arbeiders al solidair in 1276
Brugse
:rt lampo op zoek naar een verloren
RAGE
'USSEN NEP EN ECHT
kranekinders": DE LASTDRAGERS EN SJOUWERS VAN TOEN
rijckepijnders en
fcl\
fascinerende literair-historische detectiveroman
zaterdag 14 februari 1976
provinciale zeeuwse courant
21
BRUGGE - In Brugge heeft de aanbesteding plaats gehad voor de Stadsbi
bliotheek. Daar zal minstens een 3 miljoen gulden mee gemoeid rijn. Een be
richt dat u weinig /.al interesseren, maar dat mij tot deze bijdrage heeft
geïnspireerd.
De stadsboekerij, tot ongeveer 1880 in het stadhuis, berust sindsdien in een
van de schoonste burgerlijke bouwwerken van Brugge: het rond 1480 door
Pieter van Luxemburg gebouwde huis 'De grote Tol' op het Jan van Eyck-
plein. Daar was de 'douane', die alle per schip via Zwin en Reie aangevoerde
goederen registreerde, en belastte met invoerrechten, na gewogen of gemeten
te zijn.
Speciale arbeiders, aan 'den Tol' verbonden, zorgden niet alleen voor het op
dragen van de lasten uil de schepen, veelal brachten zij de balen, fusten,
manden ook naar de koper, de groothandelaar.
De stad inde die invoerrechten - voor een deel tenminste. Pieter van Luxem
burg had in 1480 het monopolie, van de graaf van Vlaanderen (toen de hertog
van Boergondiê), gekregen, 'van de tolrechten'.
Het begon met bier!
Och ja. dat monopolie van de tol is
tenslotte begonnen met bièr. Indi
rect. Vóór Pieter van Luxemburg,
verwant aan de familie van Gruuthu-
se. bezaten, een paar eeuwen lang. de
Heren van Gruuthuse immers 'het
monopolie van de grute'1 Grute was
een mengsel van drie kruiden plus
wat hars. dat gebruikt werd voor het
brouwen van bier. voordat de hop die
kruiden totaal verdrong. Het 'paleis'
van de heren van Gruuthuse is ei
nog: naast Onze Lieve Vrouwekerk.
Het is nu allang het Brugs oudheid
kundig museum In de 13e en 14e
eeuw. mogelijk nog vroeger, hadden
de heren van Gruuthuse er de be
langrijke opslagplaats van de grute
en alleen zij mochten die grute leve
ren. aan de toen 35 a 40 Brugse brou
werijen.
Na het invoeren van de nieuwe me
thode: het gebruik van (inlandse) hop
in de brouweryen, verloor het mono
polie van de grute der heren van
Gruuthuse natuurlijk zijn waarde De
Vlaamse graaf stelde zijn vriend, bo
dewijk van Gruuthuse (die de rijkste
bibliotheek van handschriften bezat
van Vlaanderen, een librye' die zich
allang in de Franse nationale biblio
theek bevindt!), schadeloos door hem
'het erfelijke monopolie van de Tol U
schenken.
De"Krane"
Maar het is my niet te doen om een
brokje historie te schrijven over de
grute.debrouweryófdeboerderyenvan
toen en van nu Het gaat om de ar
beiders. aan de Grote Tol verbonden
Zij vormden een van de z.g 'kleine
gilden' van Brugge Korendragers
turf- en zandlossers. sjouwers van al
Ierlei andere soorten 'ongeregeld
goed' vormden weer aparte kleine
gilden Doch die van de Grote Tol
waren de best betaalde werklleder
van het laatste kwart der dertiende
eeuw in Brugge, en ook nog van lang
nadien. Derhalve noemde men hen
'de ryckepynders'. de rijke 'pynders'
en"pynen' is: zwaar werk verrichten.
'Men vond in de 14e en 15e eeuw in
Sluis b v 'de pynersdyck de plaats
waar uit de schepen de lasten dc
Zwinoever aldaar werden opgedra
Oorspronkelijk behoorden te Brugge
tot die 'ryckepynders ook de arbei
ders die. even voorbij de Grote Tol.
op de Kraanplaats, uil speciale sche
pen die er via de Kraanrei heenvoe
ren. de vaten en fusten wijn losten
Een 'onmogelijk werk', maar gemak
kelijker gemaakt door 'de krane een
houten gevaarte in de vorm enigszins
van een vogel met een lange hals
Daarmee werden de wijnvaten uit de
ruimen opgetakeld De takeltouwen
werden in beweging gebracht, onder
aan de krane. door een grote houten
cylinder Er liepen enkele 'sterke
mannen'in. die het ding aan het wen
telen brachten Heel in het klein heb
Ik nog zo n houten cylinder gezien,
waarin op een boerderij In
Zeeuwsch-Vlaanderen een grote, hij
gende hond liep De wentelende cy
linder bracht de karnton in bewe
ging!
Memling.Pourbusen
Simon Bening
Die Brugse 'krane' moet wel een fe
nomeen geweest zijn. nog in de 16e
eeuw Ge vindt 'dat ding', met kraan
vogeltjes versierd op de héls!, op
schilderij van 1551 van Pieter Pour-
bus het portret van de rijke
poorter-handelaar Jan Femaguut.
Hans Memling had. als détail van de
triptiek „Het Mystiek Huwelijk van
Ste Catharina' <St-Janshospitaal
Bruggei. de Krane ai geschilderd in
1479 Maar de schoonste en merk
waardigste afbeelding van de krane
vindt men in de 'Vlaamse Kalender'
die berust in de Beierse Staatsbiblio
theek te München. een 'boekje'
waarin naast elke bladzijde van de
maanden, een voortreffelijke verluch
ting met een weergaloos fljne minia
tuur voorkomt. Van de hand van de
in 1530 te Brugge werkende miniatu
rist Simon Bening.
Oudste arbeiders-vakbond
Hoe belangwekkend ook dié materie
is. een van de oudste 'arbeidersgil
den' van WesVEuropa moet vandaag
belangrijker zijn. Ik mag wel zeggen:
„het eerste arbeiderssyndicaat", een
der eerste vakbonden. Weliswaar is
alleen hun reglement uit 1291 be
kend. doch dat neemt niet weg dat er
tientallen jaren voordien reeds ver
enigde 'rijkepynders' waren, stellig in
1275-76 ai.
Rykepijnders èn Kranekinders
('kind' in de oorspronkelijke beteke
nis van 'knecht'. in Brugge noemt
men een kleine jongen nog altijd 'een
knechtje'!), losten niet alleen de
schepen Zij brachten de goederen
ook in de kelders, soms tot midden
onder de straat doorlopend inog in de
Vlamingstraat te Brugge, nr 51. te
Behalve 'beroepsorganisatie' waren
die 'kleine gilden' (alle) ook geeste
lijke broederschappen, alle ambach
ten trouwens, doch vooral wil ik hier
duidelijk uit laten komen dat rijke-
pijnders en kranekinders een 'zie-
kenbond' vormden. en een
algemeen-sociale vereniging.
Het was wel duur, lid te worden, als
men aangenomen werd. van die rij-
kepljnders Maar de verdiensten wa
ren vrij hoog. het werk was zwaar
doch permanent En elk lid was ver
plicht een deel van zyn loon af te
staan aan, wat Ik zou willen noemen:
de solldariteitskas Die werd nog
aangevuld met de véle boeten die
stonden op het overtreden van de rij-
kepyndersreglementen Doch een
zieke gildebroeder kreeg 'zieklegeld'
De door melaatsheid aangetaste
broeder kreeg in zijn blijvende afzon
dering een toelage Bij gewone ziekte
of ongeval. met werk
onbekwaamheid, werd een jaar
lang 'zlektegeld' betaald, plus een
steungeld voor het huishouden
De vrouwen 'pynden' ook!
Stierf een gildebroeder. dan zorgde
zijn 'syndicaat voorde kosten van de
begrafenis Zijn weduwe kreeg on
derhoud sgeld. was zij nog jong en
sterk dan kon zij de plaats van haar
man innemen bij rijkepynders ol
kranekinders. na het genieten des
noods van een half jaar steungeld-
Was zij oud. dan werd zij door toela
gen behoed voor de bedelstaf.
En als geestelijke broederschap zorg
den de 'sjouwers' ervoor dat een lid.
dat een verre bedevaart ging onder
nemen. voldoende 'reisgeld' werd be
taald. nadat de gildebroeders hem
een eindweegs buiten de stad hadden
vergezeld De gildeleden namen ove
rigens verplicht deel aan sommige
processies, na 1300 bv aan de Bruese
Heilig Bloed processie en aan de H
Sacramentsprocessie.
Dobbelen, schelden en
overspel
Streng waren overigens de reglemen
ten op het gedrag der leden, ook op
de plichten, de arbeid betreffende Zij
mochten niet werken onder de officiéle
prijs, ook niet erboven. Het was de
'pynders' verboden, te vloeken en el
kaar uit te schelden- Op overspel
binnen het gUdemilieü stond uitslui
ting voor altijd, ook op de kerkelijke
ban. zy waren verplicht 's morgens
op het werk te verschijnen in de
voorgeschreven werkkledij, met het
teken van de gilde op de mouw. in
die kledij mochten zij zich met in
herbergen of 'speelhuizen' (gelegen
heden waar gedobbeld werd om geld)
vertonen, of er hun kledij in pand ge
ven! Wie een hem (of haar) opgelegde
boete niet betaald had binnen de 40
dagen, werd van verder lidmaatschap
uitgesloten. Aan het hoofd van de
gilde stonden een deken en twee 'zor-
gers', die voor één Jaar gekozen wer
den. De gekozenen mochten hun
ambt niét weigeren; zij droegen o.m.
de verantwoordelijkheid voor de
geldkist' die èn geld en sieraden (bv.
kerkelijke) bevatte: een koffer met
drie sloten, één sleutel voor elk der
drié léden van 'dén eed'.
Er waren nog 14 andere 'kleine gil
den' van arbeiders. Maar rijkepyn
ders en kranekinders behoorden tot
de best-georganiseerden en de rijk
sten. Van de korendragers bestaat
nog het Korendragershuisje (bu
reautje van waaruit zij aan het werk
gingen), in de Braambergstraat. En
naast de huidige Stadsbibliotheek
van Brugge, het Huis: „den Grooten
Tol genaempt", is nóg het kantoortje
der hardwerkende lastdragers te
zien, althans de poort, met erboven 4
heiligenbeelden. Geen 10 pet van
de bibliotheekbezoekers wéét dat,
noch kent men de historie van het 7
eeuwen oude 'werknemerssyndi-
caat'.
EMILE BUYSSE
Hel Brugse douanekantoor De Grote
Tol' thans nog stadsbibliotheek Ge
heel links het kantoortje' van Rij-
keptjnders en Kranekinders mei bo
ven de poort de vier heiligenbeelden
Uit de 'Vlaamse Kalender' die in
München bewaard wordt en die door
de te Gent geboren, maar te Brugge
werkende Simon Bening in 1530 van
wereldberoemde miniaturen werd
voorzien. Dit 'prentje' staat bij okto
ber. 'de wijnmaand' Het stelt 'de
Boven het bordes van de Tot zelf.
ernaast, het wapenschild van Pieter
van Luxemburg die den Tol' tn 14S0
ongeveer Uet bouwen.
Krane' van Brugge voor. waarmee de
vaten wijn uil de scheepjes opgeta
keld werden De 'krane'. met kraan
vogels versierd, werd bediend door
'de Kranekindersdie tvoorgrondt
de vaten ook bij de wijnkooplieden
bezorgden, per slede.
AM'
Bu
y het zoeken naar de reden waarom antiek en zelfs wat
maar een beetje in die richting zweemt zo In de mode
gekomen is. wordt nog al eens geopperd; omdat we ln onze
zakelijke, strakke Interieurs tussen al het plastic en skal
(dat zo zoetjes aan overal door echt leer is vervangen)
graag een stukje oud verguld, een tierlantijn, een 'lijkend'
oud schilderijtje hebben om de nostalgie naar vroeger te
bevredigen of om een stukje mooi. eerlijk handwerk ln
huls te hebben tussen al die machineproducten. Ik geloof
daar eerlijk gezegd niet zo veel van. Naar myn mening Is
de antiekrage (en zelfs de nasleep van het pseudo) veeleer
het gevolg van de grotere welstand. De meeste mensen
hebben best wel oog voor iets ouds. voor antiek, en koes
teren iets 'uit de familie'. Maar de arme mensen vroeger
konden zich meestal niet permitteren om het te houden
éls ze al iets bezaten. Hoeveel verhuisde er toen niet naar
de woningen van de notabelen, de dokter, de notaris, de
burgemeester of de pastorie; min of meer afgetroggeld van
de arme man. of. vaker nog. afgestaan om schulden te
betalen? Dat hoeft nu niet meer. ook de gewone man staat
nu meestal zijn stukje antiek onder geen enkel beding af.
Verder is het aantal koopkrachtlgen veel groter gewor
den Een mooi stukje antiek ligt haast in ieders bereik, als
Je het perse hebben wilt. als je je er iets anders voor ont-
zeggen wilt, en haast ledereen heeft dan ook wel iets
moois. Daarby komt nog iets: antiek is ook nog een
status-symbool geworden (dat is het overigens óók altijd
geweest); in een bepaald soort huis, bij een bepaald soort
stand, höört eenvoudig wat antiek, zoals er perzische ta
pijten bij horen, en een zeker soort tuinaanleg met orna
menten al dan niet van nep-steen en een zonnewijzer met
liefst een latijnse spreuk er op. Dan zijn er nog de mensen
die antiek kopen als belegging van het geld dat zij niet
direct nodig hebben, en dat steeds minder waard wordt.
Veel antiquiteiten en zeker alle echte goede stukken, wor
den inderdaad steeds meer waard, al zyn er ook hier wel
ups en downs en modes. Je kykt dan dagelijks tegen iets
'moois aan (als je tenminste niet zo bang bent voor diefstal
datje het ln de kluis verbergt) en hebt zo meer plezier en
zelfs meer proflj t van je bezit dan wanneer het geld op een
bank staat. Die enorm toegenomen vraag heeft de pryzen
overal sterk doen stijgen, en het aantal 'vondsten' dat
men doen kan. uitermate gereduceerd. Tot in kleine
plaatsjes en lange landwegen zijn alom winkeltjes met
lokkende borden 'Antiek en Curiosa'; ln menig geval zyn
dat uiterst deprimerende zaakjes vol pseudo-antlek en
rommel die mogelijk wel ouderwets, maar vry wel waarde
loos is. Waar ga je je begeerde antiek kopen, op de Antiek
beurs in Delft of zo'n obscuur achterafeaakje? Dat hangt
er misschien van af hoe dik uw portefeuille is, en verder van
uw eigen kennis en durf. Als u iets van prijzen af weet. dan
zult u ervaren dat Iets goeds in zo'n rommelzaakje (een
17de eeuwse prent by voorbeeld) mogelijk duurder is dan
een dergelijke prent op de Antiekbeurs. (Ik heb dat zelf
ervaren, geef echt geen uit de lucht gegrepen voorbeeld!).
In die uitdragerijen en op markten moet men héél zeker
van zichzelf zijn. dan kan men er een doodenkele maal nog
wel eens iets vinden Maar dat is heel zeldzaam geworden,
en de kans dat men op een of andere manier genept wordt
is veel groter Koop daarom in een vertrouwde zaak, bij
een gevestigde antiquair, een man die in staat voor de
kwaliteit van zijn waar en die eventueel garantie geeft U
betaalt daar mogelijk (niet altijd) iets meer. maar u loopt
er haast geen risico. Fouten maken kan iedere antiquair,
volkomen te goeder trouw Niemand is alwetend, bestrijkt
alle gebieden, en bovendien is het aantal opzettelijke ver
valsingen legio en zo knap soms dat degene die beweert
dat hij er nog nooit in gevlogen ls. een leugen vertelt. Maar
nogmaals: bij een bonafide handelaar hebt u verhaal. Het
enige waar het dan zo vaak aan mangelt bij vele kopers, is
aan tact. Wie meent dat er Iets aan een antiquiteit hapert,
blijve hoffeiyk. en sla geen toon aan of de verkoper een
eersteklas bedrieger ls.
Een andere fout die veel mensen makenvooral in kleinere
zaken is- veel te lang rondhangen, overal de prijs van
vragen, en dan niets kopen. Voor zulke dingen kan men
beter naar een van de vele antiekbeurzen gaan. die zijn
daar voor. Tussen drempelvrees enerzijds en dat veel te
langer biyven plakken anderzijds ls een gulden mid
denweg: eerlijk vragen naar het object dat de belangstel
ling heeft gewekt, en er ook ronduit maar hoffelijk voor
uitkomen als de prijs niet convenieert. Het is waar, vele
antiquairs zijn bereid iets op de gevraagde prijs te laten
vallen, maar waar ligt de oorzaak van djt, ln myn ogen zo
vervelende, gemarchandeer?
De,
'eze overwegingen kwamen by me op by het doorblade
ren van de 'Antiekgids Nederland 1976', 'n uitgave van
De Tijdstroom'. Lochem, die tweejaarlijks zal gaan ver
schijnen. De uitgeefster zegt in de inleiding dat zulke gid
sen met uitgaven in het buitenland al lang verschijnen en
gretig aftrek vinden, maar dat er in Nederland niet iets
dergelijks op de markt was. Dat is niet helemaal waar: in
1970 verscheen een, zij het veel beknopter en niet regelma
tig verschijnende gids, samengesteld door Anton van Oir-
schot, 'Antiek kopen. Waar?' bij de U. M. Helmond te
Helmond.
Deze Antiekgids van de Tijdstroom is veel uitgebreider,
rijk geïllustreerd ln zwartwit en ook in kleur en vol adver
tenties. Hy geeft ruim 1500 adressen, alfabetisch op plaats
en naam gerangschikt, van Aalsmeer tot Zwolle. Men
vindt er zowel de heel grote antiquairs ln als de curiosa-
winkeltjes. Met een ster of een stip is aangegeven welke
antiquairs lid zyn van de 'Vereniging' of van het 'Genoot
schap'. By vele zaken is ook aangegeven waarin zy hande
len, wanneer ze geopend zyn, etc. Kortom; het ls een
boekje dat veel zoeken en tijdverlies kan besparen wan
neer men het raadpleegt alvorens een bepaalde stad te
Het bevat bovendien een uitvoerig register, een inleiding
in zes talen en een paar artikeltjes, o.a. over het onder
houd van antieke meubelen. Hans Warren.
'■H
De BEGINREGELS VAN de 'Reinaert',
met de enkele varianten daarop, hebben al
heel wat pennen in beweging gebracht. Wie
was auteur Willem Waar kwam hij van
daan Schreef hij het boek alleen, vertaalde
hij het uit het Frans of is het goeddeels origi
neel Deze, en tientallen andere vragen heb
ben de geleerden beziggehoudenj e kunt een
paar boekenplanken vullen met Reinaert-
literatuur. Hoeveeier ook ontdekt is, de mist
van de voortijd is tot nu toe te dicht en we
weten vrijwel niets met zekerheid. Zelfs niet
precies wanneer het boek ontstond. Tegen
woordig is men geneigd aan te nemen
(Lampo deelt deze mening) dat de 'Reinaert'
zelfs van even vóór 1200 dateert.
Het gaat nu echter niet om de 'Reinaert', maar om een
nog ouder werk van dezelfde Willem, de 'Madoc'. Ie
dereen kent welhaast de fameuze openingsregel:
Willam die madocke makede
Daer hi dicke ome wakede.
en ook nog wel de variant: 'Willem die vele boucke
maecte'. En ook welhaast iedereen kent althans vla
een foto. het vel perkament waarop heel duidelijk te
zien is dat die 'vele boucke' over een vry slordig wegge-
radeerde plaats staan, waar ook eerst iets als Madocke
gestaan heeft.
Is er meer nodig om de fantasie op gang te brengen
Want van die 'Madoc' is tot nu toe geen spoor gevon
den.
Heel eenvoudig denkend, (wat in zulke gevallen altijd
het beste ls, nietwaar) lijkt. het. me toch wel zo; Willem
had een nieuw verhaal (om te vertellen, voor te dragen
in de allereerste plaats; we schrijven dus omstreeks
1200; geen boekdrukkunst en slechts een uiterst select
'lees' publiek, dat dan eerder Latijn en Frans las) - de
'Reinaert' gemaakt en presenteert zich direct met het
derde woord al. met 'Madoc'. Zijn toehoorders wisten
dus wat dat andere verhaal van hem behelsde, en het
was ook kennelijk een aanbeveling. Dat hij er dicke
ome wakede' komt. vermoed ik. omdat wakede lekker
op makede rijmt, en moest ik nog een reden zoeken
dan, nogmaals, ik zoek niet graag ver. denk ik dat
Willem's eigenlijke werk niet dat van een schrijver en
jongleur etc. was. maar dat hy inderdaad diplomaat óf
arts was en dus gedwongen z'n nachtrust op te offeren
als hy óók nog verhalen te boek wilde stellen.
Ma,
hoe dan ook. er is blijkbaar een 'Madoc' ge
weest. En die is nu spoorloos. Het handschrift of de
handschriften zyn verloren gegaan, tenzij er nog er
gens éen een Doomroosjesslaap in een bibliotheek
slaapt, en zoiets is heel goed denkbaar, want er worden
immers nog haast ieder jaar de opzienbarendste ontr
dekkingen gedaan. En wat deze Madoc behelsde, weet
ook niemand.
Nu vind Ik dat. eerlijk gezegd, niet zo'n groot wonder
Wanneer je dc ravages beschouwt die de mens alle
eeuwen door aanricht. Is het eerder verbazingwekkend
dat enkele dingen nog van geslacht op geslacht wor
den doorgegeven en in eer gehouden. Het jaar 1200 ligt
werkelijk ver achter ons Wat is er ongerept uit die tyd
over? Wie heette er allemaal Madoc. en wélke Madoc
wordt er bedoeld En als de naam maar een beetje op
Madoc lijkt, ls het een koud kunstje te zeggen: hier ls
Madoc bedoeld. Lampo geeft zelf de kostelyke uit-
spraak van Voltaire door, dat de naam Parijs afgeleid
ls van Babylone 'en changeant 'Pa' en 'Baby' et 'lone'
en 'ris'. (N.a.v. Madoc die dezelfde zou zyn als Malagys).
Even iets serieuzer. In een paar oude werken wordt
(altijd: misschien) op deze Madoc gezinspeeld. Jacob
van Maerlant (kleine eeuw later) heeft het ln zyn Rijm-
bybel over 'Madocs droom' zonder uit de doeken te
doen wat die behelsde en ook een ander manuscript
gewaagt van 'Madox drome' zonderdat je wyzerwordt.
Een 16e-eeuwse tekst rept dan van 'Madocx ol' (hol).
Het zyn een paar verwijzingen die doen vermoeden dat
men, althans in literaire kringen, veronderstelde dat
toehoorder of lezer wisten wat Madocs avonturen In
hielden.
Alleen wij, we weten het niet en dat prikkelt en ergert.
Dan ga je zoeken en wie daarby ook maar eventjes
buiten de platgetreden paden gaat. ontdekt prompt
curieuze dingen. Zoals Hubert Lampo en dat heeft een
boek opgeleverd. 'Kroniek van Madoc' dat lk met bui
tengewoon genoegen gelezen heb Lampo noemt het
zelf ergens een 'literairhistorische detectiveroman', en
dat is het eigeniyk Inderdaad. Zoals in een detective
staat of val t alles een beetje met het aannemen van een
paar gegevens en het opgeven van een heleboel raad
sels die vernuftig naar een oplossing of schynoplossing
worden gebracht. Natuurlijk had Lampo, als klap op
de vuurpijl, met het manuscript van de 'Madoc' op de
proppen moeten komen. Dat kon hy helaas niet, maar
hij weet ons wel ten haast overtuigend) te suggereren
dat het bestaat, althans de Franse versie, waarop Wil-
lems verhaal zou kunnen teruggaan. Een geheimzin
nige meneer Duvivler uit Poitiers heeft het gezien en
enkel meneer Richard Deacon kent diens adres, maar
weigert dat mede te delen, en o, je snapt als lezer Hu-
bert Lampo niet, want Je zit gewoon te popelen om
Richard Deacon de vingers op de keel te drukken met
een 'zeg op. dat adres, of Je gaat er aan Misschien is
Hubert Lampo heel wy s en komt het op tact en geduld
aan. Misschien houdt hy ons voor het lapje, misschien
houden de heren Duvivler en Deacon ons voor het lapje
en bestaan ze evenmin als de hele Madoc. Want wat
met mystificaties mogelijk ls houd je haast niet voor
mogelijk En dan nog: dat onbekende handschrift
iwaar ik. nou goed dan en in tegenstelling tot Lampo.
niet in geloof, hóe overtuigend de synopsis er van ook
klinktkan best een 18e of 19de eeuwse fake zijn -
mystificaties waren toen niet van de lucht (en ze zijn
het nóg niet. pas op!!).
■Llaat lk nu zeggen waar het, in Lampo's boek. zo
ongeveer op neer komt. Voor Lampo die. zoals bekend
een grote kennis heeft van de Keltische cultuur, staat
het vrywel vast dat de 'Madoc' ln kwestie Madoc. de
zoon van Owain Gwyrmed. is geweest. Owain Gwvn-
ned. vorst van Wales, stierfin 1169. en Madoc schijnt
hetzelfde jaar nog. na een broederstrijd, scheep te zijn
gegaan In 1170 heeft hy (mogelijk) Amerika bereikt
hy is daarvandaan misschien ook nog teruggekeerd en
nogmaals uitgezeild en hy zal, ongetwijfeld, vele avon
turen hebben beleefd.
Als we aannemen dat zelfs de 'Reinaert' van voor 1200
is (en de Madoc is dus ouder) dan wordt de tijdsspanne
wat kort. Maar als het waar ls, zoals dr. D. de Graaf
meent, dat Willam zyn gegevens had uit Welshe boe
ken (en dat kan, er staat we! Walshe, wat meestal dus
als 'Franstalige' beschouwd wordt, maar met die spel
ling nam men het niet zo nauw. kijk maar naar Willam
(Toch William? hé, lk ga ook al mee gissen- is het
eventueel wel haalbaar.
Van deze prins Madoc wordt dus aangenomen dat hy
Amerika heeft bereikt (waar is de tyd dat achterlijke
schoolboekjes van Columbus spraken De Phoenl-
clèrs zyn er geweest, de Vikings, Prins Madoc en wie
niet al. Je drijft er zó op een vlotje naar toe. 't ls bewe
zen Goed, juist door deze Prins Madoc.groot favoriet
uiteraard van de Welsmen en hun afstammelingen
in de Nieuwe Wereld, is er ook weer 'n hele literatuur
ontstaan, een massa nagevorst en gefantaseerd, en dat
leidde ilk moeteen beetje bekorten i tot het keerpunt ln
Lampo's onderzoek: het ontdekken van de publlkatie
van Richard Deacon s 'Madoc and the discovery of
America. Some light on an old controversy' r 1966».
Deacon had een Franse correspondent. Monsieur Du-
vivier en deze heer heeft, waar of niet waar. en echt of
vals, een Frans manuscript onder ogen gehad waann
de avonturen van Madoc opgetekend zyn. Maar ella-
cie, waar is dit manuscript, waar is Duvivier - ze ajn
Madoc achterna. Je zou eigenlijk het boek van Deacon
op moeten vragen Ik heb het niet gedaan, ik werd zo
meegesleept door Lampo's speurtocht en betoog dat
een eventuele waarheid me niets meer schelen kon. lk
las een fascinerende thnller. geraffineerd geschreven,
vol grapjes, terzijdes, suggesties, bultelingen en terug
nemingen. Zo n hoofdstukje als het tiende ls byvoor-
beeld een meesterwerkje. Slechts een ding vond ik niet
logisch. Lampo gaat uiteindelijk zo ver te suggereren
dat onze Willem een soort ketter geweest is met Ca-
thaarse sympathieën, en dat heel speciaal zyn 'Madoc'
een boek geweest zou zyn vol heresie en dus gevaarlijk
voor de schrijver Dat mogelijk zelfs daarom de even
tueel bestaande exemplaren van het handschrift wer
den vernietigd, dat Willem lult bezorgdheid voor zijn
lot) daarom zo vaak (achteraf dus» slapeloze nachten
doorbracht en dat, wie weet. ook daarom de naam
Madocke weggeradeerd werd en het neutrale 'vele
boucke' daarvoor in de plaats kwam. Het klinkt aan
trekkelijk en Lampo's relaas ls evocatief en meesle
pend. maar ik geloof het niet Wie gaat er nou opzette
lijk ln de aanhef van een nieuw boek een 'gevaarlijk'
werk nog eens extra als aanbeveling vermelden
Hoewel de wonderen zyn de wereld niet uit, Madoc, ls
te vrezen, wéL En dat leverde een spannend boek óp,
zo'n kleine achthonderd Jaar later.