Het is geen vetpot in de off shore-industrie,
maar Nederland mag er de boot niet missen (2).
Ontvoerders Gallagher
en Coyle staan zware
straffen te wachten
Spaanse
politiek
leger mag niet
actief zijn
WESTPAPOEA'S:
STEUN VAN
AFRIKAANSE LANDEN
VRIJDAG 27 FEBRUARI 1976
(Van onze correspondent)
DEN HAAG - De Westpapoea's hebben in hun onafhankelijk
heidsstrijd tegen de Indonesiërs de steun gekregen van de Af
rikaanse landen. Dit verklaarde in Den Haag de minister van
de voorlopige regering van West-Papoea, Tanggahma. Tang-
gahma die kantoor houdt in de Senegalese hoofdstad Dakar,
deelde verder mee dat de zwarte intellectuelen van Afrika,
Amerika, Latijns-Amerika en in het Caraibisch gebied op een
congres dat begin februari in Dakar werd gehouden, hebben
besloten de strijd van de Westpapoea's te steunen.
CALLAGHER
Deze intellectuelen zouden
groep onderzoekers naar het v
lige West-Nleuw-Gulnea (Westrlrian)
gestuurd hebben om te kijken hoe de
bevolking door de Indonesiërs werd
behandeld. „Zij zijn tot de ontdek
king gekomen dat de Indonesische
militairen vanaf 1965 tot 1975 ln to
taal 150.000 Papoea's hebben ver
moord", aldus de heer Jouwe, de
voorzitter van het Nationale Bevrij
dingsfront West- Nieuw-Gulnea. „Bo
vendien, zo hebben Australische an
tropologen geconstateerd, stuurt de
regering In Djakarta talrijke Immi
granten naar West-Irlan; zij moorden
daar de Papoe's uit om hun grond ln
bezit te kunnen nemen", zei Jouwe.
V erzet
Tanggahma verklaarde dat deson
danks het verzet van het leger van
zijn president, generaal Rumkorem,
een oud-Indonesisch officier, vruch
ten begint af te werpen. Vooral ln de
binnenlanden waar de verzetsstrij
ders heer en meester zijn, hebben de
Indonesische troepen tijdens scher
mutselingen, veel verliezen geleden.
De situatie ls op het ogenblik zo
dat de Indonesiërs nu alleen nog de
kuststreken ln handen hebben", al
dus Tanggahma. Hij verklaarde dat
de zwarte intellectuelen een beroep
hebben gedaan op alle internationale
organisaties, waaronder de VN en de
OAS, de Organisatie voor Zuidame-
rikaanse Staten, om druk uit te oefe
nen op Indonesië zich uit West-
Nieuw-Guinea terug te trekken.
Hij leverde voorts felle kritiek op
de stichting 'Door de Eeuwen
Trouw' die de strijd van de Papoea's
vroeger financieel had gesteund.
Tanggahma en Jouwe beschuldigen
deze stichting er nu van zich schul
dig te maken aan omkoping van
Papoea-leiders en zich te bemoeien
met de interne aangelegenheden van
de voorlopige regering van West-
Papoea. Deze stichting, die op de
been wordt gehouden door geld
schieters, misbruikt de Westpapoea's
om haar activiteiten te kunnen ver
kopen. Ze zijn er op uit om verdeeld
heid te zaaien onder de Papoea's. Zo
hebben zij aan president Rumkorem
50.000 dollar gegeven in ruil voor het
ontslag van Tanggahma als minister
van buitenlandse zaken en de heer
Tan van financiën", aldus de heer
Jouwe. Deze heeft in het verleden
goede banden gehad met de stichting
maar is later eruit gestapt.
De aanval op de stichting 'Door de
Eeuwen Trouw', die een andere
Papoea-leider, Womsiwor, nu voor
haar karretje zou hebben gespannen,
werd gesteund door de heer Padding,
voormalig secretaris van de stichting.
Hij bevestigde dat de Papoea's in
Nederland door de stichting werden
gemanipuleerd. Ook hij was er uit ge
stapt omdat hij zich niet meer kon
verenigen met het beleid van het be
stuur.
„Zeker negentig procent van de
punten op de begroting is puur gefin
geerd, vertelde Padding. Zo stond er
een post van 100.000 gulden, die uit
sluitend voor de Papoea's is bestemd.
Maar zij hebben er geen cent van
ontvangen", beweert hij.
Tanggahma verklaarde dat zijn re
gering niet van plan was om samen
met de Zuidmolukkers front te ma
ken in hun strijd om een onafhanke
lijk vaderland. „Wij hebben wel sym
pathie voor het streven van Zuidmo
lukkers, maar wij zijn beslist niet van
plan om met ze samen te werken".
De heer Jouwe verklaarde dat de
stichting 'Door de Eeuwen Trouw'
probeert om de strijd van de Zuidmo
lukkers te koppelen aan de verzets
strijd van de Papoea's. „Daar voelen
wij weinig voor. Bovendien hebben
wij een heel andere achtergrond. De
verschillen zijn historisch en etnisch.
Wij behoren tot het negroide deel van
de Pacific. Bovendien zijn de Pa
poea's en Molukkers historische
vijanden. Want het zijn de Ambonne-
zen geweest die vroeger de Papoea's
in de Vogelkop hebben uitgemoord
Zij gedragen zich alsof zij de meer
dere zijn van de Papoea's en daarom
kunnen wij nooit met de Molukkers
samenwerken", aldus Jouwe.
Ten slotte zei Tanggahma dat hij
geen contacten had gehad met ir
Manusama, de zogenaamde president
van de RMS, toen deze naar Dakar
ging om daar te proberen diploma
tieke voet aan de grond te krijgen.
Volgens Tanggahma hebben de Mo
lukkers gebruik gemaakt van de ka
nalen die de Westpapoea's hebben
gebruikt om in Afrika te komen en
die kanalen waren bij de stichting
'Door de Eeuwen Trouw' bekend.
Tanggahma zei naar Senegal te zijn
uitgeweken om uit de invloedssfeer te
komen van de stichting.
DuBLIN - Het Ierse tweetal Eddie Callagher en Marion Coyle, dat op 3 oktober vorig jaar dr.
Tiede Herrema kidnapte en meer dan 853 uur (36 dagen) gevangen hield, gaat wellicht van zijn
leven niet meer in vrijheid'over straat. Zo zwaar zijn in de Ierse Republiek, waar het in princi
piële zaken dikwijls hard tegen hard gaat, de straffen die kunnen worden opgelegd voor deze
ontvoering en wat daarmee verband houdt. Een reeks van aanklachten - echter in hoofdzaak
wegens bezit en gebruik van vuurwapens - die bij elkaar circa 200 pagina's beslaan en waarvoor
in totaal negen mensen zijn gedagvaard.
Alleen al het feit dat Eddie Cal
lagher (28) een politieman een vinger
afschoot tijdens het beleg in Monas-
tcrevin - waarvoor hem poging tot
doodslag van een politieman ten
laste wordt gelegd - kan hem levens
lang opleveren. Dat betekend in Ier
land dat hij weliswaar al na acht
jaar in vrijheid kan worden gesteld,
maar de kansen daarop worden
nogal verkleind door de andere aan
klachten, waarvoor hij en Marion
Coyle (21) een reeks van overigens
gelijktijdig uit te zitten jaren kun
nen krijgen.
Daarnaast beging Callagher zijn
misdaad nadat hij uit een gevangenis
was ontsnapt, en ook dat is in Ierland
strafbaar. Tenslotte wacht hem na
zijn gevangenschap een ontmoeting
waartoe de IRA - die hem uitstootte
- heeft besloten, om het reeds uitge
sproken doodvonnis te voltrekken.
„In zulke zaken heeft de IRA een
goed geheugen", aldus vorig jaar
Seamus Loughran, lid van de poli
tieke vleugel van de IRA.
Het proces tegen Callagher en Coy
le. hun twee helpers bij de kidnap,
Walsh en McGowen, het echtpaar dat
in Monasterevin het huis St. Evin's
Park 1410 verliet om Eddie. Marion
en Herrema een schuilplaats te bie
den, de eigenaar van het huis, als
mede twee mensen uit Mountmellick,
die in de eerste dagen van de kidnap
onderdak geboden hadden, zal naar
verwachting ten minste een maand in
beslag nemen, in welke tijd niet minder
dan 200 getuigen zullen worden ge
hoord.
'Nergens last van'
Het zijn allen getuigen charge.
Kroongetuigen zijn Lawrence Wrenn,
het hoofd van de Ierse recherche die
de kidnappers er uiteindelijk toe
bracht zich op de avond van 7 no
vember over te geven, en natuurlijk
Herrema zelf. Hoe Herrema, die
evenals Wrenn waarschijnlijk pas in
de tweede week zal worden gehoord,
zal getuigen, is nog een open vraag.
Hij laat zich daarover niet uit, en
over niets dat hem en zijn vrouw
aangaat. „Met mij is alles best. ik heb
helemaal nergens meer last van", zei
de heer Herrema me vorige week. En
hij voegde daaraan grinnikend toe:
„Alleen nog van journalisten die me
willen interviewen..."
Niettemin lijkt een aantal van 200
belastende getuigen onwezenlijk
groot, als men bedenkt dat de twee
hoofdverdachten. Callagher en Coyle,
er zelf niet één a décharge hebben
opgeroepen.
Op het eerste gezicht doet het ar
gument voor 200 getuilgen a charge
wat vreemd aan: „We willen elke
kans op juridische ontsnapping in de
kiem smoren", aldus een woordvoer
der van de Ierse justitie. De bedoe
ling hiervan is, de gevolgen van inti
midatie van IRA-zijde, en daardoor
de weigering te getuigen, zoveel mo
gelijk te elimineren.
Nog vorige week moest een boer
worden vrijgesproken van moord op
een andere boer, omdat de enige ge
tuige plotseling weigerde te verschij
nen. Onderzoek wees uit dat de man
was afgeranseld, zonder dat daar een
woord bij was gezegd. De Ierse justi
tie twijfelt in zo'n geval niet: daar zit
de IRA achter.
Bewust risico
In dezelfde lijn ligt de verklaring
voor het feit dat, in atoijking van de
normale procedure, geen jury is opge
roepen om over Callagher, Coyle en
de andere verdachten het schuldig of
onschuldig uit te spreken. En sterker
nog, dat het Ierse kabinet nog geen
uur nadat Marion Coyle de Neder
landse ambassade in Dublin van Her
rema's kidnap op de hoogte had ge
bracht (alsmede van de eisen waar
door Herrema zijn vrijheid kon te
rugkrijgen), besloot op geen enkel
punt toe te geven. Daarmee bewust
het risico nemend dat Herrema zou
worden gedood, ten minste totdat 19
dagen later de kidnappers en him
slachtoffer werden ontdekt in Monas
terevin.
Geenjury
De negen verdachten worden be
recht door een Special Criminal
Court, dat op grond van een in 1972
aangenomen wet bijeengeroepen
wordt om recht te spreken in IRA- en
navenant 'moeilijke' zaken.
De zittingen zijn voor iedereen toe
gankelijk, al zijn er wel de nodige
voorzorgsmaatregelen. Voor Marion
Coyle is een speciale cel van kogelvrij
glas gebouwd. Toeschouwers en an
dere belangstellenden worden lijfelijk
onderzocht, want al zijn er geen po
gingen gedaan de twee hoofdver
dachten uit de gevangenis te halen,
er wordt rekening mee gehouden dat
zo'n poging nu zal worden onderno
men. Een kans die klein wordt
geacht, maar toch groter dan ob
structiepogingen naar analogie van
de Baader-Meinhofprocessen in
West-Duitsland.
Foto: het huis in Monasterevin
waar Herrema gevangen werd
gehouden.
Bevrijdingspogingen zouden kim
nen worden verwacht van de ira.
groep die niet van mening is dat Ed
die Callagher of Marion Coyle 'de
naam van de IRA hebben bezoedeld'
Er is over dit tweetal, in het bijzonder
over Eddie, in de afgelopen maanden
een tweespalt ontstaan binnen de
IRA - een deel ziet hem juist als een
held.
(Van onze correspondent)
MADRID - Nu de regering
van premier Arias Navarro
duidelijk heeft gemaakt hoe
ver - of liever, hoe kort - zij
wil gaan op de weg naar de
'Spaanse democratie' die zij
belooft, bevestigen de huidige
leiders van de strijdkrachten
gedisciplineerd hun steun aan
die koers. Dit is de wezenlijke
inhoud van de rede die gene
raal Santiago y Diaz de Men-
divil, vice-voorzitter van het
kabinet, maandag hield in
aanwezigheid van Arias en
een zestal ministers.
Wie er door afwezigheid schitterde,
was de voormalige directeur van het
instituut waar de bijeenkomst
plaatsvond: generaal Manuel Diez
Alegria, de 'patriarch' van Spanjes
vooruitstrevende militairen. Hij was
drie dagen tevoren weggepromoveerd
naar de post van ambassadeur in
Egypte. Dit, samen met de komende
krijgsraad tegen negen officieren van
de Militaire Democratische Unie,
toont aan dat de gulden middenweg
die het Spaanse leger zoekt, voorlo
pig nog rechts van het midden loopt.
Generaal Diaz de Mendivil ver
klaarde dat de strijdkrachten wel po
litiek belangrijk zijn, maar niet in de
dagelijkse politiek tussenbeide moe
ten komen; dit natuurlijk als recht
vaardiging voor het besluit om leden
van de UMD voor een krijgsraad te
brengen. Hij onderstreepte dat het
leger geen waakhond voor 'ortho
doxe' (lees: uiterst rechtse) ideolo
gieën is. Hij gTeep terug naar de his
torie, om in de persoon van generaal
Prim (1814-1870) de steun van de
strijdkrachten aan een democratisch
bestel te prijzen.
Dat was dan wel een uiterst con
servatieve democratie, precies zoals
dat de huidige regering nu voor ogen
staat. De Spaanse traditionele waar
den, die de strijdkrachten volgens de
generaal wel moeten verdedigen
tegen 'het ondermijnende marxisme
van binnen en van buiten', zijn: 'ene
gezonde, normale, nijvere en vader
landslievende samenleving, die het
gezin en de godsdienst boven alles
stelt'.
Het is een simplistische zwart-
witvoorstelling van de maatschap
pelijke spanningen binnen de natie
die een urgente oplossing vereisen,
en in die zin laten de huidige leiden
van de strijdkrachten zich opnieuw
voor het karretje van de (economi-
sche) machthebbers spannen. Dat is
nu precies waartegen de UMD zich
wil verzetten. Volgens recente uit
spraken van klandestiene woord
voerders van de UMD omvat deze
432 vaste leden, een 550-tal mede
werkers en énkele duizenden sympa
thisanten onder het Spaanse offi
cierskorps van 28.000 man. Delete
zijn voornamelijk majoors en kapi
teins, maar bekleden ook lagere en
hogere rangen - men spreekt vaneen
tiental generaals.
Maar zolang het huidige promotie-
systeem niet wordt gewijzigd, zullen
de beroepsmilitairen die met Franco
in de burgeroorlog hun sterren be
haalden. nog tot 1980 de topposten in
de strijdkrachten bezetten, en zullen
de mannen met een moderne menta
liteit zoals de UMD-leden, geduld
moeten oefenen. Een staatsgreep ligt
beslist niet in de lijn van de U
„Een natie die zijn problemen
staatsgrepen oplost, is in verval", zo
meent de UMD.
Daarentegen zien de leden een van
hun onmiddellijke taken in de ver
hindering van eventuele staatsgreep
pogingen van ultra-rechtse milltai-
JLiiggen er voor de Nederlandse off shore-
industrie (winning van olie en gas uit de
zeebodem) betere kansen ver van huis dan
op het zogenaamde continentale plat van
de Noordzee? In net Verre Oosten, in ont
wikkelingslanden? En hoe moet die indus
trie in Nederland de zaken aanpakken om
ginds slagvaardig te kunnen opereren? Het
gaat tenslotte om verkennen en bewerken
van nieuwe markten, waar men ook te ma
ken krijgt met zware concurrenten als de
Japanners en Amerikanen. Veel in de toe
komst van de voor Nederland nog jonge,
hier en daar avontuurlijke en nog lang niet
uitgebalanceerde bedrijfstak zal afhangen
van de wil om tot een stuk duidelijke sa
menwerking te komen. Al is het dan op een
zijlijn, - de positie van de Nederlandse olï
shore-industrie speelt duidelijk mee in de
pogingen om de scheepsbouw uit de huidige
moeilijkheden te halen en het voornemen
van de ministers Lubbers en Boersma om te
komen tot de oprichting van een perma
nente commissie 'moeilijke Jaren Scheeps
bouw', een tripartite overleg tussen over
heid, werkgevers en werknemers,
De 'grootste jongens' in de Nederlandse
off shore (Rijn-Schelde-Verolme. IHC en De
Groot) hebben tegenover elkaar en naar
buiten de laatste tijd al meer dan eens laten
blijken dat ze 'wel openstaan voor een mo
gelijke samenwerking'. Vooral als het erom
gaat meer en meer de bakens te verzetten
naar verder afgelegen vindplaatsen van olie
en gas met heel andere omstandigheden .en
eisen dan men tot voor kort gewend was op
de Noordzee is de Nederlandse off shore-
industrie eigenlijk te klein om onderling
verdeeld te zijn. Dat geldt de investeringen
die moeten worden gedaan om de technolo
gie te vernieuwen en aan te passen: dat
geldt de verdere uitbouw van kennis en er
varing, die in toekomstige aanbiedingen
een steeds grotere rol gaan spelen; dat geldt
ook de harde eis om met zodanig concurre
rende projecten op de markt te komen dat de
kosten van afschrijving, onderhoud en be
diening zo laag mogelijk worden gehouden.
In de (ook in mijn vorige rubriek over dit
onderwerp genoemde) Industriële Raad
voor Oceanologie IRO is dat vraagstuk van
de hoogst noodzakelijke bundeling van off
shore-initiatieven tussen overheid, weten
schap en bedrijfsleven al vaak aan de orde
gesteld. Iedereen in dat toch wat vrijblij
vende orgaan van sameriwerking is het er
met de anderen over eens dat Nedertand er
hard aan zal moeten trekken om zijn hui
dige positie in de off shore-wereld te behou
den en liefst nog te vergroten. Er zijn voor
beelden voorhanden (Frankrijk en Noorwe
gen). waaruit blijkt wat er allemaal bereikt
kan worden met een stevige steun in de rug
van de overheid, onder meer op het punt
van de gerichte research
De
e vraag waar het intussen om draait is:
ziet de off shore-bedrijfstak werkelijk kans
om tot een bundeling in eigen huis, onderin
du3 te komen? Het antwoord op die vraag is
eigenlijk even moeilijk te geven als een
voorspelling of de nu opgerichte commissie
'Moeilijke Jaren Scheepsbouw' echt tot za
ken kan komen Het merkwaardige ver
schijnsel doet zich voor dat de ontwikkeling
van de off shore-industrie in Nederland (zo
wel bij de grotere en klemere scheepswer
ven als bij de bedrijven die zich bezig hou
den met constructie, operatie, bevoorra
ding, onderzoek en engineering) een ge
trouwe afspiegeling is van de gang van za
ken in de scheepsbouw. Er werden overal
kansen gegrepen, er werd ingehaakt op
plotseling en verspreid opduikende moge
lijkheden, er werd op een aantal deelgebie
den flink wat kennis en ervaring opge
bouwd. Maar anders dan in een aantal lan
den om ons heen - Frankrijk, Engeland,
Noorwegen - bleef de overheid in Nederland
aan de kant. sr-aan
Frankrijk viel vrijwel geheel buiten de ver
deling van het Noordzee plat, maar wist
met het bekende patroon van sterk door de
regering gesteunde bedrijven en nauwe sa
menwerking tussen wetenschap en indus
trie snel en slagvaardig op de off shore
markt binnen te dringen. Men kwam met
nieuwe dingen en boekte daarmee leuke
successen: diepdrijvende booreilanden, bij
zondere boorschepen, diepzeeduiksyste-
men, platforms, diepzeepijpleidingen, - al
lemaal eigen Franse ontwikkelingen die het
resultaat waren van een actief industrieel
beleid. De Britten stelden zich na een korte
aanloopperiode op het standpunt dat de ei
gen industrie maximaal moest kunnen pro
fiteren van de off shore-on twikkelingen op
het eigen plat. Daarom hield men in Enge
land buitenlandse bedrijven zo veel moge
lijk buiten de deur en stelde men n over
heidskant relatief belangrijke bedragen be
schikbaar voor research en ontwikkelings
werk. Noorwegen zorgde voor de meest op
vallende prestaties. De bundeling van
dienstverlenende research, industrie en
overheid heeft voor de moderne of shore
technologie produkten opgeleverd die erg
opvielen en een ruime toepassing hebben
gekregen.
Ne,
ederland had ook een aantal voordelen
die er mochten zijn: I. in het Waterwegge
bied (en sinds een aantal jaren ook in het
Sloegebied bij Vlissingen) beschikte men
over een serie bedrijven met open verbin
dingen naar de Noordzee en vrijwel geen
beperkingen waar het de afmetingen van te
bouwen projekten betrof; 2. de olieindustrie
(hoofdvestiging van Shell) en de eigen aard
gas en - olie onderneming (NAM) hadden
een stuk kennis en ervaring voorhanden
waarvan de industrie heeft kunnen gebruik
maken; 3. een hele reeks grote en kleinere
bedrijven sprong met eigen handige organi
saties en goed geschoold personeel op de
markt in.
Maar toch is er nog steeds geen sprake van
een systematische alles omvattende aanpak
van en in deze bedrijfstak. Vanuit het be
drijfsleven, bezig op de off shore-markt - ty
peert men de ontwikkeling in Nederland tot
nu toe, als 'niet onbevredigend' en het aan
deel dat men er heeft weten te bemachtigen
wordt omschreven als 'redelijk'. Maar er is
tegelijk de erkenning dat het in de nabije
toekomst - nu blijkt dat de rush naar olie en
gas op de Norrdzeebodem toch langzamer
zal verlopen dan men aanvankelijk had ge
dacht - 'anders' zal moeten gaan,
En
in dan herinnert men er in de scheeps
bouw aan dat het proces van fusie- en sa-
menwerkingsbanden in Nederland binnen
deze bedrijfstak eigenlijk nog maar koud
tien jaar oud is. Pas in 1965 - een jaar voor
dat de fusie Rijn-Schelde (tussen de Rot
terdamse Droogdokmaatschappij en de NV
Kon. Mij. 'De Schelde') tot stand kwam -
werd de eerste commissie geïnstalleerd die
het hele veld van de toekomstige beleids- en
ontwikkelingslijnen in de Nederlandse
scheepsbouw aan een studie zou gaan on
derwerpen. En die studie van de zoge
naamde commissie-Keyzer was er een naar
de noodzakelijke maatregelen om de con
currentiepositie van de Nederlandse
scheepsbouw te verbeteren; maatregelen
waarop regering en werven hun beleid zou
den kunnen afstemmen. Kort daarna ont
stond - gedeeltelijk vrijwillig, gedeeltelijk
gedwongen door de omstandigheden - de
mammoetfusie tussen Rijn-Schelde en Ver-
olme. Het was een periode van „Ieren den
ken en handelen in grotere verbanden en
eenheden" in de scheepsbouw. Een tijdvak
ook van bouwen en wennen aan een nieuwe
organisatie in eigen huis. Daaroverheen
kwam eind 1973 de oliecrisis, die een struc
turele breuk gaf te zien in de wereldmarkt
van de grote olietankers en vervolgens de
grote klap in de wereldeconomie van de
laatste paar jaar. In diezelfde periode is er
moeizaam gezocht (onder meer in de zoge
naamde Commissie 2 onder leiding van
oud-minister Bakker van verkeer en water
staat) naar mogelijkheden om te komen tot
een verdergaande samenwerking tussen de
ewerven en zoiets ais een marktverdeling
tussen Rijn-Schelde-Verolme en Van der
Giessen de Noord. Pogingen die juist deze
v/eek succes lijken te krijgen. En daarachtc-
raan kwam dan weer een zodanige verslech
tering op de Nederlandse werven dat nu een
nieuwe commissie 'Moeilijke Jaren
Scheepsbouw' nodig is. Een commissie die
bij haar geboorte een bijzonder moeilijke
bevalling doormaakt. De kranten staan er
deze dag vol van. Terecht want in de toch al
zo wankele Nederlandse economie staat de
werkgelegenheid van enkele tienduizenden
mensen op het spel.
In de schaduw van deze krachtmeting tus
sen regering, werkgevers en vakbonden om
de scheepsbouw in Nederland met zijn
zwaar geslonken orderportefeuilles nog te
redden, speelt zich intern op het ogenblik
ook een bezinning af over de aanpak die
nodig zou zijn om de toekomstmogelijkhe
den in de off-shore industrie voor het Neder
landse bedrijfsleven veilig te stellen. Het
bedrijfsleven is er zich van bewust dat een
blijvend versnipperd optreden ook op deze
almaar moeilijker toegankelijke markt op
missers uitloopt. Wil het Nederlandse oB
shore pakket (grotere projecten, pijpenleg-
gers, sleuvengravers, kraanschepen en wat
er verder aan te bieden valt)buiten de
Noordzee een kans hebben om met succes
op nieuwe markten te opereren, dan zal het
moeten worden aangevuld, van hoge kwali
teiten moeten zijn en veel deskundigheid
moeten meebrengen. Met een schuin oog
kijkt men dan in de Nederlandse off shore
wereld naar Frankrijk en Noorwegen. Om
vervolgens vast te stellen dat het alleen
maar kan in een nauwe samenwerking tus
sen bedrijfsleven, wetenschap en overheid.
Kredietvoorwaarden, scholing en opleiding,
research - in principe zijn er geen menings
verschillen. In incidentele gevallen is er al
iets van een onderlinge samenwerking te
bespeuren. Alleen: de basis voor de 'nauwe
samenwerking' is nog niet gelegd. De dis
cussie over de vorm van samenwerking -
met name waar het gaat om de invloed van
vakbonden en overheid bij vooral financiële
steun - moet nog op gang komen. De
'grootste jongens' in de off shore industrie
zijn zich er terdege van bewust dat ze zelf de
eerste stappen zullen moeten zetten. En dat
ze eigenlijk niet zo verschrikkelijk veel tijd
meer hebben. Het kon namelijk wel eens
zijn dat er anders zoveel druk uit de om
standigheden komt dat er straks ook zoiets
moet worden opgericht als een commissie
'Moeilijke Jaren Off Shore'.
KEES VAN DER MAAS.