Stroomlijning van de feestkalender:
Pasen op een vaste datum in april
BEWOON
DE
WERELD!
Szell en Schubert, Solti en Strauss
De zwakke benen van
de Raad van Kerken
'AFGESCHEIDEN' AMSTERDAMSE EMIGRANTEN IN AMERIKA
HET UNIEKE VAN
HET CHRISTENDOM
20
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 3 APRIL 1976
Met tien stemmen tegen heeft de hervormde synode een paar weken geleden de gemeen
schappelijke verklaring van de Raad van Kerken in ons land over de viering van de
'Maaltijd des Heren', aanvaard. Zij heeft dit besluit genomen, omdat zij daarin zag 'een
belangrijke bijdrage voor het voortgezette werk naar de eenheid en als een aansporing
om eigen traditie van denken en vormen opnieuw te toetsen aan de II. Schrilt en eikaars
verstaan daarvan."
Op de agenda van de vijfde as
semblee van de Wereldraad van
Kerken, kwam een aantal punten
voor die in de toch al tamelijk
summiere verslaggeving over deze
mammoetconferentie weinig aan
dacht hebben gekregen. Eén van
deze punten betrof het voorstel om
een vaste paasdatum in' te voeren.
Dat deze kwestie op de agenda
stond trof velen als een onaange
name verrassing. In 1967 was het
zelfde onderwerp ook al in de we
reldraad aan de orde geweest. De
grote kerkgemeenschappen rea
geerden daar destijds erg lauw op
en de meeste gaven in het geheel
geen commenaar. Waarschijnlijk is
het geringe weerwerk er de reden
van geweest, dat de wereldraad
gedacht heeft: wie zwijgt stemt toe.
Waarom de grote kerkgemeen
schappen in 1967 nauwelijks iets
van zich hebben laten horen, komt
vermoedelijk doordat zij vonden
dat de zaak wel erg weinig om het
lijf had. De wereldraad had en
heeft wel belangrijker vraagstuk
ken dan dit.
Dat bleek verkeerd gedacht te zijn. Vorig
jaar verscheen het voorstel om voortaan de
zondag na de tweede zaterdag in april tot
vaste paasdatum uit te roepen, kloek en
duidelijk op de agenda van de vijfde assem
blee. Het voorstel werd begeleid door de
mededeling, dat de meerderheid van de
leden-kerken in de Wereldraad, vóór invoe
ring van een vaste paasdatum is. Ongeveer
tezelfdertijd werd bekend dat het Vaticaan
een brief aan de bisschoppen had gestuurd,
waarin eveneens voor invoering van een
vaste paasdatum werd gepleit.
De vijfde assemblee in Nairobi, kwam aan
een grondige behandeling van het punt niet
toe. Wel werd er een document van de sectie
'Eredienst' overhandigd, waarin er met
fclem aangedrongen wordtomdekwestieeens
geheel opnieuw in studie te nemen. "Sinds
1967', zo schreef de sectie, „is er op het ge
bied van de theologische bezinning zó vee)
gegroeid (ook wat betreft de datum waarop
christenen het paasfeest dienen te vieren),
dat een routine-behandeling van dit voor
stel een onjuiste zaak zou zijn." Van de na
dere bezinning of studie, waarop de sectie
had aangedrongen, is niet veel terecht ge
komen. Het punt is tamelijk formeel en gro
tendeels schriftelijk verder afgewerkt. En
kele maanden geleden konden wij verne
men dat de vaste paasdatum erdóór was. In
welk jaar men voor het eerst op de zondag
na de tweede zaterdag in april pasen gaat
vieren, is nog niet exact bekend Vermoede
lijk zal het in 1977 zijn.
Bezwaren
Tegen het voornemen om een vaste paas
datum in te voeren bestaat, een kleine, doch
fervente oppositie Deze oppositie kan wor
den Ingedeeld in twee vleugels. De ene be
kijkt de zaak praktisch. Zij zegt er is op de
keper beschouwd, zó weinig dat vóór de in
voering van een vaste paasdatum pleit, dat
wij ons de moeite beter kunnen besparen
Er zijn wel belangrijker zaken onder Gods
Volk aan de orde.
De andere vleugel heeft bezwaren die bij
bels gefundeerd zijn Het zijn niet alleen de
theologen die van deze vleugel deel uitma
ken. Men vindt er ook mensen in die opko
men voor de natuur en voor het behoud van
de dingen wier mythologische betekenis ons
in de loop der tijden is ontgaan. Welke ar
gumenten kunnen er worden aangevoerd
om een vaste paasdatum in te stellen?
Deze argumenten maken een nogal mate
rialistische indruk. Er wordt bijvoorbeeld
opgemerkt, dat een vaste paasdatum het de
mensen gemakkelijker zal maken om voor
jaarsvakanties te nemen. De lesroosters op
de scholen kunnen wat stabieler worden
gemaakt, hetgeen bij een voortdurend wis
selende paasdatum moeilijk schijnt te zijn.
Een ander argument ten gunste van een
vaste paasdatum is. dat pasen ook zo zijn
eigen plaats heeft in het economisch gebeu
ren. Een vroege pasen is voor sommige be
drijfstakken ongunstig, omdat deze be
drijfstakken afhangen van allerlei inspira
ties die de mensen blijkbaar aan de nade
rende pasen ontlenen, de schoonmaak en de
behoefte om zichzelf in het nieuw ('op zijn
paasbest') te steken.
Het zijn geen indrukwekkende redenen om
de kalender van de christelijke feest- en
hoogtijdagen te wijzigen. Theologisch en
kerkhistorisch gezien is er echter met de
paasdatum beduidend méér aan de hand.
Eén of twee feesten?
Ofschoon pasen het centrale feest van het
christelijke, kerkelijke jaar is, mag men het
toch niet zonder meer een 'christelijk' feest
noemen. Van oorsprong is het. paasfeest
namelijk een gedachtenisfeest dat de uit
tocht van de joden uit de Egyptische sla
vernij in de herinnering terugroept. Jezus
'en zijn volgelingen vierden dit oude feest
vol eerbied mee. Na de dood van Jezus won
de opvatting veld, dat in het sterven en de
opstanding van de Heer, de vervulling en de
voltooiing van het oud-testamentische Pa
scha moest worden gezien. „Christus, ons
Paaslam, is geslacht." verkondigde Paulus,
die daarmee heel duidelijk het paasfeest in
het verlengde van het Pascha plaatste
Het bloed van de lammeren, dat de joden in
Egypte vrijwaarde voor de gruwelen van
een nacht vol wraak, werd het bloed van het
paaslam Christus, dat de gelovigen van de
eeuwige dood redt. Pascha en Pasen adem
den als het ware gelijk op.
In de jonge kerk bestonden er al heel vroeg
twee verschillende opvallingen over de
juiste datum waarop het christelijke paas
feest moest worden gevierd. Eén groep wen
ste de dag waarop Jezus stierf als paasda
tum erkend te zien. De andere groep legde
meer de nadruk op de dag van de opstan
ding van Jezus en zij vierden dan ook het
passmysterie op de vroege zondagmorgen,
direct na het joodse Pascha. Dit joodse
pascha werd gehouden op de 14e
dag van de eerste lentemaand, die 'Ni-
san' heet De bepalingen omtrent de datum
waarop het Pascha gevierd dient te worden
zijn omstandig beschreven in Exodus 12 en
in Leviticus 23 Het feit dat de paasdatum
zo nauwkeurig in de heilige boeken wordt
aangeduid, heeft de mening doen postvat-
ten dat die datum heel belangrijk en heel
wezenlijk is voor het welzijn naar lichaam
en ziel van de mens.
Hervorming
De stroming in de jonge kerk. die het
christelijk paasfeest gevierd wenste te zien
op de dag van de opstanding van de Heer,
heeft in de eerste drie eeuwen van het be
staan van de kerk, gezegevierd. Joods Pa
scha en christelijk Pasen vormden als het
ware één weekend. In de 3e eeuw voerden
de joden een kalendervorming in. Hierdoor
ontstond de situatie, dat het Pascha de ene
keer precies samenviel met het begin van
de lente, en een andere keer daarvóór.
Het concilie van Nicea. in 325. stuurde de
zaak bij. Men stelde vast, dat pasen gevierd
zou worden op de zondag na de eerste volle
maan in de lente. Deze wijze van vaststel
ling heeft, stand gehouden tot in onze da
gen. Bij de bepaling van de wisselende
paasdatum zat de bedoeling voor om de
schijnbare eenheid tussen het joodse Pa
scha en het christelijke Pasen te verbreken.
Er zijn sinds 325 echter heel wat jaren ge
weest waarin de beide feesten toch samen
vielen.
Bij de invoering van een vaste paasdatum
op de zondag na de tweede zaterdag in
april, is een samenvallen van de twee fees
ten uitgesloten. Dit verklaart waarom de
tegenstanders van een vaste paasdatum be
logen dat de wereldraad en het Vaticaan in
broederlijke eensgezindheid, in de voet
stappen van de concilievaders van Nicea
treden.
De definitieve breuk in de tijd tussen de
hoogfeesten van Israël en van de christenen
wordt door sommigen als discriminerend
beschouwd. Jezus zelf was een jood en door
de toch al vage relatie tussen het Pascha en
Pasen op te offeren, wrikt men Jezus als het
ware los uit Zijn eigen historische achter
grond
Ritme der natuur
ïxet zijn vooral theologen, bijbelkenners
en kerkhistorici, die zch over de kwestie van
de vaste paasdatum opwinden. Maar zij
hebben, wellicht tot hun verbazing, bijval
gekregen uit een onverwachte hoek. In de
discussie begint nu ook het geluid te klin
ken van degenen die het 'terug naar het ver
leden'. of 'terug naar de natuur' prediken.
Deze mensen kennen aan de paasdatum
een mythologische betekenis toe. Zü beto
gen dat de paasdatum vanouds een rol
heeft gespeeld bij het bepalen van de dagen
waarop de boer zijn akkers gaat bewerken.
Pasen is als het ware het mysterieuze teken,
ontleend aan een kalender die in het ritme
van de natuur verborgen ligt, om de akkers
vruchtbaar en gezond te doen zijn. In het
oude testament wordt met de seizoenen
ernstig rekening gehouden.
Zij worden verstaan als tekenen
en bewijzen, dat de schepper voortdurend
met zijn schepping bezig is. Maar daarnaast
zijn de getijden en de grote feesten die deze
getijden markeren, ook bedoeld als natuur
lijke gegevens. De mens die gehoorzaamt
aan de signalen van de getijden en de feest
dagen leeft in het ritme dat de natuur hem
voorschrijft en hij blijft daardoor in harmo
nie met de schepping. Velen zullen deze ar
gumentatie even zwak vinden als dc bewe
ring van degenen die een vaste paasdatum
wensen teneinde een betere vakantiesprei
ding te bewerkstelligen. Het opvallende is
echter, dat de vakantiespreiding blijkbaar
een betere troefkaart in het spel om de
paasdatum is, dan het bezwaar van hen die
het eindeloze stroomlijnen- en gelijkschake
len moe zijn en die opkomen voor het be
houd van tradities en waarden wier werke
lijke betekenis voor ons welzijn zich verliest
in de nevelen van het verleden.
A.F.M.C.Koopman
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIl
minimum
VAN EN VOOR DE DRAAITAFEL
Dirigent George Szell heeft tot
zijn dood - medio 1970 - voor CBS
talrijke plaatopnamen gemaakt,
waarvan er de laatste tijd ver
schillende opnieuw in roulatie
worden gebracht. Twee van die
recente uitgaven geiden schijven
met ouvertures van Van Beetho
ven cn met de negende symfonie
CDc Grote') van Franz Schubert.
In beide gevallen speelt Szells
'vaste' orkest, het Cleveland Or
chestra. Beide platen leggen ge-
getuigenis af van de hechte sa
menwerking, die in een lange
reeks van jaren ontstond tussen
dingent en orkest. Szell dirigeerde
het sinds 1946.
De twee platen zijn daar
naast voorbeelden van Szells
markante manier van musiceren:
voortvarendheid, een strakke
aanpak, briljante precisie en tege
lijk toch zelden koel analystisch
zonder meer. Op de Beethoven-
plaat staan de drie ouvertures
Leonore, Fidelio, Egmont en Kö-
nig Stephan - vertolkingen uit
een stuk, die weliswaar tussen
1963 en 1967 zijn opgenomen,
maar redelijk tot goed klinken. De
negende van Schubert - jawel, die
van Schumanns 'himmlische Lan
ge' - komt naar onze indruk nog
sterker tot zijn recht Een van de
problemen, waarvoor de negende
de uitvoerenden en met name de
dirigent stelt is de temporelatie
tussen de vier delen: 'op papier'
ontlopen die tempi elkaar name
lijk niet zoveel en dat leidt in de
praitijk niet zelden tot een zekere
gezapigheid en een gebrek aan
contrastwerking. Zo niet bij Szell:
het grondpatroon van de uitvoe
ring is energiek en levendig en
met name het derde deel valt op
door een aanzienlijk sneller tempo
dan doorgaans gebruikelijk is:
Szell geeft de muziek zoveel vaart
men zo bijna zeggen: zette ze zo
onder druk - dat de blazers het
zéér gedisciplineerde Cleveland
Orchestra het in het scherzo soms
nét niet helemaal kunnen bijbe
nen.
Het gaat om een opmerkelijke
vertolking, die ook de aandacht
waard blijft als men weet dat de
opname uit 1957 dateert - het
moet een van de eerste stereo-
uitgaven van CBS zijn geweest -
en daar naar klinkt (Beethoven
ouvertures CBS 61580; Schubert
CBS 61603)
Briljante opname-kwaliteit anno
1975 treft men aan op een nieuwe
Decca-plaat, die dirigent Georg
Solti en het Chicago Symphony
Orchestra aan het werk laat horen
in drie werken van Richard
Strauss: Don Juan. Till Eulen-
spiegel en Also sprach Zarathus-
tra. Zonder verlies aan dynamiek
en klankkwaliteit namelijk lukte
het Decca om op die ene schijf
bijna vijfenzestig minuten Strauss
samen te brengen, alleen daarom
al zou de uitgave de moeite waard
zijn, de meeste platen bieden Za-
rathustra zonder toegift, hier gaat
het werk op één plaatkant. Solti
geeft aansprekende muzikale
schilderingen, men kan niet zeg
gen, dat zijn aanpak aan de bui
tenkant blijft, maar wel dat bij
voorbeeld Rudolf Kempe deze
drie Strauss-werken meer van
binnenuit benadert. Het orkest uit
Chicago speelt superb, de keuze
lijkt ons een kwestie van smaak.
Opname-technisch is de Decca-
schijf nauwelijks te kloppen.
(Decca SXL 6749)
zestig voor de eerste integrale
moderne plaatopname van
Bruckners symfonieën. DGG is nu
bezig de vertolkingen 'los' op de
markt te brengen en situeerde ze
in de billijk geprijsde Resonance-
serie. Daarin verscheen recente
lijk Bruckners symfonische zwa-
nezang. de negende, door de
Berliner Philharmoniker. Een erg
fraai gespeelde negende, een uit
voering ook van grote zeggings
kracht, maar wellicht niet ieders
smaak. Jochums aanpak in
Bruckner zet een accent op wat
men zou kunnen aanduiden als de
'mystieke' trekken van deze mu
ziek - een mogelijkheid waartoe
met name ook de negen met het
grootste adagio zich leent. Er be
staan 'aardser' uitvoeringen van
deze laatste Bruckner-symfonie,
waarbij het effect niet minder
aangrijpend is: Haitink met het
Concertgebouw bijvoorbeeld en
nog sterker, maar mogelijk niet
eer meer te kpjgen - Van Beinum,
eveneens met het Concert-
gebouworkest. Jochum staat een
andere Bruckner voor, maar één
van met minder niveau. Goede
opnamekwaliteit. (DGG'
Resonance-2536 173, stereo).
Publicatie van brieven
uit negentiende eeuw
De
de achtergronden, zowel hier als
ginds, duidelijk maken
e bibliothecaris van de Vrije Uni
versiteit in Amsterdam - dr. J. Stei-
lingwerff - stelde een omvangrijk ge
schrift samen over een groep Am
sterdamse emigranten, die onder lei
ding van de vermaarde ds. H. P.
Scholte in 1847 naar de Verenigde
Staten uitweken. De auteur nam in
dit boek meer dan honderd van hun
brieven op, voor het grootste deel af
komstig uit het bezit van de Amster
damse deurwaarder Wormser, wiens
achterkleinzoon - drs. H. A. Höweler
- de huidige eigenaar is. Dr. Stelling-
werff deelde de brieven in veertien
hoofdstukken in en voorzag die van
weloverwogen inleidingen. Dat
maakt het boek bijzonder waardevol:
in de eerste plaats is de authentieke
toon herkenbaar van deze groep
landverhuizers, die - uit Amsterdam
weggetrokken - een calvinistische
bijdrage gaven aan het Amerikaanse
geestesleven. En voorts zijn er de no
tities van de bewerker, die veel van
Otellingwerff geeft in zijn inleiding
aan wat hem nog het meest opgeval
len is bij de bewerking van deze brie
ven. namelijk de relatie tussen Am
sterdam en de afscheiding. "Bij de af
scheiding denken we in de eerste
plaats aan Zeeland, Gelderland.
Overijssel, Drenthe, Friesland en
Groningen." De man die als initia
tiefnemer voor het vertrek naar de
V.S. optrad was de strijdbare predi
kant H. P. Scholte. voorganger van
de "afgescheidenen". Een man over
wie zijn schoonzoon schreef: "Het viel
hem zwaar met anderen samen te
werken waar zulks het nakomen van
vastgestelde regels vereischt" Van
hem zijn enkele brieven in dit boek
opgenomen, brieven waarin geeste
lijke en materiële zaken zonder over
gang in elkaar overgaan. Zo schrijft
hij in 1849 aan J. A. Wormser dat ae
tekenen wijzen op het "schrikba
rende Antichristische einde, de af
val." En hij voegt er in één adem aan
toe- "Zoo ooit dan is het nu een tijd
van waken en bidden en zich gereed
houden. Mijn kleine Hendrik heeft de
spruw gehad doch dit is nu genoeg
zaam over Mijn vrouw is nog slap.
doch anders wel." In vele brieven van
de emigranten treft men dergelijke
gedachtensprongen aan.
Bewerker Stellingwerf! wijst er in
zijn inleiding op, dat in de brieven
bijna geen aandacht wordt geschon
ken aan het probleem van de India
nen en de negers in Amerika. Dat
hindert hem, zo deelt hij mee. Is dat
niet echter een typische mededeling
uit onze eigen tijd? Het probleem van
de etnische minderheden is de burger
van nu door en door bekend: kranten
en andere media berichten er dage
lijks over en ook op de preekstoel
houdt men zich er zich mee bezig. De
emigranten van de negentiende eeuw
behoorden evenwel tot een andere
cultuurkring, zij dachten vanuit het
sociale kader van Nederland om
streeks 1849 en hun religieus-ethische
problematiek is eerst en vooral be
paald door kerkorde en dogma, ge
heel andere zaken dan waarmee hun
Nederlandse geloofsgenoten anno
De
1976 bezig zijn. Had dr. Stellingwerf!
dan verwacht dat deze emigranten
uit 1840 of daaromtrent zich met de
zelfde kernvragen zouden hebben be
ziggehouden dan de christenen in
deze tijd
Je bewerker maakt meer van der
gelijke geëngageerde opmerkingen -
het engagement vanuit het heden - en
levert daarmee een Illustratie van Cro-
ce's opvatting dat alle geschiedschrij
ving hedendaagse geschiedschrijving
Is.
Aan het slot van het boek erkent
Stellingwerff dat overigens met zo
veel woorden, namelijk na een reeks
notities over de verhouding van kerk
en staat: "Deze opmerkingen betref
fen het verstaan van de tijd waarin
wij leven'." Naar onze mening zijn het
met de sterkste notities uit dit boek
Dat neemt niet weg dat de bewerker
lof verdient voor de manier waarop
hij deze historiebeschrijving uit de
negentiende eeuw - want dat zijn
deze brieven - van verhelderende
aantekeningen heeft voorzien Het
werk is uitgegeven bij Buijten en
Schipperheijn. Amsterdam
Sinds de R-K Kerk in ons land zich heeft aangesloten bij de Raad van Kerken, is de vraag
urgent geworden hoe de kerken denken over de sacramenten. Dat zijn dan de twee sa
cramenten die al deze kerken kennen, dc H. Doop en hel Avondmaal-Eucharistic. Over de
Doop is men het tamelijk vlug eens kunnen worden, wat is uitgelopen op een wederzijdse
erkenning van eikaars doop. De vraag van kinderdoop en doop op latere leeftijd behoefde
hier niet ter sprake te komen, hoewel er natuurlijk wel over gesproken is. Maar dit was
geen punt bij de erkenning als zodanig. In iedere kerk waar de kinderdoop regel is, wor
den ook mensen op oudere leeftijd gedoopt.
Meer moeilijkheden bleken er te zijn om tot
overeenstemming te komen wat betreft het
Avondmaal. Dat is begrijpelijk, sinds de
kerk van Rome hierbij ook moest meespre
ken. en de kwestie Avondmaal-Mis is nu een
van de punten geweest waarop de kerken in
de 16e eeuw uiteen zijn gegaan. De neerslag
van deze strijd kunnen we vinden in de
pauselijke bul Exurge Domine en het ant
woord daarop in zondag 30 van de Heidel-
bergse Catechismus. Doch niet alleen tus
sen Rome en de kerken van de Reformatie
lag er hier een scheiding. Die was er ook
tussen de kerken van het gereformeerd pro
testantisme en de Lutheranen. De vraag
was nu voor de Raad van Kerken: kan er.
door nadere bezinning, overeenstemming
worden bereikt? Daartoe is er in 1970 een
'Commissie Intercommunie en Ambt' inge
steld, om de vragen die er hier zijn in studie
te nemen.
Deze commissie heeft in 1972 een discussie
nota doen uitkomen: „De bijbelse achter
gronden van EucharistieyAvondmaal'. De
bedoeling van deze nota was de kerken (en
hiermee was niet alleen hun synode be
doeld) aan het denken te zetten. Dat is in
tamelijk ruime mate geschied. „Een niet ge
ring aantal schriftelijke reacties' zijn er bin
nen gekomen en mede naar aanleiding
daarvan is het stuk 'Gemeenschappelijke
verklaring over de viering van de Maaltijd
des Heren' geschreven, welk stuk dan op de
hervormde synode, met 10 stemmen tegen,
is aanvaard om naar aanleiding daarvan te
zoeken naar eenheid.
Nu komt alle bezinning en ook alle beslis
sing in een kerk voort uit het feit dat er iets
gaande is, waarvan althans een deel der
kerk zich afvraagt: kan dat nu zo maar? We
denken hier bijv. aan hetgeen er plaats
vond in de studenten gemeenten-parochies
(ecclesiae). Uit het besef van bij elkaar te
behoren, heeft men zich niet al te veel aan
getrokken van wat het officiële standpunt
was van de diverse kerken waartoe zij be
hoorden. Met de ruzies van de 16e eeuw wil
den zij zich liefst zo weinig mogelijk inlaten.
Daarnaast zagen we het gabeuren dat men
een zgn. open avondmaal "feing houden,
waaraan allen konden deelnemen die ook in
hun eigen kerk gerechtigd waren deel te
nemen aan het sacrament, van
Avondmaal-Eucharistie. En zo zijn er ook
open Eucharistievieringen gehouden, hoe
wel de R-K Kerk officieel weert wie niet tot
haar behoort. De vraag kwam op of de ver
binding openbare belijdenis-Avondmaal wel
te handhaven is. Wie is er gerechtigd deel te
nemen aan dit sacrament? In dit verband
moeten we ook wel noemen de zgn. kinder
communie. Al deze genoemde zaken zijn
evenzovele redenen waarom de Raad van
Kerken rich wel moest bezinnen op alle
vragen die er in de laatste tientallen jaren
rijn opgeworpen rondom de viering van
Eucharistie-Avondmaal. Die bezinning vin
den we nu als neerslag in die gemeenschap
pelijke verklaring.
Het is een 'gemeenschappelijke verklaring
over de viering van de Maaltijd des Heren'.
De commissie van de Raad van Kerken is
afgestapt van rie aanduiding Eucharistie-
Avondmaal, zoals het in 1972 werd gesteld.
Waarom dit geschied is, staat er niet bij,
maar de reden lijkt me nog al voor de hand
te liggen. De vroeger gebruikte woorden
waren beide kerkelijk bepaald. Wie het
woord Eucharistie hoorde, dacht onmiddel
lijk aan de kerk van Rome en bij het woord
Avondmaal gingen de gedachten naar de
protestantse kerken. Met die naam 'Maal
tijd des Heren' kunnen we de gedachte krij
gen dat we op een terrein zitten dat tussen
beide inligt en waarmee beide te maken
hebben. Het is nu echter de vraag of deze
aanduiding van het sacrament ook dezelfde
vulling zal krijgen in de kerken die daarmee
te maken hebben en dat zijn in ons land in
de allereerste plaats de kerken die zijn aan
gesloten bij de Raad van Kerken. Is er een
basis voor het gemeenschappelijk vieren en
beleven van de Maaltijd des Heren? Dat
blijft voor ons vooralsnog een open vraag.
Wèl zien we deze verklaring als een goede
basis voor voortgezette bezinning. En deze
achten we ten zeerste nodig, want een sa
crament is een stuk belijdenis. Het zal nu
een jaar of tien geleden zijn dat een van de
jongeren, die zich toen nog al druk maakten
over de viering van het Avondmaal-
Eucharistie, zo tegen ons opmerkte dat rij
(die jongeren) genoeg hadden van al die
kerkelijke gescheidenheid en twisten, om
dat het tenslotte één pot nat was. Voor zulk
een bijeenkruipen, zonder bezinning op het
wezen van dit sacrament, hebben we nooit
iets gevoeld en we kunnen ons niet voorstel
len dat we er ooit enige waardering voor
kunnen krijgen. Er moet bij de viering
sprake kunnen zijn van een gezamenlijk be
leven en belijden. Er moet gemeenschap I
rijn.
Wanneer we nu de gemeenschappelijke ver-
klaring doorlezen, worden we bevestigd in
de gedachte die we neerschreven naar aan
leiding van de naam die is gebruikt, de
'Maaltijd des Heren'. De commissie en met
haar velen velen die hebben gereageerd op
de discussienota 'De bijbelse achtergronden
van Eucharistie-Avondmaal', hebben ge-
zocht naar datgene wat de kerken verbindt
wanneer het gaat over dit 'mysterie van ons
geloof." Wat zij in de verklaring heeft neer- j
geschreven, heeft zij niet willen doen in een
logisch betoog, maar in de vorm van een
overdenking. Het is een heel stuk geworden.
Al overdenkende kunnen de gedachten uit- i
zwermen, meer dan dat men zich bijvoor- I
beeld moet houden aan de bijbelse gege- i
vens. En laten we de hoop uitspreken dat.
wanneer deze verklaring eenmaal voor ie
dereen verkrijgbaar zal zijn. de overdenkin- 1
gen zullen toenemen en meerderen op het
grondvlak van de gemeenten/parochies ei
zich mee bezig zullen houden wat het bete- i
kent dat wij de 'Maaltijd des Heren' vieren 1
in de kerken. Dit is geen nutteloze zaak,
omdat in de sacramenten, het hart van de
kerk klopt Ze rijn zichtbaar Evangelie.
Toen deze verklaring op de hervormde sy
node werd behandeld, was daar ook aanwe
zig de r-k prof. dr. H. Wegman, een van de
leden van de commissie die deze verklaring
heeft opgesteld. Dit was met zonder reden.
Een deel van de opmerkingen die de syno
deleden maakten, had direct betrekking op
de kerk van Rome en haar praktijk. Het is
voor menige protestantse kerk nog_altüd ge
makkelijker leden van andere kerken tot 1
het Avondmaal toe te laten dan dit in de
kerk van Rome officieel mogelijk is bij de
Eucharistie. Er mogen dan heel wat prics-
ters zijn die over de Eucharistievie zo onge- j
veer denken als een predikant denkt over
het Avondmaal, dat wil niet zeggen dat de
paus en curie in Rome er ook zo over den
ken en dit laatste denken is voor de R-K l
Kerk beslissend.
Daar komt nog iets bij. Tijdens de bespre- i
king op de hervormde synode kwam ook i
naar voren dat er bij de Raad van Kerken in I
ons land een concept>verklaring over het
ambt in de kerk in de maak is. die in no
vember in de hervormde synode zal worden
behandeld. „De kans dat Rome deze
ambtsverklaring accepteert, wordt niet
groot geacht." Aldus werd er door een van
de meer ingewijden verklaard. Juist de
kwestie van het priesterambt hangt zó
nauw samen met de Eurcharistie, dat ze
daarvan niet is los te maken. Na dit alles
verklaarde prof. Wegman dat hij niet zo j
bang was voor Rome. „De drempel waar u
als hervormde kerk onze kerk overheen
moet helpen, is overigens niet in de eerste
plaats de open Eucharistieviering, maar het 1
bezig zijn met de bijbel. Help ons dat er op
dit gebied bij ons een levende traditie gaal
groeien."
De Raad van Kerken in ons land staat op j
zwakke benen. Alle stukken die van haat
uitgaan, moeten door de ledenkerken af-
zonderlijk worden aanvaard. Synoden en
bisschoppen moeten er zich achter stellen
En tenslotte zal men er in Rome rijn fiat
aan moeten geven. Veel belemmeringen zijn
er om te lopen, laat- staan om te huppelen
van vreugde. En toch, wanneer we terugkij
ken, moeten we telkens weer constateren i
dat er de laatste twintig jaar enorm veel
veranderd is. De starheid in de verhoudin I
gen is verdwenen en hierin alleen rit reeds
troost voor hen die wel eens dreigen wan
hopig te worden.
Deze week hadden we het
op de catechisatie over 'ge
tuigen'. Nou, daar valt wel
over te praten. Hoe doet die
kerk dat in de ivereld? Hoe
kan je daar zelf, oudere oj
jongere, het nodige aan
doen? De roep om geloof
waardigheid is groot is ge
lukkig groot bij onze jonge
ren. Celoven moet iels doen.'
Maar dan valt onvermijde
lijk een keer de vraag: waar
hebben we het over? Heeft,
het christendom iets vóór op
andere godsdiensten? En
zijn mensen, die geloven ge
lukkiger dan mensen die
niet gelovenKomt er min
der uit hun leven? Wat is het
unieke van het. christelijke
geloof? Nu was er bij de vele
suggesties, die loskwamen
één, die me erg aansprak.
Een meisje zei: „Chris
tenen geloven in een God
die gestorven is en
weer opgestaan."
Nu is daar wel wat
op af te dingen. Er is een
hele godsdiensthistorische
bibliotheek aan te leggen
over stervende en opge
stane God-Heilanden. Toch
is dat het oer-christelijkt
evangelie van Passie en Pa
sen. God lijdt en sterft en
staat weer op, en wel om de
mensen te redden uit de po
sitie, waarin ze zichzelf ver
strikt hebben. Wij herden
ken dezer dagen de liefde
van God, voor Wie mets te
veel geweest is om de wereld.
te redden van de onder-
gang. Hetzelfde meisje
noemde de toekomst er ook
nog bij. En is dat niet uniek,
dat je in deze wereld
waarin de machten van het
verderf en de chaos je aan
grijnzen. en alle middelen,
die aangewend worden tot
genezing steeds weer door
de kwaal achterhaald wor
den, geloven mag, dat het
toch goedkomt? Dat is niet
alleen een geloof om opti-
mistisch bij le blijven, maar
als je 't echt gelooft, werkt
het ook nog. lot zegen van
de wereld Uefde overwin! I
aUes.' p spoelstra
Zierikzee