'Beheer van de Noordzeekust niet aan het rijk overdragen' PvdA/PPR-motie taken waterschappen afgestemd Terughoudendheid over de consolidatiekernen Politiek gekrakeel in over rentekosten van staten dijkval PZC/t Komende tweejaar net hiërarchie der kernen over Zeeland spreiden C. Verdoek geridderd bij afscheid staten STA TEN IN MEERDERHEID ACHTER WERKGROEP GS DINSDAG 27 APRIL 1976 provincie MIDDELBURG - Provinciale staten van Zeeland zijn maandag in grote lijnen akkoord gegaan met het beleid dat gedeputeerde staten inzake 'de toekomst van de waterschappen en het beheer van de Noordzeewaterke- ring voor ogen slaat. De meerderheid van de staten voelde weinig voor een overdracht van het beheer van de ge hele Noordzeekust van Cadzand tot Den Helder aan het rijk. Men zag meer in een overlegorgaan hiervoor, waar bij rijk, provincie en waterschappen bun inbreng hebben. De staten zagen ook weinig heil in een nieuwe indeling in 'hoofdwaterschap pen' op waterhuishoudkundige basis. Wél vond men dat voor de verdere concentratie en organisatie van de wa terschappen in Zeeland nadere studie vereist is. De staten volgden hiermee globaal het commentaar van de door gedeputeerde staten van Zeeland ingestelde werk groep, die het rapport van de (rijks) studiecommissie waterschappen 'Het Waterschap en zijn toekomst' heeft bekeken Dit rapport van de zoge naamde 'diepdelverscommissie', het commentaar daarop van de werkgroep van gedeputeerden en het advies van de landelijke studiecommissie over hel beheer van de Noordzeewaterkering vormden maandag onderwerp van uit gebreide discussies in de staten. De PvdA/PPR-fractie - de heer P. J Huij- brecht was woordvoerder - toonde zich voorstandster van beheer door het rijk van de gehele Noordzeekust van Cad zand tot Den Helder. Deze fractie zag wel wat in een overlegorgaan van wa terschappen, rijk en provincies voor beheer van die kust, „maar dan slechts als overgangsfase die moet leiden naar beheer door het rijk", aldus de heer Huijbrecht. Hij vroeg zich af of - mede gezien de grote uitgaven - het beheer van die zeewaterkering nog wel een taak kon zijn van doelcorporaties als de water schappen. De woordvoerder van de CDA-fractie. de heer C. Balkenende, was het daar entegen eens met de werkgroep van gedeputeerde staten dat ingrijpende wijzigingen in het beheer van de Noordzeewaterkering weinig zin heb ben, nu er op dit moment nog te veel onzekerheden bestaan over wat hij noemde "de uiteindelijke herverkave ling van bestuurstaken en de nieuwe territoriale indeling" Overlegt orgaan De CDA-woordvoerdcr was wel voor stander van een overlegorgaan voor de Noordzeekust, maar dan een met drie onderafdelingen: een voor Cad zand tot Hoek van Holland en twee voor de ten noorden daarvan gelegen regio. Rijksoverheid, provincies en waterschappen wilde hij in dit over legorgaan een gecoördineerd beleid laten voeren ten opzichte van de zee- waterkering. Het vormen van hoofdwaterschappen boven de waterschappen, zoals de 'diepdelverscommissie dat wilde, zag hij wèl als bezwaarlijk. Hij sprak zelfs van 'een vierde bestuurslaag'. Ook de heer Huijbrecht had al eerder betoogd dat zij.) PvdA/PPR-fractie geen be hoefte had aan 'het tussenschulven van een vierde bestuurslaag" door middel van het hoofdwaterschap dat het binnenwaterschap 'ondergeschikt' zou maken aan het hoofdwaterschap. waar mee dan het historische water schap is afgevoerd". „Als grotere een heden nodig zijn en dit is aantoonbaar, dan kunnen we het beste kiezen voor samenvoeging van waterschappen aldus deze spreker. Voortbestaan De heer A. Maljaars, die SGP-fractie sprak, meende dat het te eniger tijd tot concentratie van Zeeuwse waterschappen moest komen vooral ook gezien de hen opgelegde taak van zuivering van het oppervlak tewater. Hij was het met gs. en de werkgroep eens dat er een diepgaande studie aan vooraf moet gaan. De SGP-fractie stelde zich verder zon der enig voorbehoud op vóór het be houd en het voortbestaan van de wa terschappen. waarvan men als voor naamste taak de waterkering ziet „Mijn fractie is geen voorstander van het creëren van hoofd- en binnenwa terschappen. zoals in het rapport van de Studiecommissie (diepdelverscom missie) wordt, aanbevolen", aldus de heer Maljaars De Zeeuwse waterschappen hebben van oudsher bewezen van groot nut te zijn geweest voor de gemeenschap", stelde hel WD-statenl)d Th. P Cam- bier, die het 'de klok terugzetten noemde „als men zou besluiten de Noordzeewaterkering onder te brengen bij een rijksdienst. De heer Cambier achtte het ongewenst in Zeeland een hoofdwaterschap in te stellen voor de waterstaatkundige taken, Ook hij zag hierin een - ongewenste - vierde be stuurslaag „en wij zijn bang dat dan het toezicht van de provincie kleiner zal worden" Ook de heer P de Jonge van de Boe renpartij en de heer R. Meijering van het GPV onderschreven de conclusie MIDDELBURG - De zuiveringstaak Het PvdA-statenlid P. J. Huijbrecht i het oppervlaktewater, toebedeeld de waterschappen heeft 'een ge had eerder in zijn betoog gesteld dat zijn fractie en die van de PPR het eens weldige hervorming' met zich meege- waren met de brief van minister Wes- bracht. Dat stelde gedeputeerde i F. G. Schlingemann maandag in de Zeeuwse staten tijdens de bespreking terterp over het instellen van grotere eenheden belast met de zuiverings taak. „Evenals in 1973 zijn wij van me- van het rapport van de 'diepdelver- ning dat het opdelen van de zuiver- scommissie' over de toekomst van de waterschappen. „Men moet over die hervorming bij de waterschappen ingstaak in Zeeland aan negen relatief kleine waterschappen in onze provin- die strijdig is met de belangen van de GEDEPUTEERDE J. P. BOERSMA: VOORBEREIDING BIJNA KLAAR MIDDELBURG - Gedeputeerde mr. J. P. Boersma (ruimtelijke ordening) wil in de komende twee jaar "het net van de hiërarchie der kernen' over Zee land hebben uitgespreid: in de nu aan de gang zijnde zittingsperiode zou hij voor de provincie een indeling rond willen hebben, waarin de groeimoge lijkheden van elk dorp en elke stad in Zeeland zijn aangegeven. Dat zal per regio moeten gebeuren, zo zei hij maandagavond in de staten bij de be handeling van de nota 'bewoningspa- tronen'. De gedeputeerde maakte duidelijk dat de voorbereiding voor Midden-Zeeland aan de gang is, voor Schouwen- Duiveland 'op een oor na' is gevild, dat Tholen klaar is en dat alleen West Zeeuwsch-Vlaanderen in feite nog ont breekt Voor Oost Zeeuwsch- Vlaanderen is een typologie van de kernen gegeven in het recentelijk ge publiceerde voorontwerp-streekplan. In antwoord op vragen van met name de statenleden H. Eversdijk (cda) en P. A. Roels tpvda) maakte de gedepu teerde de positie en de bedoeling van de nota bewoningspatronen duidelijk. Eversdijk wilde het zien als een 'dis cussiestuk', de gedachten van Roels gingen in de richting van een beleids nota, die een vervolg zou krijgen. Ever sdijk had het voornemen over dit punt via een motie een uitspraak van de staten uit te lokken, maar na de beantwoording van de gedeputeerde zag hij daar van af: hij wilde - zei hij - „de zaken niet op scherp spelen, omdat we elkaar ondanks nuanceringen dicht genaderd zijn". De gedeputeerde namelijk betoogde, dat men deze nota op tafel moet heb ben. voor men verder kan, Boersma: „Het is niet een ongenuanceerd con centratiebeleid, dat eruit spreekt. Het is een aangepast beleid, ook voor de kleinste en moeilijkste kernen. Het stuk is de presentatie van de doelstel lingen, die hier en daar tegenstrijdig met elkaar zijn en waarbij wordt ge streefd naar verenigbaarheid. Het te kwalificeren als een beleidsstuk is mis schien wat te straf uitgedrukt, maar het alleen maar zien als een discussies tuk gaat me ook te ver. Op basis van deze nota willen we beleidsstukken op stellen per regio. Voor Oost Zeeuwsch-Vlaanderen is daarvoor het streekplan uitgekozen, misschien kun nen we dat gedeelte er uitlichten voor een aparte behandeling. Maar de con crete invulling moet streeksgewijs ge beuren en welke typologie gs. ook voorstaan, ze wordt door de staten beoordeeld, u beslist". Procedure Hij liet - in antwoord op vragen van met name de heren Roels en Eversdijk - weten, dat gs. zich die procedure per regio aldus voorstellen: maar niet te licht denken. Er zijn weten meteen goed estrijdingsbeleid". principiële en drastische wijzigingen De heer Huijbrecht kwam later met •n de besturen gekomen, die nu dich- een motie, waarin hij stelde dat 'alge- j» -» «--«-> mene taken van overheidszorg' niet aan de doelcorporaties izoals water schappen) behoren te worden ogeda- gen Deze formulering ging de andere frac ties wel wat te ver. zoals zij bij monde van de heren C. Balkenende (cda). A. Maljaars <sgp). R. Meijering (gpvl en Th. Cambier (wd) meedeelden. Ook gedeputeerde Schlingemann dacht er zo over. Men had liever gelzen dat de waterschappen 'geen on-eigenlijke ta ken' behoren te worden opgedragen, betoogde hde heer Balkenende. De motie haalde het dan ook niet, kreeg alleen PvdA/PPR en Boerenpartij voor, en verder 26 stemmen tegen. De heer Huijbrecht had uit alle beto gen wel de zorg voor de waterschappen geproefd. Hij had zijn vrees geuit dat het opdragen van taken aan de water schappen. die de taken van een doel corporatie tot waterkering zouden overtrffen. 'de waterschappen zouden kunnen opblazen; en een beroep be- daan te bezien of de zuiveringstaak straks niet naar de 'provincie nieuwe stijl' kon gaan. Zijn in dezelfde geest gestelde motie kreeg zoals gezegd geen meerderheid in de staten. - de PFD steil voor een regio een voorontwerp-advies van een typologie van de kernen op. dat voor ambtelijk overleg naar de gemeenten gaat en dan in gs. komt; - gs. geven dit voorontwerp in behan deling bij de adviescommissie voor de streekplannen, nemen vervolgens een standpunt in en geven het stuk in de openbaarheid, waarbij het ook weer Rphnpd-rnnrnhpid naar de gemeenten gaat; oenueuzaamneia - vervolgens kunnen de gemeenten commentaar geven; - als gs. die reacties binnen hebben, gaat het voorontwerp opnieuw naar de adviescommissie streekplannen, wordt het definitieve standpunt van gs. vast gesteld en gaat het voorstel naar de staten; - tenslotte wordt het stuk in de staten vastgesteld. De gedeputeerde wees er daarbij in antwoord op vragen uit alle politieke hoeken van de staten op. dat in de voorbereiding van zo'n regionale uit werking van de kementypologie 'het overleg met de gemeenten zeker niet wordt ontzien' Gedeputeerde Schlingemann toonde zich weliswaar geen tegenstander van concentratie van waterschappen mede in verband met de zuiverings taak, maar vroeg wel 'behoedzaam heid'. Hij kondigde een studiecommissie over de concentraie van de waterschappen aan. Dit leverde hem later een 'woor denstrijd' met de heer Huijbrecht. die in derde instantie aan de gedeputeerde vroeg of deze studie ook zeven jaar zou duren 'net als de studie van de diep delverscommissie, die er ook zeven jaar over deed". De gedeputeerde verwaardigde zich niet hierop te reageren. Zijn stilzwijgen deed de heer Huijbrecht opmerken: „Goed, dan concludeer ik dus, dat het zeven jaar gaat duren", De meeste woordvoerders hadden bij de bespreking van de zuiveringstaak van de waterschappen ook gewezen op de hoge zuiveringsrechten die in deze provincie moeten worden betaald. De heer Cambier (vvd) had hierover 'grote verontrusting bij velen' onder kend" Hij begreep niet dat de minister van waterstaat bezwaren tegen de grote verschillen in heffing had geuit: „Die zijn wel een gevolg van zijn eigen wet" De heer Huijbrecht was het wel eens met de minister dat die verschil len in zuiveringsrechten ver uiteenlo pen" van 9.- in het vrije van Sluis tot ƒ34.- in Noord-Beveland en Hulster Ambacht". Hij zag een nivellering in die kosten als bijvoorbeeld Noord- Beveland met een groter waterschap zou gaan samenwerken „De minister is bereid geweest om met ons eenj studiecommissie in het leven te roepen die uitkient wat de conse quenties van die verschillen in heffin gen zijn en hoe we die moeten aanpak ken", zei gedeputeerde Schlingemann bij de beantwoording. Hij hoopte op kleinere verschillen in de toekomst. De gedeputeerde had zich wel afgevraagd of het redelijk is de be woners van gebieden met dichtere be volkingsconcentratie te laten meebeta len om zodoende de bevolking in dun bevolkte gebieden maar met veel voor zieningen vragend toerisme wat lager te laten betalen. „De waterschappen hebben nu een sterke technologische dienst gekregen met een deskundige leiding, met daarnaast afspraken hoe de regels zul len worden toegepast en uitgevoerd, en nu zegt men: die technische dienst gaat de baas spelen. Nu breekt me de klomp. Want dat zal toch van de link heid van de besturen van de wterschzppen afhangen", riep de heer Schlingemann enigszins verontwaar digd uit. Er waren enkel kritische geluiden geuit over de gezamenlijke technische- dienst, die de waterschappen nog niet zo lang hebben. De heer Huijbrecht had provinciale staten met klem ver zocht deze dienst toch vooral niet meer gewicht toe te kennen dan strikt nood zakelijk is Hij zag de technische dienst niet als oplossing voor een naar zijn oordeel zwakke bestuursstructuur. De heer Balkendde verwachtte dat deze dienst een sterke invloed op de water zuivering zou krijgen en vond het be zwaarlijk dat het toezicht slechts via de besturen van negen watrschappen kon worden uitgeoefend van de werkgroep van gedeputeerden met betrekking tot het gezamefijk be heer van de Noordzeekust door rijk. provincie en waterschappen in één overlegorgaan. Beide heren voelden ook niets voor hoofdwaterschappen met name in Zeeland. De heer De Jonge uitte zijn bedenkingen tegen verdere concentratie van de water schappen. maar de heer Meijering zag een studie hierover wel als de beste op lossing Gedeputeerde mr J. F. G. Schlinge mann (vvd) toonde zich bij de beanU woording van de sprekers verheugd dat er In het algemeen geen behoefte was aan 'de vierde bestuurslaag van de hoofdwaterschappen", waaraan ook het college van gs. geen behoefte heeft. Hij kon zich wel met de heer Balke nende verenigen, onder meer waar deze had opgemerkt dat het overlegor gaan voor de Noordzeekust uit die on derafdelingen zou moeten bestaan. De verdedigingstaak van de water schappen tegen het water zag de gede puteerde als hoofddoel van de water schappen: „Als men het beheer van de zeewaterkering bij het rijk onderbrengt moet men niet denken dat het dan voor de ingelanden goedkoper zal wor den. Men moet blijven betalen, alleen, men heeft dan geen directe zeggen schap meer". Waar het het beheer van de Noordzee kust betreft wilde hij alleen een uit zondering maken voor kunstwerken als bijvoorbeeld de dam in het Haring vliet en - misschien straks - een pijler- dam in de Oosterschelde. Dit soort, werken in rijkshanden houden ont moette geen weerstand bij de gedepu teerde. „Naar de waterkeringen van Ooster en Westerscheldc heeft het rijk de vingers niet uitgestoken. Die zullen dus wel onder de waterschappen blij ven". De heer Schlingemann deelde mee dat er een nieuwe financiële regeling in dit verband voor de waterschappen op komst is na de opheffing van de wet op de calamitieuze polders. De waterbe heersing de waterhuishouding zag hij als een taak, die geheel voor de water schappen bestemd is. In tweede instantie ging de heer Hui- brecht in op de zorg voor de Ooster- en Westerscheldedijken van de water schappen: „Baggeren en stroomver- legging in de Westerschelde tasten het land aan. Ik ga er akkoord mee dat de Westerschelde om economische reden open moet blijven, maar dan moet ook de zorg voor de dijken bij het rijk ko men en niet worden afgewenteld op de portemonnee van hen die achter de dijken wonen". Gedeputeerde Schlingemann wees op de grote subsidies die de waterschap pen krijgen als blijkt dat de lasten hiervoor te hoog worden. Met enkele sprekers was de gedepu teerde het eens dat het beheer van se cundaire. tertiaire en quataire wegen door de waterschappen, zoals dat in Zeeland historisch is gegroeid ook in handen van de waterschappen moet blijven: „Er komt toch enige verbete ring van de uitkering uit het wegen fonds, al is die niet zo groot als we hadden gehoopt", deelde de gedepu teerde mee. Hij zei ook dat de gemeen ten niet staan te trappelen om wegen van de waterschappen over te nemen. MEER DAN KWART EEUW STA TENLID OOK AFSCHEID VAN MEVROUW DOPPEGIETER MIDDELBURG - Bij zijn afscheid is maandagmorgen de nestor van de Zeeuwse stalen C. Verdonk geridderd: commissaris der koningin dr. C. Boer- tien speldde hem voor het front de applaudiserende dalen de versierslen op, die horen bij het ridderschap in de Orde van Oranje-Nassau. De heer Ver donk (CDA, KVP) trekt zich uit de rpovinciale politiek terug in verband met het recentelijk bereiken van de 65-jarige leeftijd. In zijn toespraak herinnerde dr. Boer- tien eraan, dat het scheidende staten lid meer dan een kwart eeuw lid is ge weest van dit college. Verder noemde hij zijn politieke loopbaan in gemeen telijk vergand, waar de heer Verdonk 28 jaar raadslid is geweest, van 's Heer Arendskerke en na de herindeling Bor- sele, waarvan vier jaar wethouder. Bui ten de politiek attendeerde de com missaris op de jarenlange activiteiten van het scheidende statenlidin de NCB. De 26 jaar statenlidmaatschap noemde de commissaris „een respectabel aan tak maar geen record": daarbij herin nerde hij aan de statenloopbaan van de heren D. Kodde (41 jaar). C. Boen der (44 jaar) en tussen 1891 en 1939 de heer Rompu (47 jaar). Die lange pe riode in de politiek getuigd volgens de commissaris van „het vertrouwen van de partij en de kiezer in de heer Ver donk". Hij had berekend dat het sta tenlid meer dan 150 vergaderingen heeft meegemaakt. „U hebt zien groeien, hoe het statenlidmaatschap belangrijk meer tijd, voorbereiding en contact met de achterban vergt dan vroeger", zo zei de commissaris, die in de heer Verdonk „het besef van ver antwoordelijkheid als burger en vanuit zijn geloofsovertuiging" prees. Namens de staten sprak de nieuwe nestor van dit college, de heer M. J. van Poelje, die de heer Verdonk als statenlid met het langte aantal jaren opvolgt. Hij noemde de onderscheiding „een balngrijke erkenning van de ver diensten, die collega Verdonk voor de gemeenschap heeft. Partijgenoten en politiek andersdenkenden gunnen ,u de vreugde met deze dag van harte", al dus Van Poelje, die het vertrek van de heer Verdonk mede speet om diens 'persoonlijke kwaliteiten' 1Beduusd In zijn afscheidtoespraak - ,,'k bin een bitje beduusd, intussen" - haalde de heer Verdonk een aantal herinnerin gen op aan staten-ervaringen en gaf hij uiting aan zijn dankbaarheid „een schakel te zijn geweest in de keten die bestuurservaring mag doorgeven". Hij betoogde, dat het statenlidmaatschap tegenwoordig meer eisen stelt, dan de wet formeel stelt. „Basisonderwijs is niet meer voldoende, het statenwerk is geen vrijetijdswerk meer en de combinatie met een volledige dagtaak is welhaast onmogelijk geworden", vond hij. Daarbij betoogde hij, dat her mensen uit zijn eigen landbouwkring bijna niet meer te doen is zich „in die mate met de publieke zaak vezig te houden, die een lidmaatschap van de staten vergt". Hij zag daarim een 'verarming van de democratie' In het bijzonder noemde de heer Verdonk de indruk, die de ex tra statenvergadering na de waters noodramp 1953op hem had gemaakt. „Het zou voor sommigen toch goed zijn om naast de afweging van veiligheid en milieu ook in de overweging de belofte te betrekken, die middels de Deltawet is gedaan aan de ouders, broers, zus ters en kinderen van de slachtoffers: in 1978 veilig achter Deltadammen. Hij gaf aan, dat behalve de leeftijd ook de toenemende polarisatie een van de hoofdredenen is geweest om te ver trekken, omdat dit kunstmatig aan kweken van tegenstellingen nooit mijn manier van politiek bedrijven is ge weest". Behalve van de heer Verdonk namen de Zeeuwse staten maandag nog af scheid van een ander CDA-statenlid, dat om gezondheidsredenen vertrekt: mevrouw Doppegieter-Van ThieL De commissraris haalde aan, dat zij sinds 1974 lid is van de staten en dankte haar voor de inzet in dip periode. Dat zelfde deed ook de heer Van Poelje, die beide scheidende leden namens de sta ten een boekwerk aanbood. Foto: Commissaris der Koningin dr. C. Boertien speldt de versierselen van het Ridderschap in de Orde van Oranje Nassau op bij het vertrekkende staten lid C. Verdonk. Slot van pagina I) Pvd A-woord voerder P. A. Roels stelde: „Ik heb het idee. dat men toch wat om de hete brij heenloopt. Het gezond ver stand zegt toch, dat het een kem als Tussen Don (PvdA) en Schlingemann (VVD) GSTROKKEN VOORSTEL IN MIDDELBURG - Een technisch voor stel over de financiële afwikkeling van een dijkval in Flaauwers in 1974 heeft maandagmiddag plotseling voor politiek gekrakeel gezorgd in de sta ten van Zeeland, waarbij met name PvdA-fractïevoorzitter W. Don en WD-gedeputeerde mr. J. F. S. Schlin gemann vinnig tegenover elkaar kwamen te staan. Het ging om een voorstel van de heer Don om behalve de 'wettelijke' tien procentsbijdrage in de kosten van de dijkval - in totaal negen ton - ook het provinciale aan deel in de rentelasten rond dat karwei te betalen. Daarbij liep het verschil van inzicht zo hoog, dat g.s, tijdens een schorsing haastig besloten het punt van de agenda af te voeren, voor het bij motie ingediende voorstel-Don werd behandeld. Don had 's morgens het voorstel om ok de rente voor het werk aan het water schap Schouwen-Duiveland te vergoe den, gelanceerd. Hij vroeg een reactie van g.s. en de fracties. Commissaris der koningin dr. C. Boertien - die 's mid dags afwezig was - stelde toen de ver dere behandeling van deze zaak uit omdat g s. zich over de consequenties wilden beraden. In de middagzitting - onder leiding van gedeputeerde A. J. Kaland - her innerde gedeputeerde Schlingemann eraan, dat deze afwikkeling loopt via een regeling, die in feite nog 'in de maak' is, de vervanging van de wet 1870 op de calamiteuze polders. „De minister heeft de subsidiëring van de rentepost nog niet goedgevonden, maar ook nog niet afgewezen. Als het rijk deze post niet voor subsidie aan vaardt, laten wij dan nagaan of er voor de provincie wat te doen is. Maar de consequentie is wel, dat we dat dan ook voor andere waterschappen bij dijkvallen moeten doen". Motie In tweede instantie liet de PvdA- fractievoorzitter weten, dat hij de vergoeding van de rente een reële zaak vond in dit geval. Hij kwam daarop met een motie, waarin werd gesteld, dat deze rentekosten tijdens het herstel evenals de bouwrente bij bouwwerken tot de directe kosten als gevolg van de dijkval moeten worden gerekend. Een motie, die tot stand was gekomen na overleg tijdens de middagpauze en ook was ondertekend door de heren W. van der Heide (ppr), R. van Ommeren (sgp) - „voor ons is het vanzelfsprekend, dat deze kosten ook worden vergoed" - door P. de Jonge (bp) en R. Meijering (gpvl. Het CDA - zo liet de heer Claays weten, wilde de reactie van het college af wachten, de WD, zei L. M. Moermond wil de opstelling van g.s. volgen en een uitspraak later aan de orde stel len. Volgens die opstelling zou het mogelijk zijn, dat 22 van de 43 aanwe zige statenleden voor de motie-Don zouden zijn. pen op een nieuwe regeling en men denkt bij g.s. aan een calamiteiten fonds voor dit soort zaken". Voorzitter Kaland: „G.s. hebben beslo ten het voorstel terug tenemen. We moeten voorzichtig zijn met eenzijdige beslissingen die te maken hebben met een regeling, die nog met van kracht is Laat het colletge de hele zaak in een rustige sfeer bekijken". Don, die het college tijdens de schor sing in het oog had gehouden: „G.s. hebben neuzen staan tellen, voor ze met hun besluit tot terugnemen kwa- Gedeputeerde mr. J. F. G. Schlinge- men. Ik vraag me af of de democratie liet, na schorsing, in zijn reactie op de ingediende motie weten 'teleur gesteld' te zijn, dat onze toezegging om deze zaak nader op zijn consequenties te bezien' niet voldoende werd geacht. „G.s. heeft besloten het voorstel terug te nemen". Don1 „Ik heb vanmorgen nog gevraagd om het voorstel aan te houden. Toen wilde men daar niet van weten". Schlingemann- „Dit is geen zaak. waarvan je de consequenties op een achternamiddag tussendoor kunt overzien". Don: „Het is een zaak, die geen prece denten geeft. Het gaat om vooruitlo- daar werkelijk mee gediend is". Kaland. „Zelfs als er neuzen zouden zijn geteld, maar dat wil ik even in het midden laten, zelfs dan had het dage lijks bestuur bij aanvaarding van de motie het voorstel nog kunnen intrek ken" Schlingemann kortaf: „We moeten uit erst voorzichtig zijn met de consequen ties. 't Gaat niet alleen om dit geval. Er valt zeker wat te zeggen voor vergoe ding van rente, maar ik verwacht dat het een zaak is, die tot de kroon zal gaan. We willen de zaken rustig bekij ken". Nieuwdorp toch moet worden geconso lideerd. In zo'n geval moeten we de groei een halt toeroepen, ook al zijn nuanceringen mogelijk. Maar we willen het begrip consolidatiekem wel hand haven De heer W. van der Heide (ppn gaf in zijn betoog geen concrete aan duidingen van groei-indelingen van kernen. Wel betoogde hij: „De keuze voor de leefbaarheid van verschillende kernen ligt achterons. Deze staten ko zen voor een uitbreiding van de chemi sche industrie in het Sloe, waardoor sommige kernen minder dan een kilo metervan die industrie vandaan liggen en daarmee hebben deze staten een gezonde ontplooiing van deze kernen geblokkeerd. Hij vond een indeling in soorten groei-kernen wel nodig en be pleitte daaraan voorafgaand een mo delmatige benadering. Van de heer Eeversdijk kwam de op vatting dat juist nu de leefbaarheid in de nota van gs centraal is gesteld, be vorderd moet worden dat onderwijs voorzieningen en waar mogelijk moe ten blijven bestaan. „Dat moet voor elke kern uitputtend worden uitge buit", zei hij. In dit opzicht begreep hij niet de 'sombere visie' van de ge deputeerde op Nieuwdorp. Naar zijn mening kunnen 'randstadbegrippen' niet zonder meer worden toegepast op Zeeland, een opvatting die ook SGP- woordvoerder Van den Berg en de heer Elenbaas (vvd) onderstreepten. Eversdijk: „In Zeeland is meer sprake van kwijnende dorpen danvan sub urbanisatie. Zelfs binnen Zeeland ligt de situatue genuanceerd. Midden- Zeeland heeft een stedelijke aanzet met de band Middelburg-Vlissin- gen-Goes. Maar op Schouwen- Duiveland. Tholen en het grootste deel van Zeeuwsch-Vlaanderen is dat ge heel anders; stedelijke aanzet ont breekt daar, vrijwel alles valt onder de kleine kern in bepaalde gebieden: heel Schouwen-Duiveland en de gemeenten Reimerswaal en Borsele bestaan dan in feite uit kleine kernen." In zijn reactie op de opwerkingen uit de staten onderstreepte gedeputeerde Boersma, dat de nota naar 'de Zeeuwse maat geschreven is". Boers ma: „De benadering is niet die van een slager, die plakjes van een worst snijdt, maar die van een kleermaker, die een maatpak snijdt. Hij vond de door CDA en VVD voorgestane inde ling 'wel logisch als je naar het platte land kijkt'. „Maar het gaat om het be leid in de toekomst en dan moet je de zaken genuanceerd kunnen bcnade ren. Het zou best kunnen zijn, dat we in de discussie met de gemeenten aan vijf groei-groepen niet genoeg blijken te hebben." Over het verschijnsel consolidatiekem betoogde hij, dat er in Zeeland gekozen is voor industrialisatie en dat men dan dicht bij die gebeiden geen grote be volkingsaantallen mag toestaan. „Het gaat niet om de situatie nu, maar om de toestand als het hele Sloe bezet zou zijn. Van de fouten van Rijnmond moe ten we leren, moeten we durven leren en we moeten ze durven voorkomen. We zullen bij een hantering van het begrip consolidatiekem die zaak uit voerig onderbouwen en motiveren. De ene consolidatiekem is bovendien de andere niet." Eversdijk, bij interruptie: „Hoe gaat het dan met de typologie?" Boersma: „We zullen uitvoerig motive ren waarom we terughoudend moeten zijn bij de groei in deze kernen. De si tuatie van Sas van Gent is anders dan die van Nieuwdorp. Wel, dat zullen we breed moeten onderbouwen en de sta ten hebben het laatste woord. Zij moe ten de rangorde vaststellen."Na een schorsing liet de heer Eversdijk in tweede termijn weten, dat de visies el kaar zo dicht waren benaderd, dat hij afzag van een motie over het schrap pen van het begrip consolidatiekem. Ook de verzekering van mr. Boersma, dat de staten de zaken regionaal zullen beslissen droeg daartoe bij.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 4