D7P Roels, zijn 'geheimzinnige' Oosterscheldenota en zijn dringende vragen naar bekende weg in Irak Nederland heeft slechte naam KOERDEN HEBBEN IN IRAK WEINIG REDEN VAN BESTAAN nader bekeken Nederland heeft een bijzonder slecht imago in dit van olie overvloeiende land. Ieder gesprek met Iraakse autoriteiten wordt afgesloten met een preek over de Nederlandse houding en de Hollandse steun door-dik-en- dun van de „zionistische eenheid" (het woord Israël wordt niet eens in de mond genomen). „Het begon met jullie stellingname tegen de Arabische Palestijnen, en of dat niet genoeg was stuurde jullie minister van defensie in de oorlog tegen Barzani een paar duizend dekens naar deze reactionaire agent", In de preken wordt angstvallig de kwestie-Aronson vermeden, Alexan der Aronson werd in de lente van het vorig jaar in Koerdlstan gevangen genomen en ter dood veroordeeld „wegens spionage voor Israël". Hij is een jood en wordt door de Irakezen als een Israëli beschouwd. En juist het opkomen voor Aronson. die in ieder geval ook Nederlander is, wordt door Irak beschouwd als een nieuw bewijs voor de Nederlandse banden met Israël. „Hij is Israëli en dus heeft Nederland er niets mee te maken", is het argument van Bagdad. Ook de asielverlening aan een groep Iraaks-Koerdische vluchtelingen in Nederland wordt als een nieuwe aanval op de Arabieren gezien. Met op geheven vinger wordt Nederland gewaarschuwd voor de gevolgen. Die echter lijken uit te blijven. Want onze handel met Irak heeft zich het afgelopen jaar verdubbeld en Nederlandse ondernemingen werken aan irrigatie- en ontginningsprojecten ten zuiden van Bagdad. De Ver enigde Staten zijn wel het sprekendste voorbeeld van de constatering dat politieke meningsverschillen weinig te maken hebben met handel drijven. Hoewel ze vorig jaar de Koerden met 16 miljoen dollar steunden in hun oorlog tegen Bagdad (geheel ten eigen voordele), ze geen diplo matieke betrekkingen hebben met Irak en de Iraakse propaganda oorlog tegen hen het felst is, zijn ze de hardst groeiende handelspartner van het socialistische Irak. Als het zo uitkomt hoefje dus niet lang boos te blijven op elkaar. Irak heeft alle olie genationaliseerd, evenals de binnen- en buitenlandse handel en het grootste deel van de industrie. Er was vroeger veel buiten lands kapitaal in Irak. De eigenaars ervan zijn er allemaal uitgegooid, en trokken allemaal boze verongelijkte gezichten. Maar ze staan nu weer te trappelen en doen de goedkoopst mogelijke aanbiedingen bij de inschrijvingen voor de projecten die de Iraakse regering op de interna tionale markt aanbiedt. Tolken, ambtenaren, begeleiders, kranteartikelen en spandoeken met „Lang leve de verbroedering van het Koerdische en Arabische volk" moeten de buitenlandse gasten in het huidige Koerdistan ervan overtuigen dat het weer allemaal koek en ei is. Maar je kunt in Irak geen stad in- of uitrijden op weg naar Koerdistan zonder dat je gecontroleerd wordt door de veilig heidspolitie. „Alléén komt u het autonomie-gebied niet in", zei de mili taire commandant van het gebied. Mijn tolk, die tevens als een soort be waker diende, had een grote stapel pa pieren van de minister bij zich waarop precies onze route stond en de namen van de (officiële) personen met wie ik zou mogen spreken. Afwijken is niet mogelijk. Er is een onevenredig groot aantal sol daten en politieagenten in het noord en. Personenverkeer is er buiten de oranje-witte taxi's nauwelijks. Hoewel officieel gezegd wordt dat „alle Koer den spijt hebben en blij zijn terug te zijn in de armen van de Ba'ath", blijkt dat er toch nog hier en daar guerrilla- activiteiten plaatsvinden, maar daar over is niets te vinden in de Iraakse pers. De autonomie en de verbroeder ing wordt zo mooi mogelijk voorge steld om de nog in het buitenland ver blijvende vluchtelingen te verleiden te rug te keren. Irak heeft ze namelijk stuk voor stuk hard nodig. De regering heeft zich voorgenomen binnen vijf jaar van Irak een ontwik keld land te maken. Maar bet land is onderbevolkt en heeft gebrek aan ge schoolde krachten. Om bet gebrek wat te verminderen is een overeenkomst met het overbevolkte Egypte gesloten, dat 50.000 Egyptenaren toestaat naar Irak te emigreren. Terugkerende Koerdische „ex-staatsvijanden" zullen misschien echt wel middelen van be staan kunnen vinden, maar, dankt me, weinig reden van bestaan. VRIJDAG 5 MAART 1976 Basra - „Omdat Nederland zich in de Palestijnse kwes tie als een hoer gedraagt nationaliseren wij vandaag haar laatste aandelen in de Basra-oliemaatschappij". Dit ci taat uit de toespraak van de Iraakse president Achmad Hassan al-Bakr, gehouden in december van het afgelopen jaar, zegt eigenlijk alles over de relaties tussen Nederland en Irak. Teruggekeerde Koerden vinden in Koerdistan weinig reden van bestaan meer (foto het dorp ShaqlawaDe soek (markt) in de Koerdische universiteits stad Soeleimaniya. r opinie en achtergrond {Door onze speciale verslaggeefster Bep Udink) B AGD AD - Het is een sinistere gewaarwording door de Irakezen afgeluisterd te worden innota bene de Perzische hoofdstad Teheran. Vorig jaar had ik, tijdens de laatste dagen van de Koerdische vrijheidsoorlog, mijn intrek genomen in een klein hotel in Teheran. Daar had ik verschillende interviews met naar Perzië gevluchte Koerden. Op een dag kwamen twee collega's terug van een bezoek aan de Iraakse ambassade met het speciale verzoek aan mij om ook eens bij de Iraakse ambassadeur langs te gaan. „Hij was ongerust over een hooggeplaatste Koerdische mevrouw, die plotseling uit Teheran verdwenen was, kort nadat ze mij donderdagmiddag om half drie op mijn kamer nummer 14 in het Keyhan- hotel gesproken had". Het klopte precies. Het ging om me vrouw Zakia Haki, lid van het Centrale Comité van de Koerdische Democrati sche Partij en tijdens de oorlog ver antwoordelijk voor de vluchtelingen. En zoals die Irakees al bleek te weten, hadden we naast vele andere dingen gesproken over wat ze nu moest doen. Ze was inderdaad met de noorderzon vertrokken. Naar Egypte Na een paar maanden was Zakia toch teruggegaan naar Bagdad, de Iraakse hoofdstad. Toen ik dan ook door de Iraakse rege ring was uitgenodigd om eens te ko men kijken „hoe Koerden en Arabieren nu in vrede naast elkaar leven", vroeg ik natuurlijk of ik Zakia kon spreken en een handvol andere teruggekeerde Koerdische leiders. Wel, dat was een probleem want men „wist Zakia's ver blijfplaats niet" en die anderen waren naar afgelegen plaatsen gezonden „bij wijze van lichte politieke straf', en „de weg was te lang en te slecht". Aan het einde van mijn twee en een halve week in Irak was het adres nog steeds niet gevonden en was de weg nog altijd even slecht. In maart 1974 namen de Iraakse Koer den onder leiding van de bejaarde Moellah Moestafa Barzani, na vier jaar vrede, de wapens weer op tegen de Bagdad-regering. Ze waren ontevreden met de autonomie-voorstellen voor hun woongebied, de bergen in het Noorden, en wilden méér. De keizer van het aangrenzende Perzië, Sjah Mohammad Reza, gaf Barzani zijn ze gen, of beter gezegd zette Barzani aan tot de oorlog en hielp hem de oorlog vol te houden met een regiment Perzi sche artillerie. Net als de sjah zag het duo Nlxon-Kissinger ook voordeel in een oorlog in Irak: Bagdad afhouden van zijn intrigeplannen in de andere landen van het Nabije- en Midden- Oosten. Het was echter nooit hun be doeling om Barzani en zijn aanhangers aan de macht te brengen in Irak; hij was slechts bedoeld als zoethoudertje. Een memorandum van de Ameri kaanse inlichtingendienst CIA uit die tijd beschrijft de Koerden als „een bui tengewoon nuttig middel om Iraks mogelijkheden voor internationale avonturen af te zwakken". Vele andere memoranda noemen de Koerden he lemaal niet bij de naam maar duiden die slechts aan met „een troef in onze handen". De Amerikaanse steun werd verleend In het diepste geheim, zó geheim dat Koerdische partizanen die een bezoek wilden brengen aan de Amerikaanse ambassade in Teheran een gesloten deur vonden: waarmee de Amerikanen de indruk wilden wekken dat de VS niets van doen wilden hebben met de Koerden. Onlangs echter heeft een commissie van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden de zaak onder zocht en er een rapport over opgesteld. Op verzoek van president Ford is het niet gepubliceerd, maar het is wel bijna in zijn geheel uitgelekt. Op ■DE SAMENWERKING VPN VORRINK EN LUBBERS IS NU VOOR IEDEREEN 1ICHTBRPR HET-WBTER OMDAT VIS IN BLIK DBN NJEE^NOÈ EENS IN OLIE IN6E MBBKTWORDEN doen was de hulp aan de Koerden stop te zetten. Wel kregen de Koerden een paar weken de tijd naar Perzië te vluchten, waar ze - in totaal 100.000 mensen - in kampen werden onderge bracht. De oorlog had aan 35.000 mensen het leven gekost. Dertig- tot veertigdui zend vluchtelingen zitten nog in Per zië, de rest is, gedeeltelijk gedwongen, teruggekeerd naar Irak, anderen heb ben asiel in het buitenland gekregen. Zo hebben bijvoorbeeld 36 Iraakse Koerden onderdak gekregen in Neder land. Barzani - ernstig ziek - staat met zijn familie onder huisarrest in Teheran 'p 6 maart 1975 vond de Koerdische opstand een einde in de verrassende omarming van de Sjah en de sterke man van Irak Saddam Hoessein. Per zië kreeg van Irak wat het wilde (cor rectie van de grens en stopzetting van ondergrondse activiteiten). Het enige wat het in ruil daarvoor hoefde te Verschillende ministers en partijfunc tionarissen in Bagdad hebben in ge sprekken met mij toegegeven dat de teruggekeerden naar het zuiden van het land worden gedeporteerd, ver van hun eigenlijke woongebied, waar ze hun eigen taal niet spreken en in werkkkampen worden ondergebracht. „Voor hun eigen veiligheid zullen ze zo'n anderhalf jaar in het zuiden moe ten blijven", zeggen de ministers. In hun plaats wofden Araberen naar het noorden gebracht, zodat de Koer den steeds minder recht van spreken krijgen. In naam hebben de Koerden toch autonomie in het noorden: ze hebben een eigen regering, een eigen parlement en Koerdische ambtenaren in gebieden met een meerderheid aan Koerdén. Het zijn echter allemaal niet meer dan marionetten en zetbazen van de strai regerende Ba'athpartij. Het is ook zeer onaannemelijk dat het Koerdische par lement (zetel in Erbil) ook maar enige mate van bevoegdheid zou hebben, na de voor Bagdad zo traumatische jaren van de opstand, en gezien het feit dat Irak zélf nog altijd per decreet be stuurd wordt en de Arabische socialis tische eenheidspartij, de Ba'ath, zelfs de Arabische Irakezen geen echte au tonomie geeft. Laat staan de Koerdis che. Het 'Zeeuwse' PvdA-kamerlid Roels heeft het rustige voorjaarsweer van de afgelopen week gebruikt om een politiek windvlaagje te veroorzaken in de Oosterscheldekwestie. Hij heeft minister Westerterp van Verkeer en Waterstaat en het Zeeuwse college van Gedeputeerde Staten vragen gesteld over een nota - inmiddels meer dan twee jaar oud - met redelijk gedetailleerde gegevens over de problematiek van het 'verhogen en verzwaren van de Oosterscheldedijken tot Deltahoogte', waar omheen een sfeer van geheimzinnigheid zou hangen. Roels wil we ten wat er met die nota allemaal aan de hand is, hij vindt dat de 'moeilijke Ooster scheldekwestie' uit de entourage van obs cure detective-roman-activiteiten moet worden gehaald door de inhoud te publice ren, Roels wil ook dat de bewuste nota op nieuw onderdeel gaat uitmaken van de stu die naar de oplossing van het vraagstuk van de Oosterschelde-afsluiting. De vragen aan minister Westerterp en aan het Zeeuwse college van GS hebben dus duidelijk een tweeledig doel. Bovendien heeft Roels een maand nodig gehad om zijn vragen te for muleren en in te dienen, want hij schrijft er zelf in een toelichting bij dat hij al op 30 ja nuari langs allerlei omwegen in het bezit is gekomen van een groot aantal tekeningen, die bij de bewuste nota zouden behoren. Bij dit jongsté'rélTetje in de Oosterschelde kwestie kunnen zonder enige moeite twee dingen worden vastgesteld, die zijn onder te brengen in de categorie 'waarom zou je het eenvoudig houden als het moeilijk kan?' Punt één: Roels vraagt naar de bekende weg, hij weet precies wat er in de nota staat en hij weet ook hoe hij die moet beoordelen. Punt twee: voor de zoveelste maal hebben ambtenaren en bestuurders weer eens een keer de indruk gewekt dat er iets onder de tafel moest blijven, terwijl ze eigenlijk heb ben vergeten om met elkaar af te spreken wie er verantwoordelijk is om die nota vrij te geven voor belangstellenden. Dat zo'n star formele houding rijp is voor allerlei 'toestanden' kon men in Den Haag en Mid delburg toch wel langzamerhand weten. O m te beginnen de overbodige vragen. Al vanaf 21 december 1973 is bekend dat Pro vinciale Waterstaat van Zeeland en de vier Zeeuwse waterschappen rondom de Ooster- schelde op verzoek van de Commissie Klaassesz een onderzoek hebben ingesteld *en een rapport hebben opgesteld over de gevolgen op allerlei gebied van dijkverho ging in plaats van afsluiting van de Ooster- schelde. De Commissie Klaassesz had een dergelijk onderzoek nodig voor haar werk en belde daarvoor aan bij het toenmalige hoofd van de deltadiénst van rijkswater staat ir. H.A. Ferguson. Deze op zijn beurt schoof het verzoek door naar de beheerders van de zeeweringen en de diensten in het gebied zelf, die rechtstreeks antwoord zou den kunnen geven op de verschillende vra gen. Op de openbare hoorzitting, die de Commissie Klaassesz op 21 december 1973 in het Middelburgse statenzaalcomplex be legde, heeft de hoofdingenieur-directeur van de provinciale waterstaat, ir. W. de Beijl, een omstandige toelichting gegeven op de bevindingen bij het onderzoek en de con clusies die daaruit moesten worden getrok ken. Het rapport was op dat moment nog niet helemaal klaar, maar de inhoud was al wel beschikbaar. De Beijl legde uit dat het 'al ternatief dijksverhoging' in een plan was uitgewerkt en dat men dat plan op verschil lende maatstaven had getoetst: de hoogte van de dijken, de afstand van de verhoogde dijken tot degeulen, de consequenties voor het binnendijks gebied, de kosten, de gevol gen voor de bebouwing (onder andere te Yerseke en Colijnsplaat), de beschikbaar- ïeid van materialen voor de aanleg van glooiingen en dijklichamen, de ingevoerde risico's enzovoorts Overigens was dat alles een nadere uit werking van een hoofdstuk in een rapport van de Gewestelijke raad Zeeland van het Landbouwschap en de Zeeuwse Polder- en Waterschapsbond, dat al in augustus 1972 over de Oosterscheldekwestie was uitge bracht. Daarin was al bij wijze van voor beeld een plan (compleet met tekeningen) uitgewerkt voor verhoging en verzwaring van een dijkvak op Noord-Beveland tot del tahoogte en op zijn consequenties doorge meten. Wanneer Roels nu aan minister Westerterp en GS van Zeeland de vraag stelt of de bewuste 'geheimzinnige' nota ook in het bezit is van andere instanties (zoals het delta-instituut voor hydrobiologisch onderzoek te Yerseke) dan kan hij het ant woord vinden in de verslagen van de be wuste hoorzitting van de Commissie Klaas sesz. Hij zal dan ontdekken dat 'andere in stanties' de nota niet alleen in huis hebben, maar er zelfs aan hebben meegewerkt. In clusief het delta-instituut voor hydrobiolo gisch onderzoek. Ook de studiedienst van de rijkswaterstaat in Vlissingen en de Pro vinciale Planologische Dienst voor Zeeland hebben aan het onderzoek een bijdrage ge leverd. Roels wil ook weten of de Commissie Klaassesz in haar rapport van februari 1974 van de nota gebruik heeft gemaakt of die nota heeft aangehaald. Opnieuw vragen naar de bekende weg. In de lijst van de be langrijkste verzoeken om inlichtingen en adviezen en de daarop ontvangen antwoor den die de Commissie Klaassesz aan haar rapport heeft toegevoegd komt de nota met naam en toenaam ('verhogen en verzwaren Oosterscheldedijken') voor. Bovendien wordt de nota ook in het rapport zelf met afzender en datum waarop ze gereed kwam genoemd. Blijft dus over de vraag waarom aan de nota geen openbare bekendheid is gegeven en wie dat dan eigenlijk had moeten doen. Roels komt dan met een brief die de actie groep 'Oosterscheide Open' van het Zeeuwse college van GS heeft ontvangen in antwoord op een verzoek van die kant om over de bewuste nota te mogen beschikken. Zo rond de jaarwisseling 1973-1974 lieten de Zeeuwse gedeputeerden aan deze actie groep weten 'dat zij niet de vrijheid hadden om tot publicatie over te gaan', omdat de nota niet in hun opdracht was gemaakt. Formeel was dat natuurlijk helemaal waar. Maar het was tegelijk een antwoord dat een 'vervolg' had behoren te krijgen. GS van Zeeland achtten zich kennelijk niet verant woordelijk voor de inhoud van de nota, ze fungeerden voor de Commissie Klaassesz als 'doorgeefluik' naar het hoofd van de del tadienst. Dat hadden ze de actiegroep 'Oos terscheide Open' best even kunnen duide lijk maken; ze hadden zelfs even de moeite kunnen nemen om het verzoek door te spe len naar de deltadienst van rijkswaterstaat of naar de Commissie Klaassesz. Het is na melijk niet onmogelijk dat deze beide an dere 'adressen' aan de actiegroep eveneens formeel zouden hebben geantwoord dat zij 'niet de vrijheid hadden om tot publicatie van de nota en de daarbij behorende teke ningen over te gaan', omdat er ook diensten van de provincie Zeeland en van de water schappen rond de Oosterscheide bij het on derzoek betrokken waren geweest. Achteraf 'betreurt' men natuurlijk in Middelburg en Den Haag deze houterige formele houding rondom een nota waarvan de inhoud in grote trekken bekend was, maar die toch niet naar buiten mocht of kon worden ge bracht. En zo zijn de tekeningen van dak profielen, trace's en verschillende varianten voor dijksverhoging op een reeks van plaat sen rondom de Oosterscheide terecht ge komen in een sfeertje dat doet vermoeden dat er gegevens boven tafel zijn gekomen die om een of andere duistere reden moes ten worden weggemoffeld. liet ligt voor de hand dat de hele gang van zaken met de bewuste nota 'verhogen en verzwaren van Oosterscheldedijken' in ambtelijke en bestuurlijke kringen weer voor de nodige opschudding zal zorgen. Het is niet de eerste keer dat een geruchten stroom op gang komt 'dat er wel iets niet pluis zal zijn' als gevolg van een formaliteit of een tactische fout uit een oogpunt van dóódsimpele voorlichting. Enkele jaren te rug ontstond er flink wat deining toen men had verzuimd om het veiligheidsrapport van de PZEM-kemcentrale Borssele uit het Duits in het Nederlands te vertalen toen het 'voor iedere burger' ter inzage werd gelegd. 'Het zou best wel eens kunnen dat men de bedoeling had gehad om met het Duitse technische jargon zaken te verdoezelen die het daglicht niet konden verdragen', was de legende die zich toen ging vormen. Achteraf heeft men er zich de haren voor uit het hoofd getrokken. Roels legt met zijn vragen een verband tus sen een 'bewuste weigering' óm de nota openbaar te maken over het onderzoek dat meer dan twee jaar geleden op verzoek van de Commissie Klaasesz in ijltempo is ver richt aan de ene kant en de spijkerharde weigeringen van minister Westerterp om alsnog vóór 1 mei een studie naar dijksver hoging rond de Oosterscheide te laten ver richten aan de andere kant. Hij wil dat de nota van toen aan de huidige omstandighe den en aan de ervaringen van de laatste ja ren bij de tijdelijke dijksverhogingen rond de Oosterscheide wordt aangepast, dat de zaak wordt 'geactualiseerd'. jD at verband is er niet. Het onderzoek van destijds behoorde bij het materiaal dat de Commissie Klaasesz heeft beoordeeld. Ver schillende Zeeuwse diensten die zich er toen zes weken mee hebben bezig gehouden - Klaasesz had haast - moesten een nota af leveren, die als een globale benadering diende te worden beschouwd, maar toch ook weer niet oppervlakkig genoemd kon worden. De tekeningen, als bijlage bij de nota gevoegd, waren meer dan artistieke impressies. Op grond van de verschillende berekenin gen en de waardering van de mogelijkheden en moeilijkheden kwamen de samenstellers tot een aantal conclusies, waarvan de be langrijkste waren: 1. Verhoging van de dijken rond de Ooster scheide over een afstand van 125 kilometer met een dam in het Keeten is onaanvaard baar en roept een groot aantal extra risico's op: 2. Wanneer de bestaande zeedijken langs de Oosterscheide moeten worden verhoogd en verzwaard tot deltahoogte is een stelsel van tweede keringen (binnendijken) nodig in het gehele achterliggende gebied. Dat geeft zulke ingrijpende technische, finan ciële en landschappelijke consequenties en daarbij worden zoveel extra risico's inge voerd dat men er beter maar niet aan kan beginnen. In dezelfde nota werd als het tijdschema voor de uitvoering van een dijksverhoging langs de Oosterscheide een periode aange houden van ongeveer 20 jaar. Het ziet er naar uit dat het ministerie van verkeer en waterstaat en het college van gedeputeerde staten van Zeeland twee jaar na datum nu wel gedwongen zullen zijn om over een formeel bezwaar heen te stappen. Een bezwaar waarvoor nooit een duidelijke grond is aangevoerd, maar. dat zich achteraf nog wel dreigt te keren tegen het uitgangs punt dat de Commissie Klaasesz destijds innam bij haar manier van werken: in alle openheid. KEES VAN DER MAAS

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 4