„IK HOU NIET VAN DIE HOCUS-POCUS Aantal contraprestanten stijgt 'onrustbarend' [PZCA Marius Hendrik Weststrate, soigneur HANS PAALMAN: ZATERDAG 19 JUNI 1976 aterdagkrant 21 Hij lijkt een beetje op wereldkam pioen wielrennen Hennie Kuiper. Wat uiterlijk betreft dat ponykap sel), maar ook dat nuchtere, dat afstandelijke. Wie kent hem eigen lijk: Marinus Hendrik Weststrate, sportmasseur uit Wemeldinge. Weststrate houdt zich alweer een kleine vijftien jaar bezig met vooral de wielersport in Neder land. Hij is begonnen met het mas seren van voetbalbenen en ook nam hij weieens het onderstel van een Zeeuwse schaatser onderhan den. In de wielerwereld kreeg hij zo halverwege de zestiger jaren echt die erkenning, waarvan hij in stilte al zo lang gedroomd had. Maar wie kent hem buiten de Zeeuwse wielersportwereld om? Niemand, want Marius Weststrate is te vergelijken met een circus knecht, die voor het circus onmis baar is. maar toch eigenlijk alleen maar werk achter de schermen verricht. Zeker in het wielercircus zal de masseur nooit en te nimmer op de voorgrond treden. De roem is alleen weggelegd voor de renners én in sommige gevallen de ploeg leider. En haalt de masseur (soig neur heet hij trouwens in de wieler sportde krantenkolommen wél. dan is er iets niet in de haak. Dan gaat het om doping, of om een an der schandaal... polder intrek om kruiden te verzame len voor weer nieuwe zalfjes en drankjes. Ik ben die Van de Moosdijk niet. ik hou niet van die hocus- pocus." Jarenlang combineerde Weststrate de sport en zijn werk voor dat Mid delburgse bedrijf. Toen daar wat per soneel moest afvloeien 'begin van dit jaar) was Marius Weststrate een van de eerste mensen die voor ontslag in aanmerking kwam. Steeds was toe gestaan dat hij. soms weken achter een. weg was met de wielrenners. Dat was meestentijds in dienst van de profploeg van de benzinemaat schappij Frisol uit Dordrecht. Nu kon dat niet langer: Weststrate stond op straat. Gemakkelijk heeft de sports masseur het er niet mee. Weststrate: ..Toen ik zonder werk kwam. heb ik direct gezegd „Ik wil werken, hoe dan ook, dus het lag voor de hand dat het de wielersport zou worden. Maar we konden geen over stemming bereiken. Eerst niet bij Frisol en later niet bij TI Raleigh. Begrijp me goed. er is nooit over geld gepraat: het ging mij in de eerste plaats om de sociale zekerheden en die wilden ze me gewoonweg niet ge- Soigneurs zijn er nog maar een paar in de Nederlandse wielersport. Soig- neurs, die er hun dagtaak van kun nen maken, wel te verstaan. De oor zaak ligt niet bij het 'beulswerk' dat van de verzorgers wordt verwacht, maar doodgewoon bij het ontbreken van de nodige financiële middelen hij de wielerploegen. Een fabrikant geeft liever tienduizenden guldens uit aan een renner, die met de fabrieksnaam op trui. broek, petje en andere kle dingstukken voor het oog van de „Wiclersport...ja, het is niet zo hoor, maar het wordt gezien als doping en omkoping. Nou, je mag in mijn koffers kijken wanneer ik in de Tour de France zit, ik heb niks bij me. Ik wil trouwens het risico niet nemen; in Bel gië is er weieens gecontroleerd, je loopt zo tegen de lamp. Ik denk dat het beter is om sommige mensen in de wielersport een beetje tegen zichzelf te beschermen, want anders zou het in sommige gevallen zeker misgaan... De jongens weten dat ik niks bij me heb en daarom vragen ze het niet, maar in zo'n ronde heb ik m'n ogen natuurlijk ook niet in m'n zak. Ik zie die gezichten en dan weet ik het wel... Maar als je mij nou vraagt hoe het zit met die do ping,dan zegikui tdegrond van m'n hart: „Ik weethetniël".Inzo'nhotel behandel ik Cees Priem, Don Allen en Gerard Kamper... datgebeurt in één kamertje. Water in al die andere kamertjes in die hotels gebeurt..." Marius Weststrate is 31 jaar. Jaren lang heeft hij z'n aandacht verdeeld over de wielersport én zijn dagtaak, elektromonteur in dienst van een Middelburgs bedrijf. In de zomer maanden 'de Rondes', zoals de Tour de France, de Ronde van Spanje, de Ronde van Griekenland en die van Joegoslavië. Dag in dag uit van hotel naar hotel, koffers pakken, menu's samenstellen en de renners masseren. 's Winters de 'zesdaagsen' op de win- terbanen door heel Europa. Een leven dat menigeen zou afschrikken: bijna dag en nacht in de weer en slapen in de zogenaamde rennerscabine in het sportcomplex. En alleen ingewijden weten dat zo'n cabine, aan de rand van de piste waar de renners hun rondjes draaien, verre van comforta bel is. De soigneur maalt er niet om. Hij staat zes dagen lang volledig in dienst van de renners die hij tijdens zo'n zesdaagse verzorgt. Marius Weststrate heeft heel wat zesdaagsen meegemaakt, met Zeeuwse topren- ners als Cees Priem en Kees Bal. Marius Weststrate woont in Wemel dinge; hij is er ook geboren. Een christelijke familie met elf kinderen („Zeven meisjes..., maar Ik heb cr nooit complexen door gehad."! De liefde voor de wielersport was er al snel. „Destijds woonde er bij ons in de straat iemand die aan wielrennen deed en die volgde ik altijd naar de koersen. Piet Tolhoek was het. een neef van Ko. Ik was een jaar of twaalf... Ik mocht zelf niet fietsen vanwege de geloofsovertuiging van m'n ouders, 's Zondags ging ik 's morgens mee naar de kerk en dan 's middags, na het eten. piepte ik er tussenuit om naar het wielrennen te gaan kijken. Maar op een gegeven moment wilde ik gewoon meer dan alleen maar supporter zijn. Ik had wel coureur kunnen worden, maar ja, ik raakte getrouwd en om dan nog te beginnen... En toen leek het me leuk om te gaan masseren. Ik ben het gaan leren en ik kwam in contact met Piet Liebregts en 'Smokkel', de vader van Rinie Wagtmans. Van die man nen heb ik het allemaal geleerd." Over die begintijd zegt hij verder: „Ik was echt helemaal groen. Ik ging. om zo te zeggen, met een tandenborstel de ronde in. 't Begon met de voetbal hier en de doorbraak was omstreeks '65 toen Jo de Roo hier begon te ko men. Toen werd ik erkend. En er kwamen er al snel meer. Piet Rent meester weieens, maar ook Dies Kos ten en Bart Zoet..." Behandelkamer Tientallen renners heeft Marius Weststrate onder handen genomen. Niet alleen in die hotelkamertjes tij dens het 'grote rondewerk' of in de nauwe cabine tijdens de zesdaagsen, maar ook in het kleine aanbouwtje van zijn woning in Wemeldinge. Het doet denken aan de behandelkamer achter de moderne bungalow van de dorpsdokter. Als Marius Weststrate zijn massage kamer laat zien. zijn daar juist prof Jan Raas 'uit 's-Gravenpolderi en amateur Jaap Courtin (uit Heinkens- zandl binnen gevallen. „Ze komen hier vooral "s maandags wel vaker", vertelt Weststrate, terwijl hij Courtin deskundig bij de beenspieren grijpt, „gewoon om een praatje te maken, of om een afspraak te maken." Over de Zeeuwse wielersportwereld en zijn rol daarin zegt Weststrate: „Gezellig hoor. 't kent mekaar allemaal. Er komen er hier veel... je bent vertrou wensman van die jongens eigenlijk hè. Trouwens Jan Raas. Cees Priem en al die Zeeuwen hebben dat stand vastige... Ze hebben een eigen me ning en ze laten zich niet leiden door bepaalde mensen en daarom is Jan Raas op dit moment ook gewoon topcoureur. Hij laat zich niet onder sneeuwen. Hij zegt: „Ik ga m'n eigen weg en zo stippel ik m'n seizoen uit! En dat heeft succes hè." Fles olijfolie De ontwikkelingen in de massagewe reld hebben, sinds de zestiger jaren, een fikse vlucht genomen. Weststrate mijmert nog even over die beginperio de: „Wat is er in al die jaren toch veel meer bij komen kijken... Toen begon je met een fles olijfolie en nu zit je met al die zalfjes. Voor warmte, voor bloeduitstortingen... Langzamerhand staat die ontwikkeling trouwens weer stijl. Écht nieuwe dingen gebruiken we niet meer. Dat is ook helemaal niet nodig. En zelf ga ik echt niet van alles verzinnen om het allemaal zo lekker mysterieus te maken. Geloof maar niet dat ik op een zomerse dag de foto- en filmcamera's verschijnt, dan aan een masseur, die nooit in de be langstelling staat Zo gaat dat in de hedendaagse sportwereld- Ondank? dat alles zou het voor Marius West strate een enorme klap zijn. wanneei hij dat soigneren zou moeten opgeven. Want het is toevallig wel een stuk van z'n leven. Nauwkeurig zaakje „Het is. bijvoorbeeld in een ronde, niet alleen maar masseren hoor. Zes tig tot zeventig procent van je dag taak is anders. Koffers sjouwen, prachtig zeker als het er vijfenveer tig per dag zijn. En dan ravitaillering klaarmaken. Dat aangeven zon etenszakje tijdens de koers is een nauwkeurig zaakje. Soms rit er wei eens één te slapen of ze zitten met zes man van je ploeg achterin het pe- leton. Dan komt het wel voor dat je twee of drie zakjes aan één man mee geeft, die ze dan onder z'n ploeg maats verdeelt. Je hebt- ook kans op valpartijen bij die ravitaillering. Pakken ze het aap en is de draad te lang. dan slaat het zo in het voorwiel en dan vallen er zo tien man over elkaar heen. En dat heb jij dan wel even veroorzaakt." „De eerste dag in de tijdrit, vorig jaar in de Tour de France, ben ik een half uur bezig geweest met Cees Priem. Met een pincetje heb ik toen steen tjes van dat asfalt uit z'n been ge haald Hij was gevallen. En de andere dag won hij een etappe. Och. ik heb de tijd gehad dat ik zenuwachtig was. maar alleen van valpartijen heb ik schrik. Dat is het ergste wat er is. Ik zou me het liefste omdraaien. De renners, die zien alleen dat spandoek aan de finish, daar rijn het beroeps- renners voor en die nemen risico's. Weststrate zal het missen, dit jaar. dat werk met de beroepsrenners. En vooral in de dagen van de Tour de France, zo eind juni. begin juli zal het pijn doen. Dat wordt iedere dag alle kranten kopen en de verslagen uit pluizen. voorspelt hij. De Tour de France.. Weststrate heeft hem hele maal meegemaakt. „Zeker in de Tour moeten de jongens flink eten. Want het zijn mannetjes van 4000 calorièn per dag hoor. Ik zie die mensen de Tour ingaan en dan rijn ze nog prima gezond, maar als ze terug thuisko men. Ik zeg altijd; „Dan komt de postbode langs en die levert ze via de brievenbus af." Manus Weststrate ls ervan overtuigd dat de soigneur eigenlijk flink een zaam ls. in de wielersport. Al die soigneurs hebben hun eigen ideetjes over de aanpak: sommigen hebben hun geheimpjesen daardoor wor den ze nog weieens al?, een soort ma giër gekenschetst Het typeert West strate dat hij zich van die myste rieuze krachten in de sport' nik.-, aan trekt. Hij gaat gewoon z'n eigen gan getje, zonder kunstgrepen. En wil een coureur na een dag hard fietsen een .schep ijs op z'n bord. dan mag dat best van de Wemeldlngenaar. Hij be leefde en beleeft, het allemaal brood nuchter. „Ik probeer de mannen die ik onder handen neem wclcens in een andere richting. dan alleen maar die wie lerwereld te duwen. Want altijd over die sport praten is ook niet goed. zeker niet als je er iedere dag hele maal inzit. Maar dat valt niet mee hoor... ze zijn er steeds mee bezig, die wedstrijden en ook nog eens alle da gen die trainingen... Ik probeer ze juist te wijzen op de dingen, die na de wielersport komen. Dat is ten slotte één van de belangrijkste za ken... Maar daaraan gaan veel wie- Iermensen juist helemaal voorbij.." :n paar jaar tijds heeft Sal Santen naam ge maakt als schrijver van sterk autobiografisch ge tinte verhalen ('Jullie is jodenvolk', 'Deze vijandige wereld') en andere boeken, als 'Sneevliet, rebel' en 'Adios Companeros', politieke herinneringen. Een 'onverwacht schrijverschap' slaat er op de flap tekst, is dat wel zo? Het zat er, als de verhalen in derdaad autobiografisch zijn. en daar hoeft nauwe lijks aan getwijfeld, altijd wel in. Erfelijk haast. En Santen heeft waarachtig wel een goede opleiding gehad in het schrijven, vooral als stenograaf geleerd hoe het niet moet en hoe je de stijl van een ander verbeteren moet. Het verhaal 'Sallie Wegloop', waarover straks meer. getuigt er van. Ook zal zijn langdurige ervaring bij een grote krant in Amster dam beslist aan hem besteed zijn geweest. Trouwens, er bestaat geen enkele officiële opleiding tot schrijver, je bent het of je bent het niet. Je schrijft goed of je schrijft slecht, je hebt wat te zeggen of je hebt niets te zeggen. Wie goed schrijft en weinig te zeggen heeft valt meestal niet direct door de mand, wie slecht schrijft, en veel te zeggen heeft., is er beter aan toe. maar het. gelukkigst rijn zij die goed schrij ven en ook nog iets te zeggen hebben. Tot die laatste groep behoort Sal Santen. In zo'n verhalenbundel als 'Een geintje' staan echt geen overtollige bladzijs en zelfs weinig overtollige woorden. Wat hij vertelt is waar. recht op de man af en steeds interessant. Nooit denk je: wat leutert die vent toch. nooit kijkje geïrri teerd of het zes bladzijs verder nóg steeds over het zelfde oninteressante onderwerp gaat. Trouwens, dat doet het bij Santen gegarandeerd niet. zijn verhalen zijn meestal tamelijk snel. Het boek bevat tien verha len die in twee groepen uiteenvallen. De eerste drie geven indrukken van episodes uit heel verschillende levensperioden van de schrijver, de laatste zeven ho ren bij elkaar en handelen over 'De rode burcht', de tijd die Santen doorbracht op het socialistische krantencentrum in Amsterdam. Dan wordt het boek afgesloten met een reeks 'Cel-gedichten van Mien Sneevliet', geschreven maarCapril 1942 in het Huis van Bewaring, Amstelveense weg te Amsterdam, na haar arrestatie met Henk Sneevliet. Sal Santen is met een dochter van Mien Sneevliet getrouwd, er staat ook een portret van haar in het boek, en ergens, in een verhaal, de opmerking van een derde dat deze gedichten toch eens uitgegeven moesten worden Wat dan nu is gebeurd als een 'daad van eenvoudige rechtvaardigheid' tegenover twee zeer dappere men sen. Henk Sneevliet werd gefusilleerd, Mien Sneevliet overleefde de kampen. Haar gedichten rijn. zoals de ■meeste verzetspoëzie uit die tijd. aangrijpende getui genissen van het feit dat poëzie mensen in de be- nardste omstandigheden troost en steun geeft. Is het niet vreemd dat iemand op de dag dat hem de liefste wordt ontnomen en op zó'n manier, troost vindt in het maken van rijmende strofen. Overigens: is het bij een 'beroeps'dichtér, een officiële dichter, zoveel an ders? Toch blijft het een fenomeen dat zovele mensen in de afschuwelijkste omstandigheden opeens verzen gaan maken - heel die verzetstijd is er een sprekend voorbeeld van. Het verschrikkelijke is datje weet dat onder de ergste clichés in woordgebruik en beeld spraak de grootste effende schuilgaat. Dat maakt ze juist zo aangrijpend. In het eerste verhaal, dat tevens de titelgever is. 'Een Geintje', vertelt Santen iets over rijn leven in het schoenmakersbedrijf van rijn vader. Een origi nele man. die met krijt op een stuk leer versjes schreef om klanten te lokken en die ook voor practi cal jokes zorgde. Die waar het hier om gaat, het geintje, is vermakelijk en onschuldig: hij had zijn zoon Sal op een hete dag om vis gestuurd naar de Albert Cuyp. en de jongen had een koopje meege bracht waar echter koppen en ingewanden nog aan zaten. Het stonk vreselijk en ze konden die afval niet in de winkel houden. De vader maakte toen een keu rig pakje voor een adres in de Tolstraat dat niet be stond. Dan stuurt hij zijn zoon met het pakje weg. Hij letterkundige kroniek door hans moet het ergens m de Tolstraat laten vallen en ze verkneukelen zich dat het als gevonden voorwerp eerst rondgedragen en later naar het politiebureau zal worden gebracht. Onder het papier, op het deksel staat nog: 'Ik heb er lak aan'. En lak zat er op het touw van het pak, een heleboel. Het muisje heeft nog een koddig staartje voor de jeugdige bezorger als hij te lang blijft rondhangen om te kijken wat er met het pakje gebeurt. Het verhaal 'Kinderdief speelt in de tijd toen Santen deurwaardersbediende was. Hij ver telt er onder andere in hoe hij een keer moest gaan 'aanplakken', een papier voor een executoriale verkoop op een deur moest gaan kleven. Hij schaamt zich daarvoor en gaat de mensen waarschuwen, wat weer niet wordt geapprecieerd: ..Een man deed open. bekeek me en zei: 'We hebben niks nodig'. 'Daar kom ik niet, voor' antwoordde ik gehaast en fluisterde'Ik moet bij u aanplakken. Maandag is er verkoping. U moet gauw op kantoor komen praten'. 'Waarover?' 'Over een regeling'. 'Die stofzuiger heb ik al lang betaald', antwoordde de man. 'Maar niet de kosten van de rechtszaak en van het beslag', zei ik. Afbetalingsmaatschappijen. Zwendelaars zijn het. En nou kom jij me waarschu- wen. Waarvoor eigenlijk? Word ik daar een cent be ter van?' Ineens voelde ik me onzeker 'Als u het eraf haalt zien de buren het niet' mompelde ik zonder overtuiging. 'Ze mogen vooral mijn schande niet ont dekken' snauwde hij me toe. In het halfdonker kon ik zijn gezicht nu beter zien. Zorgelijk, verdrietig. Een meisje van een jaar of zes was bij hem komen staan en hield hem aan zijn broek vast. 'Vooruil, naar je moeder jij' en hij gaf haar een klap. Huilend ver dween ze in de huiskamer. Toen kwam de vrouw er bij. 'Wat is hier aan de hand?' 'Ze willen bij ons aan plakken' 'Van die deurwaarder' 'Ja'. 'Hij?' 'Ja'. 'En dat komt-ie vertellen? Om ons te treiteren zeker'. 'Nee mevrouw' zei ik haastig, 'dan kan u hel er af halen' 'Mag dat dan?' 'Nee', antwoordde ik. 'maar als niemand het ziet'Jij weet het dan toch?' 'Maar ik ga meteen iceg als ik het heb aangeplakt'. 'Kom mee naar binnen' zei de vrouw en greep haar man bij de schouder. 'Hij luist ons erin'." ipp 25). Een andere maal wordt hij er mee belast een jongetje bij de moeder weg te halen, zijn baas beveelt hem dal hij het kind al vast mee naar buiten moet nemen: .Op de trap kon ik hem geen hand geven. Lilde hem en hij hing als een loden gewicht om mijn nek, totdat ik bijna stikte. Buiten zette ik hem neer. 'Ik vil niet naar papa' zei hij zacht en herhaalde het au- omatisch. 'Waarom dan niet?' vroeg ik. 'papa is toch jok liep' 'Hij slaat me altijd'. We stonden zwijgend lij elkaar. Wat ben je lang tegenover zo'n jongetje, lacht ik. twee hoofden groter Toen wilde hij zich los- -ukken, trapte tegen mijn scheenbeen tot de tranen n mijn ogen kwamen. Ik schudde hem door elkaar Rotjongen' beet ik hem toe. Hij scheen te kalmeren '.n diep na te denken. 'Dan bent u de kinderdief nompelde hij verbaasd en het was alsof hij een ont- iekking deed. Zwijgend stonden we naast elkaar, iand in hand. Een ogenblik keek hij schuchter naar nij omhoog. Ik hield hem niet langer vast. doch hij larzelde. zoals een diertje eerst niet weet wat het noet doen als men het de vrijheid hergeeft. Toen ■ende hij weg, keek nog een keer om. holde steeds ;erder bij mij vandaan, terwijl ik hem nastaarde tot lij voorgoed uit mijn gezichtsveld was verdwenen', pp. 33134 'Sallie Wegloop' bevat het relaas van rijn belevenis sen als vergader-stenograaf in ae provincie. Het ver taal is erg amusant, maar het heeft ook een uitste kende. navrante pointe. 'De rode burcht' tenslotte, is jen reeks voortreffelijk getekende episodes uit het leven op een grote krant. Het allernieuwste werk van Sal Santen staat in de laatste Maatstaf-aflevering .mei/juni), het is een vrij lange novelle. 'Het bokkie'. weerom een oude jeugdherinnering: hoe de schrijver als veertienjarige jongen naar een Paaskamp van de AJC ging. Sal Santen: Een geintje, verhalen. Arbeiderspers Amster dam; Maatstaf mei/juni 19*6. Arbeiderspers, Amsterdam. „Het aantal kunstenaars, dat een be roep doet op de Beeldende Kunste naars Regeling (BKR), stijgt onrust barend. Sinds 1964 (300) is dit aantal met ruim 1450 toegenomen; aange nomen wordt dal er jaarlijks gemid deld nog eens 400 „nieuwe" BKR- kunstenaars bijkomen. Opgepast moet worden dat niet steeds meer „randfiguren", die zich het etiket van kunstenaar hebben opgeplakt, gebruik van de regeling gaan ma ken." Dit zegt Hans Paalman >441. directeur van het Stedelijk Museum van Schiedam en vice-voorzitter van de centrale commissie complementaire arbeidsvoorziening beeldende kun stenaars. in het weekblad van de Vereniging van Nederlandse Ge meenten. Hij acht het van groot belang dat de gemeentebesturen hun adviescom missies zorgvuldig samenstellen zo dat door zorgvuldige selectie het niet kan voorkomen dat de zeer posi tieve kanten van de regeling, name lijk het in staat stellen van de bona fide kunstenaar om zich te manifes teren ook in tijden van stagnerende verkoop en gebrek aan opdrachten, niet in het gedrang komen. Zo'n adviescommissie van een ge meentebestuur bestaat uit twee ver tegenwoordigers van het gemeente bestuur. drie beeldende kunstenaars benoemd op voordracht van de lan delijke of plaatselijke kunstenaarsor ganisaties. drie deskundigen op net gebied van de beeldende kunst en een vertegenwoordiger van het rijks- consulentschap complementaire ar beidsvoorzieningen van het ministe rie van sociale zaken, Oorzaken De sterke toename van het aantal BKR-kunstenaars is volgens Paal man ook te wijten aan het gebrek aan financièle mogelijkheden dal het ministerie van CRM biedt. Er ontbreekt vanuit CRM een „reeel kunstbeleid". Het zeer grote percentage van de be roepsmatig werkende beeldende kunstenaars, dat bij voortduring een beroep op de regeling moet doen, duidt er op dat het functioneren van de kunstenaar als een volwaardig lid van de samenleving nog geenszins een feit is. Andere oorzaken van de grote stijging van net aantal BKR- kunstenaars rijn: - het verminderen van het aantal les uren bij het middelbaar onderwijs waardoor steeds minder kunstenaars in hun levensonderhoud kunnen voorzien door lesgeven in expressie vakken: - het advies van de Beroepsvereni ging van beeldende kunstenaars 'BBKi na de kunstenaarsactie in 1969 om de selectienor— =--• ting tot de BKR it L'it allerlei uitspraken van de minis ter van CRM is gebleken dat er voor lopig geen oplossing vanuit dit mi nisterie is te verwachten, die een ga rantie zou bieden voor het levenson derhoud en de voortzetting van de artistieke werkzaamheden van de beeldende kunstenaars. Het Ls dan ook de overtuiging van Paalman, die voorde gemeente Haar lem ook deskundige is. in de plaatse lijke commissie complementaire ar beidsvoorziening beeidende kunste naars. dat. zolanz er geen alomvat tend kunstbeleid van CRM is. de BKR nodig zal blijken en zal moeten blijven beslaan. De overheid, zo vindt Paalman, heeft de plicht om beeldende kunstenaars het werken mogelijk te maken. Maar de toepassing van de BKR moet we) verantwoord zijn en niet oneigenlijk worden gebruikt o? uitgehold. Daarom „dient men bij de toelating tot de regeling zeer bedachtzaam en selectief te zijn. zeker wanneer het jonge kunstenaars betreft". De adviescommissie moet op basis van het atelierrapport en het voor gelegde werk een duidelijke uit spraak doen. Het moet een uitspraak allereerst op artistieke gronden zijn. „Ook al is de BKR primair een so ciale regeling aldus Paalman, ..bij opname in de BKR moet het artis tieke element prevaleren boven het

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 21