wereld zich zo sterk maken dat ze via de gebruikelijke handelskanalen hun produkten op de westerse markt kunnen afzetten? De afzet van kralensnoeren, bam boelampen, bekers en v felkleden. van houten kunstvoor werpen, maar ook bijvoorbeeld van een grote partij koffie uit Guatema la. afkomstig van weinig kapitaal krachtige en nog niet erg slagvaar dige coöperaties verloopt tot op vandaag niet zelden vla 'ideële handelskanalen'. En die alternatie ve, niet-winstgevende verkoop route eindigt doorgaans bij derde wereldwinkels. actiegroepen en handelsorganisaties die zich tevens bezighouden met ontwikkelings samenwerking. Zonder dat deze afzetlijnen van niet-westerse produkten op de Euro pese markt nadrukkelijk in het han delsverkeer de aandacht op zich ves tigen groeit er de omzet. De Stichting Ontwikkelingssamenwerking (SOS) in Kerkrade - organisatrice van het congres in Noordwijkerhout- wist in het eerste jaar van haar bestaan (1967) een verkoop te bereiken van ongeveer ƒ30.000 en verwacht dit jaar een omzet van meer dan 6 mil joen. „Toch blijven we met ons werk in de grote machinerie van het we reldhand clsgébeuren een onbedui dende rol spelen; zijn we bezig in de marge", zegt SOS-directeur Paul Meijs. Zijn organisatie helpt basisgroepen in de derde wereld met de verkoop van hun produkten. begeleidt die ontluikende produktie-coöperaties, maakt ze bekend met markttenden- sen. wijst ze de weg om de kwaliteit van hetprodukt te verbeteren, spant zich in om een stabiele prijs te beta len, die bovendien gebaseerd is op een rechtvaardig loon voor de produ centen. Meer dan vijftien jaar al is SOS bezig om via alternatieve han del in het rijke westen zoveel moge lijk mensen in het arme zuiden con tinu werk te geven. Ze heeft er te maken met initiatiefnemers die weinig of geen werkkapitaal bezitten en die ln vergelijking met commer ciële exporteurs vrij hoge lonen beta len. Juist om die karaktertrekken kampten de bewuste produktiegroe pen aanvankelijk met het probleem dat ze hun afeet niet via de traditio nele handelskanalen kwijt konden De alternatieve handelsorganisaties waren dan doorgaans de enige uit weg. En via internationale verbin dingen binnen Europa bijvoorbeeld heeft die alternatieve handel zich in tussen al aardig georganiseerd. Ze zet een flink stuk produktie uit de derde wereld weg op de - ook weer - alternatieve markt, die meestal uit zeer bewuste kopers bestaat bij wie de wil om een eigen bijdrage te leve ren aan ontwikkelingssamenwer king meespeelt als zij hun geld op de toonbank uittellen. Eigen weg „Voor hoognodige, werkelijk in drukwekkende omzetten van de nu begonnen produkties in de derde wereld en dus voor betekenende vergroting van de werkgelegenheid - want daar gaat het tenslotte om - zijn dc huidige alternatieve han delskanalen niet toereikend", zegt Meis. En een compleet nieuw (alternatief) handelssysteem dat de gebruikelijke commerciële handel zal gaan ver vangen ziet hij niet één-twee-drie zit ten. Vandaar dat hij sich met zijn stichting SOS op hetslandpuntstelt dat de producenten van de projecten in Bangladesj. Ecuador. Guatemala, India. Kenia. Pakistan, de Phüippij- nen en al die anderen waarmee men nu al jarenlange contacten heeft, ook onafhankelijk moeten kunnen wor den van de derde wereld-winkels en de niet winstgevende organisaties Meis: „Ze moeten volwaardig en zelfstandig via de commerciële han del kunnen opereren. Eerst was er behoefte aan mogelijkheden voor een start, aan een organisatie van vermarkting van de produkten die niet aan bod kwamen. Daar keek men in het westen wat (derde)we- reldvreemd tegenaan. Nu ook de kleine produktie uit de arme landen steeds meer aanspreekt is het tijd dat de basisgroepen en coöperaties hun eigen weg vinden op de vrije han delsmarkt". Deskundigen die zich bezighouden met handel uil de derde wereld naar hel westen stellen vast dat er soms wat al te gemakkelijk wordt gepraat over de mogelijkheden voor een nieuwe internationale economische orde. die er moet komen om de ver houdingen tussen arme en rijke lan den te verbeteren, De weg daarheen verloopt niet langs idealistisch ge praat, maar zal moeten worden afge legd met volwassen, hard geworden initiatieven Daarom is het goed dat er ook in de handel met de derde we reld andere verhoudingen tussen arme en rijke landen ontstaan; dat die handel in produkten waarvoor rechtvaardige lonen worden betaald uit de amateuristische sfeer van derde-wereldwinkels komt. En ze wijzen erop dat er een verhar ding en verzakelijking optreedt, de eerste tekenen van meer ervaring en zelfstandigheid, van minder afhan kelijkheid. Zelfvertrouwen Op wereldformaat zijn al deze vraagstukken, compleet met hun politieke invloeden, nog niet zo lang geleden aan dc orde geweest op de vierde wereldhandelsconfe rentie UNCTAD in Nai robi (Kenia). Mensen die met de kleine praktijk van alledag te maken hebben zullen er begin september m Noordwijker hout over van gedachten wisselen. „Na negen jaar ervaring met in- en verkopen van produkten van niet- commerciêle organisaties uit de derde wereld willen we wel eens ho ren wat onze partners van ginds van ons verwachten. We zijn toehoor ders". verzekert Meijs. Het interna tionaal alternatief handelscongres krijgt een forse subsidie in de kosten van minister Pronk (ontwikkelings samenwerking). Het wordt afgeslo ten met een alternatieve handels tentoonstelling in het Koninklijk In stituut voor de Tropen in Amster dam. Het gaat SOS in Kerkrade er om het zelfvertrouwen van de derde wereld op de grote wereldconferen ties getoond, door te seinen naar de mensen in de kleine fabriekjes en huisvlijtindustrie die moeizaam pro beren d aarvan ie ts in waar te maken. KEES VAN DER MAAS Bidden om regen? Van verschillende kerkelijke zijden is aangedrongen op persoonlijk en gezamenlijk gebed om regen, nu na de uitzonderlijke droogteperiode die wij meemaakten, alles dreigt te verdor ren of te verzilten. Hoe verouderd cn belachelijk zoiets bij velen moge overkomen: deze oproep Is in de lijn van de bijbel, die niet, buiten de werkelijkheid en de zorgen van ons dagelijks levenstaak Wemogenenmoetendehanden vouwen enbiddenmetoude woorden, die nieuwe klank krijgen. Juist vandaag. ..Zijn er onder de nietigheden der volken, die het laten regenen? Of kan de hemel regenstro men geven? Zijt Gij dat niet. HERE, onze God0 Zo zullen wij op U hopen, want Gy doet dit alles' i Jeremia 14:23) Dit is'n gebed in nood Die was in Jeremia s tijd herig onder Israël, zoals ook nu in onze wereld. Gods oordelen komen Profeten als Jeremia registreren 't ais Gods seisinografen en roepen op tot bekering. Er werd helaas niet geluisterd. Geweldige machtsverschuivingen op 't wereldtoneel: daarbovenop sloeg grote droogte 't volksleven. Vals profeten probeerden, bezijden de werkelijkheid, gerust testellen„Hoop op vrede, maar er is niets goeds: opeen tijd van genezing, maar zie, verschrikking! '(vs. 19j. Als voor onze tijd geschreven Ondanks alle technische macht, we kunnen niet zonder de Here. Kan iemand per computer aardappels laten groeien? 't Moet alles komen van dc voorzienige God en Vader van onze Here Jezus Christus. Dat belijdend schuiven we de problemen en de verant woordelijkheid niet van ons af: wel weten we ons teruggeworpen op de laatste zekerheid. In de levensnood tot de Levensbron! Er zal geen sprietje gras. geen blaadje sla groeien, of'tis door Christus aan het kruis verdiend. Het gaat ook ln de droogteproblemen anno 1976 om onze verhouding tot Hem. Kent u de Juiste levenshouding: wij hopen op U? Echt bidden is niet klaar met: amen. en nu maar afwachten. Wij zien ootmoedig en gespannen uit Niet dwingen en zeuren Bidt u mee? Uit de eigenlijke levensnood tot de enige Levensbron, Inde juiste levenshouding? G ^„certse. Middelburg.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 21