KAMERLID ZIET GEEN SCHADE YOORCARRIERE WAAR LIGT DE GEVARENGREXS? Stabiliteit garantie voor Jordanie's economie Conventionele militaire inspanning blijft van belang DANKERT: „EEN ASBAKJE KAN u%EU QT WOENSDAG 3 MAART 1976 (Van onze militaire medewerker) Xs de betrekkelijke rust in Europa op internationaal-politiek gebied een voor bode van een tijdperk van nieuwe en meer vreedzame mondiale verhoudingen ol kunnen wij beter spreken van de stilte voor de beslissende ronde in de machts strijd tussen Oost en West die zal worden uitgevochten op het Europese conti nent? De boodschap die overkomt uit de Westduitse Defensienota: Weiszbuch 1975- 1976, is dat wij de loop der gebeurtenissen voor een deel in eigen hand hebben en dat wij de internationale politieke ontwikkelingen positief kunnen beïnvloeden door onder andere blijvende aandacht voor onze conventionele militaire inspan ning. De strategische positie van West-Europa is niet florissant. Het gebied waarin wij ons moeten verdedigen is bijna acht maal kleiner dan dat van het Warschaupact on heeft in feite onvoldoende diepte om een grootscheepse aanval goed met con ventionele middelen op te vangen. Bovendien zijn de lijnen die ons verbinden met onze voornaamste bondgenoot Amerika, lang (circa 6000 kilometer) en kwetsbaar. De toenemende concentratie van bevolking en Industrieel potentieel maakt ons kwetsbaar In het bijzonder voor massavernietigingswapens. Vijfen veertig procent van de Westduitse bevolking leeft in 24 concentratiegebieden die slechts 7 procent van het totale landoppervlakte van de Bondsrepubliek beslaan. Een ander nadeel is voorlopig nog het tekort aan eigen energiebronnen. Negentig procent van onze aardoliebehoelle moet worden geïmporteerd en 70 procent daarvan komt uit het gebied rond de Perzische Golf Rust. in het Midden-Oosten is essentieel voor onze veiligheid. Uiteraard zijn er ook positieve factoren aanwijsbaar Binnen het NAVO-gebied leven 553 miljoen mensen tegenover 360 miljoen in het Warschaupact Het bruto-sociaal produkt van de NAVO is meer dan de helft van het wereldtotaal; het Warschaupact haalt nog geen kwart. Ten slotte zijn er aanwijzingen dat de technologische voorsprong van het. Westen steeds groter wordt. De praktijk leert, echter dat wij niet in staat zijn op defensiegebied deze positieve factoren in ons voordeel uit te buiten. De Westduitse defensielciding is bezorgd over de ontwikkelingen in de militaire machtsverhoudingen tussen NAVO en Warschaupact Op kernwapengebied hou den de partijen elkaar in evenwicht, zij het dat dit evenwicht onder invloed van de techniek op een steeds hoger niveau van vernietigingsdoelmatigheid wordt vastgesteld. Pogingen om de kwalitatie ve wapenwedloop al'te remmen hebben tot nu toe weinig opgeleverd. Op maritiem gebied heeft de NAVO nog een voor sprong en die moet behouden blijven, omdat de vrije zeeverbindingen onontbeer lijk zijn voor het voortbestaan van de organisatie. Het Warschaupact is als conti nentale macht van dergelijke verbindingen minder afhankelijk. Desondanks bouwt het aan een maritieme strijdkracht die nu reeds overal ter wereld inzet baar is en die plaatselijk en tijdelijk een overmacht kan opbouwen tegenover aanwezig NAVO-zeestrijdkrachten. Hoeveel waarde beide veiligheidssystemen aan Europa hechten mag blijken uit het feit. dat circa 80 procent van de land- en luchtstrijdkrachten van het War schaupact zich westelijk van de Oeral bevinden, terwijl de NAVO 80 procent van haar divisies. 70 procent van haar tanks en 50 procent van haar gevechtsvliegtui gen in Europa heeft opgesteld. Voor West-Duitsland is vooral de situatie in de Centraaleuropese sector belang rijk en daar heeft de NAVO een achterstand voor wat betreft enkele belangrijke wapensystemen; tanks, NAVO: 6100 - Warschaupact: 19.000: vliegtuigen. NAVO: 1700 - Warschaupact: 2460. De doelstellingen van het. Westduitse defensiebeleid zijn tweeledig: in het kader van de NAVO-strategie van oorlogsvoorkoming bijdragen aan het afschrikken van het Warschaupact (D: het voeren van een beslissend gevecht zo dicht moge lijk bij het IJzeren Gordijn, wanneer de afschrikking faalt en het Warschaupact besluit daadwerkelijk gebruik te maken van militaire middelen (2). Mocht het tot een gewapend conflict, komen dan zijn de Duitsers niet van plan veel terrein prijs te geven. Een belangrijke overweging is dat 30 procent van de bevolking en 25 procent, van de industriële capaciteit zich bevinden binnen een strook van 100 kilometer ten westen van het IJzeren Gordijn. Wanneer echter de conventionele strijdkrachten van de geallieerden in deze sector (waaronder Ne derland) ontoereikend zijn om de tegenstander een tijdig halt toe te roepen, moe ten atoomwapens worden ingezet om hem opmerkzaam te maken op de risico's die hij loopt als hij de strijd niet, opgeeft. Een conflict van lange duur wordt dus niet voorzien. De Duitse regering weet dat deze doelstellingen alleen te realiseren zijn in nauwe samenwerking met Amerika. De president van dit land immers beslist over de inzet van kernwapens. Nu kunnen de Duitsers pas zeker zijn van de Amerikaanse nucleaire garantie wanneer de Europeanen zich maximaal inspannen voor hun eigen veiligheid. En zij hebben dan ook weinig sympathie voor bondgenoten die om welke reden dan ook hun defensie-inspanning willen terugbrengen. De Bondsrepubliek is wellicht het meest trouwe lid van de NAVO. Het West duitse aandeel in de NAVO-defensie is voor wat betreft de land- en luchtstrijd krachten in Europa respectievelijk 15 procent (Amerika 8 procent) en 19 procent (Amerika 9 procent). En de regering heeft het vaste voornemen om een adequate defensiebijdrage te blijven leveren zolang er tussen Oost en West geen overeen stemming is over een nieuwe wijze van samenleven. Met andere woorden: met een beslissende eindronde in de machtsstrijd tussen NAVO en Warschaupact blijft zij voorlopig rekening houden. De Westduitse regering weet dat zij voor het bereiken van haar doelstellingen afhankelijk is van onder andere Amerika, de Europese bondgenoten en zelfs van de Arabieren. De inspanning van anderen is mede bepalend voor de daadwerke lijke macht van haar defensiebijdragen. Wie prijs stelt op goede betrekkingen met Duitsland en op het voortbestaan van de NAVO mag deze samenhang niet negeren en doet er goed aan het Duitse voorbeeld op defensiegebied te volgen. Den HAAG - Lockheed. Gulf. Dassault. General Dynamics, een steeds groeiende rijstebrij van hele en halve waarheden, leugens. bevestlgüieen beschuldigingen en ontkenningen Voor de doorsnee-Nederlander langza merhand een steeds warriger serie, waarin de goeien en de kwaaien steeds moeilijker te onderschelden zijn Het lijkt op een eindeloos drama en toch is het nog geen anderhalf jaar geleden dat Nederland voor de eerste maal werd opgeschrikt door een „omkoopschandaal" Vla een bericht in het Franse dagblad Le Monde werd ln september 1974 bekend dat de Frans» vliegtuigfabriek Dassault, producent van de Mirage, getracht zou hebben het kamerlid Plet Dankert met het lieve sommetje van anderhalf miljoen om te kopen. Het verhaal Is inmiddels overbekend: Dankert had als tegenprestatie moe ten bevorderen dat Nederland de Franse Mirage als opvolger van de Star- flghter zou kiezen. De defensiespecialist zat een tijdje met het verhaal ln zijn maag, liet het uiteindelijk publiceren en bleek zelfs een lotgenoot te hebben in de figuur van het WD-kamerlld Keja, Na een vooronderzoek door de Haagse officier van justitie mr. R. A. Schimmel besloot minister Van Agt uiteindelijk op 6 november van het vorig jaar dat de heer J. Bot- terman, de Nederlandse vertegenwoordiger van Dassault ln Nederland, die beide kamerleden steekpenningen aangeboden zou hebben, moest worden vervolgd. Drie weken geleden diende deze zaak voor de Amsterdamse rechtbank. Voorde als kroongetuige opgeroepen kamerleden Keja en Dankert nam de zaak een minder prettige wending toen de officier van justitie mr H.F von Meyenfeldt hen verweet te lang gewacht te hebben alvorens naar de be- voegde autoriteiten te gaan. Mr. Von Meyenfeldt voegde daar bovendien aan toe dat aangeboden lunches, diners, reizen en kleine geschenken door kamerleden helaas te vaak worden aanvaard, hetgeen voor de PvdA-fractlè in de Tweede Kamer aanleiding was kamervoorzitter Vondeling onder meer te vragen of er voor dit soort situaties algemene gedragsregels ont worpen zouden kunnen worden. J. Botterman werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Den HAAG - Zolang het om het accepteren van zogenaamde relatiegeschenken gaat is de maximaal toelaatbare grens voor Piet Dankert geen probleem. ,,Die ligt toch wel ongeveer bij het asbakje en de balpoint. Alles wat daarboven komt wordt al gauw te veel. Een krat champagne zou niet mogen", meent het Tweede-Kamerlid, dat direct na de rechtszitting in Amsterdam liet weten gegriefd te zijn door de uitlatingen van de officier van justitie. Na de uitspraak van de rechtbank vorige week woensdag, onthield hij zich verder van kritiek en verwees op dat punt naar het com muniqué waarin de kamerfractie van zijn partij het voor hem opnam. verder liggen dan de grens die je voor jezelf hebt gesteld". Gewetensnood Op dat punt ontstaan de problemen Wordt er gegoocheld met cadeaus die de waarde van tienduizenden asbak ken te boven gaan, dan komt men in gewetensnood. Dankert: „Zo'n om kooppoging is een groot probleem. Je kunt zeggen: ik doe er niets mee. Ten slotte staat al bij voorbaat de onbe wijsbaarheid vast. Maar 't is natuurlijk uiterst onbevredigend zoiets voor je te houden, terwijl je weet dat dergelijke dingen spelen. Ik acht me dan ook po litiek verantwoordelijk de mensen te laten weten wat er gebeurt". Achteraf heeft Piet Dankert, ondanks de onbevredigende afloop van het pro ces, geen spijt van zijn onthullingen. Hij is er zelfs van overtuigd dat collega-parlementariërs hetzelfde zou den moeten doen wanneer ze in verge lijkbare situaties terecht zouden ko men. „Het is de plicht van de kamerle den dergelijke zaken openbaar te ma- Dankert. „Ik had me in eerste instant tie zelf in 'n brief tot Vondeling willen richten, omdat in het requisitoir van de officier aspecten zaten die alle ka merleden aangingen. Ik wilde weten wat de kamervoorzitter en zijn vice- voorzitters. de figuren die een bijzon dere verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het parle ment. ervan vonden. Toen de fractie later besloot dat te doen. was dat poli tiek gezien voor mij natuurlijk een veel mooiere oplossing" Wanneer het bij de vaststelling van de „gevarenzone" niet gaat om het accep teren van cadeautjes, maar er etentjes of aantrekkelijke reizen in het spel zijn, wordt het volgens Dankert moeilijker. „Ik ga er zelf van uit dat het in begin sel moet kunnen een uitnodiging voor een bezoek aan bijvoorbeeld een vlieg tuigfabriek te accepteren, wanneer dat verband houdt met je werk als kamer lid", aldus Dankert, „maar het kan niet meer wanneer de directeur van die fa briek je vraagt om een weekje met hem te gaan jagen. Zelf ben ik nog nooit op jacht geweest. Maar ik weet dat dit in Amerika wel gebeurt". Piet Dankert maakt al sinds 1963 deel uit van de vaste kamercommissie voor defensie en buitenlandse zaken. In die functies heeft hij zich ontwikkeld tot een actief parlementariër, die veel tijd geeft aan zijn pogingen waardig tegen spel te bieden aan de regering. Hij vertelt: „Het parlement heeft nog veel te weinig controle op het proces dat bijvoorbeeld leidt tot de beslissing van de regering om tot aankoop van een bepaald soort vliegtuig over te gaan. Als kamerlid verkeer je al in een ongunstige positie omdat je tegen het hele apparaat dat de regering achter zich heeft op moet boksen. Wil je je werk goed doen. dan moetje proberen je te oriënteren. Ik heb dat in het geval van de vervanging van de Starfighter gedaan Ik heb gebruik kunnen maken van mijn lidmaatschap van de Raad van Europa, de West-Europese Unie en de NAVO-assemblee om in Europa en Amerika tot meer informele ge sprekken met hoge ambtenaren en mi litairen te komen". „Tijdens zo'n onderhoud krijg je soms gegevens toegespeeld, die niet hele maal stroken met wat de minister van defensie je daarover verteld heeft. Daar kan je verder mee werken. Maar oriën tatie op dit gebied houdt ook in dat je ingaat op uitnodigingen van de vlieg tuigfabrieken om bezoeken af te leg gen. En dan kan het natuurlijk wel eens voorkomen dat zo'n fabrikant te.- opdringerig wordt. Dat kan ik me aan de ene kant wel'Voorstellen, omdat het plaatsen van zo'n order voor die on dernemingen vaak van levensbelang is. De grenzen die een fabrikant stelt aan hetgeen toelaatbaar is kan daarbij ken, ook al zijn ze niet te bewijzen. .Je draagt er dan in ieder geval toe bij dat de neiging van de producenten om ons met steekpenningen te benaderen af neemt- Het heeft een preventieve wer king. Zelf verwacht ik tenminste niet meer nog eens met een dergelijk voor stel benaderd te worden. We weten nu echter dat die dingen kunnen gebeuren en daardoor ga je een voorstel met be trekking tot de aanschaf van een tank of een vliegtuig nog zorgvuldiger be kijken dan je zonder omkoopsugges ties al deed". Dankert en Keja. die er de voorkeur aan geeft de kwestie nu te laten rusten, hadden de pech als eersten in Neder land bij publikaties over mogelijke po gingen tot omkoping betrokken te ra ken. Sinds de eerste onthullingen van Dankert zijn er in Nederland en in vele andere landen nieuwe zaken aan het licht gekomen, die de kwestie Dassault in de schaduw stelden. Dat het hier vrijwel steeds vliegtuigfabrieken betrof acht Piet Dankert geen toeval. „In de eerste plaats gaat het bij de verkoop van vliegtuigen altijd om erg grote be dragen en is het een bedrijfstak die in moeilijkheden zit", licht hij toe. „Bo vendien maakt die industrie deel uit van de bewapeningsindustrie.die na tuurlijk in de regering grote klanten heeft".. Tegelijkertijd wijst hij er echter op dat niet alleen de leden van de defensie- commissie betrokken raken bij enorm dure aankopen. „De leden van vrijwel alle commissies hebben te maken bh kwesties waarbij vaak enorme belsa- gen op het spel staan. Zij staan aande- zelfde contacten bloot als wij. OokÊj moeten een grens trekken. Ik ben er van overtuigd dat dat in Nederland ook gebeurt. We zijn nu eenmaal preuts in die dingen. Wat in het buiten land misschien nog net kan, is volgens Nederlandse maatstaven vaak al uit gesloten", aldus Piet Dankert, die niet gelooft dat zijn politieke carrière onder het gebeurde zal lijden, „nee, daar moet je geen overtrokken ideeën over hebben. Het feit blijft dat ik de zaak als eerste zelf naar buiten beb ge bracht. En zoiets doe je toch niet wan neer je iets te verbergen hebt". Bewustwording Het bericht in Le Monde waarmee de hele zaak-Dassault werd aangezwen geld, heeft een enorme publiciteitsgolf tot gevolg gehad. Dankert geeft toe daar eerst nogal sceptisch tegenover te hebben gestaan. Achteraf concludeert hij echter: „Op zich was die publiciteit goed. omdat dat bij de mensen een stuk bewustwording bewerkstelligde. In de maatschappij is de laatste tien jaar intussen een verandering opgetre den, waarbij het gezag niet zonder meer als gezag aanvaard wordt. Ik vind dat gezond" „In een volwassen democratie moeten die zaken volwassen aangepakt kun nen worden. Ik ben er voorstander van dat alles wat maar enigszins publiek uitgevochten kan worden, ook inder daad in het openbaar uitgevochten wordt. Wanneer wij er als politici in slagen duidelijk te maken dat deze 'dingen niet mogen en niet kunnen ge beuren, dan hoeft dat niet schadelijk te zijn voor het politieke bedrijf Integen deel. dan kan het gezag van de politiek er alleen maar groter door worden". HET HOUDT HET SCHOON IK 2.EG MET NMiMIEII uT ZCRLS ïfiMttlGS NEDERlflNtÖS (Van een correspondent) Amman - Het gaat Jordanië economisch goed. Weliswaar heeft het land geen olie, maar de petro dollars van de rijke olielanden vin den hun weg ook naar Amman. De economische bloei past uitstekend in het politieke plan van koning Hoessein; alleen een economisch en militair sterk Jordanië kan een belangrijke politieke rol in het Midden-Oosten spelen. Koning Hoessein heeft de petrodol lars gekocht op de Arabische top conferentie in Rabat, in oktober 1974, in ruil voor zjjn afstand van de Westelijke Jordaanoever ten gunste van de PLO. Saoedi-Arabic, samen met de andere Arabische olielanden, heeft Jordanië een jaar lijkse bijdrage van 300 miljoen dol lar geschonken, nog afgezien van leningen en privé-investeringen. De stijging van de olieprijs heeft voor Jor danië bovendien nog een gunstig nevenef fect gehad: een van de weinige mineralen waarover Jordanië beschikt, zijn fosfaten. En de fosfaatprijs is tegelijk met die van de olie in 1974 verviervoudigd. Momenteel be draagt de snel groeiende uitvoer van fosfa ten ongeveer de helft van de Jordaanse ex port. Jordanië is van nature een arm woestijn land. Behalve de vruchtbare Jordaanvallei heeft Jordanië niet veel meer te bieden dan rotsachtig bergland en dorre woestijn Het gold dan ook als een axioma dat Jordanië zonder de veel welvarender en vruchtbaar dere Westelijke oever van de Jordaan niet kan bestaan. Maar na het einde van de bur geroorlog met de Palestijnse commando's in 1971 kwam koning Hoessein tot de con clusie dat het. los van de politieke toekomst van deze oever, niet verstandig was de eco nomische toekomst van Jordanië al te af hankelijk te maken van de Westoever. Begonnen werd met het ontwerpen van een driejarenplan, dat de nadruk legde op de ontwikkeling van de oostelijke oever. De leiding van het driejarenplan kreeg kroon prins Hassan, die zelf politiek ook meer heil zag in een bloeiende oostelijke oever, zon der de lastige Palestijnen uit het Westen. Hoofdmoot van dit inmiddels voltooide driejarenplan was de opbouw, deels weder opbouw, van de Jordaanvallei. De Jordaan vallei heeft een warm klimaat en goede landbouwgronden. Alleen voldoende water ontbreekt, maar met een goed irrigatiesys teem kan de Jordaanvallei voor een goede oogst zorgen. Na de oorlog van 1967 ging echter veel van de aantrekkingskracht van dit gebied verlo ren: Palestijnse commando's richtten in de vallei hun bases in om tegen Israël te opere ren, en de Israëlische luchtbombardemen ten deden de boeren naar het oostelijker ge legen bergland vluchten. De Israëli's verhinderden tevens de vol tooiing van het bevloeiingsproject. het Ghorkanaal. dat water van de rivier de Yarmoek aanvoert, aangezien de Jordaan zelf te weinig water levert. De bouw van dit kanaal werd telkens door Israëlische bom bardementen verstoord, als represaille voor de Palestijnse commandoactiviteiten in qe Israëlische Jordaanvallei. Maar na de burgeroorlog van 1970-1971. die leidde tot verbanning van de Palestijnse commando's uit Jordanië, werd besloten het Jordaanvallei-project opnieuw ter hand te nemen. Volgens de officiële gegevens zijn de afgelopen drie jaar 80.000 boeren terug gekeerd naar hun landbouwgronden in de vallei Een getal dat aan de hoge kant is. te meer daar onder het op l januari 1976 be gonnen vijfjarenplan 120.000 boeren de Jor daanvallei moeten gaan bevolken. Er moeten meer dan 30 dorpen komen. Daarvoor moet een moderne infrastructuur worden gebouwd met alle mogeüjke voor zieningen. zoals elektriciteit, water, goed kope behuizing, en een dienstverlening die kan concurreren met de stad. Zonder deze voorzieningen zullen de ex-boeren niet gauw geneigd zijn hun stadsleven, waar zij ais ongeschoolde arbeiders goed kunnen verdienen in de bouw, naar het platteland terug te keren. De aanwezigheid van de Palestijnen in de jaren '67-'70 heeft voor Jordanië verre gaande gevolgen gehad. Mensen zijn in gro ten getale van het platteland naar de ste den getrokken. Daar hebben zij werk ge vonden een levenspeil dat hoger ligt dan op het platteland. Als ongeschoolde arbeider kun je meer verdienen dan als boer. Het doel van het. nu voltooide driejarenplan, en het, op 1 januari 1976 begonnen vijfjaren plan is. de trek van het platteland naar de steden sto]j te zetten. Het gebied in Amman en Zarka is overvol geworden in vergelij king met de rest van het land: er wonen meer dan een miljoen mensen; meer dan de helft van de Jordaanse bevolking. De welvaart komt vooral tot uitdrukking in een geweldige expansie van de bouwsector. De verklaring daarvoor is eenvoudig: Ko ning Hoessein is zijn leger aan het opbou wen. Versterkingen en wegen worden ge bouwd. De koning wil zijn officieren een ze kere toekomst bieden, en daarvoor zijn veel huizen nodig (Perzië heeft daarvoor 5 mil joen dollar geschonken). Er werken verder 300.000 Jordaanse Pales tijnen, of zo men wil Palestijnse Jordaniërs in de olielanden aan de Perzische Golf. Daar verdienen ze zeker drie maal zo veel als in Jordanië. Het zijn vooral geschoolde technici, die hun gelden voor een groot deel in Jordanië investeren. Speculatie in grond en huizen is een aantrekkelijke zaak gewor den. De bouwsector trekt daarom veel ar beidskrachten aan. vooral ongeschoolde ar beiders. die in de bouw veel meer kunnen verdienen dan in de landbouw. De dorpen in de Jordaanvallei en daarbuiten moeten daarom dezelfde faciliteiten als de steden bieden, wil een ex-boer bereid zijn zijn oude beroep weer op te nemen. En het opbouwen van zo'n infracstructuur eist niet alleen on geschoolde arbeiders, maar ook geschoolde technici, die bulten Jordanië veel meer ver dienen dan in Jordanië zelf. den. Maar Bethlehem en Jeruzalem zijn be reikbaar via de bruggen over de Jordaan. Reizen naar het Heilige Land via Jordanië zyn goedkoper dan naar Israël, vanwege het feit dat Israël geen charters toestaat. Daarom organiseert het Jordaanse ministe rie van toerisme charters naar Jordanië en het Heilige Land: een verblijf van ten min ste drie dagen in Jordanië, en dan over de brug naar de Westoever en Israël Deze betrekkelijk goedkopere reizen heb ben de beperkte hotelaccommodatie van Jordanië overbelast, vooral in'Amman en Akaba. „Wij hebben onze reclamecampagne stopgezet, omdat wij i.iet aan de toene mende vraag kunnen voldoen zolang er on voldoende hotelaccommodatie is", vertelt de directeur-generaal van het ministerie van toerisme. Ook hotels worden daarom in snel tempo gebouwd. Maar zelfs als Jordanië in staat de salarissen van Koeweit te dan nog ontbreekt daarvoor de politieke be langstelling De ontwikkelde en meestal ook politiek geschoolde Palestijnen in het buitenland zouden in Jordanië een bedrei ging zijn voor het regime. Het is veel aan trekkelijker en ongevaarlijker de economi sche vruchten van Palestijnse arbeid in Koeweit of Quatar te plukken in de vorm van investeringen zoals dat nu gebeurt, zonder politieke nadelen daarvan te onder vinden. ontwikkelt zich voorspoedig, zij het eenzijdig, in politiek ongevaarlijke sectoren. Daar is het toerisme. Jordanië zelf heeft de toerist uit het buitenland, behalve het beroemde Petra en het zonnige Akaba aan de Rode Zee, niet bijzonder veel te bie Verder is er de haven van Akaba, de enige uitweg voor Jordanië naar zee. De snel toe nemende export van fosfaten heeft een uit breiding van de haven dringend noodzake lijk gemaakt. Er is op het ogenblik een ver zijn met traging van 30 dagen, mede als 7-Wolg van het feit dat de haven van Beiroet is geslo ten. De Libanese burgeroorlog heeft een gunstig effect op de Jordaanse economie. Het is na tuurlijk ongepast om hardop te zeggen dat een land als -Jordanië verdient aan een tra gische Arabische broederstrijd, maar het is een feit dat zo'n 25.000 Libanezen, meest welgestelde zakenlieden, hun intrek hebben genomen in Amman. Deze mensen moeten ergens wonen, en him aanwezigheid bete kent alweer een stimulans voor de bouwsec tor. Ook heeft de Jordaanse regering een spe ciale wet ingevoerd die het voor buiten landse bedrijven aantrekkelijk moet maken in Jordanië te investeren: vrijstelling van al lerlei belastingen en invoerrechten worden in het vooruitzicht gesteld. De economische bloei van Jordanië en de florerende bouw gaan hand in hand. En het lot wil dat deze ontwikkeling parallel loopt aan een omge keerde trend in Israël. Daar is de bouw vrijwel tot stilstand geko men als gevolg van de economische depres sie. Ongeveer 60.000 Arabische arbeiders uit de bezette gebieden plachten werkzaam te zijn in de Israëlische industrie en in de bouw. Al enige duizenden hebben een nieuw emplooi gevonden in Jordanië, waar boven dien veel hogere salarissen betaald worden. Israël wordt dus door de ontwikkelingen in Jordanië van een ernstig politiek probleem verlost, terwijl Jordanië haar greep op de Palestijnse westoever verstevigt, al hoort die de PLO toe. Ook in economische opzicht, blijkt het de Palestijnse kwestie te zijn die net beeld be heerst en de politiek bepaalt. Jordanië is er in geslaagd een stabiele, maar eenzijdige economie op te bouwen. Het zijn nog steeds de kleine handelaren, de topzware bureau cratie en de primitieve landbouw die het beeld bepalen. Het gebrek aan grondstoffen garandeert nog steeds een tekort op de handelsbalans, maar dat tekort wordt meer dan gecompenseerd door de kapitaalstroom naar Jordanië. Door die kapitaalstroom, en door het ge brek aan technisch geschoolde krachten, dreigt er een toestand te ontstaan waarin de petro-dollars zonder emplooi blijven. De PLO plukt in de wereld de politieke vruchten van de Arabische olierijkdom. De ironie van het lot wil dat Jordanië met be hulp van diezelfde petrodollars bezig is dat beeld enigszins in evenwicht te brengen, door steeds meer Palestijnen in en buiten Jordanië afhankelijk te maken van Jorda nië.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 4