'Beheer van de Noordzeekust
niet aan het rijk overdragen'
PvdA/PPR-motie taken
waterschappen afgestemd
Terughoudendheid over
de consolidatiekernen
Politiek gekrakeel in
over rentekosten van
staten
dijkval
PZC/t
Komende tweejaar net
hiërarchie der kernen
over Zeeland spreiden
C. Verdoek geridderd
bij afscheid staten
STA TEN IN MEERDERHEID ACHTER WERKGROEP GS
DINSDAG 27 APRIL 1976
provincie
MIDDELBURG - Provinciale staten
van Zeeland zijn maandag in grote
lijnen akkoord gegaan met het beleid
dat gedeputeerde staten inzake 'de
toekomst van de waterschappen en
het beheer van de Noordzeewaterke-
ring voor ogen slaat. De meerderheid
van de staten voelde weinig voor een
overdracht van het beheer van de ge
hele Noordzeekust van Cadzand tot
Den Helder aan het rijk. Men zag meer
in een overlegorgaan hiervoor, waar
bij rijk, provincie en waterschappen
bun inbreng hebben.
De staten zagen ook weinig heil in een
nieuwe indeling in 'hoofdwaterschap
pen' op waterhuishoudkundige basis.
Wél vond men dat voor de verdere
concentratie en organisatie van de wa
terschappen in Zeeland nadere studie
vereist is.
De staten volgden hiermee globaal het
commentaar van de door gedeputeerde
staten van Zeeland ingestelde werk
groep, die het rapport van de (rijks)
studiecommissie waterschappen 'Het
Waterschap en zijn toekomst' heeft
bekeken Dit rapport van de zoge
naamde 'diepdelverscommissie', het
commentaar daarop van de werkgroep
van gedeputeerden en het advies van
de landelijke studiecommissie over hel
beheer van de Noordzeewaterkering
vormden maandag onderwerp van uit
gebreide discussies in de staten. De
PvdA/PPR-fractie - de heer P. J Huij-
brecht was woordvoerder - toonde zich
voorstandster van beheer door het rijk
van de gehele Noordzeekust van Cad
zand tot Den Helder. Deze fractie zag
wel wat in een overlegorgaan van wa
terschappen, rijk en provincies voor
beheer van die kust, „maar dan slechts
als overgangsfase die moet leiden naar
beheer door het rijk", aldus de heer
Huijbrecht.
Hij vroeg zich af of - mede gezien de
grote uitgaven - het beheer van die
zeewaterkering nog wel een taak kon
zijn van doelcorporaties als de water
schappen.
De woordvoerder van de CDA-fractie.
de heer C. Balkenende, was het daar
entegen eens met de werkgroep van
gedeputeerde staten dat ingrijpende
wijzigingen in het beheer van de
Noordzeewaterkering weinig zin heb
ben, nu er op dit moment nog te veel
onzekerheden bestaan over wat hij
noemde "de uiteindelijke herverkave
ling van bestuurstaken en de nieuwe
territoriale indeling"
Overlegt
orgaan
De CDA-woordvoerdcr was wel voor
stander van een overlegorgaan voor
de Noordzeekust, maar dan een met
drie onderafdelingen: een voor Cad
zand tot Hoek van Holland en twee
voor de ten noorden daarvan gelegen
regio. Rijksoverheid, provincies en
waterschappen wilde hij in dit over
legorgaan een gecoördineerd beleid
laten voeren ten opzichte van de zee-
waterkering.
Het vormen van hoofdwaterschappen
boven de waterschappen, zoals de
'diepdelverscommissie dat wilde, zag
hij wèl als bezwaarlijk. Hij sprak zelfs
van 'een vierde bestuurslaag'. Ook de
heer Huijbrecht had al eerder betoogd
dat zij.) PvdA/PPR-fractie geen be
hoefte had aan 'het tussenschulven
van een vierde bestuurslaag" door
middel van het hoofdwaterschap dat
het binnenwaterschap 'ondergeschikt'
zou maken aan het hoofdwaterschap.
waar mee dan het historische water
schap is afgevoerd". „Als grotere een
heden nodig zijn en dit is aantoonbaar,
dan kunnen we het beste kiezen voor
samenvoeging van waterschappen
aldus deze spreker.
Voortbestaan
De heer A. Maljaars, die
SGP-fractie sprak, meende dat het te
eniger tijd tot concentratie van
Zeeuwse waterschappen moest komen
vooral ook gezien de hen opgelegde
taak van zuivering van het oppervlak
tewater. Hij was het met gs. en de
werkgroep eens dat er een diepgaande
studie aan vooraf moet gaan.
De SGP-fractie stelde zich verder zon
der enig voorbehoud op vóór het be
houd en het voortbestaan van de wa
terschappen. waarvan men als voor
naamste taak de waterkering ziet
„Mijn fractie is geen voorstander van
het creëren van hoofd- en binnenwa
terschappen. zoals in het rapport van
de Studiecommissie (diepdelverscom
missie) wordt, aanbevolen", aldus de
heer Maljaars
De Zeeuwse waterschappen hebben
van oudsher bewezen van groot nut te
zijn geweest voor de gemeenschap",
stelde hel WD-statenl)d Th. P Cam-
bier, die het 'de klok terugzetten
noemde „als men zou besluiten de
Noordzeewaterkering onder te brengen
bij een rijksdienst. De heer Cambier
achtte het ongewenst in Zeeland een
hoofdwaterschap in te stellen voor de
waterstaatkundige taken, Ook hij zag
hierin een - ongewenste - vierde be
stuurslaag „en wij zijn bang dat dan
het toezicht van de provincie kleiner
zal worden"
Ook de heer P de Jonge van de Boe
renpartij en de heer R. Meijering van
het GPV onderschreven de conclusie
MIDDELBURG - De zuiveringstaak Het PvdA-statenlid P. J. Huijbrecht
i het oppervlaktewater, toebedeeld
de waterschappen heeft 'een ge
had eerder in zijn betoog gesteld dat
zijn fractie en die van de PPR het eens
weldige hervorming' met zich meege- waren met de brief van minister Wes-
bracht. Dat stelde gedeputeerde i
F. G. Schlingemann maandag in de
Zeeuwse staten tijdens de bespreking
terterp over het instellen van grotere
eenheden belast met de zuiverings
taak. „Evenals in 1973 zijn wij van me-
van het rapport van de 'diepdelver- ning dat het opdelen van de zuiver-
scommissie' over de toekomst van de
waterschappen. „Men moet over die
hervorming bij de waterschappen
ingstaak in Zeeland aan negen relatief
kleine waterschappen in onze provin-
die strijdig is met de belangen van de
GEDEPUTEERDE J. P. BOERSMA:
VOORBEREIDING
BIJNA KLAAR
MIDDELBURG - Gedeputeerde mr. J.
P. Boersma (ruimtelijke ordening) wil
in de komende twee jaar "het net van
de hiërarchie der kernen' over Zee
land hebben uitgespreid: in de nu aan
de gang zijnde zittingsperiode zou hij
voor de provincie een indeling rond
willen hebben, waarin de groeimoge
lijkheden van elk dorp en elke stad in
Zeeland zijn aangegeven. Dat zal per
regio moeten gebeuren, zo zei hij
maandagavond in de staten bij de be
handeling van de nota 'bewoningspa-
tronen'.
De gedeputeerde maakte duidelijk dat
de voorbereiding voor Midden-Zeeland
aan de gang is, voor Schouwen-
Duiveland 'op een oor na' is gevild, dat
Tholen klaar is en dat alleen West
Zeeuwsch-Vlaanderen in feite nog ont
breekt Voor Oost Zeeuwsch-
Vlaanderen is een typologie van de
kernen gegeven in het recentelijk ge
publiceerde voorontwerp-streekplan.
In antwoord op vragen van met name
de statenleden H. Eversdijk (cda) en P.
A. Roels tpvda) maakte de gedepu
teerde de positie en de bedoeling van
de nota bewoningspatronen duidelijk.
Eversdijk wilde het zien als een 'dis
cussiestuk', de gedachten van Roels
gingen in de richting van een beleids
nota, die een vervolg zou krijgen. Ever
sdijk had het voornemen over dit punt
via een motie een uitspraak van de
staten uit te lokken, maar na de
beantwoording van de gedeputeerde
zag hij daar van af: hij wilde - zei hij -
„de zaken niet op scherp spelen, omdat
we elkaar ondanks nuanceringen dicht
genaderd zijn".
De gedeputeerde namelijk betoogde,
dat men deze nota op tafel moet heb
ben. voor men verder kan, Boersma:
„Het is niet een ongenuanceerd con
centratiebeleid, dat eruit spreekt. Het
is een aangepast beleid, ook voor de
kleinste en moeilijkste kernen. Het
stuk is de presentatie van de doelstel
lingen, die hier en daar tegenstrijdig
met elkaar zijn en waarbij wordt ge
streefd naar verenigbaarheid. Het te
kwalificeren als een beleidsstuk is mis
schien wat te straf uitgedrukt, maar
het alleen maar zien als een discussies
tuk gaat me ook te ver. Op basis van
deze nota willen we beleidsstukken op
stellen per regio. Voor Oost
Zeeuwsch-Vlaanderen is daarvoor het
streekplan uitgekozen, misschien kun
nen we dat gedeelte er uitlichten voor
een aparte behandeling. Maar de con
crete invulling moet streeksgewijs ge
beuren en welke typologie gs. ook
voorstaan, ze wordt door de staten
beoordeeld, u beslist".
Procedure
Hij liet - in antwoord op vragen van
met name de heren Roels en Eversdijk
- weten, dat gs. zich die procedure per
regio aldus voorstellen:
maar niet te licht denken. Er zijn weten meteen goed estrijdingsbeleid".
principiële en drastische wijzigingen De heer Huijbrecht kwam later met
•n de besturen gekomen, die nu dich- een motie, waarin hij stelde dat 'alge-
j» -» «--«-> mene taken van overheidszorg' niet
aan de doelcorporaties izoals water
schappen) behoren te worden ogeda-
gen
Deze formulering ging de andere frac
ties wel wat te ver. zoals zij bij monde
van de heren C. Balkenende (cda). A.
Maljaars <sgp). R. Meijering (gpvl en
Th. Cambier (wd) meedeelden. Ook
gedeputeerde Schlingemann dacht er
zo over. Men had liever gelzen dat de
waterschappen 'geen on-eigenlijke ta
ken' behoren te worden opgedragen,
betoogde hde heer Balkenende. De
motie haalde het dan ook niet, kreeg
alleen PvdA/PPR en Boerenpartij
voor, en verder 26 stemmen tegen.
De heer Huijbrecht had uit alle beto
gen wel de zorg voor de waterschappen
geproefd. Hij had zijn vrees geuit dat
het opdragen van taken aan de water
schappen. die de taken van een doel
corporatie tot waterkering zouden
overtrffen. 'de waterschappen zouden
kunnen opblazen; en een beroep be-
daan te bezien of de zuiveringstaak
straks niet naar de 'provincie nieuwe
stijl' kon gaan. Zijn in dezelfde geest
gestelde motie kreeg zoals gezegd geen
meerderheid in de staten.
- de PFD steil voor een regio een
voorontwerp-advies van een typologie
van de kernen op. dat voor ambtelijk
overleg naar de gemeenten gaat en dan
in gs. komt;
- gs. geven dit voorontwerp in behan
deling bij de adviescommissie voor de
streekplannen, nemen vervolgens een
standpunt in en geven het stuk in de
openbaarheid, waarbij het ook weer Rphnpd-rnnrnhpid
naar de gemeenten gaat; oenueuzaamneia
- vervolgens kunnen de gemeenten
commentaar geven;
- als gs. die reacties binnen hebben,
gaat het voorontwerp opnieuw naar de
adviescommissie streekplannen, wordt
het definitieve standpunt van gs. vast
gesteld en gaat het voorstel naar de
staten;
- tenslotte wordt het stuk in de staten
vastgesteld.
De gedeputeerde wees er daarbij in
antwoord op vragen uit alle politieke
hoeken van de staten op. dat in de
voorbereiding van zo'n regionale uit
werking van de kementypologie 'het
overleg met de gemeenten zeker niet
wordt ontzien'
Gedeputeerde Schlingemann toonde
zich weliswaar geen tegenstander van
concentratie van waterschappen
mede in verband met de zuiverings
taak, maar vroeg wel 'behoedzaam
heid'.
Hij kondigde een studiecommissie over
de concentraie van de waterschappen
aan. Dit leverde hem later een 'woor
denstrijd' met de heer Huijbrecht. die
in derde instantie aan de gedeputeerde
vroeg of deze studie ook zeven jaar zou
duren 'net als de studie van de diep
delverscommissie, die er ook zeven
jaar over deed".
De gedeputeerde verwaardigde zich
niet hierop te reageren. Zijn stilzwijgen
deed de heer Huijbrecht opmerken:
„Goed, dan concludeer ik dus, dat het
zeven jaar gaat duren",
De meeste woordvoerders hadden bij
de bespreking van de zuiveringstaak
van de waterschappen ook gewezen op
de hoge zuiveringsrechten die in deze
provincie moeten worden betaald.
De heer Cambier (vvd) had hierover
'grote verontrusting bij velen' onder
kend" Hij begreep niet dat de minister
van waterstaat bezwaren tegen de
grote verschillen in heffing had geuit:
„Die zijn wel een gevolg van zijn eigen
wet" De heer Huijbrecht was het wel
eens met de minister dat die verschil
len in zuiveringsrechten ver uiteenlo
pen" van 9.- in het vrije van Sluis tot
ƒ34.- in Noord-Beveland en Hulster
Ambacht". Hij zag een nivellering in
die kosten als bijvoorbeeld Noord-
Beveland met een groter waterschap
zou gaan samenwerken
„De minister is bereid geweest om met
ons eenj studiecommissie in het leven
te roepen die uitkient wat de conse
quenties van die verschillen in heffin
gen zijn en hoe we die moeten aanpak
ken", zei gedeputeerde Schlingemann
bij de beantwoording.
Hij hoopte op kleinere verschillen in de
toekomst. De gedeputeerde had zich
wel afgevraagd of het redelijk is de be
woners van gebieden met dichtere be
volkingsconcentratie te laten meebeta
len om zodoende de bevolking in dun
bevolkte gebieden maar met veel voor
zieningen vragend toerisme wat lager
te laten betalen.
„De waterschappen hebben nu een
sterke technologische dienst gekregen
met een deskundige leiding, met
daarnaast afspraken hoe de regels zul
len worden toegepast en uitgevoerd,
en nu zegt men: die technische dienst
gaat de baas spelen. Nu breekt me de
klomp. Want dat zal toch van de link
heid van de besturen van de
wterschzppen afhangen", riep de heer
Schlingemann enigszins verontwaar
digd uit.
Er waren enkel kritische geluiden geuit
over de gezamenlijke technische-
dienst, die de waterschappen nog niet
zo lang hebben. De heer Huijbrecht
had provinciale staten met klem ver
zocht deze dienst toch vooral niet meer
gewicht toe te kennen dan strikt nood
zakelijk is Hij zag de technische dienst
niet als oplossing voor een naar zijn
oordeel zwakke bestuursstructuur. De
heer Balkendde verwachtte dat deze
dienst een sterke invloed op de water
zuivering zou krijgen en vond het be
zwaarlijk dat het toezicht slechts via
de besturen van negen watrschappen
kon worden uitgeoefend
van de werkgroep van gedeputeerden
met betrekking tot het gezamefijk be
heer van de Noordzeekust door rijk.
provincie en waterschappen in één
overlegorgaan. Beide heren voelden
ook niets voor hoofdwaterschappen
met name in Zeeland. De heer De
Jonge uitte zijn bedenkingen tegen
verdere concentratie van de water
schappen. maar de heer Meijering zag
een studie hierover wel als de beste op
lossing
Gedeputeerde mr J. F. G. Schlinge
mann (vvd) toonde zich bij de beanU
woording van de sprekers verheugd
dat er In het algemeen geen behoefte
was aan 'de vierde bestuurslaag van de
hoofdwaterschappen", waaraan ook
het college van gs. geen behoefte heeft.
Hij kon zich wel met de heer Balke
nende verenigen, onder meer waar
deze had opgemerkt dat het overlegor
gaan voor de Noordzeekust uit die on
derafdelingen zou moeten bestaan.
De verdedigingstaak van de water
schappen tegen het water zag de gede
puteerde als hoofddoel van de water
schappen: „Als men het beheer van de
zeewaterkering bij het rijk onderbrengt
moet men niet denken dat het dan
voor de ingelanden goedkoper zal wor
den. Men moet blijven betalen, alleen,
men heeft dan geen directe zeggen
schap meer".
Waar het het beheer van de Noordzee
kust betreft wilde hij alleen een uit
zondering maken voor kunstwerken
als bijvoorbeeld de dam in het Haring
vliet en - misschien straks - een pijler-
dam in de Oosterschelde. Dit soort,
werken in rijkshanden houden ont
moette geen weerstand bij de gedepu
teerde.
„Naar de waterkeringen van Ooster
en Westerscheldc heeft het rijk de
vingers niet uitgestoken. Die zullen
dus wel onder de waterschappen blij
ven".
De heer Schlingemann deelde mee dat
er een nieuwe financiële regeling in dit
verband voor de waterschappen op
komst is na de opheffing van de wet op
de calamitieuze polders. De waterbe
heersing de waterhuishouding zag hij
als een taak, die geheel voor de water
schappen bestemd is.
In tweede instantie ging de heer Hui-
brecht in op de zorg voor de Ooster- en
Westerscheldedijken van de water
schappen: „Baggeren en stroomver-
legging in de Westerschelde tasten het
land aan. Ik ga er akkoord mee dat de
Westerschelde om economische reden
open moet blijven, maar dan moet ook
de zorg voor de dijken bij het rijk ko
men en niet worden afgewenteld op de
portemonnee van hen die achter de
dijken wonen".
Gedeputeerde Schlingemann wees op
de grote subsidies die de waterschap
pen krijgen als blijkt dat de lasten
hiervoor te hoog worden.
Met enkele sprekers was de gedepu
teerde het eens dat het beheer van se
cundaire. tertiaire en quataire wegen
door de waterschappen, zoals dat in
Zeeland historisch is gegroeid ook in
handen van de waterschappen moet
blijven: „Er komt toch enige verbete
ring van de uitkering uit het wegen
fonds, al is die niet zo groot als we
hadden gehoopt", deelde de gedepu
teerde mee. Hij zei ook dat de gemeen
ten niet staan te trappelen om wegen
van de waterschappen over te nemen.
MEER DAN KWART EEUW STA TENLID
OOK AFSCHEID
VAN MEVROUW
DOPPEGIETER
MIDDELBURG - Bij zijn afscheid is
maandagmorgen de nestor van de
Zeeuwse stalen C. Verdonk geridderd:
commissaris der koningin dr. C. Boer-
tien speldde hem voor het front de
applaudiserende dalen de versierslen
op, die horen bij het ridderschap in de
Orde van Oranje-Nassau. De heer Ver
donk (CDA, KVP) trekt zich uit de
rpovinciale politiek terug in verband
met het recentelijk bereiken van de
65-jarige leeftijd.
In zijn toespraak herinnerde dr. Boer-
tien eraan, dat het scheidende staten
lid meer dan een kwart eeuw lid is ge
weest van dit college. Verder noemde
hij zijn politieke loopbaan in gemeen
telijk vergand, waar de heer Verdonk
28 jaar raadslid is geweest, van 's Heer
Arendskerke en na de herindeling Bor-
sele, waarvan vier jaar wethouder. Bui
ten de politiek attendeerde de com
missaris op de jarenlange activiteiten
van het scheidende statenlidin de
NCB.
De 26 jaar statenlidmaatschap noemde
de commissaris „een respectabel aan
tak maar geen record": daarbij herin
nerde hij aan de statenloopbaan van
de heren D. Kodde (41 jaar). C. Boen
der (44 jaar) en tussen 1891 en 1939 de
heer Rompu (47 jaar). Die lange pe
riode in de politiek getuigd volgens de
commissaris van „het vertrouwen van
de partij en de kiezer in de heer Ver
donk". Hij had berekend dat het sta
tenlid meer dan 150 vergaderingen
heeft meegemaakt. „U hebt zien
groeien, hoe het statenlidmaatschap
belangrijk meer tijd, voorbereiding en
contact met de achterban vergt dan
vroeger", zo zei de commissaris, die in
de heer Verdonk „het besef van ver
antwoordelijkheid als burger en vanuit
zijn geloofsovertuiging" prees.
Namens de staten sprak de nieuwe
nestor van dit college, de heer M. J.
van Poelje, die de heer Verdonk als
statenlid met het langte aantal jaren
opvolgt. Hij noemde de onderscheiding
„een balngrijke erkenning van de ver
diensten, die collega Verdonk voor de
gemeenschap heeft. Partijgenoten en
politiek andersdenkenden gunnen ,u de
vreugde met deze dag van harte", al
dus Van Poelje, die het vertrek van de
heer Verdonk mede speet om diens
'persoonlijke kwaliteiten'
1Beduusd
In zijn afscheidtoespraak - ,,'k bin een
bitje beduusd, intussen" - haalde de
heer Verdonk een aantal herinnerin
gen op aan staten-ervaringen en gaf
hij uiting aan zijn dankbaarheid „een
schakel te zijn geweest in de keten die
bestuurservaring mag doorgeven". Hij
betoogde, dat het statenlidmaatschap
tegenwoordig meer eisen stelt, dan de
wet formeel stelt. „Basisonderwijs is
niet meer voldoende, het statenwerk
is geen vrijetijdswerk meer en de
combinatie met een volledige dagtaak
is welhaast onmogelijk geworden",
vond hij. Daarbij betoogde hij, dat her
mensen uit zijn eigen landbouwkring
bijna niet meer te doen is zich „in die
mate met de publieke zaak vezig te
houden, die een lidmaatschap van de
staten vergt".
Hij zag daarim een 'verarming van de
democratie' In het bijzonder noemde
de heer Verdonk de indruk, die de ex
tra statenvergadering na de waters
noodramp 1953op hem had gemaakt.
„Het zou voor sommigen toch goed zijn
om naast de afweging van veiligheid en
milieu ook in de overweging de belofte
te betrekken, die middels de Deltawet
is gedaan aan de ouders, broers, zus
ters en kinderen van de slachtoffers: in
1978 veilig achter Deltadammen. Hij
gaf aan, dat behalve de leeftijd ook de
toenemende polarisatie een van de
hoofdredenen is geweest om te ver
trekken, omdat dit kunstmatig aan
kweken van tegenstellingen nooit mijn
manier van politiek bedrijven is ge
weest".
Behalve van de heer Verdonk namen
de Zeeuwse staten maandag nog af
scheid van een ander CDA-statenlid,
dat om gezondheidsredenen vertrekt:
mevrouw Doppegieter-Van ThieL De
commissraris haalde aan, dat zij sinds
1974 lid is van de staten en dankte
haar voor de inzet in dip periode. Dat
zelfde deed ook de heer Van Poelje, die
beide scheidende leden namens de sta
ten een boekwerk aanbood.
Foto: Commissaris der Koningin dr. C.
Boertien speldt de versierselen van het
Ridderschap in de Orde van Oranje
Nassau op bij het vertrekkende staten
lid C. Verdonk.
Slot van pagina I)
Pvd A-woord voerder P. A. Roels stelde:
„Ik heb het idee. dat men toch wat om
de hete brij heenloopt. Het gezond ver
stand zegt toch, dat het een kem als
Tussen Don (PvdA) en Schlingemann (VVD)
GSTROKKEN
VOORSTEL IN
MIDDELBURG - Een technisch voor
stel over de financiële afwikkeling
van een dijkval in Flaauwers in 1974
heeft maandagmiddag plotseling voor
politiek gekrakeel gezorgd in de sta
ten van Zeeland, waarbij met name
PvdA-fractïevoorzitter W. Don en
WD-gedeputeerde mr. J. F. S. Schlin
gemann vinnig tegenover elkaar
kwamen te staan. Het ging om een
voorstel van de heer Don om behalve
de 'wettelijke' tien procentsbijdrage
in de kosten van de dijkval - in totaal
negen ton - ook het provinciale aan
deel in de rentelasten rond dat karwei
te betalen. Daarbij liep het verschil
van inzicht zo hoog, dat g.s, tijdens
een schorsing haastig besloten het
punt van de agenda af te voeren, voor
het bij motie ingediende voorstel-Don
werd behandeld.
Don had 's morgens het voorstel om ok
de rente voor het werk aan het water
schap Schouwen-Duiveland te vergoe
den, gelanceerd. Hij vroeg een reactie
van g.s. en de fracties. Commissaris der
koningin dr. C. Boertien - die 's mid
dags afwezig was - stelde toen de ver
dere behandeling van deze zaak uit
omdat g s. zich over de consequenties
wilden beraden.
In de middagzitting - onder leiding
van gedeputeerde A. J. Kaland - her
innerde gedeputeerde Schlingemann
eraan, dat deze afwikkeling loopt via
een regeling, die in feite nog 'in de
maak' is, de vervanging van de wet
1870 op de calamiteuze polders. „De
minister heeft de subsidiëring van de
rentepost nog niet goedgevonden,
maar ook nog niet afgewezen. Als het
rijk deze post niet voor subsidie aan
vaardt, laten wij dan nagaan of er voor
de provincie wat te doen is. Maar de
consequentie is wel, dat we dat dan
ook voor andere waterschappen bij
dijkvallen moeten doen".
Motie
In tweede instantie liet de PvdA-
fractievoorzitter weten, dat hij de
vergoeding van de rente een reële
zaak vond in dit geval. Hij kwam
daarop met een motie, waarin werd
gesteld, dat deze rentekosten tijdens
het herstel evenals de bouwrente bij
bouwwerken tot de directe kosten als
gevolg van de dijkval moeten worden
gerekend. Een motie, die tot stand
was gekomen na overleg tijdens de
middagpauze en ook was ondertekend
door de heren W. van der Heide (ppr),
R. van Ommeren (sgp) - „voor ons is
het vanzelfsprekend, dat deze kosten
ook worden vergoed" - door P. de
Jonge (bp) en R. Meijering (gpvl. Het
CDA - zo liet de heer Claays weten,
wilde de reactie van het college af
wachten, de WD, zei L. M. Moermond
wil de opstelling van g.s. volgen en
een uitspraak later aan de orde stel
len. Volgens die opstelling zou het
mogelijk zijn, dat 22 van de 43 aanwe
zige statenleden voor de motie-Don
zouden zijn.
pen op een nieuwe regeling en men
denkt bij g.s. aan een calamiteiten
fonds voor dit soort zaken".
Voorzitter Kaland: „G.s. hebben beslo
ten het voorstel terug tenemen. We
moeten voorzichtig zijn met eenzijdige
beslissingen die te maken hebben met
een regeling, die nog met van kracht is
Laat het colletge de hele zaak in een
rustige sfeer bekijken".
Don, die het college tijdens de schor
sing in het oog had gehouden: „G.s.
hebben neuzen staan tellen, voor ze
met hun besluit tot terugnemen kwa-
Gedeputeerde mr. J. F. G. Schlinge- men. Ik vraag me af of de democratie
liet, na schorsing, in zijn reactie
op de ingediende motie weten 'teleur
gesteld' te zijn, dat onze toezegging om
deze zaak nader op zijn consequenties
te bezien' niet voldoende werd geacht.
„G.s. heeft besloten het voorstel terug
te nemen". Don1 „Ik heb vanmorgen
nog gevraagd om het voorstel aan te
houden. Toen wilde men daar niet van
weten".
Schlingemann- „Dit is geen zaak.
waarvan je de consequenties op een
achternamiddag tussendoor kunt
overzien".
Don: „Het is een zaak, die geen prece
denten geeft. Het gaat om vooruitlo-
daar werkelijk mee gediend is".
Kaland. „Zelfs als er neuzen zouden
zijn geteld, maar dat wil ik even in het
midden laten, zelfs dan had het dage
lijks bestuur bij aanvaarding van de
motie het voorstel nog kunnen intrek
ken"
Schlingemann kortaf: „We moeten uit
erst voorzichtig zijn met de consequen
ties. 't Gaat niet alleen om dit geval. Er
valt zeker wat te zeggen voor vergoe
ding van rente, maar ik verwacht dat
het een zaak is, die tot de kroon zal
gaan. We willen de zaken rustig bekij
ken".
Nieuwdorp toch moet worden geconso
lideerd. In zo'n geval moeten we de
groei een halt toeroepen, ook al zijn
nuanceringen mogelijk. Maar we willen
het begrip consolidatiekem wel hand
haven De heer W. van der Heide (ppn
gaf in zijn betoog geen concrete aan
duidingen van groei-indelingen van
kernen. Wel betoogde hij: „De keuze
voor de leefbaarheid van verschillende
kernen ligt achterons. Deze staten ko
zen voor een uitbreiding van de chemi
sche industrie in het Sloe, waardoor
sommige kernen minder dan een kilo
metervan die industrie vandaan liggen
en daarmee hebben deze staten een
gezonde ontplooiing van deze kernen
geblokkeerd. Hij vond een indeling in
soorten groei-kernen wel nodig en be
pleitte daaraan voorafgaand een mo
delmatige benadering.
Van de heer Eeversdijk kwam de op
vatting dat juist nu de leefbaarheid in
de nota van gs centraal is gesteld, be
vorderd moet worden dat onderwijs
voorzieningen en waar mogelijk moe
ten blijven bestaan. „Dat moet voor
elke kern uitputtend worden uitge
buit", zei hij. In dit opzicht begreep
hij niet de 'sombere visie' van de ge
deputeerde op Nieuwdorp. Naar zijn
mening kunnen 'randstadbegrippen'
niet zonder meer worden toegepast op
Zeeland, een opvatting die ook SGP-
woordvoerder Van den Berg en de
heer Elenbaas (vvd) onderstreepten.
Eversdijk: „In Zeeland is meer sprake
van kwijnende dorpen danvan sub
urbanisatie. Zelfs binnen Zeeland ligt
de situatue genuanceerd. Midden-
Zeeland heeft een stedelijke aanzet
met de band Middelburg-Vlissin-
gen-Goes. Maar op Schouwen-
Duiveland. Tholen en het grootste deel
van Zeeuwsch-Vlaanderen is dat ge
heel anders; stedelijke aanzet ont
breekt daar, vrijwel alles valt onder de
kleine kern in bepaalde gebieden: heel
Schouwen-Duiveland en de gemeenten
Reimerswaal en Borsele bestaan dan
in feite uit kleine kernen."
In zijn reactie op de opwerkingen uit
de staten onderstreepte gedeputeerde
Boersma, dat de nota naar 'de
Zeeuwse maat geschreven is". Boers
ma: „De benadering is niet die van een
slager, die plakjes van een worst
snijdt, maar die van een kleermaker,
die een maatpak snijdt. Hij vond de
door CDA en VVD voorgestane inde
ling 'wel logisch als je naar het platte
land kijkt'. „Maar het gaat om het be
leid in de toekomst en dan moet je de
zaken genuanceerd kunnen bcnade
ren. Het zou best kunnen zijn, dat we
in de discussie met de gemeenten aan
vijf groei-groepen niet genoeg blijken
te hebben."
Over het verschijnsel consolidatiekem
betoogde hij, dat er in Zeeland gekozen
is voor industrialisatie en dat men dan
dicht bij die gebeiden geen grote be
volkingsaantallen mag toestaan. „Het
gaat niet om de situatie nu, maar om
de toestand als het hele Sloe bezet zou
zijn. Van de fouten van Rijnmond moe
ten we leren, moeten we durven leren
en we moeten ze durven voorkomen.
We zullen bij een hantering van het
begrip consolidatiekem die zaak uit
voerig onderbouwen en motiveren. De
ene consolidatiekem is bovendien de
andere niet."
Eversdijk, bij interruptie: „Hoe gaat
het dan met de typologie?"
Boersma: „We zullen uitvoerig motive
ren waarom we terughoudend moeten
zijn bij de groei in deze kernen. De si
tuatie van Sas van Gent is anders dan
die van Nieuwdorp. Wel, dat zullen we
breed moeten onderbouwen en de sta
ten hebben het laatste woord. Zij moe
ten de rangorde vaststellen."Na een
schorsing liet de heer Eversdijk in
tweede termijn weten, dat de visies el
kaar zo dicht waren benaderd, dat hij
afzag van een motie over het schrap
pen van het begrip consolidatiekem.
Ook de verzekering van mr. Boersma,
dat de staten de zaken regionaal zullen
beslissen droeg daartoe bij.