Elk podium nog steeds
een stukje verboden terrein
Neem mij terug Suriname
18 1
HET GELOOF
VAN DE
ENKELING
EN
VAN DE KERK
DANIEL WA YENBERG
PZC/zaterdagkrant
ROMANDEBUUT VAN ASTRID ROEMER
Nog steeds
paasfeest?
Ge,
ii enkel geluid kwam uit de so
listenkamer. Zonder twijfel concen
treerde de meester zich. De ogen
dicht Het notenbeeld van Rachma-
ninofTs tweede concert haarscherp
voor ogen. Afgesloten voor de bui
tenwereld. Toch klopte iemand aan.
De meester moest naar het podium.
De deur week. Daniël VVayenberg lag
op zijn knieën over grote vellen pa
pier gebogen, vol krabbels van
werktekeningen. „Dat zijn schema's
voor de beveiliging van mijn model
spoor".
Veel van dit soort verhalen zijn over
de in Parijs wonende Nederlandse
pianist in omloop. Zijn hartstocht
voor het flipperspel. zijn schaakma
nie, zijn treinen-tic, zijn fotohobby,
zijn passie voor het voetbal.
„Het is wel gebeurd dat we bij mij
thuis kwartet speelden, terwijl Daniël
in de andere kamer naar het voetbal
len zat te kijken. In de rust kwam hij
bij ons en moesten we het pianotrio
van Schumann spelen", vertelt Jan
Willem Loot. directeur van het Over
ijssels Philharmonisch Orkest.
„Nederland, heeft negen provinciale
orkesten, en bij elk orkest kom ik
heel graag steeds weer terug", zegt
Wagenberg zelf. En hij zeult overal
zijn fotoapparatuur mee. „Altijd is er
wel een vrije ochtend of middag
waarop er geen repetitie is. Dan blijf
ik niet op mijn hotelkamer zitten.
Dan trek ik de stad in of ik ga naar
kleine plaatsen in de omgeving, waar
geen toerist komt. Je ziet er de meest
fantastische dingen: schitterende
kerkjes, prachtige architectuur. Dan
schiet ik een plaatje. Terug in Parijs
maak ik er een audio-visuele show
van. Met een synchronisator op de
taperecorder en een mixerpaneeltje".
Rusland
Hij werd 46 jaar geleden geboren uit
een Russische moeder, violiste,
werkzaam aan het conservatorium
van het toenmalige St.-Petersburg,
en een vader die journalist was bij
het Soerabaya's Nieuwsblad. „Die
spelletjeswoede komt van het Russi
sche element in mijn bloed. Ik ben
voor elk spel te strikken. Als ik zelf
maar actief kan zijn. Schaken, mo
nopolie, halve nachten. Maar spelen
voor geld hoeft voor mij niet".
Spelen voor geld doet hij op de plano,
En wel op een manier die hem we
reldfaam heeft gegeven. „Ik ben in
Parijs geboren. Op mijn zeventiende
ben ik teruggegaan om er te studeren
bij Marguerite Long. Zij was nog een
vriendin van Debussy. Ravel en Fau-
ré. Na de oorlog richtte ze haar eigen
school op. Parijs ben Ik altijd trouw
gebleven. Ik heb een huisje even bui
ten de stad met een flinke tuin erom
heen, zodat ik 's nachts ongestoord
kan studeren In de solistenbranche
maak je veel late uren. Ik studeer ze
ven uur per dag, maar niet achter el
kaar, want dan verkramp je. Het pia
nospelen is een zware fysieke inspan
ning".
„Ik heb een lange aanloopperiode
gehad. Van mijn zeventiende tot mijn
twintigste zat ik altijd bij orkestcon
certen. Het was een droomwens om
ooit bij die orkesten piano te mogen
spelen. Het duurde drie jaar voor die
droomwens vervuld werd. Maar de
invloed doet zich nog steeds gelden,
want telkens als ik nu bij een orkest
mag spelen, realiseer ik me dat ik op
verboden terrein ben. dat niet meer
verboden is".
„Die carrière van mij is heel lang
zaam gestart. In het begin ben je on
bekend. Dan word je niet gevraagd.
De doorbraak kwam pas toen ik de
prijs van de Stad Parijs behaalde.
Dat is ruchtbaar geworden. Als je
eenmaal voet aan de grond hebt,
krijg je uitnodigingen, en als je dan
het geluk hebt met grote dirigenten
te mogen spelen, dan kom je wel ver
der. Dan wordt er over je gepraat".
Gezelligheid
„ik ben een echt gezelligheidsmens,
dat erg gemakkelijk contacten
maakt op menselijk gebied en erg
moeilijk op zakelijk gebied. Zonder
moeite kan ik tot drie uur in de
nacht zitten praten over fotografie,
voetballen of high fidelity, maar ik
zou er geen munt uit kunnen slaan.
Dat vind ik misbruik maken van een
vriendschap. Ik vind het vreselijk
om een directeur, waarmee ik uren
prettig heb zitten kletsen, voor een
gewetensconflict te zetten. Dat doe
ik niet".
„Een van mijn grootste voldoeningen
is het om meteen teruggevraagd te
worden. Dat is het bewijs dat ze je
werk waarderen. Vorige zomer ge
beurde dat in Engeland. Na jaren
speelde ik weer eens onder Sir Char
les Groves in Liverpool, bij een uit
stekend orkest. Na afloop zegt Sir
Groves: je bent hier een tijd niet ge
weest. Dat zullen we voortaan maar
eens proberen te vermijden. Van de
zomer ga ik dus weer naar Liver
pool".
„Op den duur heb je een naam te ver
liezen. Je mag geen wanprestatie le
veren. Daar moet je voortdurend
waakzaam op zijn. Het gevaar is toch
levensgroot. Een zeker aantal con
certen wordt telkens weer gevraagd.
Zeg: het tweede van Rachmaninoff.
Dat heb ik ontelbare malen gespeeld.
Het gevaar zou erin kunnen zitten,
dat je denkt: nou ken ik het wel, ik
kan het op routine spelen. Dat mag je
nooit doen. want dan komen er gega
randeerd ongelukken. Je kunt hoofd
pijn hebben, niet gedisponeerd zijn,
de zaal is te droog of te vochtig, er
zijn echo's, er klapt een deur dicht, er
kan van alles gebeuren. Duizenden
oorzaken die je uit je concentratie
kunnen halen. Als je dan op je rou
tine speelt, ga je de mist in. Want dan
ken je een concert maar half'.
Avontuur
„Het spelen van een concert is voor
mij altijd een avontuur. Het is geen
twee keer gelijk. Een concert is geen
grammofoonplaat. Het contact met
het publiek speelt er ook een rol bij
die je niet moet onderschatten.
George Szell van het Cleveland-
orkest heeft een gulden regel die ik
tot de mijne heb gemaakt; hij zegt:
meneer Wayenberg, elke uitvoering
moet de eerste zijn".
„Szell is overigens de enige van wie ik
aanvaard dat hij „meneer" tegen me
zegt. Voor ieder ander ben ik gewoon
Daniël, of Daan of Danny. Met talloze
orkesten in de wereld heb ik ge
speeld. In elk orkest zit wel iemand
met net zo'n tic voor mechanica als
ik. Daar praat ik dan soms uren mee.
Of ik hang achter het podium rond;
praat wat met de brandweerman.
Want ik ben geen man die zich uren
lang gaat zitten concentreren in de
solistenkamer. Dat zou ik niet kun
nen. Ik concentreer me pas een paar
minuten voor het concert begint. Van
concentratie word je moe. Het is een
extra inspanning. Ik ontspan me lie
ver, en ik hou me met iets heel anders
bezig. Met dat schema voor beveili
ging van mijn modelspoorbaan bij
voorbeeld".
„Benny, iedere Surinamer heeft het
moeilijk hier in het begin. Je moet
gewoon even doorzetten. Geloof dat
het beter wordt, want de weg terug
naar Suriname is nog moeilijker", lp.
33)
Ho,
wel ik een zeker zwak heb voor de
roman "Neem mij terug Suriname' van
Astrid Roemer kan ik dat moeilijk verde
digen. Het boek is niet al te best geschre
ven, het is af en toe nauwelijks Nederlands.
Het verhaal isp rommelig, tamelijk lar
moyant en soms wel wat dom. Daarbij is
het boek ook nog slecht gedrukt, een slor
dige lichtdruk met ingetekende komma's
en andere leestekens, weglopende regels;
het staat stampvol drukfouten (de pagina
errata 212 is gemakkelijk met nog een blad
aan te vullen). Kortom: wie onvriendelijk
wil zijn, of zelfs doodgewoon de waarheid
wil zeggen, kan zonder meer beweren dat
dit een tamelijk onbeduidende voddig uit
gegeven productie is. Maar wie dat doet
gooit met het badwater ook het kind weg:
deze roman heeft ondanks al zijn tekort
komingen iets ontwapenends, eerlijk, fris
en poëtisch, en het zou me niet verbazen
wanneer Astrid Roemer na dit debuut met
een echt heel goed boek zou komen. (Ze
heeft al een dichtbundel en een essay op
haar naam).
Het is bovendien een van de weinige mo
derne boeken uit de West waarin het mense
lijke drama voorop staat, en niet de poli
tiek. Hoewel de hoofdfiguur, de jonge Suri
namer Benny Mussendijk naar Nederland
komt en daar anderhalf jaar blijft vóór hij
zijn kreet slaakt 'Neem mij terug Suriname'
speelt de politiek daarbij een zeer onderge
schikte rol: Benny kwam naar Nederland
om zuiver persoonlijke redenen, en hij wil
door privéverwikkelingen ook weer terug.
Hij wordt ons getekend als een doorsnee-
Surinamer, hij zegt zelf ergens dat hij 'pre
cies op elke neger lijkt' Hij is groot en
sterk, knap, heel zwart en vriendelijk,
goedmoedig van aard. Vrouwen mogen hem
graag, zowel zwarte als blanke. Maar hij
heeft een grote stommiteit begaan. Hij had
een goede kantoorbaan in Suriname, en was
er drie jaar verliefd op Silvia, een neger
meisje. dat op hetzelfde kantoor werkte.
Silvia houdt eigenlijk van een ander, en op
een dag wil zij hun relatie toch liever ver
breken. Benny kan dit niet verkroppen, er
volgt een afschuwelijke scène, waarbij hij.
in wanhoop en in razernij, Silvia verkracht.
Hij heeft daar onmiddellijk vreselijk spijt
van, maar het is gebeurd, en Silvia spreekt
een vervloeking over hem uit „Je zult hier
voor boeten Benny! De trouw die je wilt zul
je nooi(^krijgen, nooit!" Dit was de reden
dat Benny uit Suriname weg wilde, en het is
een sterk, en ook origineel uitgangspunt
voor de vertelling. Wat dan volgt, is minder
aanvaardbaar. Benny had een iets oudere
boezemvriend, Arti (die ook al Mussendijk
blijkt te heten), die hem voorafgegaan was
naar Nederland, in Rotterdam studeerde,
en een auto had. Volgens de verhalen dan.
Aan deze vriend heeft Benny zich in zijn
verwachtingen erg vastgeklampt. Maar
wanneer hij op Schiphol arriveert is er geen
Arti om hem af te halen, en dan volgt een
nogal onmogelijk relaas: hoewel Arti in Su
riname nogal een meisjesgek was (later
blijkt zelfs dat hij een dochter heeft bij een
nicht van Benny) en ook aanvankelijk in
Rotterdam weer een meisje had (blank), is
hij geheel op de homosexuele toer gegaan,
uitgerekend met de man die ook Benny op
Schiphol oppikt om hem dan maar naar
familie in Utrecht te brengen. Het blijft een
hele poos voor de lezer verborgen (ook al
heeft die het dan al lang door) dat deze
Sjaak met Arti samen leeft, maar eer Benny
gewoon accepteert dat Arti is zoals hij is of
geworden is of altijd geweest is, worden er
nog al wat domme opmerkingen gemaakt,
zo in de trant van homo's en hoeren zijn ook
mensen. En de hoeren komen straks opdra
ven. Kortom, dat is, in zijn uitwerking al
thans, een erg zwakke schakel in het boek.
Ve,
f eel beter is Benny's leven en neergang in
Nederland getekend. Volkomen aanvaard
baar, en intens triest. Hij komt in huis bij
familieleden die in een a-sociale wijk in
Utrecht moeten leven en zich daar erg voor
schamen. Ze verdienen goed, houden geld
over, maar hun behuizing is erbarmelijk.
Benny vindt geen werk, hoevele malen hij
ook solliciteert. De eerste maal (hij heeft
behoorlijke diploma's) had hij niet vermeld
dat hij Surinamer en zwart was, hij wordt
opgeroepen, maar hij krijgt de baan niet om
die redenen. Het geeft hem een knak. Tien
tallen andere sollicitaties lopen op niets uit
Zijn spaargeld raakt op. en hij zakt af naar
het milieu waar in drugs gehandeld wordt,
en gestolen. Hij doet het nog niet zelf, maar
hij ziet de mooie modieuze kleren van die
jongens, gaat naar feesten. Dan komt die
mysterieuze Sjaak weer eens opduiken, en
deze bezorgt via zijn relaties Benny werk in
Amsterdam Keurig werk in een reisbureau,
daar niet van, maar toch komt Benny in een
louche milieu terecht, en wel doordat hij in
Amsterdam zijn intrek neemt bij zijn nicht
Wiene (dezelfde die een kind van Arti blijkt
te hebben) wier 'man' Frank in allerlei ver
dachte zaken verwikkeld is. Ze leven er ge-
weldig goed van, Benny heeft het er naar
zijn zin, maar het wordt zijn ondergang In
een periode dat Wiene en Frank voor hun
duistere praktijken in Duitsland vertoeven
brengt Franks broer, Carlos, een pooier, zijn
twee hoeren onder in het huis. Zelf moet hij
ook voor geruime tijd het land uit. De
vrouwen heten Netty en Joke en ze be
schouwen Benny nu als hun pooier. Ze dra
gen aan hem hun verdiensten af, of hij wil of
niet, vragen zijn bescherming, en zo. tegen
wil en dank, wórdt Benny pooier. Hij verzet
zich vergeefs. Op Netty, die op alleronge
lukkigste wijze in dit leven verzeild geraakt
is, raakt hij zelfs erg gesteld. Er zijn nog
meer vrouwen en meisjes in zijn leven, één
van hen, een aardige studente wijst- hem
echter af als ze er achter komt dat hij pooier
is: 'ik haat pooiers' Hij is er kapot van,
verwijt Netty dat zij, de hoer tegen wil en
dank, hem tot pooier tegen wil en dank
heeft gemaakt. En dan ontwikkelt zich de
idyll^ tussen de hoer Netty en de pooier Ben
ny. Ze zullen hun leven herbeginnen, zui
ver en opnieuw en enkel voor elkaar. Met
kerstmis zullen ze trouwen, ze richten hun
huis in, zijn gelukkig, doch dan duikt Carlos
opnieuw op, om zijn twee hoeren op te ei
sen. Het loopt fataal af, te gruwelijk voor
woorden, en Astrid Roemer heeft dan ook
meer gesuggereerd dan uitgebeeld hoe de
vloek van Silvia nawerkt: Benny krijgt de
vrouw niet van wie hij houdt. Het slot is nog
al melodramatisch, met zelfs een nagelaten
kaartje van de vermoorde Netty op tafel,
'Voor mijn Bruidegom' waarin ze hem, als
huwelijksgeschenk, zegt dat ze zwanger is.
Na dit drama keert Benny gebroken terug
naar zijn vaderland Uitgehold door Hol
land. Suriname moet hem vullen Als hij in
Zanderij aangekomen is, ziet hij zichzelf
staan ais pooier Benny; „Koele tropenwind
waait hem naar het hart. De zon breekt
open: zijn ogen, zijn neus, zijn oren, zijn
mond en hij gilt: Vul mij Suriname! Vul mij!
Neem mij terug, Suriname".
Z o eindigt deze merkwaardige roman. Het
verhaal is erg verbrokkeld verteld, met her
nemingen en flash-backs; sommige stukken
moest ik verscheiden keren herlezen om te
begrijpen waar ze op sloegen of in pasten.
Maar ondanks de vele bezwaren die ik in
het begin al opperde, heeft dit eenvoudige
boek toch wel een boodschap. Benny Mus
sendijk mag een fictieve figuur zijn. ont
sproten aan de fantasie van Astnd Roemer,
hij is toch volkomen aanvaardbaar, een
jongeman van goede wil die door zijn harts
tochten en door de omstandigheden ver
malen wordt tot pulp. Holland of geen Hol
land. Suriname of geen Suriname, zwart of
blank, het is, over alle grenzen en tegenstel
lingen heen weer eens grondig mis. Hij is
gewoon een van ons.
Astrid Roemer Neem ml) terug Suriname,uitgeven) Pres-
sag, Den Haag.
„Laten wij derhalve feestvieren, niet
met oud zuurdeea1 Korintiërs
5:8.
Drie weken geleden alweer, het Paas
feest van dit jaar! En mórgen dan?
Waarom komen christenen dan weer
bij elkaar? Dat heeft toch alles met
Pasen te maken? Dan wordt toch
wéér de dag van Christus' opstan
ding gevierd? En de dagen daarna
dan? Is er geen verband tussen het
Paasfeest van drie weken terug en
die alledaagse dagen? Och ja. één
keer per jaar Pasen is erg plezierig,
maar elke zondag zelfs elke
dag dat is toch wel wat veel van
het goede!
De mensen in Korinte zagen het blijk
baar ook niet zo. met die verbinding
tussen Pasen en het gewone leven van
elke dag. Dat moetje maar gescheiden
houden. Paulus moet nogal wat ver
keerde dingen aanwijzen, die maar
moeilijk te rijmen zijn met Pasen.
Paulus vergelijkt dat met oud zuur
deeg. En daarmee herinnert hij aan
het Paasfeest, zoals dat in de huizen
van de Israëlieten werd gevierd. Vóór
het feest moest het huis met bezemen
worden gekeerd. Er mocht geen
snippertje oud zuurdeeg overblijven.
Oud zuurdeeg is een zuur geworden
rest van oud deeg, dat als gist kan
dienen. Maar op het Paasfeest moet
een nieuw begin worden gemaakt en
dan moet het oude zuurdeeg grondig
worden leeggeruimd.
Dat moeten de christenen in Korinte
nu ook doen Er zijn een heleboel
dingen, die gewoon niet kunnen in
een gemeente, die Paasfeest viert, die
weet heeft van het nieuwe leven. Doel
het oude zuurdeeg weg. Keert de
zaak met bezemen! Niet in een hoekje
vegen, of de rommel ergens in een
kast mikken, nee. wég ermee' Wég
met het verkeerde, dal het een chris
ten moeilijk maakt feest te vieren, te
blijven vieren!
Maar wie kan dat opbrengenIs dat
de moeilijkheid? Maar. zegt Paulus,
gij zijt immers ongezuurd! Christus
heeft het immers al lang in orde ge
maakt In Hém bent u toch heel wat
Wéést dan, wat u in Christus al bent!
G. den Heeten,
Vlissingen.
De psalmen die in de bijbel staan en
in de kerk gezongen zijn, worden wel
eens verdeeld in persoonlijke liede
ren en gemeentegezangen. Wanneer
we zo het psalmboek doorlezen, lijkt
dat een redelijke verdeling. Liederen
die uit het hart van een enkeling zijn
opgeweld om voor het aangezicht
des Heren uit te gieten al wat hem
benauwt, datgene waarmee hij zit en
waarvoor hij zo geen oplossing ziet.
Ook datgene wat hem vertroost en
versterkt op zijn levensweg, wat
hem een blijdschap is en waarom hij
zijn geloof uitzingt. Neem bijv. de
psalmen 22 en 23. Ze dragen zeer
sterk dat persoonlijke karakter. Ze
zijn ook gesteld in de eerste persoon
enkelvoud. Mijn God, mijn God,
waarom hebt Gij mij verlaten? De
Here is mijn herder! Psalm 24 daar
entegen heeft een meer algemeen ka
rakter en bij de genoemde verdeling
wordt deze dan ook gerangschikt
onder de gemeentegezangen. In deze
psalm worden we herinnerd aan de
feesten van Israël, wanneer het volk
optrok naar Sion, de tempelberg in
Jerusalem. Deze psalm is een beurt
zang voor die feestelijke processie.
Ze is ontstaan als gemeentegezang.
Toch is deze redelijk lijkende verde
ling moeilijk vol te houden, want in
die persoonlijke liederen komt bijna
altijd wel iets voor van het grotere
geheel waarvan de enkele gelovige
zich een deel weet. In psalm 22 wordt
gezongen van het verkondigen van de
naam des Heren in het midden van
de gemeente en daarin wordt het
ganse nageslacht van Jacob opge
roepen Gods naam te verheerlijken.
Om nog één psalm verder te gaan
dan de genoemde; psalm 25 lijkt weer
zo'n persoonlijk lied. Ze is weer ge
steld in de eerste persoon enkelvoud.
Maar ze eindigt: O God, verlos Israël
uit al zijn benauwdheden. De enke
ling weet zich een deel van de ge
meente van Israël en hij spreekt dit
uit in die laatste zin. Daar komt nog
bij dat de liederen die zo'n persoon
lijke toon hebben, zijn opgenomen in
de liturgie van de gemeente van Is-
raél en later in de liturgie van de kerk
en daarmee zijn ze uitgeheven boven
het persoonlijke alleen. Wanneer we
zingen: Gods verborgen omgang vin
den, zielen waar zijn vrees in woont:
't heilgeheim wordt aan zijn vrinden
naar zijn vreeverbond getoond, kun
nen we die woorden zingen voor oni-
zelf, maar we kunnen ze ook zingen
met heel de gemeente. En daarom
gaat de onderscheiding tussen per
soonlijk lied en gemeentegezang ver
loren. In het psalmboek is moeilijk
een onderscheiding te handhaven
tussen het persoonlijke en gemeen
schappelijke.
Er is een tijd geweest dat er op het
persoonlijke karakter van het christe
lijk geloof nogal de nadruk werd ge
legd. Het is mijn geloof dat ik belijd!
Het werd ook niet meer vanzelfspre
kend geacht dat ieder door openbare
belijdenis als volwaardig lid in het
gemeente- en kerkverband werd op
genomen, zoals dat vroeger de ge
woonte was. Ik geloof wel, maar
waarom moet ik dan lid zijn van een
kerk? En waarom is het dan nodig
om, geregeld of niet. in de kerk te
komen? Hoevelen zijn er tegenwoor
dig niet die zich zelf rekenen tot de
radiogemeente en die gebruik maken
van het radiopastoraat, die in deze
tijd een niet te onderschatten rol ver
vullen. Daar kan men terecht met
zijn persoonlijke geloofs- en levens
problemen.
Gedurende de jaren van bezetting
leek het er op dat men de betekenis
van de gemeenschap weer had ont
dekt en daarmee ook de betekenis
van de gemeente en van de kerk.
Maar later is deze ontdekking voor
velen blijkbaar weer verloren gegaan.
Er is trouwens een raeuw geslacht
gekomen dat deze oorlogsjaren met
welbewust heeft beleefd. En zo ko
men de vragen opnieuw naar boven
welke de betekenis is van de ge
meente en van de kerk. Men ziet deze
niet zitten. De vraag komt opnieuw
op of de gemeente en de kerk voor de
enkeling in zijn geloof wel zoveel be
tekenis heeft. Het is een yraag bij
mensen die zich rekenen tot de disci
pelen, de leerlingen van Jezus van
Nazareth. Is het geloof alleen een
persoonlijke zaak en kan men de ge
meente en de kerk daarbij best missen,
sen?
Laten we niet denken dat dit in deze
tijd een tamelijk bijkomstige zaak is.
De laatste maanden is de kerk in
Rusland telkens weer in het geding
geweest. Dat is reeds het geval sinds
de brief van de twee russische pries
ters aan de assemblee van de Wereld
raad van Kerken. Die brief werd al
heel spoedig wereldkundig en ze
heeft in Nairobi een niet geringe in
vloed gehad. Daarin werd het russi
sche bewind aangeklaagd wegens
kerkvervolging. Die brief heeft voor
de nodige beroering gezorgd en de
laatste maanden wordt het bureau
van de Wereldraad van Kerken te
Genève overstelpt met brieven en
briefkaarten waarin verteld wordt
dat er in het russische paradijs hele
maal geen sprake is van geloofsver
volging. dat daar een ieder volkomen
vrij is in zijn geloofsovertuigingen.
Dat is vastgelegd in de grondwet.
Voor het atheïstische marxisme mag
dan geloof in God een waandenk
beeld zijn, maar wil iemand persoon
lijk dit aanhangen, dan is hij daarin
vrij Maar iets anders is of hij dit ge
loof wil overdragen op anderen en
een gemeente, een kerk wil stichta
Geloof is „Privatsache" was ook 6
leer van het Nationaal Socialisme.!:]
dit zo maar uit elkaar te halen, k
geloof van de enkeling en het gek
van de kerk? Is het waar dat eenj
lovige de gemeente, de kerk kan c,
sen?
In „Kerk en Wereld", het officiële
gaan van de Vereniging van Vriji
nige Hervormden in Nederland^,
deze vraag de vorige maand, inb
nummer van 9 april, ook aangea
den. Nu zijn de vrijzinnigen over a
algemeen nog al individualistisch;
gesteld. Dat is altijd een van Ej
kenmerken geweest. Daarom trofc.
te meer de inhoud van dit numiK
dat eigenlijk helemaal was ingests
op de gemeente en de kerk. De
leiding tot dit themanummer la
in de openbare belijdenis en tu
sen de regels is te lezen dat er fc
de redactie wel enige zorg is over L;
geringe getal van hen die komen t:
openbare belijdenis van hun
„Een paar nieuwe lidmaten,
hebben zij overigens gemeen mets-
veel andere gemeenten die zich nz
scharen in de rij van de vrijzinnip
hervormden. Het eerste artikel in p
noemd orgaan heeft tot opschri'
„Enkeling en gemeente". Misschie
had dit beter kunnen luiden: enk
ling of gemeente. Blijdschap
„wanneer (jonge) mensen
ja-woord geven aan de oproep uitte
Evangelie om levende stenen te
voor de bouw van een geestelijk hte
(1 Petrus 25)". In de kringen n
„Kerk en Wereld" heeft men het gr
woonlijk niet op de massa. De gev;
ren van de massa zijn wel allereen;
dat de enkeling zo onpersoonlij
wordt en gaat roepen en doen wat li;
alleen nooit zou doen. Massa-ps;-
chose is een gevaarlijke zaak. Tod
kunnen ook deze, vooral op de ente
ling ingestelde vrijzinnigen de ge
meente. de kerk niet missen. „Ook
lezen we. mediteren we. ontspannc
we ons zelf graag in stilte, toch
teleurstelling over geestelijke luihéi
onder geloofsgenoten, althans ovc
hun afwezigheid, niet te ontkenne
We voelen dat er het een en
aan hapert. Erger: dat het fundama
teel mis is." Met andere woorden: £i
enkele gelovige moet zijn plaats kie
nen vinden in de gemeente, in c
kerk. Het probleem dat hier ligt;
weer niet alleen dat van de vrijzk.
nige hervormden, maar van alle ken
in deze jaren. Vandaar de vraag diei
allerlei kring telkens weer teiu;
keert: vertelt u me eens waarom v.
de gemeente, de kerk nodig hebben
Naar aanleiding van wat we in des
rubriek op 10 april geschreven heb
ben over het avondmaal, kregen r
enige reacties. Het avondmaal is te
sacrament van de gemeenschap nr
dom Christus, het sacrament van te-
bewaard worden in zijn Verbond. Ef
is ook het sacrament van de gemes-
schap onder elkaar. De symbote!
van het gezin rond de tafel moet ter
spreken. Nu werd mij van twee verschi
lende zijden, van hervormde en get
formeerde, gezegd dat het avöndnuE
hen niets meer zei.
Vroeger was dit anders. To*
kende in de gemeente ieder iederee
in zijn deugden en gebreken. Maart
moet je avondmaal vieren met EE-
sen die je helemaal niet kent W£
komt er zo van een gemeenschap tt
recht? Na de viering gaat ieder mr
zijns weegs. Daar komt nog bij te
men pijnlijk gevoelt dat de gemeeck
de kerk, geen eenheid meer is. Dit:
gedeeltelijk wat we zo te horen ter
gen. De gemeente die vroeger es
eenheid was, is het nu niet meer.':
willen niet nagaan, zo we dat zouk
kunnen, in hoeverre dit beeld r.
vroeger geïdealiseerd is. allerlei fr
toren waren er toen die de mete
naar elkaar toedreven. Ze haddei
kaar nodig. En dit is nu niet met'S
geval. De samenleving is uit
gevallen. Maar wil dit zeggen daW
een samenleving kunnen missen e
dat iedereen zijn eigen weg I®
gaan? We geloven het niet, ook si
houden we er rekening mee dat te
verhoudingen anders zijn komen B
liggen.
We komen nog even terug op
psalmen. Zijn het persoonlijke lii
ren of liederen van de gemeente? we
kunnen hier geen scheiding maken-
En evenmin kunnen we scheiding
gaan maken tussen het geloof van de
enkeling en het geloof van de ge
meente, de kerk. Wat ik aan gelooi
bezit, heb ik te danken aan de kerk
en daarvoor zal ik dankbaar blijven
„Kerk en Wereld" wees er in een van
de artikelen op dat de jeugd voor
menige kerk een probleem mag w-
daar tegenover staat dat er onder de
jeugd van tegenwoordig allerlei be
wegingen zijn rondom de figuur van j
Jezus, die mensen wil losmaken van j
hun egoisme. Vaak grijpt die jeugo
terug - zo lezen we daar - naar eer, i
levensvisie van een paar generaties!
terug. Ook komt het voor dat zij oer
voegen bij allerlei sectarische groept-:
ringen. Ergens zoekt zij een gemeen
schap. Waarom trekken ieder jaa-:
duizenden jongeren naar Taize? W
zoeken elkaar, is mij daar gezegd ea
uit de praktijk blijkt dat zij elkaa:
ook vasthouden. Waarachtig christe
lijk geloof kan zich niet anders on:
plooien dan in een gemeenschap'
hetzij dit een gemeente, een kerk
of iets anders.