Stroomlijning van de feestkalender: Pasen op een vaste datum in april BEWOON DE WERELD! Szell en Schubert, Solti en Strauss De zwakke benen van de Raad van Kerken 'AFGESCHEIDEN' AMSTERDAMSE EMIGRANTEN IN AMERIKA HET UNIEKE VAN HET CHRISTENDOM 20 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT ZATERDAG 3 APRIL 1976 Met tien stemmen tegen heeft de hervormde synode een paar weken geleden de gemeen schappelijke verklaring van de Raad van Kerken in ons land over de viering van de 'Maaltijd des Heren', aanvaard. Zij heeft dit besluit genomen, omdat zij daarin zag 'een belangrijke bijdrage voor het voortgezette werk naar de eenheid en als een aansporing om eigen traditie van denken en vormen opnieuw te toetsen aan de II. Schrilt en eikaars verstaan daarvan." Op de agenda van de vijfde as semblee van de Wereldraad van Kerken, kwam een aantal punten voor die in de toch al tamelijk summiere verslaggeving over deze mammoetconferentie weinig aan dacht hebben gekregen. Eén van deze punten betrof het voorstel om een vaste paasdatum in' te voeren. Dat deze kwestie op de agenda stond trof velen als een onaange name verrassing. In 1967 was het zelfde onderwerp ook al in de we reldraad aan de orde geweest. De grote kerkgemeenschappen rea geerden daar destijds erg lauw op en de meeste gaven in het geheel geen commenaar. Waarschijnlijk is het geringe weerwerk er de reden van geweest, dat de wereldraad gedacht heeft: wie zwijgt stemt toe. Waarom de grote kerkgemeen schappen in 1967 nauwelijks iets van zich hebben laten horen, komt vermoedelijk doordat zij vonden dat de zaak wel erg weinig om het lijf had. De wereldraad had en heeft wel belangrijker vraagstuk ken dan dit. Dat bleek verkeerd gedacht te zijn. Vorig jaar verscheen het voorstel om voortaan de zondag na de tweede zaterdag in april tot vaste paasdatum uit te roepen, kloek en duidelijk op de agenda van de vijfde assem blee. Het voorstel werd begeleid door de mededeling, dat de meerderheid van de leden-kerken in de Wereldraad, vóór invoe ring van een vaste paasdatum is. Ongeveer tezelfdertijd werd bekend dat het Vaticaan een brief aan de bisschoppen had gestuurd, waarin eveneens voor invoering van een vaste paasdatum werd gepleit. De vijfde assemblee in Nairobi, kwam aan een grondige behandeling van het punt niet toe. Wel werd er een document van de sectie 'Eredienst' overhandigd, waarin er met fclem aangedrongen wordtomdekwestieeens geheel opnieuw in studie te nemen. "Sinds 1967', zo schreef de sectie, „is er op het ge bied van de theologische bezinning zó vee) gegroeid (ook wat betreft de datum waarop christenen het paasfeest dienen te vieren), dat een routine-behandeling van dit voor stel een onjuiste zaak zou zijn." Van de na dere bezinning of studie, waarop de sectie had aangedrongen, is niet veel terecht ge komen. Het punt is tamelijk formeel en gro tendeels schriftelijk verder afgewerkt. En kele maanden geleden konden wij verne men dat de vaste paasdatum erdóór was. In welk jaar men voor het eerst op de zondag na de tweede zaterdag in april pasen gaat vieren, is nog niet exact bekend Vermoede lijk zal het in 1977 zijn. Bezwaren Tegen het voornemen om een vaste paas datum in te voeren bestaat, een kleine, doch fervente oppositie Deze oppositie kan wor den Ingedeeld in twee vleugels. De ene be kijkt de zaak praktisch. Zij zegt er is op de keper beschouwd, zó weinig dat vóór de in voering van een vaste paasdatum pleit, dat wij ons de moeite beter kunnen besparen Er zijn wel belangrijker zaken onder Gods Volk aan de orde. De andere vleugel heeft bezwaren die bij bels gefundeerd zijn Het zijn niet alleen de theologen die van deze vleugel deel uitma ken. Men vindt er ook mensen in die opko men voor de natuur en voor het behoud van de dingen wier mythologische betekenis ons in de loop der tijden is ontgaan. Welke ar gumenten kunnen er worden aangevoerd om een vaste paasdatum in te stellen? Deze argumenten maken een nogal mate rialistische indruk. Er wordt bijvoorbeeld opgemerkt, dat een vaste paasdatum het de mensen gemakkelijker zal maken om voor jaarsvakanties te nemen. De lesroosters op de scholen kunnen wat stabieler worden gemaakt, hetgeen bij een voortdurend wis selende paasdatum moeilijk schijnt te zijn. Een ander argument ten gunste van een vaste paasdatum is. dat pasen ook zo zijn eigen plaats heeft in het economisch gebeu ren. Een vroege pasen is voor sommige be drijfstakken ongunstig, omdat deze be drijfstakken afhangen van allerlei inspira ties die de mensen blijkbaar aan de nade rende pasen ontlenen, de schoonmaak en de behoefte om zichzelf in het nieuw ('op zijn paasbest') te steken. Het zijn geen indrukwekkende redenen om de kalender van de christelijke feest- en hoogtijdagen te wijzigen. Theologisch en kerkhistorisch gezien is er echter met de paasdatum beduidend méér aan de hand. Eén of twee feesten? Ofschoon pasen het centrale feest van het christelijke, kerkelijke jaar is, mag men het toch niet zonder meer een 'christelijk' feest noemen. Van oorsprong is het. paasfeest namelijk een gedachtenisfeest dat de uit tocht van de joden uit de Egyptische sla vernij in de herinnering terugroept. Jezus 'en zijn volgelingen vierden dit oude feest vol eerbied mee. Na de dood van Jezus won de opvatting veld, dat in het sterven en de opstanding van de Heer, de vervulling en de voltooiing van het oud-testamentische Pa scha moest worden gezien. „Christus, ons Paaslam, is geslacht." verkondigde Paulus, die daarmee heel duidelijk het paasfeest in het verlengde van het Pascha plaatste Het bloed van de lammeren, dat de joden in Egypte vrijwaarde voor de gruwelen van een nacht vol wraak, werd het bloed van het paaslam Christus, dat de gelovigen van de eeuwige dood redt. Pascha en Pasen adem den als het ware gelijk op. In de jonge kerk bestonden er al heel vroeg twee verschillende opvallingen over de juiste datum waarop het christelijke paas feest moest worden gevierd. Eén groep wen ste de dag waarop Jezus stierf als paasda tum erkend te zien. De andere groep legde meer de nadruk op de dag van de opstan ding van Jezus en zij vierden dan ook het passmysterie op de vroege zondagmorgen, direct na het joodse Pascha. Dit joodse pascha werd gehouden op de 14e dag van de eerste lentemaand, die 'Ni- san' heet De bepalingen omtrent de datum waarop het Pascha gevierd dient te worden zijn omstandig beschreven in Exodus 12 en in Leviticus 23 Het feit dat de paasdatum zo nauwkeurig in de heilige boeken wordt aangeduid, heeft de mening doen postvat- ten dat die datum heel belangrijk en heel wezenlijk is voor het welzijn naar lichaam en ziel van de mens. Hervorming De stroming in de jonge kerk. die het christelijk paasfeest gevierd wenste te zien op de dag van de opstanding van de Heer, heeft in de eerste drie eeuwen van het be staan van de kerk, gezegevierd. Joods Pa scha en christelijk Pasen vormden als het ware één weekend. In de 3e eeuw voerden de joden een kalendervorming in. Hierdoor ontstond de situatie, dat het Pascha de ene keer precies samenviel met het begin van de lente, en een andere keer daarvóór. Het concilie van Nicea. in 325. stuurde de zaak bij. Men stelde vast, dat pasen gevierd zou worden op de zondag na de eerste volle maan in de lente. Deze wijze van vaststel ling heeft, stand gehouden tot in onze da gen. Bij de bepaling van de wisselende paasdatum zat de bedoeling voor om de schijnbare eenheid tussen het joodse Pa scha en het christelijke Pasen te verbreken. Er zijn sinds 325 echter heel wat jaren ge weest waarin de beide feesten toch samen vielen. Bij de invoering van een vaste paasdatum op de zondag na de tweede zaterdag in april, is een samenvallen van de twee fees ten uitgesloten. Dit verklaart waarom de tegenstanders van een vaste paasdatum be logen dat de wereldraad en het Vaticaan in broederlijke eensgezindheid, in de voet stappen van de concilievaders van Nicea treden. De definitieve breuk in de tijd tussen de hoogfeesten van Israël en van de christenen wordt door sommigen als discriminerend beschouwd. Jezus zelf was een jood en door de toch al vage relatie tussen het Pascha en Pasen op te offeren, wrikt men Jezus als het ware los uit Zijn eigen historische achter grond Ritme der natuur ïxet zijn vooral theologen, bijbelkenners en kerkhistorici, die zch over de kwestie van de vaste paasdatum opwinden. Maar zij hebben, wellicht tot hun verbazing, bijval gekregen uit een onverwachte hoek. In de discussie begint nu ook het geluid te klin ken van degenen die het 'terug naar het ver leden'. of 'terug naar de natuur' prediken. Deze mensen kennen aan de paasdatum een mythologische betekenis toe. Zü beto gen dat de paasdatum vanouds een rol heeft gespeeld bij het bepalen van de dagen waarop de boer zijn akkers gaat bewerken. Pasen is als het ware het mysterieuze teken, ontleend aan een kalender die in het ritme van de natuur verborgen ligt, om de akkers vruchtbaar en gezond te doen zijn. In het oude testament wordt met de seizoenen ernstig rekening gehouden. Zij worden verstaan als tekenen en bewijzen, dat de schepper voortdurend met zijn schepping bezig is. Maar daarnaast zijn de getijden en de grote feesten die deze getijden markeren, ook bedoeld als natuur lijke gegevens. De mens die gehoorzaamt aan de signalen van de getijden en de feest dagen leeft in het ritme dat de natuur hem voorschrijft en hij blijft daardoor in harmo nie met de schepping. Velen zullen deze ar gumentatie even zwak vinden als dc bewe ring van degenen die een vaste paasdatum wensen teneinde een betere vakantiesprei ding te bewerkstelligen. Het opvallende is echter, dat de vakantiespreiding blijkbaar een betere troefkaart in het spel om de paasdatum is, dan het bezwaar van hen die het eindeloze stroomlijnen- en gelijkschake len moe zijn en die opkomen voor het be houd van tradities en waarden wier werke lijke betekenis voor ons welzijn zich verliest in de nevelen van het verleden. A.F.M.C.Koopman IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIl minimum VAN EN VOOR DE DRAAITAFEL Dirigent George Szell heeft tot zijn dood - medio 1970 - voor CBS talrijke plaatopnamen gemaakt, waarvan er de laatste tijd ver schillende opnieuw in roulatie worden gebracht. Twee van die recente uitgaven geiden schijven met ouvertures van Van Beetho ven cn met de negende symfonie CDc Grote') van Franz Schubert. In beide gevallen speelt Szells 'vaste' orkest, het Cleveland Or chestra. Beide platen leggen ge- getuigenis af van de hechte sa menwerking, die in een lange reeks van jaren ontstond tussen dingent en orkest. Szell dirigeerde het sinds 1946. De twee platen zijn daar naast voorbeelden van Szells markante manier van musiceren: voortvarendheid, een strakke aanpak, briljante precisie en tege lijk toch zelden koel analystisch zonder meer. Op de Beethoven- plaat staan de drie ouvertures Leonore, Fidelio, Egmont en Kö- nig Stephan - vertolkingen uit een stuk, die weliswaar tussen 1963 en 1967 zijn opgenomen, maar redelijk tot goed klinken. De negende van Schubert - jawel, die van Schumanns 'himmlische Lan ge' - komt naar onze indruk nog sterker tot zijn recht Een van de problemen, waarvoor de negende de uitvoerenden en met name de dirigent stelt is de temporelatie tussen de vier delen: 'op papier' ontlopen die tempi elkaar name lijk niet zoveel en dat leidt in de praitijk niet zelden tot een zekere gezapigheid en een gebrek aan contrastwerking. Zo niet bij Szell: het grondpatroon van de uitvoe ring is energiek en levendig en met name het derde deel valt op door een aanzienlijk sneller tempo dan doorgaans gebruikelijk is: Szell geeft de muziek zoveel vaart men zo bijna zeggen: zette ze zo onder druk - dat de blazers het zéér gedisciplineerde Cleveland Orchestra het in het scherzo soms nét niet helemaal kunnen bijbe nen. Het gaat om een opmerkelijke vertolking, die ook de aandacht waard blijft als men weet dat de opname uit 1957 dateert - het moet een van de eerste stereo- uitgaven van CBS zijn geweest - en daar naar klinkt (Beethoven ouvertures CBS 61580; Schubert CBS 61603) Briljante opname-kwaliteit anno 1975 treft men aan op een nieuwe Decca-plaat, die dirigent Georg Solti en het Chicago Symphony Orchestra aan het werk laat horen in drie werken van Richard Strauss: Don Juan. Till Eulen- spiegel en Also sprach Zarathus- tra. Zonder verlies aan dynamiek en klankkwaliteit namelijk lukte het Decca om op die ene schijf bijna vijfenzestig minuten Strauss samen te brengen, alleen daarom al zou de uitgave de moeite waard zijn, de meeste platen bieden Za- rathustra zonder toegift, hier gaat het werk op één plaatkant. Solti geeft aansprekende muzikale schilderingen, men kan niet zeg gen, dat zijn aanpak aan de bui tenkant blijft, maar wel dat bij voorbeeld Rudolf Kempe deze drie Strauss-werken meer van binnenuit benadert. Het orkest uit Chicago speelt superb, de keuze lijkt ons een kwestie van smaak. Opname-technisch is de Decca- schijf nauwelijks te kloppen. (Decca SXL 6749) zestig voor de eerste integrale moderne plaatopname van Bruckners symfonieën. DGG is nu bezig de vertolkingen 'los' op de markt te brengen en situeerde ze in de billijk geprijsde Resonance- serie. Daarin verscheen recente lijk Bruckners symfonische zwa- nezang. de negende, door de Berliner Philharmoniker. Een erg fraai gespeelde negende, een uit voering ook van grote zeggings kracht, maar wellicht niet ieders smaak. Jochums aanpak in Bruckner zet een accent op wat men zou kunnen aanduiden als de 'mystieke' trekken van deze mu ziek - een mogelijkheid waartoe met name ook de negen met het grootste adagio zich leent. Er be staan 'aardser' uitvoeringen van deze laatste Bruckner-symfonie, waarbij het effect niet minder aangrijpend is: Haitink met het Concertgebouw bijvoorbeeld en nog sterker, maar mogelijk niet eer meer te kpjgen - Van Beinum, eveneens met het Concert- gebouworkest. Jochum staat een andere Bruckner voor, maar één van met minder niveau. Goede opnamekwaliteit. (DGG' Resonance-2536 173, stereo). Publicatie van brieven uit negentiende eeuw De de achtergronden, zowel hier als ginds, duidelijk maken e bibliothecaris van de Vrije Uni versiteit in Amsterdam - dr. J. Stei- lingwerff - stelde een omvangrijk ge schrift samen over een groep Am sterdamse emigranten, die onder lei ding van de vermaarde ds. H. P. Scholte in 1847 naar de Verenigde Staten uitweken. De auteur nam in dit boek meer dan honderd van hun brieven op, voor het grootste deel af komstig uit het bezit van de Amster damse deurwaarder Wormser, wiens achterkleinzoon - drs. H. A. Höweler - de huidige eigenaar is. Dr. Stelling- werff deelde de brieven in veertien hoofdstukken in en voorzag die van weloverwogen inleidingen. Dat maakt het boek bijzonder waardevol: in de eerste plaats is de authentieke toon herkenbaar van deze groep landverhuizers, die - uit Amsterdam weggetrokken - een calvinistische bijdrage gaven aan het Amerikaanse geestesleven. En voorts zijn er de no tities van de bewerker, die veel van Otellingwerff geeft in zijn inleiding aan wat hem nog het meest opgeval len is bij de bewerking van deze brie ven. namelijk de relatie tussen Am sterdam en de afscheiding. "Bij de af scheiding denken we in de eerste plaats aan Zeeland, Gelderland. Overijssel, Drenthe, Friesland en Groningen." De man die als initia tiefnemer voor het vertrek naar de V.S. optrad was de strijdbare predi kant H. P. Scholte. voorganger van de "afgescheidenen". Een man over wie zijn schoonzoon schreef: "Het viel hem zwaar met anderen samen te werken waar zulks het nakomen van vastgestelde regels vereischt" Van hem zijn enkele brieven in dit boek opgenomen, brieven waarin geeste lijke en materiële zaken zonder over gang in elkaar overgaan. Zo schrijft hij in 1849 aan J. A. Wormser dat ae tekenen wijzen op het "schrikba rende Antichristische einde, de af val." En hij voegt er in één adem aan toe- "Zoo ooit dan is het nu een tijd van waken en bidden en zich gereed houden. Mijn kleine Hendrik heeft de spruw gehad doch dit is nu genoeg zaam over Mijn vrouw is nog slap. doch anders wel." In vele brieven van de emigranten treft men dergelijke gedachtensprongen aan. Bewerker Stellingwerf! wijst er in zijn inleiding op, dat in de brieven bijna geen aandacht wordt geschon ken aan het probleem van de India nen en de negers in Amerika. Dat hindert hem, zo deelt hij mee. Is dat niet echter een typische mededeling uit onze eigen tijd? Het probleem van de etnische minderheden is de burger van nu door en door bekend: kranten en andere media berichten er dage lijks over en ook op de preekstoel houdt men zich er zich mee bezig. De emigranten van de negentiende eeuw behoorden evenwel tot een andere cultuurkring, zij dachten vanuit het sociale kader van Nederland om streeks 1849 en hun religieus-ethische problematiek is eerst en vooral be paald door kerkorde en dogma, ge heel andere zaken dan waarmee hun Nederlandse geloofsgenoten anno De 1976 bezig zijn. Had dr. Stellingwerf! dan verwacht dat deze emigranten uit 1840 of daaromtrent zich met de zelfde kernvragen zouden hebben be ziggehouden dan de christenen in deze tijd Je bewerker maakt meer van der gelijke geëngageerde opmerkingen - het engagement vanuit het heden - en levert daarmee een Illustratie van Cro- ce's opvatting dat alle geschiedschrij ving hedendaagse geschiedschrijving Is. Aan het slot van het boek erkent Stellingwerff dat overigens met zo veel woorden, namelijk na een reeks notities over de verhouding van kerk en staat: "Deze opmerkingen betref fen het verstaan van de tijd waarin wij leven'." Naar onze mening zijn het met de sterkste notities uit dit boek Dat neemt niet weg dat de bewerker lof verdient voor de manier waarop hij deze historiebeschrijving uit de negentiende eeuw - want dat zijn deze brieven - van verhelderende aantekeningen heeft voorzien Het werk is uitgegeven bij Buijten en Schipperheijn. Amsterdam Sinds de R-K Kerk in ons land zich heeft aangesloten bij de Raad van Kerken, is de vraag urgent geworden hoe de kerken denken over de sacramenten. Dat zijn dan de twee sa cramenten die al deze kerken kennen, dc H. Doop en hel Avondmaal-Eucharistic. Over de Doop is men het tamelijk vlug eens kunnen worden, wat is uitgelopen op een wederzijdse erkenning van eikaars doop. De vraag van kinderdoop en doop op latere leeftijd behoefde hier niet ter sprake te komen, hoewel er natuurlijk wel over gesproken is. Maar dit was geen punt bij de erkenning als zodanig. In iedere kerk waar de kinderdoop regel is, wor den ook mensen op oudere leeftijd gedoopt. Meer moeilijkheden bleken er te zijn om tot overeenstemming te komen wat betreft het Avondmaal. Dat is begrijpelijk, sinds de kerk van Rome hierbij ook moest meespre ken. en de kwestie Avondmaal-Mis is nu een van de punten geweest waarop de kerken in de 16e eeuw uiteen zijn gegaan. De neerslag van deze strijd kunnen we vinden in de pauselijke bul Exurge Domine en het ant woord daarop in zondag 30 van de Heidel- bergse Catechismus. Doch niet alleen tus sen Rome en de kerken van de Reformatie lag er hier een scheiding. Die was er ook tussen de kerken van het gereformeerd pro testantisme en de Lutheranen. De vraag was nu voor de Raad van Kerken: kan er. door nadere bezinning, overeenstemming worden bereikt? Daartoe is er in 1970 een 'Commissie Intercommunie en Ambt' inge steld, om de vragen die er hier zijn in studie te nemen. Deze commissie heeft in 1972 een discussie nota doen uitkomen: „De bijbelse achter gronden van EucharistieyAvondmaal'. De bedoeling van deze nota was de kerken (en hiermee was niet alleen hun synode be doeld) aan het denken te zetten. Dat is in tamelijk ruime mate geschied. „Een niet ge ring aantal schriftelijke reacties' zijn er bin nen gekomen en mede naar aanleiding daarvan is het stuk 'Gemeenschappelijke verklaring over de viering van de Maaltijd des Heren' geschreven, welk stuk dan op de hervormde synode, met 10 stemmen tegen, is aanvaard om naar aanleiding daarvan te zoeken naar eenheid. Nu komt alle bezinning en ook alle beslis sing in een kerk voort uit het feit dat er iets gaande is, waarvan althans een deel der kerk zich afvraagt: kan dat nu zo maar? We denken hier bijv. aan hetgeen er plaats vond in de studenten gemeenten-parochies (ecclesiae). Uit het besef van bij elkaar te behoren, heeft men zich niet al te veel aan getrokken van wat het officiële standpunt was van de diverse kerken waartoe zij be hoorden. Met de ruzies van de 16e eeuw wil den zij zich liefst zo weinig mogelijk inlaten. Daarnaast zagen we het gabeuren dat men een zgn. open avondmaal "feing houden, waaraan allen konden deelnemen die ook in hun eigen kerk gerechtigd waren deel te nemen aan het sacrament, van Avondmaal-Eucharistie. En zo zijn er ook open Eucharistievieringen gehouden, hoe wel de R-K Kerk officieel weert wie niet tot haar behoort. De vraag kwam op of de ver binding openbare belijdenis-Avondmaal wel te handhaven is. Wie is er gerechtigd deel te nemen aan dit sacrament? In dit verband moeten we ook wel noemen de zgn. kinder communie. Al deze genoemde zaken zijn evenzovele redenen waarom de Raad van Kerken rich wel moest bezinnen op alle vragen die er in de laatste tientallen jaren rijn opgeworpen rondom de viering van Eucharistie-Avondmaal. Die bezinning vin den we nu als neerslag in die gemeenschap pelijke verklaring. Het is een 'gemeenschappelijke verklaring over de viering van de Maaltijd des Heren'. De commissie van de Raad van Kerken is afgestapt van rie aanduiding Eucharistie- Avondmaal, zoals het in 1972 werd gesteld. Waarom dit geschied is, staat er niet bij, maar de reden lijkt me nog al voor de hand te liggen. De vroeger gebruikte woorden waren beide kerkelijk bepaald. Wie het woord Eucharistie hoorde, dacht onmiddel lijk aan de kerk van Rome en bij het woord Avondmaal gingen de gedachten naar de protestantse kerken. Met die naam 'Maal tijd des Heren' kunnen we de gedachte krij gen dat we op een terrein zitten dat tussen beide inligt en waarmee beide te maken hebben. Het is nu echter de vraag of deze aanduiding van het sacrament ook dezelfde vulling zal krijgen in de kerken die daarmee te maken hebben en dat zijn in ons land in de allereerste plaats de kerken die zijn aan gesloten bij de Raad van Kerken. Is er een basis voor het gemeenschappelijk vieren en beleven van de Maaltijd des Heren? Dat blijft voor ons vooralsnog een open vraag. Wèl zien we deze verklaring als een goede basis voor voortgezette bezinning. En deze achten we ten zeerste nodig, want een sa crament is een stuk belijdenis. Het zal nu een jaar of tien geleden zijn dat een van de jongeren, die zich toen nog al druk maakten over de viering van het Avondmaal- Eucharistie, zo tegen ons opmerkte dat rij (die jongeren) genoeg hadden van al die kerkelijke gescheidenheid en twisten, om dat het tenslotte één pot nat was. Voor zulk een bijeenkruipen, zonder bezinning op het wezen van dit sacrament, hebben we nooit iets gevoeld en we kunnen ons niet voorstel len dat we er ooit enige waardering voor kunnen krijgen. Er moet bij de viering sprake kunnen zijn van een gezamenlijk be leven en belijden. Er moet gemeenschap I rijn. Wanneer we nu de gemeenschappelijke ver- klaring doorlezen, worden we bevestigd in de gedachte die we neerschreven naar aan leiding van de naam die is gebruikt, de 'Maaltijd des Heren'. De commissie en met haar velen velen die hebben gereageerd op de discussienota 'De bijbelse achtergronden van Eucharistie-Avondmaal', hebben ge- zocht naar datgene wat de kerken verbindt wanneer het gaat over dit 'mysterie van ons geloof." Wat zij in de verklaring heeft neer- j geschreven, heeft zij niet willen doen in een logisch betoog, maar in de vorm van een overdenking. Het is een heel stuk geworden. Al overdenkende kunnen de gedachten uit- i zwermen, meer dan dat men zich bijvoor- I beeld moet houden aan de bijbelse gege- i vens. En laten we de hoop uitspreken dat. wanneer deze verklaring eenmaal voor ie dereen verkrijgbaar zal zijn. de overdenkin- 1 gen zullen toenemen en meerderen op het grondvlak van de gemeenten/parochies ei zich mee bezig zullen houden wat het bete- i kent dat wij de 'Maaltijd des Heren' vieren 1 in de kerken. Dit is geen nutteloze zaak, omdat in de sacramenten, het hart van de kerk klopt Ze rijn zichtbaar Evangelie. Toen deze verklaring op de hervormde sy node werd behandeld, was daar ook aanwe zig de r-k prof. dr. H. Wegman, een van de leden van de commissie die deze verklaring heeft opgesteld. Dit was met zonder reden. Een deel van de opmerkingen die de syno deleden maakten, had direct betrekking op de kerk van Rome en haar praktijk. Het is voor menige protestantse kerk nog_altüd ge makkelijker leden van andere kerken tot 1 het Avondmaal toe te laten dan dit in de kerk van Rome officieel mogelijk is bij de Eucharistie. Er mogen dan heel wat prics- ters zijn die over de Eucharistievie zo onge- j veer denken als een predikant denkt over het Avondmaal, dat wil niet zeggen dat de paus en curie in Rome er ook zo over den ken en dit laatste denken is voor de R-K l Kerk beslissend. Daar komt nog iets bij. Tijdens de bespre- i king op de hervormde synode kwam ook i naar voren dat er bij de Raad van Kerken in I ons land een concept>verklaring over het ambt in de kerk in de maak is. die in no vember in de hervormde synode zal worden behandeld. „De kans dat Rome deze ambtsverklaring accepteert, wordt niet groot geacht." Aldus werd er door een van de meer ingewijden verklaard. Juist de kwestie van het priesterambt hangt zó nauw samen met de Eurcharistie, dat ze daarvan niet is los te maken. Na dit alles verklaarde prof. Wegman dat hij niet zo j bang was voor Rome. „De drempel waar u als hervormde kerk onze kerk overheen moet helpen, is overigens niet in de eerste plaats de open Eucharistieviering, maar het 1 bezig zijn met de bijbel. Help ons dat er op dit gebied bij ons een levende traditie gaal groeien." De Raad van Kerken in ons land staat op j zwakke benen. Alle stukken die van haat uitgaan, moeten door de ledenkerken af- zonderlijk worden aanvaard. Synoden en bisschoppen moeten er zich achter stellen En tenslotte zal men er in Rome rijn fiat aan moeten geven. Veel belemmeringen zijn er om te lopen, laat- staan om te huppelen van vreugde. En toch, wanneer we terugkij ken, moeten we telkens weer constateren i dat er de laatste twintig jaar enorm veel veranderd is. De starheid in de verhoudin I gen is verdwenen en hierin alleen rit reeds troost voor hen die wel eens dreigen wan hopig te worden. Deze week hadden we het op de catechisatie over 'ge tuigen'. Nou, daar valt wel over te praten. Hoe doet die kerk dat in de ivereld? Hoe kan je daar zelf, oudere oj jongere, het nodige aan doen? De roep om geloof waardigheid is groot is ge lukkig groot bij onze jonge ren. Celoven moet iels doen.' Maar dan valt onvermijde lijk een keer de vraag: waar hebben we het over? Heeft, het christendom iets vóór op andere godsdiensten? En zijn mensen, die geloven ge lukkiger dan mensen die niet gelovenKomt er min der uit hun leven? Wat is het unieke van het. christelijke geloof? Nu was er bij de vele suggesties, die loskwamen één, die me erg aansprak. Een meisje zei: „Chris tenen geloven in een God die gestorven is en weer opgestaan." Nu is daar wel wat op af te dingen. Er is een hele godsdiensthistorische bibliotheek aan te leggen over stervende en opge stane God-Heilanden. Toch is dat het oer-christelijkt evangelie van Passie en Pa sen. God lijdt en sterft en staat weer op, en wel om de mensen te redden uit de po sitie, waarin ze zichzelf ver strikt hebben. Wij herden ken dezer dagen de liefde van God, voor Wie mets te veel geweest is om de wereld. te redden van de onder- gang. Hetzelfde meisje noemde de toekomst er ook nog bij. En is dat niet uniek, dat je in deze wereld waarin de machten van het verderf en de chaos je aan grijnzen. en alle middelen, die aangewend worden tot genezing steeds weer door de kwaal achterhaald wor den, geloven mag, dat het toch goedkomt? Dat is niet alleen een geloof om opti- mistisch bij le blijven, maar als je 't echt gelooft, werkt het ook nog. lot zegen van de wereld Uefde overwin! I aUes.' p spoelstra Zierikzee

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 20