Hoe is Nederland destijds aan Suriname gekomen ZEEUWS WAPEN IN HET FORT 'ZEELANDIA' PARAMARIBO 1< wêêkèêkêkêê ZATERDAG 6 MAART 1976 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 19 ZEEUW ABRAHAM CRIJNSSEN DEPORTEERDE ENGELSE COMMANDANT idoor Tony van der Meulen) Het moet erg mooi geweest zijn. De uitbundige zinnen die de Engelse Baron Francis Willoughby in 1651 over Suriname schreef, had hij vandaag de dag tegen een niet onaanzienlijke vergoeding aan een vakantiefolder kunnen doorverkopen, ledereen die er geweest is, prijst het land als het mooiste ge bied dat hij ooit heeft gezien: schitterende rivieren, prachtige landstreken, uitstekende wouden. De lucht is zo zuiver en het water zo goed, dat je voor het eerst in je leven zin krijgt om vernaai per dag te eten. Volop vis en gevogelte, patrijzen en ontelbare fazanten, uitgestrekte savannen, waar je per koets of paard uren kunt rijden". Ren waar paradijs dus. Zo mooi, dat bet nooit lang goed kan gaan. Die ..prachtige landstreken" zouden weldra bevolkt worden door negerslaven, ijle nimmer op het idee zouden kunnen komen dat je misschien wel vijfmaal per dag kunt eten. Maar voor baron Willoughby is het voorlopig nog goed patrijzen eten, want in 1663 kreeg hij Suriname van de Engelse koning Karei II cadeau. Vee! plezier heeft hij overigens niet meer aan zijn land beleefd: in 1666 verdronk hij tijdens een orkaan voor de Surinaamse kust. Als hij de vaste wal nog wel weer had bereikt, dan had hij een jaar later in de ogen gekeken van de Zeeuw Abraham Crijnssen, zeeheld, leerling van een andere teebeld: M. de Ruyter. Uit het feit dat Crijnssen het tot zee held gebracht heeft, kun je afleiden, dat het geen fijnbesnaard type-was, eerder een weinig subtiele doener. De Engelsen, aan wie hij Suriname ont futselde, deugden ook niet helemaal. En daarmee zitten we eigenlijk al midden in de troebelen waar we het in dit verhaal verder over moeten hebben: hoe is Nederland destijds aan Suriname gekomen? Hoe we er ruim 300 Jaar later weer af kwamen, is bekend. Het ging zo: „WIJ JULIANA, bij de Gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz., gelet op het streven van de regering van Suriname om de onafhankelijk heid van Suriname te verwezenlijken; VERSTAAN, dat Wij mitsdien de REPUBLIEK SURINAME als een onafhankelijke en souvereine staat erkennen". Even verderop geeft de Koningin nog te verstaan, dat één exemplaar van deze toch niet al te vlotte tekst „in Ons kabinet zal worden bewaard". De verovering van Suriname verliep destijds minder keurig. We staan aan het begin van een weinig verheffend relaas. Columbus Hoewel we meestal niet met dit soort zaken te koop lopen, is een aantal fei ten wel in de schoolboekjes te vinden. Toen Columbus Amerika ontdekte, hoorde daar al met al ook Suriname bij. Het zeevarende deel van Europa haastte zich die kant op, geïnspireerd door het gerechtvaardigde vermoe den dat er heel wat te halen viel. Het ztjn de Engelsen die voor het eerst serieus in Suriname aan de slag gaan. Ze stichten er plantages, er worden verdragen gesloten met de autochtone Indianen, het houten fort Willoughby komt van de grond, en heet ln 1667 plotseling fort Zeelandia! Onze landgenoot Abraham Crijnssen is gearriveerd. Maar al zet je keurig al die feiten op een rijtje, dan kun je er toch maar moeilijk een voorstelling van maken hoe zoiets in de praktijk ging. Zoals ook de Victorie van Alkmaar of het Ontzet van Groningen voornamelijk herinneringen oproept aan een vrije dag met gratis limonade, zaklopen en koekhappen. Daarom is het zo aardig dat de heer 0. W. van Assendelft uit het Drentse ;-relde eind vorig jaar de catalogus in- Keek van een boekenveiling van de ermaarde veiling Sotheby te Lon den. Er werden tien brieven uit 1668 aangeboden, die te zamen de corres pondentie vormden tussen de Engel sen en Nederlanders met als onder werp: het bezit van Suriname. In overleg met de nieuwe Surinaamse ambassade in Den Haag deed de heer Van Assendelft een bod op de brie ven, en kocht ze. Parfums Maar voor we ons in deze boeiende briefwisseling tussen zeeschuimers verdiepen, lijkt het zinvol even na te gaan wat voorjaar 1668 eigenlijk was. De 80-jarige oorlog is net 20 jaar ach ter de rug. over vier jaar. in 1672, zul len we het rampjaar beleven, ter ge legenheid waarvan elke hoofdonder wijzer op het schoolbord schrijft- „Radeloos. Redeloos, Reddeloos" In Frankrijk is Lodewijk de Veertiende bezig, van wie de gemiddelde scholier zich voornamelijk herinnert dat hij ontzettend luxe leefde en in plaats van zich te wassen het eerste tot en met het derde oksel volstoof met adembenemende parfums. In Enge land is Cromwell net dood. Nederland heet De Republiek der Zeven Provinciën. Rembrandt staat te schilderen, Joost van den Vondel dicht. Op de wereldzeeën zijn we al berucht geworden door mannen als Tromp en Peter Stuyvesant, die held die later verwerkt zou worden tot on telbare, in cellofaan gewikkelde pak jes sigaretten, met mondstuk. Het zijn zeer wrede tijden. Schilde rijen van zwaar bewapende, zo te zien boze mannen te paard. Veel oorlogen. Vooral ook tussen Nederland en En geland. Ze staan elkaar niet alleen in Suriname naar het leven; in 1667 ste ken Engelsen talrijke Nederlandse schepen bij Terschelling in brand, een jaar later is de tocht naar Cha tham, waarbij de Nederlandse oor logsvloot de Thames op vaart. Intus sen zit Anthonie van Leewenhoek thuis de microscoop uit te vinden. Maar het is vooral de tijd van de sla venhandel. Duizenden negers worden in West-Afrika als dieren gevangen en naar Suriname gebracht. Paters rei zen naar Afrika om de slaven vóór het transport massaal met doopwater te overgieten. Het moet in de tropen zon een vrij aangename verfrissing zijn geweest. Dit dopen is des te merkwaardiger, omdat veel Europese christenen ne gers niet als mensen zagen, maar als beesten; ze waren immers niet naar Gods beeld geschapen. De bekende Surinaamse schrijver A. de Kom rea geerde hierop in zijn boek „Wij slaven van Suriname" (1934): „Laat ons hier dan, als negers, de verzekering geven, dat ook wij zelf niet geloven gescha pen te zijn naar het beeld van een God, aan wie de blanken uit die da gen steeds de zegen vroegen als zij zich van land. lijf en goed van andere gekleurde volken meester maakten". Ganzeveer In dit tfidperk van de ballpoint wordt er weinig meer bij stilgestaan, maar het schrijven met de ganzeveer moet een vermoeiende bezigheid zijn ge weest. Dat merk je ook aan de tien „Surinaamse brieven" die de heer Van Assendelft op de velling Sotheby in Londen kocht Het begin van de meeste brieven is nog wel leesbaar, maar daarna kreeg de 17e-eeuwse schrijver kennelijk kramp en is er voor de leek geen touw meer aan vast te knopen. Daarom hebben we er een bestudeerd persoon bijgehaald, een beëdigd tolk-vertaler. Met een loep boog hij zich over kopieën van de correspondentie (de originele brieven bevinden zich inmiddels op de Suri naamse ambassade). Hij klaarde het monnikenwerk tenslotte volgens de methode: als dit een „v" is. dan moet dat ook wel een „v" zijn, een kwestie van steeds weer allerlei woorden met elkaar vergelijken. Toen de teksten ten slotte ontcijferd waren, bleek dat de Zeeuwse ver overaar van Suriname. Abraham Crijnssen, qua taalgebruik een wat merkwaardige Indruk moet hebben gemaakt op de Engelsen die hij ver joeg Abraham heeft op de mulo niet goed opgelet. „Na rijp beraad" ls vol gens hem ln het Engels: ..after ma ture deliberation", terwijl je een woord als „mature" (is: rijp) alleen maar kunt gebruiken als je het over rijpe appels, peren en meloenen hebt. Een opperhoofd noemt hij een „up- perhead", ook niet zo best. Waar deze brieven 300 jaar lang heb ben gelegen, is niet bekend. De heer Van Assendelft weet niet wie de cor respondentie ter veiling heeft aange boden. En toch zou je wel graag wil len weten wie 300 jaar lang de discus sie bij zich heeft gehad of Surinaamse negerslaven wel of niet bij je huisraad horen. Anker Het is 20 april 1668 en Abraham Crijnssen, „kapitein van de Hoge en Machtige Heren der Staten Generaal van de Verenigde Provinciën", is in de Suriname-rivier voor anker ge gaan. Hij ligt pal tegenover het fort Zeelandia in het huidige Paramaribo, dat hij zelf een jaar geleden heeft ver overd. Nu zitten er weer Engelsen in. Maar de Vrede van Breda is intussen plechtig ondertekend en dat bete kent dat Nederland Suriname weer mag hebben. Voor de goede orde: de oorspronkelijke bewoners van Suri name, Indianen, komen aan dit alles niet te pas. Op zijn schip schrijft Crijnssen zijn eerste brief voor het thuisfront ln het verre Zeeland en uit die brief blijkt, dat hij met de Engelse commandant, James Banister. een vergadering heeft belegd om een en ander te rege len. Het begin van een eindeloos gebak kelei over het bezit van Suriname. De Engelsen willen hun slaven meene men om elders „met Gods hulp" weer een bloeiende- nering te beginnen en daarop loopt de bijeenkomst uit de hand: Crijnssen wordt nijdig en laat de Engelse commandant per schip naar Zeeland deporteren om daar „zijn aanmatigend gedrag" van enige toe lichting te voorzien. Een fraai geschreven brief van 15 au gustus 1668 laat ons weten, dat de ko loniale ruzie zich uitbreidt: de En gelse gouverneur van het naburige Barbados stuurt een brief-op-poten aan Crijnssen met pinnige zinnen als: „tenzij u denkt dat u heel Amerika bezit". Abraham heeft intussen een sloep van de Engelsen ingepikt, maar het kwaadst is de briefschrijver er over dat Engelsen hun „negroes", Spi6Q6ltj6S hun slaven, dus niet mogen exporte ren. De Engelse gouverneur heeft het in dit verband over „eigendommen". wel toestemming zijn bezittingen In 8uriname te laten verkopen: planta ges. suikermolens, vee en slaven. En wie zijn de enige potentiële afne mers? De Nederlanders. Het zal de prijs ongetwijfeld gedrukt hebben. Huisraad Maar horen de uit Afrika Ingevoerde negers, de voorouders van de huidige Creolen, nu wel of niet bij Iemands huisraad? Daarover beraden Engel sen en Nederlanders zich gezamenlijk aan boord van het admiraalsschip. De notulen, die in een brief zijn opge nomen: „Kapitein Lightenberg (ook een Zeeuw - red.) antwoprdde. dat de hele wereld weet dat slaven gerekend worden tot het eigendom en dus meegevoerd mogen worden" De notulist hoort verder Crijnssen beloven dat Engelsen die dat willen, naar het eiland Barbados mogen va ren. Maar als een groep Engelsen hoopvol aan boord is gegaan, houden de Nederlanders zes weken lang het schip tegen, „een aantal opvarenden sterft van de honger" Als Abraham Crijnssen en de zijnen zó hun blanke stamgenoten behan delden, hoe zullen zedan overnegersla- ven hebben gedacht? Het vervolg van de briefwisselingen maakt een en ander nog een stuk duidelijker. De Nederlanders tonen hun ware koopmansgeest als ze de overige En gelsen, die nog wegwillen, een uitge kiend voorste] doen: ze moeten van Crijnssen een schip kopen. Een En gelse brief: „Ze dwongen ons een schip te kopen en dreigden ons op de rivier in brand te steken als we niet binnen drie 'dagen klaar waren om te vertrekken. Wij zeiden hen dat wij niet in zo'n korte tijd gereed zouden kunnen zijn, omdat wij noch vol doende drinken, noch voldoende pro viand hadden om ons voor de hon gerdood te behoeden. Zij (de Neder landers) antwoordden dat wij genoeg hadden voor een tocht van vijf of zes dagen naar Barbados. Maar wij wa ren bang dat ze ons niet rechtstreeks naar Barbados zouden laten gaan, terwijl wij met 90 man op zo'n klein schip zouden zitten". De Engelsen dienen dan een verzoek om voedsel in bij de Nederlandse commandant, die hen aanhoort, „waarna hij onmiddellijk ging eten en drinken, en hij begon afschuwelijk te vloeken". „En toen we hen (de Neder landers) om een beetje proviand vroegen, kregen we van hen te horen: eet jullie eigen negers maar op. En opdat de rest van ons niet aan de ge plande hongerdood zou ontkomen, stuurde Crijnssen een vice-admiraal bij ons aan boord die in ons uitreisvi sum naar Barbados het woord „Bar bados" doorhaalde en onderstreepte dat we naar Jamaica moesten gaan (dat ligt veel verder weg - red.), en als wij ons niet stipt aan die opdracht zouden houden, zou een kaper ons opwachten om ons allemaal op te hangen". Bij deze stand va correspondentie. Vijf december 1668: de weggevoerde Engelse commandant is in Zeeland gearriveerd („na veel ontberingen" schrijft hij zelf) en de Staten van Zee land besluiten hem niet te moleste ren, maar door te sturen naar Enge land. Hij mag nimmer meer een voet in Suriname zetten, maar hij krijgt /- t j /V-r A <-' /C( ét- tysés,.*., „.w //.V ;.V Ar" V Jf ,..,VxV,v ,A /- t,/\ rtst r -:>* r ■f 'V- «- ■--» t ■w y /..-V-N s I Een brief van de veroveraar van Suriname Abraham Crijnssen. numwiin nturnn Een te klein schip dus, met veel te weinig voedsel en de strikte opdracht zover te varen dat niemand het kan overleven, tenzij er slaven worden opgegeten. zaken eindigt de 'r.venmeester met zijn vrouw en zijn slaven op weg naar de kerk. Hoe is het Suriname verder vergaan? In het Europese moederland brak een ■niet zo frisse ruzie uit tussen de Sta ten van Zeeland en „Den Haag" over de vraag van wie Suriname nu pre cies was. De Zeeuwen verkochten het land tenslotte voor ruim een kwart mfijoen aan de Republiek, die het gedeeltelijk weer doorverkocht aan de stad Amsterdam en de uiterst rijke heer Comelis van Aerssen van Sommelsdyck. In Suriname zelf nam het aantal mis standen snel toe. Indianen, die wer den gedwongen hun land te verkopen in ruil voor spiegeltjes en mesjes, kwamen in opstand. Negerslaven die wisten te ontvluchten, bereidden in de bossen een langdurige guerrilla tegen de Hollanders voor. De wreedheid van een aantal kolonia listen moet onvoorstelbaar zijn ge weest. Bekend is bijvoorbeeld een juf frouw Pietersen geworden, die een aantal van haar slaven op barbaarse wijze afslachtte. Tegen een commis sie van onderzoek vertelde zij, „dat zij haar eigen bezit, met eigen geld gekocht, vernietigen mocht" De Surinaamse schrijver A. de Kom (tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam hij om in een Duits concentra tiekamp) brengt in zijn boek „Wij slaven van Suriname" de realiteit erg dicht bij huis: „Misschien hebt gij, blanke lezer, op school geleerd boe het Mauritshuis in Den Haag met de kostbaarste Braziliaanse houtsoorten is betimmerd. Wanneer gij dan vol bewondering voor die be timmering stil staat, verzoeken wij u te bedenken hoe het onze moeders waren die met deze zware last op hun hoofden dag in dag uit (want de zondag was een instelling die de Christelijke beschavers verzuimden in Suriname in te voeren) sjouwden over heuvelachtige terreinen, door poelen en moerassen, altijd bedreigd door de zweep die uw voorouders hanteerden". Ë&riÉttïanii MIDDELBURG - In hun zitting van april krijgen provinciale staten van Zeeland de gelegenheid om een gebaar te maken naar de nieuwe republiek Suriname: gs willen een bijdrage van ƒ6000 op tafel bren gen voor een gevelsteen met het Zeeuwse wapen op de binnenplaats van het historische, sinds kort ge restaureerde Fort 'Zeelandia' in Paramaribo. Dat fort is thans in gebruik als nationaal museum van Suriname en de gevelsteen is er vo rig jaar begin augustus ingemet seld. Aan de Waterkant van Paramaribo, op een strategisch punt aan de Su- rinamerivier. ligt dat Fort 'Zeelan dia' Tussen het Gouvemeurshuis - thans het paleis van de eerste pre sident Ferrier - en het fort loopt de Abraham Crijnssenweg. Het is het stukje van Suriname's hoofdstad waar de jongste geschiedenis van het land werd gemaakt. Het Oran- jeplein, de plaats waar de slaven uit zwart Afrika en de contractarbei ders uit India, Pakistan en voorma lig Nederlands Oost>Indië voet aan wal zetten in hun nieuwe vaderland. De Vüssingse vlootvoogd Abraham Crijnssen bracht in 1667 het Engelse fort Willoughby in Zeeuwse handen en veranderde onmiddellijk de naam ervan in Fort Zeelandia. Kort na de verovering werd een schip naar Zeeland gestuurd met een la ding ter waarde van 400.000. Ten slotte was de missie in opdracht van de staten van Zeeland uitgevoerd. „Met zijn daad legde Crijnssen de relatie tussen Suriname en de repu bliek der Verenigde Nederlanden, met name Zeeland. Een band die in formele zin op 25 november werd verbroken", schrijven de staten van Zeeland. In 1967, bij de herdenking van de 300-jarige band tussen Nederland (Zeeland) en Suriname waren de toenmalige commissaris der konin gin, mr. J. van Aartsen en de toe nmalige burgemeester van Middel burg, mr. J. Drijber in Paramaribo bij de feestelijkheden Er werd toen gevraagd of Zeeland na de restaura tie van het Fort Zeelandia aan de museumstichting een Zeeuws wa pen beschikbaar zou willen stellen. Het aannemersbedrijf Woudenberg uit Ameide - restaurateur - heeft de steen vervaardigd en aangebracht. „Als een blijk van sympathie van Zeeuwse zijde, tot uitdrukking ko mend in een symbool van blijvende aard", willen gs van Zeeland de kos ten van die gevelsteen overnemen. „Om de herinnering levend te hou den aan een zekere band die er ruim drie eeuwen tussen Suriname en de provincie Zeeland heeft bestaan".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 19