„IK HOU NIET VAN
DIE HOCUS-POCUS
Aantal
contraprestanten
stijgt 'onrustbarend'
[PZCA
Marius Hendrik Weststrate, soigneur
HANS PAALMAN:
ZATERDAG 19 JUNI 1976
aterdagkrant
21
Hij lijkt een beetje op wereldkam
pioen wielrennen Hennie Kuiper.
Wat uiterlijk betreft dat ponykap
sel), maar ook dat nuchtere, dat
afstandelijke. Wie kent hem eigen
lijk: Marinus Hendrik Weststrate,
sportmasseur uit Wemeldinge.
Weststrate houdt zich alweer een
kleine vijftien jaar bezig met
vooral de wielersport in Neder
land. Hij is begonnen met het mas
seren van voetbalbenen en ook
nam hij weieens het onderstel van
een Zeeuwse schaatser onderhan
den.
In de wielerwereld kreeg hij zo
halverwege de zestiger jaren echt
die erkenning, waarvan hij in stilte
al zo lang gedroomd had.
Maar wie kent hem buiten de
Zeeuwse wielersportwereld om?
Niemand, want Marius Weststrate
is te vergelijken met een circus
knecht, die voor het circus onmis
baar is. maar toch eigenlijk alleen
maar werk achter de schermen
verricht. Zeker in het wielercircus
zal de masseur nooit en te nimmer
op de voorgrond treden. De roem is
alleen weggelegd voor de renners
én in sommige gevallen de ploeg
leider. En haalt de masseur (soig
neur heet hij trouwens in de wieler
sportde krantenkolommen wél.
dan is er iets niet in de haak. Dan
gaat het om doping, of om een an
der schandaal...
polder intrek om kruiden te verzame
len voor weer nieuwe zalfjes en
drankjes. Ik ben die Van de Moosdijk
niet. ik hou niet van die hocus-
pocus."
Jarenlang combineerde Weststrate
de sport en zijn werk voor dat Mid
delburgse bedrijf. Toen daar wat per
soneel moest afvloeien 'begin van dit
jaar) was Marius Weststrate een van
de eerste mensen die voor ontslag in
aanmerking kwam. Steeds was toe
gestaan dat hij. soms weken achter
een. weg was met de wielrenners.
Dat was meestentijds in dienst van
de profploeg van de benzinemaat
schappij Frisol uit Dordrecht. Nu kon
dat niet langer: Weststrate stond op
straat. Gemakkelijk heeft de sports
masseur het er niet mee.
Weststrate: ..Toen ik zonder werk
kwam. heb ik direct gezegd „Ik wil
werken, hoe dan ook, dus het lag voor
de hand dat het de wielersport zou
worden. Maar we konden geen over
stemming bereiken. Eerst niet bij
Frisol en later niet bij TI Raleigh.
Begrijp me goed. er is nooit over geld
gepraat: het ging mij in de eerste
plaats om de sociale zekerheden en
die wilden ze me gewoonweg niet ge-
Soigneurs zijn er nog maar een paar in
de Nederlandse wielersport. Soig-
neurs, die er hun dagtaak van kun
nen maken, wel te verstaan. De oor
zaak ligt niet bij het 'beulswerk' dat
van de verzorgers wordt verwacht,
maar doodgewoon bij het ontbreken
van de nodige financiële middelen hij
de wielerploegen. Een fabrikant geeft
liever tienduizenden guldens uit aan
een renner, die met de fabrieksnaam
op trui. broek, petje en andere kle
dingstukken voor het oog van de
„Wiclersport...ja, het is niet zo hoor, maar het wordt gezien als doping en
omkoping. Nou, je mag in mijn koffers kijken wanneer ik in de Tour de
France zit, ik heb niks bij me. Ik wil trouwens het risico niet nemen; in Bel
gië is er weieens gecontroleerd, je loopt zo tegen de lamp. Ik denk dat het
beter is om sommige mensen in de wielersport een beetje tegen zichzelf te
beschermen, want anders zou het in sommige gevallen zeker misgaan... De
jongens weten dat ik niks bij me heb en daarom vragen ze het niet, maar in
zo'n ronde heb ik m'n ogen natuurlijk ook niet in m'n zak. Ik zie die gezichten
en dan weet ik het wel... Maar als je mij nou vraagt hoe het zit met die do
ping,dan zegikui tdegrond van m'n hart: „Ik weethetniël".Inzo'nhotel behandel
ik Cees Priem, Don Allen en Gerard Kamper... datgebeurt in één kamertje. Water
in al die andere kamertjes in die hotels gebeurt..."
Marius Weststrate is 31 jaar. Jaren
lang heeft hij z'n aandacht verdeeld
over de wielersport én zijn dagtaak,
elektromonteur in dienst van een
Middelburgs bedrijf. In de zomer
maanden 'de Rondes', zoals de Tour
de France, de Ronde van Spanje, de
Ronde van Griekenland en die van
Joegoslavië. Dag in dag uit van hotel
naar hotel, koffers pakken, menu's
samenstellen en de renners masseren.
's Winters de 'zesdaagsen' op de win-
terbanen door heel Europa. Een leven
dat menigeen zou afschrikken: bijna
dag en nacht in de weer en slapen in
de zogenaamde rennerscabine in het
sportcomplex. En alleen ingewijden
weten dat zo'n cabine, aan de rand
van de piste waar de renners hun
rondjes draaien, verre van comforta
bel is. De soigneur maalt er niet om.
Hij staat zes dagen lang volledig in
dienst van de renners die hij tijdens
zo'n zesdaagse verzorgt. Marius
Weststrate heeft heel wat zesdaagsen
meegemaakt, met Zeeuwse topren-
ners als Cees Priem en Kees Bal.
Marius Weststrate woont in Wemel
dinge; hij is er ook geboren. Een
christelijke familie met elf kinderen
(„Zeven meisjes..., maar Ik heb cr
nooit complexen door gehad."! De
liefde voor de wielersport was er al
snel.
„Destijds woonde er bij ons in de
straat iemand die aan wielrennen
deed en die volgde ik altijd naar de
koersen. Piet Tolhoek was het. een
neef van Ko. Ik was een jaar of
twaalf... Ik mocht zelf niet fietsen
vanwege de geloofsovertuiging van
m'n ouders, 's Zondags ging ik 's
morgens mee naar de kerk en dan 's
middags, na het eten. piepte ik er
tussenuit om naar het wielrennen te
gaan kijken. Maar op een gegeven
moment wilde ik gewoon meer dan
alleen maar supporter zijn. Ik had
wel coureur kunnen worden, maar ja,
ik raakte getrouwd en om dan nog te
beginnen... En toen leek het me leuk
om te gaan masseren. Ik ben het
gaan leren en ik kwam in contact met
Piet Liebregts en 'Smokkel', de vader
van Rinie Wagtmans. Van die man
nen heb ik het allemaal geleerd."
Over die begintijd zegt hij verder: „Ik
was echt helemaal groen. Ik ging. om
zo te zeggen, met een tandenborstel
de ronde in. 't Begon met de voetbal
hier en de doorbraak was omstreeks
'65 toen Jo de Roo hier begon te ko
men. Toen werd ik erkend. En er
kwamen er al snel meer. Piet Rent
meester weieens, maar ook Dies Kos
ten en Bart Zoet..."
Behandelkamer
Tientallen renners heeft Marius
Weststrate onder handen genomen.
Niet alleen in die hotelkamertjes tij
dens het 'grote rondewerk' of in de
nauwe cabine tijdens de zesdaagsen,
maar ook in het kleine aanbouwtje
van zijn woning in Wemeldinge. Het
doet denken aan de behandelkamer
achter de moderne bungalow van de
dorpsdokter.
Als Marius Weststrate zijn massage
kamer laat zien. zijn daar juist prof
Jan Raas 'uit 's-Gravenpolderi en
amateur Jaap Courtin (uit Heinkens-
zandl binnen gevallen. „Ze komen
hier vooral "s maandags wel vaker",
vertelt Weststrate, terwijl hij Courtin
deskundig bij de beenspieren grijpt,
„gewoon om een praatje te maken, of
om een afspraak te maken." Over de
Zeeuwse wielersportwereld en zijn rol
daarin zegt Weststrate: „Gezellig
hoor. 't kent mekaar allemaal. Er
komen er hier veel... je bent vertrou
wensman van die jongens eigenlijk
hè. Trouwens Jan Raas. Cees Priem
en al die Zeeuwen hebben dat stand
vastige... Ze hebben een eigen me
ning en ze laten zich niet leiden door
bepaalde mensen en daarom is Jan
Raas op dit moment ook gewoon
topcoureur. Hij laat zich niet onder
sneeuwen. Hij zegt: „Ik ga m'n eigen
weg en zo stippel ik m'n seizoen uit!
En dat heeft succes hè."
Fles olijfolie
De ontwikkelingen in de massagewe
reld hebben, sinds de zestiger jaren,
een fikse vlucht genomen. Weststrate
mijmert nog even over die beginperio
de: „Wat is er in al die jaren toch veel
meer bij komen kijken... Toen begon
je met een fles olijfolie en nu zit je
met al die zalfjes. Voor warmte, voor
bloeduitstortingen... Langzamerhand
staat die ontwikkeling trouwens weer
stijl. Écht nieuwe dingen gebruiken
we niet meer. Dat is ook helemaal niet
nodig. En zelf ga ik echt niet van alles
verzinnen om het allemaal zo lekker
mysterieus te maken. Geloof maar
niet dat ik op een zomerse dag de
foto- en filmcamera's verschijnt, dan
aan een masseur, die nooit in de be
langstelling staat Zo gaat dat in de
hedendaagse sportwereld- Ondank?
dat alles zou het voor Marius West
strate een enorme klap zijn. wanneei
hij dat soigneren zou moeten opgeven.
Want het is toevallig wel een stuk
van z'n leven.
Nauwkeurig zaakje
„Het is. bijvoorbeeld in een ronde,
niet alleen maar masseren hoor. Zes
tig tot zeventig procent van je dag
taak is anders. Koffers sjouwen,
prachtig zeker als het er vijfenveer
tig per dag zijn. En dan ravitaillering
klaarmaken. Dat aangeven zon
etenszakje tijdens de koers is een
nauwkeurig zaakje. Soms rit er wei
eens één te slapen of ze zitten met
zes man van je ploeg achterin het pe-
leton. Dan komt het wel voor dat je
twee of drie zakjes aan één man mee
geeft, die ze dan onder z'n ploeg
maats verdeelt. Je hebt- ook kans op
valpartijen bij die ravitaillering.
Pakken ze het aap en is de draad te
lang. dan slaat het zo in het
voorwiel en dan vallen er zo tien man
over elkaar heen. En dat heb jij dan
wel even veroorzaakt."
„De eerste dag in de tijdrit, vorig jaar
in de Tour de France, ben ik een half
uur bezig geweest met Cees Priem.
Met een pincetje heb ik toen steen
tjes van dat asfalt uit z'n been ge
haald Hij was gevallen. En de andere
dag won hij een etappe. Och. ik heb
de tijd gehad dat ik zenuwachtig was.
maar alleen van valpartijen heb ik
schrik. Dat is het ergste wat er is. Ik
zou me het liefste omdraaien. De
renners, die zien alleen dat spandoek
aan de finish, daar rijn het beroeps-
renners voor en die nemen risico's.
Weststrate zal het missen, dit jaar.
dat werk met de beroepsrenners. En
vooral in de dagen van de Tour de
France, zo eind juni. begin juli zal het
pijn doen. Dat wordt iedere dag alle
kranten kopen en de verslagen uit
pluizen. voorspelt hij. De Tour de
France.. Weststrate heeft hem hele
maal meegemaakt. „Zeker in de Tour
moeten de jongens flink eten. Want
het zijn mannetjes van 4000 calorièn
per dag hoor. Ik zie die mensen de
Tour ingaan en dan rijn ze nog prima
gezond, maar als ze terug thuisko
men. Ik zeg altijd; „Dan komt de
postbode langs en die levert ze via de
brievenbus af."
Manus Weststrate ls ervan overtuigd
dat de soigneur eigenlijk flink een
zaam ls. in de wielersport. Al die
soigneurs hebben hun eigen ideetjes
over de aanpak: sommigen hebben
hun geheimpjesen daardoor wor
den ze nog weieens al?, een soort ma
giër gekenschetst Het typeert West
strate dat hij zich van die myste
rieuze krachten in de sport' nik.-, aan
trekt. Hij gaat gewoon z'n eigen gan
getje, zonder kunstgrepen. En wil een
coureur na een dag hard fietsen een
.schep ijs op z'n bord. dan mag dat
best van de Wemeldlngenaar. Hij be
leefde en beleeft, het allemaal brood
nuchter.
„Ik probeer de mannen die ik onder
handen neem wclcens in een andere
richting. dan alleen maar die wie
lerwereld te duwen. Want altijd over
die sport praten is ook niet goed.
zeker niet als je er iedere dag hele
maal inzit. Maar dat valt niet mee
hoor... ze zijn er steeds mee bezig, die
wedstrijden en ook nog eens alle da
gen die trainingen... Ik probeer ze
juist te wijzen op de dingen, die na
de wielersport komen. Dat is ten
slotte één van de belangrijkste za
ken... Maar daaraan gaan veel wie-
Iermensen juist helemaal voorbij.."
:n paar jaar tijds heeft Sal Santen naam ge
maakt als schrijver van sterk autobiografisch ge
tinte verhalen ('Jullie is jodenvolk', 'Deze vijandige
wereld') en andere boeken, als 'Sneevliet, rebel' en
'Adios Companeros', politieke herinneringen. Een
'onverwacht schrijverschap' slaat er op de flap
tekst, is dat wel zo? Het zat er, als de verhalen in
derdaad autobiografisch zijn. en daar hoeft nauwe
lijks aan getwijfeld, altijd wel in. Erfelijk haast. En
Santen heeft waarachtig wel een goede opleiding
gehad in het schrijven, vooral als stenograaf geleerd
hoe het niet moet en hoe je de stijl van een ander
verbeteren moet. Het verhaal 'Sallie Wegloop',
waarover straks meer. getuigt er van. Ook zal zijn
langdurige ervaring bij een grote krant in Amster
dam beslist aan hem besteed zijn geweest.
Trouwens, er bestaat geen enkele officiële opleiding
tot schrijver, je bent het of je bent het niet. Je schrijft
goed of je schrijft slecht, je hebt wat te zeggen of je
hebt niets te zeggen. Wie goed schrijft en weinig te
zeggen heeft valt meestal niet direct door de mand,
wie slecht schrijft, en veel te zeggen heeft., is er beter
aan toe. maar het. gelukkigst rijn zij die goed schrij
ven en ook nog iets te zeggen hebben. Tot die laatste
groep behoort Sal Santen. In zo'n verhalenbundel als
'Een geintje' staan echt geen overtollige bladzijs en
zelfs weinig overtollige woorden. Wat hij vertelt is
waar. recht op de man af en steeds interessant. Nooit
denk je: wat leutert die vent toch. nooit kijkje geïrri
teerd of het zes bladzijs verder nóg steeds over het
zelfde oninteressante onderwerp gaat. Trouwens, dat
doet het bij Santen gegarandeerd niet. zijn verhalen
zijn meestal tamelijk snel. Het boek bevat tien verha
len die in twee groepen uiteenvallen. De eerste drie
geven indrukken van episodes uit heel verschillende
levensperioden van de schrijver, de laatste zeven ho
ren bij elkaar en handelen over 'De rode burcht', de
tijd die Santen doorbracht op het socialistische
krantencentrum in Amsterdam. Dan wordt het boek
afgesloten met een reeks 'Cel-gedichten van Mien
Sneevliet', geschreven maarCapril 1942 in het Huis
van Bewaring, Amstelveense weg te Amsterdam, na
haar arrestatie met Henk Sneevliet. Sal Santen is
met een dochter van Mien Sneevliet getrouwd, er
staat ook een portret van haar in het boek, en ergens,
in een verhaal, de opmerking van een derde dat deze
gedichten toch eens uitgegeven moesten worden
Wat dan nu is gebeurd als een 'daad van eenvoudige
rechtvaardigheid' tegenover twee zeer dappere men
sen. Henk Sneevliet werd gefusilleerd, Mien Sneevliet
overleefde de kampen. Haar gedichten rijn. zoals de
■meeste verzetspoëzie uit die tijd. aangrijpende getui
genissen van het feit dat poëzie mensen in de be-
nardste omstandigheden troost en steun geeft. Is het
niet vreemd dat iemand op de dag dat hem de liefste
wordt ontnomen en op zó'n manier, troost vindt in
het maken van rijmende strofen. Overigens: is het bij
een 'beroeps'dichtér, een officiële dichter, zoveel an
ders? Toch blijft het een fenomeen dat zovele mensen
in de afschuwelijkste omstandigheden opeens verzen
gaan maken - heel die verzetstijd is er een sprekend
voorbeeld van. Het verschrikkelijke is datje weet dat
onder de ergste clichés in woordgebruik en beeld
spraak de grootste effende schuilgaat. Dat maakt ze
juist zo aangrijpend.
In het eerste verhaal, dat tevens de titelgever is.
'Een Geintje', vertelt Santen iets over rijn leven in
het schoenmakersbedrijf van rijn vader. Een origi
nele man. die met krijt op een stuk leer versjes
schreef om klanten te lokken en die ook voor practi
cal jokes zorgde. Die waar het hier om gaat, het
geintje, is vermakelijk en onschuldig: hij had zijn
zoon Sal op een hete dag om vis gestuurd naar de
Albert Cuyp. en de jongen had een koopje meege
bracht waar echter koppen en ingewanden nog aan
zaten. Het stonk vreselijk en ze konden die afval niet
in de winkel houden. De vader maakte toen een keu
rig pakje voor een adres in de Tolstraat dat niet be
stond. Dan stuurt hij zijn zoon met het pakje weg. Hij
letterkundige kroniek door hans
moet het ergens m de Tolstraat laten vallen en ze
verkneukelen zich dat het als gevonden voorwerp
eerst rondgedragen en later naar het politiebureau
zal worden gebracht. Onder het papier, op het deksel
staat nog: 'Ik heb er lak aan'. En lak zat er op het
touw van het pak, een heleboel. Het muisje heeft nog
een koddig staartje voor de jeugdige bezorger als hij
te lang blijft rondhangen om te kijken wat er met het
pakje gebeurt. Het verhaal 'Kinderdief speelt in de
tijd toen Santen deurwaardersbediende was. Hij ver
telt er onder andere in hoe hij een keer moest gaan
'aanplakken', een papier voor een executoriale
verkoop op een deur moest gaan kleven. Hij schaamt
zich daarvoor en gaat de mensen waarschuwen, wat
weer niet wordt geapprecieerd:
..Een man deed open. bekeek me en zei: 'We hebben
niks nodig'. 'Daar kom ik niet, voor' antwoordde ik
gehaast en fluisterde'Ik moet bij u aanplakken.
Maandag is er verkoping. U moet gauw op kantoor
komen praten'. 'Waarover?' 'Over een regeling'. 'Die
stofzuiger heb ik al lang betaald', antwoordde de
man. 'Maar niet de kosten van de rechtszaak en van
het beslag', zei ik. Afbetalingsmaatschappijen.
Zwendelaars zijn het. En nou kom jij me waarschu-
wen. Waarvoor eigenlijk? Word ik daar een cent be
ter van?' Ineens voelde ik me onzeker 'Als u het eraf
haalt zien de buren het niet' mompelde ik zonder
overtuiging. 'Ze mogen vooral mijn schande niet ont
dekken' snauwde hij me toe. In het halfdonker kon ik
zijn gezicht nu beter zien. Zorgelijk, verdrietig. Een
meisje van een jaar of zes was bij hem komen staan
en hield hem aan zijn broek vast. 'Vooruil, naar je
moeder jij' en hij gaf haar een klap. Huilend ver
dween ze in de huiskamer. Toen kwam de vrouw er
bij. 'Wat is hier aan de hand?' 'Ze willen bij ons aan
plakken' 'Van die deurwaarder' 'Ja'. 'Hij?' 'Ja'. 'En
dat komt-ie vertellen? Om ons te treiteren zeker'.
'Nee mevrouw' zei ik haastig, 'dan kan u hel er af
halen' 'Mag dat dan?' 'Nee', antwoordde ik. 'maar als
niemand het ziet'Jij weet het dan toch?' 'Maar ik
ga meteen iceg als ik het heb aangeplakt'. 'Kom mee
naar binnen' zei de vrouw en greep haar man bij de
schouder. 'Hij luist ons erin'." ipp 25).
Een andere maal wordt hij er mee belast een jongetje
bij de moeder weg te halen, zijn baas beveelt hem dal
hij het kind al vast mee naar buiten moet nemen:
.Op de trap kon ik hem geen hand geven. Lilde hem
en hij hing als een loden gewicht om mijn nek,
totdat ik bijna stikte. Buiten zette ik hem neer. 'Ik
vil niet naar papa' zei hij zacht en herhaalde het au-
omatisch. 'Waarom dan niet?' vroeg ik. 'papa is toch
jok liep' 'Hij slaat me altijd'. We stonden zwijgend
lij elkaar. Wat ben je lang tegenover zo'n jongetje,
lacht ik. twee hoofden groter Toen wilde hij zich los-
-ukken, trapte tegen mijn scheenbeen tot de tranen
n mijn ogen kwamen. Ik schudde hem door elkaar
Rotjongen' beet ik hem toe. Hij scheen te kalmeren
'.n diep na te denken. 'Dan bent u de kinderdief
nompelde hij verbaasd en het was alsof hij een ont-
iekking deed. Zwijgend stonden we naast elkaar,
iand in hand. Een ogenblik keek hij schuchter naar
nij omhoog. Ik hield hem niet langer vast. doch hij
larzelde. zoals een diertje eerst niet weet wat het
noet doen als men het de vrijheid hergeeft. Toen
■ende hij weg, keek nog een keer om. holde steeds
;erder bij mij vandaan, terwijl ik hem nastaarde tot
lij voorgoed uit mijn gezichtsveld was verdwenen',
pp. 33134
'Sallie Wegloop' bevat het relaas van rijn belevenis
sen als vergader-stenograaf in ae provincie. Het ver
taal is erg amusant, maar het heeft ook een uitste
kende. navrante pointe. 'De rode burcht' tenslotte, is
jen reeks voortreffelijk getekende episodes uit het
leven op een grote krant. Het allernieuwste werk van
Sal Santen staat in de laatste Maatstaf-aflevering
.mei/juni), het is een vrij lange novelle. 'Het bokkie'.
weerom een oude jeugdherinnering: hoe de schrijver
als veertienjarige jongen naar een Paaskamp van de
AJC ging.
Sal Santen: Een geintje, verhalen. Arbeiderspers Amster
dam; Maatstaf mei/juni 19*6. Arbeiderspers, Amsterdam.
„Het aantal kunstenaars, dat een be
roep doet op de Beeldende Kunste
naars Regeling (BKR), stijgt onrust
barend. Sinds 1964 (300) is dit aantal
met ruim 1450 toegenomen; aange
nomen wordt dal er jaarlijks gemid
deld nog eens 400 „nieuwe" BKR-
kunstenaars bijkomen. Opgepast
moet worden dat niet steeds meer
„randfiguren", die zich het etiket
van kunstenaar hebben opgeplakt,
gebruik van de regeling gaan ma
ken."
Dit zegt Hans Paalman >441. directeur
van het Stedelijk Museum van
Schiedam en vice-voorzitter van de
centrale commissie complementaire
arbeidsvoorziening beeldende kun
stenaars. in het weekblad van de
Vereniging van Nederlandse Ge
meenten.
Hij acht het van groot belang dat de
gemeentebesturen hun adviescom
missies zorgvuldig samenstellen zo
dat door zorgvuldige selectie het
niet kan voorkomen dat de zeer posi
tieve kanten van de regeling, name
lijk het in staat stellen van de bona
fide kunstenaar om zich te manifes
teren ook in tijden van stagnerende
verkoop en gebrek aan opdrachten,
niet in het gedrang komen.
Zo'n adviescommissie van een ge
meentebestuur bestaat uit twee ver
tegenwoordigers van het gemeente
bestuur. drie beeldende kunstenaars
benoemd op voordracht van de lan
delijke of plaatselijke kunstenaarsor
ganisaties. drie deskundigen op net
gebied van de beeldende kunst en
een vertegenwoordiger van het rijks-
consulentschap complementaire ar
beidsvoorzieningen van het ministe
rie van sociale zaken,
Oorzaken
De sterke toename van het aantal
BKR-kunstenaars is volgens Paal
man ook te wijten aan het gebrek
aan financièle mogelijkheden dal
het ministerie van CRM biedt. Er
ontbreekt vanuit CRM een „reeel
kunstbeleid".
Het zeer grote percentage van de be
roepsmatig werkende beeldende
kunstenaars, dat bij voortduring een
beroep op de regeling moet doen,
duidt er op dat het functioneren van
de kunstenaar als een volwaardig lid
van de samenleving nog geenszins
een feit is. Andere oorzaken van de
grote stijging van net aantal BKR-
kunstenaars rijn:
- het verminderen van het aantal les
uren bij het middelbaar onderwijs
waardoor steeds minder kunstenaars
in hun levensonderhoud kunnen
voorzien door lesgeven in expressie
vakken:
- het advies van de Beroepsvereni
ging van beeldende kunstenaars
'BBKi na de kunstenaarsactie in
1969 om de selectienor— =--•
ting tot de BKR it
L'it allerlei uitspraken van de minis
ter van CRM is gebleken dat er voor
lopig geen oplossing vanuit dit mi
nisterie is te verwachten, die een ga
rantie zou bieden voor het levenson
derhoud en de voortzetting van de
artistieke werkzaamheden van de
beeldende kunstenaars.
Het Ls dan ook de overtuiging van
Paalman, die voorde gemeente Haar
lem ook deskundige is. in de plaatse
lijke commissie complementaire ar
beidsvoorziening beeidende kunste
naars. dat. zolanz er geen alomvat
tend kunstbeleid van CRM is. de
BKR nodig zal blijken en zal moeten
blijven beslaan.
De overheid, zo vindt Paalman, heeft
de plicht om beeldende kunstenaars
het werken mogelijk te maken. Maar
de toepassing van de BKR moet we)
verantwoord zijn en niet oneigenlijk
worden gebruikt o? uitgehold.
Daarom „dient men bij de toelating
tot de regeling zeer bedachtzaam en
selectief te zijn. zeker wanneer het
jonge kunstenaars betreft".
De adviescommissie moet op basis
van het atelierrapport en het voor
gelegde werk een duidelijke uit
spraak doen. Het moet een uitspraak
allereerst op artistieke gronden zijn.
„Ook al is de BKR primair een so
ciale regeling aldus Paalman, ..bij
opname in de BKR moet het artis
tieke element prevaleren boven het