een goed boek verdient een omslag waar de kwaliteit in doorklinkt alexander cohen (in opstand) herdrukt 0DD0Ü 'drie rode rozen' ontwerper alje olthof ABEL J. HERZBERG ZATERDAG 27 MAART 1976 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 43 Alje Olthof is sedert zes jaar werkzaam in wat hij noemt hetfrappant kleine wereldje" van de boekontwerpers. Hij is een boekverzorger in de ruimste zin van het woord, hetgeen betekent dat hij het gehele aanzien bepaalt van het boek dat door zijn opdrachtgever, de uitgever, later op de markt wordt gébracht: de omslag buitenkantt, de belettering tbuiten- en binnenkantten eventuele illustraties. Daarvoor was hij onder meer zelfstandig reclame-adviseur, procuratiehou der bij een bank met als voornaamste taak het verzorgen van de public- relations, en directiesecretaris bij Manteau in Brussel en Querldo in Amster dam. „Daar heb ik de meeste ervaring opgedaan met boeken die nog geen boeken zijn", vertelt Olthof. „De boektypografie moetje zelfleren. En al levert de academie horden grafici op, het aanbod van Jong talent is zeer gering. Het fenomeen boektypografie krijgt van de studenten zeer weinig aandacht". OUhofs ontwerpen ademen verfijning en stijl.Rages en plotselinge modegril len zijn hem volslagen vreemd. Misschien vormde dat alles tezamen de reden dat een museum als het Mauritshuis hem wist te vinden voor de verzorging van de catalogus bij de tentoonstelling van de schilder Gerard Terborch. nu twee jaar geleden. Op het ogenblik heeft hij de verzorging onder handen van een boek over de eerste jaren van de fotografie, en in de zomer brengt het Rijksmuseum in Amsterdam een catalogus uit met afbeeldingen en summiere beschrijvingen van de schilderijen die in het bezit van het museum zijn. Dat zijn er ruim 5000, waarvan een vijfde aan de wand hangt, een gedeelte in depot verblijft, een ander deel is uitgeleend en de rest is ondergebracht bij de Rijksdienst voor de verspreide kunstvoorwerpen. Aan dit boek. dat 900 blad zijden telt en onder eindredactie staat van de Amerikaanse kunsthistoricus Gary Schwarz,heeft Olthoftweejaar intensiefgewerkt. Het zal voorlopig zijn meesterstukzijn. kjedert Alje Olthof zes jaar geleden zijn opwachting maakte in de boek- venorgerewereld, heeft een grote verandering plaatsgehad ten aanzien van het nitgeversbeleld. Olthof: „Zo'n vijf jaar geleden had je de situatie bij de Nederlandse .uitgever van „doe maar, als het maar geen geld kost". Er was een trend om de gehele verzor ging in eigen huis te doen, zonder dat het veel geld hoefde te kosten, en de uitgevers beschikten over mensen die weinig van het vak afwisten. Nu gaat het een betere richting uit Het aantal volstrekt overbodige uitgaven neemt af, en daardoor neemt de aandacht voor de verzorging toe. Vrijwel elke uitgever beeft nu wel iemand in huis met genoeg kritische zin om aan te geven hoe het goed moet, ook als ze het self niet kunnen. Maar ik spreek hier van de literaire uitgevers; hoe bet bij de anderen gaat daar ben ik minder van op de hoogte". - Wat stel je zelf als voorwaarden bij de verzorging van een boek? Olthof „De buitenkant moet een smakelijk uiterlijk - ln wervende zin - hebben. En het moet een afflche- fimcÊJe hebben, zodat je het boek, als het ln de etalage ligt. op een redelijke afstand kan zien; Je mag Je niet te zeer ln details verliezen. „Je zit bij de omslag met een aantal gegevenheden, waarbij de wensen van de uitgever een grote rol spelen. Be perk ik me tot de belletrie: als Je een heel abstract gegeven hebt, dan ls het erg moeilijk zo'n onderwerp te ver beelden. In dat geval kan je overgaan tot een letter-omslag. Dat kan dyna misch worden, zodat je weet dat er wat ln het boek gebeurt Of je doet het zo eenvoudig mogelijk, als de naam van de schrijver bij het publiek aan spreekt. helder „De binnenkant van het boek wordt verwaarloosd, heeft bij het publiek geen belangstelling, en krijgt geen waardering. De mensen letten net zo weinig op een goed gedrukt en gezet boek als ze letten op een goed gebak ken brood; ze zijn al tevreden als ze het kunnen lezen. Bij belletrie geldt dat een pagina er simpel en helder moet uitzien. Bij een schoolboek of plaat jesboek dat Informatie biedt, moet je als typograaf veel meer kunstgrepen gaan toepassen. Dan moetje letten op letterkeuze, kleurtoepasslng, Illustra ties. Daar wordt veel minder aandacht aan besteed',. „Ja, en dan moet ik Ie vertellen dat Ik nagenoeg niet kan tekenen. Be treed daarom ln overleg met een tekenaar. Die keuze maak je op basis van het feit dat hij of zij de goede figuur ls voor je onderwerp. Of. en dat komt even vaak, zo niet vaker voor, omdat je uit die mensen met wie je ln het verleden een goede samenwerking hebt gehad, een keus kan maken". Noemt ln dat ver band Robert Nlx en Peter Vos. van wie een Indrukwekkende collectie grafiek de muren siert ln Olthofs woning aan de Amsterdamse Obrechtstraat. Olthof vindt dat de omslag van een boek in veel opzichten een verpak king is. „En dan moet je verdomd goed weten welke groeperingen je moet bereiken. Werk je voor een boek dat bestemd is voor brede lagen van de bevolking, dan moet je niet al te sophisticated te werk gaan. Ik ken mijn eigen beperkingen, hetgeen be tekent dat het boek dat - in wervende zin - als een wasmiddel verkocht moet worden, dat dat soort boek me niet zo ligt. Als uitgevers echt iets po pulairs willen hebben en de omslag psychologisch geen drempelvrees moet wekken, dan ben ik er niet. ,Jk wil een zekere distinctie, kalmte bereiken. Een goed boek verdient een omslag waar de kwaliteit ln door klinkt Daar wil Ik me graag voor In zetten, maar om pulp als pulp te ver pakken, daar houd lk niet van. „Tussen de uitgevers en mij ontstaat natuurlijk een soort wisselwerking: Meulenhoff. Arbeiderspers en Querldo willen geen zeepdozen Het ls ln dit veiband ook niet zo problematisch om achter je opdrachten te kunnen staan. Je moet niet je opdrachten uitkiezen, maar je opdrachtgevers Voor kwalijke opdrachtgevers moet Je Je meer hoe den dan voor kwalijke opdrachten. Als Je met een opdrachtgever in zee gaat, moetje ook loyaal staan tegenover zijn opdrachten die Je niet helemaal ziet zitten. Ik word zelden voor gewetens problemen gesteld, omdat lk de men sen die ze kunnen veroorzaken, niet op mijn pad vind". voorlichter „Het klinkt arrogant, maar ik maak boeken voor redelijk Intelligente men sen; lk ben typisch geen voorlichter. Ik ga uit van een beetje verstandhouding met de lezer. Dat is een beperking, maar niet betreurenswaardig, omdat je het zelf onderkent". Zijn visie op de belettering noemt Olt hof erg beperkt Hij heeft bijna een hekel aan de schreefloze letter, noemt die „vrij hard en bot" Geeft de voor keur aan een redelijk Blanke letter die een niet te versierde Indruk geeft. „De letter met schreef kun Je over het al gemeen vrij goed relateren aan een beeld waar lk dan de voorkeur aan geef'. - Inspiratie door de inhoud? „Ja, een typisch Frans boek krijgt een Franse, sierlijke letter Maar ik vind dat je dat niet te streng moet opvatten, want dan blijft het bij bedoelingen en kom je niet tot resultaten. Voor het binnenwerk ls het aanbod van letters vrij beperkt Monotype of Linotype, twee Amerikaanse toeleveringsbe drijven die een zeer groot deel van de drukkerswereld van lettertypen voor ziet, bepalen al je keuze, en je bent ook afhankelijk van wat de drukker aan letterfamilles heeft". bauhaus Aangekomen bij het onderwerp „in vloeden". noemt Olthof eerst zijn leermeester Jan van Keulen, die zelf beïnvloed ls door het Bauhaus. Noemt verder Jan Tschlchold, een Duitser met een Tsjechische achtergrond, die een van de belangrijkste grafische ver tegenwoordiger van het Bauhaus was. Tschlchold gebruikt aanvankelijk de schreefloze letter en de asymmetri sche. dynamische typografie. „In de Jaren '50 kwam er van Tschlchold een boek uit. Melsterbuch der Schrift. Toen bleek dat hij vond dat Je als ge- brulkstype het a-symmetrische schrift beter kon gebruiken, maar dat het symmetrische schrift voor tijdloze boeken net zo goed kon. Daarmee was hij op zijn eerdere opvatting, dat de schreef niet mocht, teruggekomen. Nu zeg lk: symmetrie en asymmetrie zijn even goed. en Je kunt van belde gebruik maken". Ook Jan van Krimpen komt ter sprake („hij was in vergelijking met Tschichold tijdlozer en klassieker. Dat gaf me meer satisfactie") en de Engelsman Stanley Morrison, aan het einde van de jaren '50. „Hij heeft me beïnvloed in het gebruik van heldere letters met een minimam aan orna mentiek. Je moet een spanning berei ken met de letters, en niet met versie ringen. Een titelpagina moet volko men gespannen en strak kunnen zijn, met het vermijden van alle extra's, vind ik". „Mijn voorkeur voor de heldere letter zonder ornamentiek komt misschien voort uit mijn Groningse afkomst, het kregelig worden van zweverigheid. Ik heb daarnaast een romantische Inslag, die terug ls te vinden ln mijn voorlief&e voor nletrharde kleuren, een gevoelige letter en een vriendelijke spanning" Voegt er onmiddellijk aan toe: „Het moet wel geserreerd blijven". zelfcontrole „Maar", zegt Olthof ook. Ik ben een Groningse romanticus. Een zekere mate van zelfcontrole en behoed zaamheid spelen een rol mee Ik heb geen behoefte aan kunsten. Je zit toch met de angst om uit te glijden, colle ga's die ln je nek staan te kijken Mis schien sterft het Initiatief tot een heel bijzonder ontwerp daardoor wat snel ler Maar Je moet niet vergeten, typo grafie ls - als het een kunst ls - een gebonden kunst. En gebonden kunst leent zich veel minder voor experi menten dan vrije kunst" „Ik kijk ln de vrije kunst met reserves aan tegen het experiment. Ik lees lie ver een roman van Alberts dan van Lldy van Marisslng. Ik zoek het ele ment van het begrijpelijke, het kun nen onderbrengen in een systeem. Tegenwoordig heb je het experiment om het experiment. Dan kom lk niet verder dan een schouderophalen en ga ik er verder aan voorbij". lïCI:KI:NWI:l:K UItgever Van Oorechot heeft 'In opstand' van Alexarider Cohen opnieuw uitgegeven, zo-maar. zon der enige toelichting Blijkbaar gaat hdj er van uit. dat ledereen wel weet wie Alexander Cohen was Is dat zo? Toen destijds - was het ln 1959 of ln 1960? - Meulen hoff een bloemlezing uit het werk van Cohen uitgaf liet hij Max Nord een Inleiding schrijven die naar ons gevoel erg verhelderend was. Van Oorschot vindt kennelijk dat het boek maar voor zichzelf moet spreken en valt met de deur ln huis. We hebben daarom nog maar even overgeschreven wat her en der over deze merkwaar dige auteur ls te vinden. Alexan der Cohen werd ln 1864 ln Leeu warden geboren, ging als kolo niaal naar de tropen en weigerde zich neer te leggen bij wat hij als onrecht zag- hij kreeg twee-en-half Jaar detentie in de militaire ge vangenis van 8emarang. Terug ln Nederland werd hij corrector bij 'Recht voor Allen' van Domela Nleuwenhuis. kreeg binnen een jaar veroordeling tot zes maanden wegens majesteitsschennis, vluchtte naar België en tenslotte naar Parijs. Daar werd hij Journa list ln 1892 publiceerde hij voor het eerst In Le Figaro. In Frank rijk werd hij tijdens de periode van de anarchistische aanslagen uitgewezen, vervolgens kwam hij ln Londen terecht, verbleef korte tijd ln Nederland om tenslotte toch weer ln Frankrijk te gaan wonea Daar werd hij onder meer correspondent van De Telegraaf Zijn autobiografie is te vinden In de geschriften In opstand en Van anarchist tot monarchist, welk laatste boek al eerder door Van Oorschot werd herdrukt. Cohen overleed ln 1961 In Toulon. It alles ter inleiding. Het nu opnieuw uitegeven werk 'In op stand' dateert uit 1932 - Cohen was toen 67 - en ls opgedragen aan een even rebelse Nederlander, namelijk Henri Wiesslng. „sedert het uur van onze eerste ontmoe ting In alles mijn tegenvoeter, maar. nletterhln. semper fidelis" We hebben Wlesslngs memoires er nog even op nageslagen, om U zien of deze even vriendelijk over Cohen schreef En Jawel, dat bleek het geval, een uitzonderlijke aarv gelegenheid bij de altoos zuur- kritlsche Wiesslng. Dit schreef hij over Cohen: „Terwijl lk tn de be ginjaren van onze kennismaking hem dikwijls genoeg door zijn Multatuliaanse felheid van geest als Iemand een stuk boven-mlj-ult zag begon lk daarna, zonder Iets van mijn bewondering voor zijn werk te verhezen, voor diezelfde man als mens geleidelijk een ge voel te koesteren dat niet zozeer omhóóg voert, het was de harts- warmte geworden van een moe der. die voortdurend. vertederd ln de wieg kijkt Be kan het niet andera zeggen" Anderen uge» hem anders. Ter Braak bijvoor beeld: „Hij valt met de verbeten heid van de onverzoenlijke, ln rijn boek steeds weer aan, hij kan er niet genoeg van krijgen, zijn weer zin tegen het conformisme iof het nu socialisme, stalinisme of hltle- risme moet heten» virtuoaelljk uit te spuwen" En verder „Aan één ding kan men niet twijfelen, wan neer men door deze stijl werkelijk van bladzijde tot bladzijde ge boeid wordt: aan de kem van de oprechtheid" Wat er eigenlijk nog aan toe te voegen? Dit In op stand' ls ln zekere zin een adem benemend boek: ouderwets en te gelijkertijd raak en actueel, een voortreffelijk geschreven tijds beeld. een autobiografie van een provo uit de negentiende eeuw. het eindigt ln 1893. Van Oorschot heeft er goed aan gedaan tot deze herdruk te besluiten, ook ai beeft het geen inieldlng (of uitleiding). iibel Herzberg noemt 'Drie Rode Rozen' zelf na drukkelijk, op de titelpagina en aan het slot van de vertelling, een novelle. Ik zou liever van een roman spreken, een korte weliswaar (120 pagina's) maar die toch door de gecondenseerde zegging en de diep gang van de inhoud de indruk maakt, veel omvang rijker te zijn dan hij is. Het hoofdthema van het boek is de verhouding tus sen de begrippen straf en schuld. Wie zonder eigen lijke, direct aanwijsbare schuld toch straf krijgt, kan zich, zo gecompliceerd is de mens nu eenmaal, min of meer schuldig gaan voelen, daar zijn altijd wel rede nen voor te vinden. Abel Herzberg neemt een zeer ex treem, maar helaas allesbehalve zeldzaam geval uit het recente verleden tot voorbeeld. Zijn protagonist, Salomon Zeltscheck is, met zijn nichtje Clara, dat in Israël woont, als enige overgebleven van een hele fa milie: twee en tachtig leden daarvan werden ln de oorlog vermoord of gingen ten onder. Salomon Zelt scheck had nooit kwaad gedaan, hij was een onopval lend doorsnee-mens, een goede en fatsoenlijke kleermaker van ouderwetse degelijkheid. Zijn enige verstrooiing bestond ln lezen. Wanneer hij tijd had las hij goede boeken uit de wereldliteratuur en dacht daar over na. Hij was niet onbemiddeld en men had ook nog een rijke, en lelijke vrouw voor hem uitge zocht Ze hadden drie kinderen. „Het was een huwelijk geweest zoals er duizenden en tienduizenden zijn, bijna normaal een vrouw met heimelijke minachting voor haar man en hij met een verholen afkeer van haar, zonder dat hij haar mis sen kon" (p. 14) Dan breekt de oorlog uit en ls het 'onbestemde ge vaar" waarvoor Zeltscheck altijd, van klndaf be vreesd is geweest, opeens realiteit. Twee kinderen worden naar Polen gedeporteerd, het derde is op een (naar later blijkt niet veilig) adres en gaat ook ten onder. Salomon en zijn vrouw Paula duiken, op Pau la's verlangen, onder op een zolderkamer ln een klein stadje. De mensen die hen herbergen zijn uiteraard 'goed', maar ze nemen het risico toch voornamelijk uit winstbejag. Voor Salomon en Paula, die elkaar dus nauwelijks kunnen verdragen, wordt dit hokken een ware hel. Ze doen hun best maar ze worden ook nog verteerd door de onzekerheid omtrent het lot van hun kinderen. „Praten deden zij nauwelijks, want wat ter wereld viel er te zeggen Ze namen dan maar hun toevlucht tot het leggen van een patience d deux, waar hij het land aan had, of tot een spelletje dam, dat zij altijd verloor. Als ze aan tafel zaten, kon zi) de manier niet verdragen waarop hij de vork in de mond stak en ze telde de happen van het eten die hij nam, om hem erop te kunnen betrappen dat hij zich bevoordeelde ten koste van haar. Maar dat deed hij niet. hij schoof haar juist het meeste toe en die gulheid van hem ver droeg ze nog minder" „Laten wij de haat toch beheersen, laten wij redelijke menen zijn. Ook zonder haat hebben wij het al erg genoeg". Dat voegden zij elkander meermalen toe. Zij smeekten elkaar om een beetje vrede. Het baatte een uur of een dag. Dan barstte het opnieuw uit hen los. Zij konden niet an ders. Zij hielden niet van elkaar, maar wüden elkaar tenminste verdragen. Maar ook de sterkste wil van de wereld ware daartoe niet sterk genoeg" Ipp. 21, 22) Ze hadden allebei een middel bij zich om ln geval van uiterste nood de dood te kunnen kiezen. Op een nacht neemt Paula het middel ln. Na de eerste con sternatie zijn de mensen- die hen ln huls genomen hebben woedend: „Waar ga Je voor onderduiken, als Jood zijnde Toch zeker om er doorheen te komen. Als Je je van kant wilt maken, hoef Je niet onder te duikea Dat doe je bjj Je eigen thuis ln Je eigen tijd Paula's lijk wordt op een avond op straat te vonde ling gelegd. Het loopt goed af en Zeitscheck mag zelfs blijven, als hij voor twee blijft betalen. Dit ls het moment waarop Zeitscheck een volkomen vereenzaamde, gespleten, Ucht geschifte figuur be gint te worden. Het begint met ln zichzelf praten. Het groeit uit tot een dubbele persoonlijkheid, de een heet Salomon, de ander Zeltscheck. Ze spreken van 'we', later ook wel tegen derden. Alles ls Immers zo banaal. Nooit heeft Zeltscheck zijn woord gebroken, bedrog gepleegd, of ook maar een afspraak laten schieten. HIJ was een man zoals er honderdduizenden zijn, netjes, kleurloos en zeker niet slecht Wat had hij voor schuld HIJ was van joodse afstamming HU zat daar opgesloten op een zolderkamertje ln volkomen onzekerheid over het lot van zijn kinderen en met de zekerheid dat hun moe der dood was. Was hij schuldig aan die dood? HIJ had niet van haar gehouden en zij niet van hem, maar zij 'strafte' hem als het ware toch door de dood te ver kiezen, en daardoor kreeg hij de hele schuld. Piekerend raakt hij steeds verder ln de verwarring. Zeitscheck overleeft de oorlog. De kinderen komen niet terug, van de uitgebreide familie overleeft alleen één nichtje, Clara, de kampen. Zeltscheck krijgt een gedeelte van zijn vermogen terug, genoeg om onop vallend en zonder financiële beslommeringen ln een pension te gaan leven. Een uitgeblust verward man. Enkel zijn hospita, een gescheiden vrouw met een suspect oorlogsverleden maakt belust op zijn geld, wat werk van hem. Vergeefs. Zeltscheck zet zijn tweegesprekken met zichzelf voort. Dan valt hem op een avond het boek 'Job' ln handen. Hij had rich al tijd al verwant gevoeld aan de Duider, al was hij maar een man van bescheiden middelen vergeleken met de Oudtestamentische figuur. Maar verder ls de overeenkomst frappant en ook Job had Immers geen schuld. „Wordt de wereld beheerst door recht, of is zij een prooi van vMlekeur Dat ls de kernvraag, en er ls blijkbaar nog al moed voor nodig om het laatste volmondig te beamen. Hoewel Job ln opstand kwam tegen Gods willekeur, boog hij uiteindelijk het hoofd voor diens almacht HIJ kreeg ook alles ruimschoots terug en leefde nog een oudtestamentische tijd. HIJ was dan ook maar een 'literaire figuur", een symbolisch bedenksel van een oude dichter. Salomon Zeitscheck (overigens ook een bedenksel) wist dat hij rijn kinderen, rijn vrouw, zijn familie, nooit terug zou krijgen. Hij zet dus rijn aanklacht tegen God voort Om zien de zaak duide lijk te stellen, schrijft hij alles op, ln brieven, gericht aan zijn vriend Job. Tenslotte wordt ook hij geslagen met een riekte (het hart) en dan voelt hij zich nog sterker verwant .Hij tracht begrip voor zijn strijd met God en zijn po sitie te vinden bij zijn nichtje dat rich ln Israël heeft gevestigd, daar getrouwd la een zoontje heeft, hoe zeer er ook ln de proefkampen met haar is geknoeid. HIJ heeft haar daarginds bezocht ze hebben hem ge vraagd te blijven, maar hj] wilde terug naar Neder land. Het nichtje en haar man bespreken de brief met een hele groep Israëlische vrienden. Niemand begrijpt de oude Zeltscheck: wie gelooft er nu nog ln God, of ln de fabeltjes over Job, al die oude vragen, al van ge slacht op geslacht gesteld zijn Immers niet op te los sen? De vraag van schuld en straf ls een fictie, nle^ mand ziet er wat ln, en de lieve, praktische Clara vraagt nog maar eens, ln een PS. Kom naar hier om een grootvader voor onze zoon te zijn. Zeltscheck ls teleurgesteld. Zijn vermoorde kinde ren blijven ln hem roepen: vader, waarom Er ls geen antwoord, niet met God en niet zonder, „lk ge loof niet aan de verbetering van de mensheid", had een van de Jonge Israëliër» gezegd. Wat was er ln Zeltschecks leven aan Helde geweest Vrijwel nieta. Een hoertje dat aardig voor hem was, hij was toen nog nooit bij een vrouw geweest Toen hij weer vier gulden bijeen gespaard had, was bet huls gesloten, het meisje verdwenen. Ben zigeuner- meisje, dat bloemen verkocht aan de deur. HU gaf haar alles wat ln rijn portemonnaie zat Hij wou geen bloemen maar rij gaf hem toen een kus en drie rode rozen: „Geloof, hoop en liefde" zei ae en lacht» niet Bijgeloof, dacht Zeltscheck er direct bij. hti vergat het nooit HIJ schrijft rijn laatste brief aan Job. Hij schrijft rijn testament HIJ sterft, het meisje van de rode rozen is opeens bij hem. Op de begrafenis ls er niemand, zelfs de hospita niet die many maanden huur geërfd had. Het ls een prachtige, diepzinnige vertelling, cüe mijn gevoel echter grondig bedorven wordt door de twee laatste pagina's, het negende hoofdstukje. die vergeet Je weer weL „Hel is met zo", dat moest je eigenlijk schrijven op de titelpagina van ieder boek, je moest het beitelen aan de gevel van iedere school en vooral van elke aca demie, Je moest het in vlammende letters aanbrengen boven de ingang van iedere kerk en nog eens aan ie der altaar, je moest geen voordracht houden tonder deze woorden als waarschuwing vooraf en als cor rectie daarna. „Denk er om, het ls niet zo", dat moest het eerste artikel zijn van ieder politiek program, het moest prijken aan de kop van iedere krant, bi de vergaderzalen van leder parlement en iedere vereni ging. Daarmee moest ieder wetboek beginnen en ie der vonnis. Het ls rtiet zo", dat moest het leidende motief zijn van iedere wetenschap, iedere kunst en elk opvoedingsstelsel en van iedereen die zich daar mee bezighoudt „Het is niet zo, het is rtiet so" dat is het beginsel van aüe wijsheid. „Waar of niet vroeg Salomon aan z*itsc heek. „Be kan alleen maar zeggen: het ft niet mT ant woordde deze.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 23