Het is geen vetpot in de off shore-industrie, maar Nederland mag er de boot niet missen (2). Ontvoerders Gallagher en Coyle staan zware straffen te wachten Spaanse politiek leger mag niet actief zijn WESTPAPOEA'S: STEUN VAN AFRIKAANSE LANDEN VRIJDAG 27 FEBRUARI 1976 (Van onze correspondent) DEN HAAG - De Westpapoea's hebben in hun onafhankelijk heidsstrijd tegen de Indonesiërs de steun gekregen van de Af rikaanse landen. Dit verklaarde in Den Haag de minister van de voorlopige regering van West-Papoea, Tanggahma. Tang- gahma die kantoor houdt in de Senegalese hoofdstad Dakar, deelde verder mee dat de zwarte intellectuelen van Afrika, Amerika, Latijns-Amerika en in het Caraibisch gebied op een congres dat begin februari in Dakar werd gehouden, hebben besloten de strijd van de Westpapoea's te steunen. CALLAGHER Deze intellectuelen zouden groep onderzoekers naar het v lige West-Nleuw-Gulnea (Westrlrian) gestuurd hebben om te kijken hoe de bevolking door de Indonesiërs werd behandeld. „Zij zijn tot de ontdek king gekomen dat de Indonesische militairen vanaf 1965 tot 1975 ln to taal 150.000 Papoea's hebben ver moord", aldus de heer Jouwe, de voorzitter van het Nationale Bevrij dingsfront West- Nieuw-Gulnea. „Bo vendien, zo hebben Australische an tropologen geconstateerd, stuurt de regering In Djakarta talrijke Immi granten naar West-Irlan; zij moorden daar de Papoe's uit om hun grond ln bezit te kunnen nemen", zei Jouwe. V erzet Tanggahma verklaarde dat deson danks het verzet van het leger van zijn president, generaal Rumkorem, een oud-Indonesisch officier, vruch ten begint af te werpen. Vooral ln de binnenlanden waar de verzetsstrij ders heer en meester zijn, hebben de Indonesische troepen tijdens scher mutselingen, veel verliezen geleden. De situatie ls op het ogenblik zo dat de Indonesiërs nu alleen nog de kuststreken ln handen hebben", al dus Tanggahma. Hij verklaarde dat de zwarte intellectuelen een beroep hebben gedaan op alle internationale organisaties, waaronder de VN en de OAS, de Organisatie voor Zuidame- rikaanse Staten, om druk uit te oefe nen op Indonesië zich uit West- Nieuw-Guinea terug te trekken. Hij leverde voorts felle kritiek op de stichting 'Door de Eeuwen Trouw' die de strijd van de Papoea's vroeger financieel had gesteund. Tanggahma en Jouwe beschuldigen deze stichting er nu van zich schul dig te maken aan omkoping van Papoea-leiders en zich te bemoeien met de interne aangelegenheden van de voorlopige regering van West- Papoea. Deze stichting, die op de been wordt gehouden door geld schieters, misbruikt de Westpapoea's om haar activiteiten te kunnen ver kopen. Ze zijn er op uit om verdeeld heid te zaaien onder de Papoea's. Zo hebben zij aan president Rumkorem 50.000 dollar gegeven in ruil voor het ontslag van Tanggahma als minister van buitenlandse zaken en de heer Tan van financiën", aldus de heer Jouwe. Deze heeft in het verleden goede banden gehad met de stichting maar is later eruit gestapt. De aanval op de stichting 'Door de Eeuwen Trouw', die een andere Papoea-leider, Womsiwor, nu voor haar karretje zou hebben gespannen, werd gesteund door de heer Padding, voormalig secretaris van de stichting. Hij bevestigde dat de Papoea's in Nederland door de stichting werden gemanipuleerd. Ook hij was er uit ge stapt omdat hij zich niet meer kon verenigen met het beleid van het be stuur. „Zeker negentig procent van de punten op de begroting is puur gefin geerd, vertelde Padding. Zo stond er een post van 100.000 gulden, die uit sluitend voor de Papoea's is bestemd. Maar zij hebben er geen cent van ontvangen", beweert hij. Tanggahma verklaarde dat zijn re gering niet van plan was om samen met de Zuidmolukkers front te ma ken in hun strijd om een onafhanke lijk vaderland. „Wij hebben wel sym pathie voor het streven van Zuidmo lukkers, maar wij zijn beslist niet van plan om met ze samen te werken". De heer Jouwe verklaarde dat de stichting 'Door de Eeuwen Trouw' probeert om de strijd van de Zuidmo lukkers te koppelen aan de verzets strijd van de Papoea's. „Daar voelen wij weinig voor. Bovendien hebben wij een heel andere achtergrond. De verschillen zijn historisch en etnisch. Wij behoren tot het negroide deel van de Pacific. Bovendien zijn de Pa poea's en Molukkers historische vijanden. Want het zijn de Ambonne- zen geweest die vroeger de Papoea's in de Vogelkop hebben uitgemoord Zij gedragen zich alsof zij de meer dere zijn van de Papoea's en daarom kunnen wij nooit met de Molukkers samenwerken", aldus Jouwe. Ten slotte zei Tanggahma dat hij geen contacten had gehad met ir Manusama, de zogenaamde president van de RMS, toen deze naar Dakar ging om daar te proberen diploma tieke voet aan de grond te krijgen. Volgens Tanggahma hebben de Mo lukkers gebruik gemaakt van de ka nalen die de Westpapoea's hebben gebruikt om in Afrika te komen en die kanalen waren bij de stichting 'Door de Eeuwen Trouw' bekend. Tanggahma zei naar Senegal te zijn uitgeweken om uit de invloedssfeer te komen van de stichting. DuBLIN - Het Ierse tweetal Eddie Callagher en Marion Coyle, dat op 3 oktober vorig jaar dr. Tiede Herrema kidnapte en meer dan 853 uur (36 dagen) gevangen hield, gaat wellicht van zijn leven niet meer in vrijheid'over straat. Zo zwaar zijn in de Ierse Republiek, waar het in princi piële zaken dikwijls hard tegen hard gaat, de straffen die kunnen worden opgelegd voor deze ontvoering en wat daarmee verband houdt. Een reeks van aanklachten - echter in hoofdzaak wegens bezit en gebruik van vuurwapens - die bij elkaar circa 200 pagina's beslaan en waarvoor in totaal negen mensen zijn gedagvaard. Alleen al het feit dat Eddie Cal lagher (28) een politieman een vinger afschoot tijdens het beleg in Monas- tcrevin - waarvoor hem poging tot doodslag van een politieman ten laste wordt gelegd - kan hem levens lang opleveren. Dat betekend in Ier land dat hij weliswaar al na acht jaar in vrijheid kan worden gesteld, maar de kansen daarop worden nogal verkleind door de andere aan klachten, waarvoor hij en Marion Coyle (21) een reeks van overigens gelijktijdig uit te zitten jaren kun nen krijgen. Daarnaast beging Callagher zijn misdaad nadat hij uit een gevangenis was ontsnapt, en ook dat is in Ierland strafbaar. Tenslotte wacht hem na zijn gevangenschap een ontmoeting waartoe de IRA - die hem uitstootte - heeft besloten, om het reeds uitge sproken doodvonnis te voltrekken. „In zulke zaken heeft de IRA een goed geheugen", aldus vorig jaar Seamus Loughran, lid van de poli tieke vleugel van de IRA. Het proces tegen Callagher en Coy le. hun twee helpers bij de kidnap, Walsh en McGowen, het echtpaar dat in Monasterevin het huis St. Evin's Park 1410 verliet om Eddie. Marion en Herrema een schuilplaats te bie den, de eigenaar van het huis, als mede twee mensen uit Mountmellick, die in de eerste dagen van de kidnap onderdak geboden hadden, zal naar verwachting ten minste een maand in beslag nemen, in welke tijd niet minder dan 200 getuigen zullen worden ge hoord. 'Nergens last van' Het zijn allen getuigen charge. Kroongetuigen zijn Lawrence Wrenn, het hoofd van de Ierse recherche die de kidnappers er uiteindelijk toe bracht zich op de avond van 7 no vember over te geven, en natuurlijk Herrema zelf. Hoe Herrema, die evenals Wrenn waarschijnlijk pas in de tweede week zal worden gehoord, zal getuigen, is nog een open vraag. Hij laat zich daarover niet uit, en over niets dat hem en zijn vrouw aangaat. „Met mij is alles best. ik heb helemaal nergens meer last van", zei de heer Herrema me vorige week. En hij voegde daaraan grinnikend toe: „Alleen nog van journalisten die me willen interviewen..." Niettemin lijkt een aantal van 200 belastende getuigen onwezenlijk groot, als men bedenkt dat de twee hoofdverdachten. Callagher en Coyle, er zelf niet één a décharge hebben opgeroepen. Op het eerste gezicht doet het ar gument voor 200 getuilgen a charge wat vreemd aan: „We willen elke kans op juridische ontsnapping in de kiem smoren", aldus een woordvoer der van de Ierse justitie. De bedoe ling hiervan is, de gevolgen van inti midatie van IRA-zijde, en daardoor de weigering te getuigen, zoveel mo gelijk te elimineren. Nog vorige week moest een boer worden vrijgesproken van moord op een andere boer, omdat de enige ge tuige plotseling weigerde te verschij nen. Onderzoek wees uit dat de man was afgeranseld, zonder dat daar een woord bij was gezegd. De Ierse justi tie twijfelt in zo'n geval niet: daar zit de IRA achter. Bewust risico In dezelfde lijn ligt de verklaring voor het feit dat, in atoijking van de normale procedure, geen jury is opge roepen om over Callagher, Coyle en de andere verdachten het schuldig of onschuldig uit te spreken. En sterker nog, dat het Ierse kabinet nog geen uur nadat Marion Coyle de Neder landse ambassade in Dublin van Her rema's kidnap op de hoogte had ge bracht (alsmede van de eisen waar door Herrema zijn vrijheid kon te rugkrijgen), besloot op geen enkel punt toe te geven. Daarmee bewust het risico nemend dat Herrema zou worden gedood, ten minste totdat 19 dagen later de kidnappers en him slachtoffer werden ontdekt in Monas terevin. Geenjury De negen verdachten worden be recht door een Special Criminal Court, dat op grond van een in 1972 aangenomen wet bijeengeroepen wordt om recht te spreken in IRA- en navenant 'moeilijke' zaken. De zittingen zijn voor iedereen toe gankelijk, al zijn er wel de nodige voorzorgsmaatregelen. Voor Marion Coyle is een speciale cel van kogelvrij glas gebouwd. Toeschouwers en an dere belangstellenden worden lijfelijk onderzocht, want al zijn er geen po gingen gedaan de twee hoofdver dachten uit de gevangenis te halen, er wordt rekening mee gehouden dat zo'n poging nu zal worden onderno men. Een kans die klein wordt geacht, maar toch groter dan ob structiepogingen naar analogie van de Baader-Meinhofprocessen in West-Duitsland. Foto: het huis in Monasterevin waar Herrema gevangen werd gehouden. Bevrijdingspogingen zouden kim nen worden verwacht van de ira. groep die niet van mening is dat Ed die Callagher of Marion Coyle 'de naam van de IRA hebben bezoedeld' Er is over dit tweetal, in het bijzonder over Eddie, in de afgelopen maanden een tweespalt ontstaan binnen de IRA - een deel ziet hem juist als een held. (Van onze correspondent) MADRID - Nu de regering van premier Arias Navarro duidelijk heeft gemaakt hoe ver - of liever, hoe kort - zij wil gaan op de weg naar de 'Spaanse democratie' die zij belooft, bevestigen de huidige leiders van de strijdkrachten gedisciplineerd hun steun aan die koers. Dit is de wezenlijke inhoud van de rede die gene raal Santiago y Diaz de Men- divil, vice-voorzitter van het kabinet, maandag hield in aanwezigheid van Arias en een zestal ministers. Wie er door afwezigheid schitterde, was de voormalige directeur van het instituut waar de bijeenkomst plaatsvond: generaal Manuel Diez Alegria, de 'patriarch' van Spanjes vooruitstrevende militairen. Hij was drie dagen tevoren weggepromoveerd naar de post van ambassadeur in Egypte. Dit, samen met de komende krijgsraad tegen negen officieren van de Militaire Democratische Unie, toont aan dat de gulden middenweg die het Spaanse leger zoekt, voorlo pig nog rechts van het midden loopt. Generaal Diaz de Mendivil ver klaarde dat de strijdkrachten wel po litiek belangrijk zijn, maar niet in de dagelijkse politiek tussenbeide moe ten komen; dit natuurlijk als recht vaardiging voor het besluit om leden van de UMD voor een krijgsraad te brengen. Hij onderstreepte dat het leger geen waakhond voor 'ortho doxe' (lees: uiterst rechtse) ideolo gieën is. Hij gTeep terug naar de his torie, om in de persoon van generaal Prim (1814-1870) de steun van de strijdkrachten aan een democratisch bestel te prijzen. Dat was dan wel een uiterst con servatieve democratie, precies zoals dat de huidige regering nu voor ogen staat. De Spaanse traditionele waar den, die de strijdkrachten volgens de generaal wel moeten verdedigen tegen 'het ondermijnende marxisme van binnen en van buiten', zijn: 'ene gezonde, normale, nijvere en vader landslievende samenleving, die het gezin en de godsdienst boven alles stelt'. Het is een simplistische zwart- witvoorstelling van de maatschap pelijke spanningen binnen de natie die een urgente oplossing vereisen, en in die zin laten de huidige leiden van de strijdkrachten zich opnieuw voor het karretje van de (economi- sche) machthebbers spannen. Dat is nu precies waartegen de UMD zich wil verzetten. Volgens recente uit spraken van klandestiene woord voerders van de UMD omvat deze 432 vaste leden, een 550-tal mede werkers en énkele duizenden sympa thisanten onder het Spaanse offi cierskorps van 28.000 man. Delete zijn voornamelijk majoors en kapi teins, maar bekleden ook lagere en hogere rangen - men spreekt vaneen tiental generaals. Maar zolang het huidige promotie- systeem niet wordt gewijzigd, zullen de beroepsmilitairen die met Franco in de burgeroorlog hun sterren be haalden. nog tot 1980 de topposten in de strijdkrachten bezetten, en zullen de mannen met een moderne menta liteit zoals de UMD-leden, geduld moeten oefenen. Een staatsgreep ligt beslist niet in de lijn van de U „Een natie die zijn problemen staatsgrepen oplost, is in verval", zo meent de UMD. Daarentegen zien de leden een van hun onmiddellijke taken in de ver hindering van eventuele staatsgreep pogingen van ultra-rechtse milltai- JLiiggen er voor de Nederlandse off shore- industrie (winning van olie en gas uit de zeebodem) betere kansen ver van huis dan op het zogenaamde continentale plat van de Noordzee? In net Verre Oosten, in ont wikkelingslanden? En hoe moet die indus trie in Nederland de zaken aanpakken om ginds slagvaardig te kunnen opereren? Het gaat tenslotte om verkennen en bewerken van nieuwe markten, waar men ook te ma ken krijgt met zware concurrenten als de Japanners en Amerikanen. Veel in de toe komst van de voor Nederland nog jonge, hier en daar avontuurlijke en nog lang niet uitgebalanceerde bedrijfstak zal afhangen van de wil om tot een stuk duidelijke sa menwerking te komen. Al is het dan op een zijlijn, - de positie van de Nederlandse olï shore-industrie speelt duidelijk mee in de pogingen om de scheepsbouw uit de huidige moeilijkheden te halen en het voornemen van de ministers Lubbers en Boersma om te komen tot de oprichting van een perma nente commissie 'moeilijke Jaren Scheeps bouw', een tripartite overleg tussen over heid, werkgevers en werknemers, De 'grootste jongens' in de Nederlandse off shore (Rijn-Schelde-Verolme. IHC en De Groot) hebben tegenover elkaar en naar buiten de laatste tijd al meer dan eens laten blijken dat ze 'wel openstaan voor een mo gelijke samenwerking'. Vooral als het erom gaat meer en meer de bakens te verzetten naar verder afgelegen vindplaatsen van olie en gas met heel andere omstandigheden .en eisen dan men tot voor kort gewend was op de Noordzee is de Nederlandse off shore- industrie eigenlijk te klein om onderling verdeeld te zijn. Dat geldt de investeringen die moeten worden gedaan om de technolo gie te vernieuwen en aan te passen: dat geldt de verdere uitbouw van kennis en er varing, die in toekomstige aanbiedingen een steeds grotere rol gaan spelen; dat geldt ook de harde eis om met zodanig concurre rende projecten op de markt te komen dat de kosten van afschrijving, onderhoud en be diening zo laag mogelijk worden gehouden. In de (ook in mijn vorige rubriek over dit onderwerp genoemde) Industriële Raad voor Oceanologie IRO is dat vraagstuk van de hoogst noodzakelijke bundeling van off shore-initiatieven tussen overheid, weten schap en bedrijfsleven al vaak aan de orde gesteld. Iedereen in dat toch wat vrijblij vende orgaan van sameriwerking is het er met de anderen over eens dat Nedertand er hard aan zal moeten trekken om zijn hui dige positie in de off shore-wereld te behou den en liefst nog te vergroten. Er zijn voor beelden voorhanden (Frankrijk en Noorwe gen). waaruit blijkt wat er allemaal bereikt kan worden met een stevige steun in de rug van de overheid, onder meer op het punt van de gerichte research De e vraag waar het intussen om draait is: ziet de off shore-bedrijfstak werkelijk kans om tot een bundeling in eigen huis, onderin du3 te komen? Het antwoord op die vraag is eigenlijk even moeilijk te geven als een voorspelling of de nu opgerichte commissie 'Moeilijke Jaren Scheepsbouw' echt tot za ken kan komen Het merkwaardige ver schijnsel doet zich voor dat de ontwikkeling van de off shore-industrie in Nederland (zo wel bij de grotere en klemere scheepswer ven als bij de bedrijven die zich bezig hou den met constructie, operatie, bevoorra ding, onderzoek en engineering) een ge trouwe afspiegeling is van de gang van za ken in de scheepsbouw. Er werden overal kansen gegrepen, er werd ingehaakt op plotseling en verspreid opduikende moge lijkheden, er werd op een aantal deelgebie den flink wat kennis en ervaring opge bouwd. Maar anders dan in een aantal lan den om ons heen - Frankrijk, Engeland, Noorwegen - bleef de overheid in Nederland aan de kant. sr-aan Frankrijk viel vrijwel geheel buiten de ver deling van het Noordzee plat, maar wist met het bekende patroon van sterk door de regering gesteunde bedrijven en nauwe sa menwerking tussen wetenschap en indus trie snel en slagvaardig op de off shore markt binnen te dringen. Men kwam met nieuwe dingen en boekte daarmee leuke successen: diepdrijvende booreilanden, bij zondere boorschepen, diepzeeduiksyste- men, platforms, diepzeepijpleidingen, - al lemaal eigen Franse ontwikkelingen die het resultaat waren van een actief industrieel beleid. De Britten stelden zich na een korte aanloopperiode op het standpunt dat de ei gen industrie maximaal moest kunnen pro fiteren van de off shore-on twikkelingen op het eigen plat. Daarom hield men in Enge land buitenlandse bedrijven zo veel moge lijk buiten de deur en stelde men n over heidskant relatief belangrijke bedragen be schikbaar voor research en ontwikkelings werk. Noorwegen zorgde voor de meest op vallende prestaties. De bundeling van dienstverlenende research, industrie en overheid heeft voor de moderne of shore technologie produkten opgeleverd die erg opvielen en een ruime toepassing hebben gekregen. Ne, ederland had ook een aantal voordelen die er mochten zijn: I. in het Waterwegge bied (en sinds een aantal jaren ook in het Sloegebied bij Vlissingen) beschikte men over een serie bedrijven met open verbin dingen naar de Noordzee en vrijwel geen beperkingen waar het de afmetingen van te bouwen projekten betrof; 2. de olieindustrie (hoofdvestiging van Shell) en de eigen aard gas en - olie onderneming (NAM) hadden een stuk kennis en ervaring voorhanden waarvan de industrie heeft kunnen gebruik maken; 3. een hele reeks grote en kleinere bedrijven sprong met eigen handige organi saties en goed geschoold personeel op de markt in. Maar toch is er nog steeds geen sprake van een systematische alles omvattende aanpak van en in deze bedrijfstak. Vanuit het be drijfsleven, bezig op de off shore-markt - ty peert men de ontwikkeling in Nederland tot nu toe, als 'niet onbevredigend' en het aan deel dat men er heeft weten te bemachtigen wordt omschreven als 'redelijk'. Maar er is tegelijk de erkenning dat het in de nabije toekomst - nu blijkt dat de rush naar olie en gas op de Norrdzeebodem toch langzamer zal verlopen dan men aanvankelijk had ge dacht - 'anders' zal moeten gaan, En in dan herinnert men er in de scheeps bouw aan dat het proces van fusie- en sa- menwerkingsbanden in Nederland binnen deze bedrijfstak eigenlijk nog maar koud tien jaar oud is. Pas in 1965 - een jaar voor dat de fusie Rijn-Schelde (tussen de Rot terdamse Droogdokmaatschappij en de NV Kon. Mij. 'De Schelde') tot stand kwam - werd de eerste commissie geïnstalleerd die het hele veld van de toekomstige beleids- en ontwikkelingslijnen in de Nederlandse scheepsbouw aan een studie zou gaan on derwerpen. En die studie van de zoge naamde commissie-Keyzer was er een naar de noodzakelijke maatregelen om de con currentiepositie van de Nederlandse scheepsbouw te verbeteren; maatregelen waarop regering en werven hun beleid zou den kunnen afstemmen. Kort daarna ont stond - gedeeltelijk vrijwillig, gedeeltelijk gedwongen door de omstandigheden - de mammoetfusie tussen Rijn-Schelde en Ver- olme. Het was een periode van „Ieren den ken en handelen in grotere verbanden en eenheden" in de scheepsbouw. Een tijdvak ook van bouwen en wennen aan een nieuwe organisatie in eigen huis. Daaroverheen kwam eind 1973 de oliecrisis, die een struc turele breuk gaf te zien in de wereldmarkt van de grote olietankers en vervolgens de grote klap in de wereldeconomie van de laatste paar jaar. In diezelfde periode is er moeizaam gezocht (onder meer in de zoge naamde Commissie 2 onder leiding van oud-minister Bakker van verkeer en water staat) naar mogelijkheden om te komen tot een verdergaande samenwerking tussen de ewerven en zoiets ais een marktverdeling tussen Rijn-Schelde-Verolme en Van der Giessen de Noord. Pogingen die juist deze v/eek succes lijken te krijgen. En daarachtc- raan kwam dan weer een zodanige verslech tering op de Nederlandse werven dat nu een nieuwe commissie 'Moeilijke Jaren Scheepsbouw' nodig is. Een commissie die bij haar geboorte een bijzonder moeilijke bevalling doormaakt. De kranten staan er deze dag vol van. Terecht want in de toch al zo wankele Nederlandse economie staat de werkgelegenheid van enkele tienduizenden mensen op het spel. In de schaduw van deze krachtmeting tus sen regering, werkgevers en vakbonden om de scheepsbouw in Nederland met zijn zwaar geslonken orderportefeuilles nog te redden, speelt zich intern op het ogenblik ook een bezinning af over de aanpak die nodig zou zijn om de toekomstmogelijkhe den in de off-shore industrie voor het Neder landse bedrijfsleven veilig te stellen. Het bedrijfsleven is er zich van bewust dat een blijvend versnipperd optreden ook op deze almaar moeilijker toegankelijke markt op missers uitloopt. Wil het Nederlandse oB shore pakket (grotere projecten, pijpenleg- gers, sleuvengravers, kraanschepen en wat er verder aan te bieden valt)buiten de Noordzee een kans hebben om met succes op nieuwe markten te opereren, dan zal het moeten worden aangevuld, van hoge kwali teiten moeten zijn en veel deskundigheid moeten meebrengen. Met een schuin oog kijkt men dan in de Nederlandse off shore wereld naar Frankrijk en Noorwegen. Om vervolgens vast te stellen dat het alleen maar kan in een nauwe samenwerking tus sen bedrijfsleven, wetenschap en overheid. Kredietvoorwaarden, scholing en opleiding, research - in principe zijn er geen menings verschillen. In incidentele gevallen is er al iets van een onderlinge samenwerking te bespeuren. Alleen: de basis voor de 'nauwe samenwerking' is nog niet gelegd. De dis cussie over de vorm van samenwerking - met name waar het gaat om de invloed van vakbonden en overheid bij vooral financiële steun - moet nog op gang komen. De 'grootste jongens' in de off shore industrie zijn zich er terdege van bewust dat ze zelf de eerste stappen zullen moeten zetten. En dat ze eigenlijk niet zo verschrikkelijk veel tijd meer hebben. Het kon namelijk wel eens zijn dat er anders zoveel druk uit de om standigheden komt dat er straks ook zoiets moet worden opgericht als een commissie 'Moeilijke Jaren Off Shore'. KEES VAN DER MAAS.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 4