arbeiders al solidair in 1276 Brugse :rt lampo op zoek naar een verloren RAGE 'USSEN NEP EN ECHT kranekinders": DE LASTDRAGERS EN SJOUWERS VAN TOEN rijckepijnders en fcl\ fascinerende literair-historische detectiveroman zaterdag 14 februari 1976 provinciale zeeuwse courant 21 BRUGGE - In Brugge heeft de aanbesteding plaats gehad voor de Stadsbi bliotheek. Daar zal minstens een 3 miljoen gulden mee gemoeid rijn. Een be richt dat u weinig /.al interesseren, maar dat mij tot deze bijdrage heeft geïnspireerd. De stadsboekerij, tot ongeveer 1880 in het stadhuis, berust sindsdien in een van de schoonste burgerlijke bouwwerken van Brugge: het rond 1480 door Pieter van Luxemburg gebouwde huis 'De grote Tol' op het Jan van Eyck- plein. Daar was de 'douane', die alle per schip via Zwin en Reie aangevoerde goederen registreerde, en belastte met invoerrechten, na gewogen of gemeten te zijn. Speciale arbeiders, aan 'den Tol' verbonden, zorgden niet alleen voor het op dragen van de lasten uil de schepen, veelal brachten zij de balen, fusten, manden ook naar de koper, de groothandelaar. De stad inde die invoerrechten - voor een deel tenminste. Pieter van Luxem burg had in 1480 het monopolie, van de graaf van Vlaanderen (toen de hertog van Boergondiê), gekregen, 'van de tolrechten'. Het begon met bier! Och ja. dat monopolie van de tol is tenslotte begonnen met bièr. Indi rect. Vóór Pieter van Luxemburg, verwant aan de familie van Gruuthu- se. bezaten, een paar eeuwen lang. de Heren van Gruuthuse immers 'het monopolie van de grute'1 Grute was een mengsel van drie kruiden plus wat hars. dat gebruikt werd voor het brouwen van bier. voordat de hop die kruiden totaal verdrong. Het 'paleis' van de heren van Gruuthuse is ei nog: naast Onze Lieve Vrouwekerk. Het is nu allang het Brugs oudheid kundig museum In de 13e en 14e eeuw. mogelijk nog vroeger, hadden de heren van Gruuthuse er de be langrijke opslagplaats van de grute en alleen zij mochten die grute leve ren. aan de toen 35 a 40 Brugse brou werijen. Na het invoeren van de nieuwe me thode: het gebruik van (inlandse) hop in de brouweryen, verloor het mono polie van de grute der heren van Gruuthuse natuurlijk zijn waarde De Vlaamse graaf stelde zijn vriend, bo dewijk van Gruuthuse (die de rijkste bibliotheek van handschriften bezat van Vlaanderen, een librye' die zich allang in de Franse nationale biblio theek bevindt!), schadeloos door hem 'het erfelijke monopolie van de Tol U schenken. De"Krane" Maar het is my niet te doen om een brokje historie te schrijven over de grute.debrouweryófdeboerderyenvan toen en van nu Het gaat om de ar beiders. aan de Grote Tol verbonden Zij vormden een van de z.g 'kleine gilden' van Brugge Korendragers turf- en zandlossers. sjouwers van al Ierlei andere soorten 'ongeregeld goed' vormden weer aparte kleine gilden Doch die van de Grote Tol waren de best betaalde werklleder van het laatste kwart der dertiende eeuw in Brugge, en ook nog van lang nadien. Derhalve noemde men hen 'de ryckepynders'. de rijke 'pynders' en"pynen' is: zwaar werk verrichten. 'Men vond in de 14e en 15e eeuw in Sluis b v 'de pynersdyck de plaats waar uit de schepen de lasten dc Zwinoever aldaar werden opgedra Oorspronkelijk behoorden te Brugge tot die 'ryckepynders ook de arbei ders die. even voorbij de Grote Tol. op de Kraanplaats, uil speciale sche pen die er via de Kraanrei heenvoe ren. de vaten en fusten wijn losten Een 'onmogelijk werk', maar gemak kelijker gemaakt door 'de krane een houten gevaarte in de vorm enigszins van een vogel met een lange hals Daarmee werden de wijnvaten uit de ruimen opgetakeld De takeltouwen werden in beweging gebracht, onder aan de krane. door een grote houten cylinder Er liepen enkele 'sterke mannen'in. die het ding aan het wen telen brachten Heel in het klein heb Ik nog zo n houten cylinder gezien, waarin op een boerderij In Zeeuwsch-Vlaanderen een grote, hij gende hond liep De wentelende cy linder bracht de karnton in bewe ging! Memling.Pourbusen Simon Bening Die Brugse 'krane' moet wel een fe nomeen geweest zijn. nog in de 16e eeuw Ge vindt 'dat ding', met kraan vogeltjes versierd op de héls!, op schilderij van 1551 van Pieter Pour- bus het portret van de rijke poorter-handelaar Jan Femaguut. Hans Memling had. als détail van de triptiek „Het Mystiek Huwelijk van Ste Catharina' <St-Janshospitaal Bruggei. de Krane ai geschilderd in 1479 Maar de schoonste en merk waardigste afbeelding van de krane vindt men in de 'Vlaamse Kalender' die berust in de Beierse Staatsbiblio theek te München. een 'boekje' waarin naast elke bladzijde van de maanden, een voortreffelijke verluch ting met een weergaloos fljne minia tuur voorkomt. Van de hand van de in 1530 te Brugge werkende miniatu rist Simon Bening. Oudste arbeiders-vakbond Hoe belangwekkend ook dié materie is. een van de oudste 'arbeidersgil den' van WesVEuropa moet vandaag belangrijker zijn. Ik mag wel zeggen: „het eerste arbeiderssyndicaat", een der eerste vakbonden. Weliswaar is alleen hun reglement uit 1291 be kend. doch dat neemt niet weg dat er tientallen jaren voordien reeds ver enigde 'rijkepynders' waren, stellig in 1275-76 ai. Rykepijnders èn Kranekinders ('kind' in de oorspronkelijke beteke nis van 'knecht'. in Brugge noemt men een kleine jongen nog altijd 'een knechtje'!), losten niet alleen de schepen Zij brachten de goederen ook in de kelders, soms tot midden onder de straat doorlopend inog in de Vlamingstraat te Brugge, nr 51. te Behalve 'beroepsorganisatie' waren die 'kleine gilden' (alle) ook geeste lijke broederschappen, alle ambach ten trouwens, doch vooral wil ik hier duidelijk uit laten komen dat rijke- pijnders en kranekinders een 'zie- kenbond' vormden. en een algemeen-sociale vereniging. Het was wel duur, lid te worden, als men aangenomen werd. van die rij- kepljnders Maar de verdiensten wa ren vrij hoog. het werk was zwaar doch permanent En elk lid was ver plicht een deel van zyn loon af te staan aan, wat Ik zou willen noemen: de solldariteitskas Die werd nog aangevuld met de véle boeten die stonden op het overtreden van de rij- kepyndersreglementen Doch een zieke gildebroeder kreeg 'zieklegeld' De door melaatsheid aangetaste broeder kreeg in zijn blijvende afzon dering een toelage Bij gewone ziekte of ongeval. met werk onbekwaamheid, werd een jaar lang 'zlektegeld' betaald, plus een steungeld voor het huishouden De vrouwen 'pynden' ook! Stierf een gildebroeder. dan zorgde zijn 'syndicaat voorde kosten van de begrafenis Zijn weduwe kreeg on derhoud sgeld. was zij nog jong en sterk dan kon zij de plaats van haar man innemen bij rijkepynders ol kranekinders. na het genieten des noods van een half jaar steungeld- Was zij oud. dan werd zij door toela gen behoed voor de bedelstaf. En als geestelijke broederschap zorg den de 'sjouwers' ervoor dat een lid. dat een verre bedevaart ging onder nemen. voldoende 'reisgeld' werd be taald. nadat de gildebroeders hem een eindweegs buiten de stad hadden vergezeld De gildeleden namen ove rigens verplicht deel aan sommige processies, na 1300 bv aan de Bruese Heilig Bloed processie en aan de H Sacramentsprocessie. Dobbelen, schelden en overspel Streng waren overigens de reglemen ten op het gedrag der leden, ook op de plichten, de arbeid betreffende Zij mochten niet werken onder de officiéle prijs, ook niet erboven. Het was de 'pynders' verboden, te vloeken en el kaar uit te schelden- Op overspel binnen het gUdemilieü stond uitslui ting voor altijd, ook op de kerkelijke ban. zy waren verplicht 's morgens op het werk te verschijnen in de voorgeschreven werkkledij, met het teken van de gilde op de mouw. in die kledij mochten zij zich met in herbergen of 'speelhuizen' (gelegen heden waar gedobbeld werd om geld) vertonen, of er hun kledij in pand ge ven! Wie een hem (of haar) opgelegde boete niet betaald had binnen de 40 dagen, werd van verder lidmaatschap uitgesloten. Aan het hoofd van de gilde stonden een deken en twee 'zor- gers', die voor één Jaar gekozen wer den. De gekozenen mochten hun ambt niét weigeren; zij droegen o.m. de verantwoordelijkheid voor de geldkist' die èn geld en sieraden (bv. kerkelijke) bevatte: een koffer met drie sloten, één sleutel voor elk der drié léden van 'dén eed'. Er waren nog 14 andere 'kleine gil den' van arbeiders. Maar rijkepyn ders en kranekinders behoorden tot de best-georganiseerden en de rijk sten. Van de korendragers bestaat nog het Korendragershuisje (bu reautje van waaruit zij aan het werk gingen), in de Braambergstraat. En naast de huidige Stadsbibliotheek van Brugge, het Huis: „den Grooten Tol genaempt", is nóg het kantoortje der hardwerkende lastdragers te zien, althans de poort, met erboven 4 heiligenbeelden. Geen 10 pet van de bibliotheekbezoekers wéét dat, noch kent men de historie van het 7 eeuwen oude 'werknemerssyndi- caat'. EMILE BUYSSE Hel Brugse douanekantoor De Grote Tol' thans nog stadsbibliotheek Ge heel links het kantoortje' van Rij- keptjnders en Kranekinders mei bo ven de poort de vier heiligenbeelden Uit de 'Vlaamse Kalender' die in München bewaard wordt en die door de te Gent geboren, maar te Brugge werkende Simon Bening in 1530 van wereldberoemde miniaturen werd voorzien. Dit 'prentje' staat bij okto ber. 'de wijnmaand' Het stelt 'de Boven het bordes van de Tot zelf. ernaast, het wapenschild van Pieter van Luxemburg die den Tol' tn 14S0 ongeveer Uet bouwen. Krane' van Brugge voor. waarmee de vaten wijn uil de scheepjes opgeta keld werden De 'krane'. met kraan vogels versierd, werd bediend door 'de Kranekindersdie tvoorgrondt de vaten ook bij de wijnkooplieden bezorgden, per slede. AM' Bu y het zoeken naar de reden waarom antiek en zelfs wat maar een beetje in die richting zweemt zo In de mode gekomen is. wordt nog al eens geopperd; omdat we ln onze zakelijke, strakke Interieurs tussen al het plastic en skal (dat zo zoetjes aan overal door echt leer is vervangen) graag een stukje oud verguld, een tierlantijn, een 'lijkend' oud schilderijtje hebben om de nostalgie naar vroeger te bevredigen of om een stukje mooi. eerlijk handwerk ln huls te hebben tussen al die machineproducten. Ik geloof daar eerlijk gezegd niet zo veel van. Naar myn mening Is de antiekrage (en zelfs de nasleep van het pseudo) veeleer het gevolg van de grotere welstand. De meeste mensen hebben best wel oog voor iets ouds. voor antiek, en koes teren iets 'uit de familie'. Maar de arme mensen vroeger konden zich meestal niet permitteren om het te houden éls ze al iets bezaten. Hoeveel verhuisde er toen niet naar de woningen van de notabelen, de dokter, de notaris, de burgemeester of de pastorie; min of meer afgetroggeld van de arme man. of. vaker nog. afgestaan om schulden te betalen? Dat hoeft nu niet meer. ook de gewone man staat nu meestal zijn stukje antiek onder geen enkel beding af. Verder is het aantal koopkrachtlgen veel groter gewor den Een mooi stukje antiek ligt haast in ieders bereik, als Je het perse hebben wilt. als je je er iets anders voor ont- zeggen wilt, en haast ledereen heeft dan ook wel iets moois. Daarby komt nog iets: antiek is ook nog een status-symbool geworden (dat is het overigens óók altijd geweest); in een bepaald soort huis, bij een bepaald soort stand, höört eenvoudig wat antiek, zoals er perzische ta pijten bij horen, en een zeker soort tuinaanleg met orna menten al dan niet van nep-steen en een zonnewijzer met liefst een latijnse spreuk er op. Dan zijn er nog de mensen die antiek kopen als belegging van het geld dat zij niet direct nodig hebben, en dat steeds minder waard wordt. Veel antiquiteiten en zeker alle echte goede stukken, wor den inderdaad steeds meer waard, al zyn er ook hier wel ups en downs en modes. Je kykt dan dagelijks tegen iets 'moois aan (als je tenminste niet zo bang bent voor diefstal datje het ln de kluis verbergt) en hebt zo meer plezier en zelfs meer proflj t van je bezit dan wanneer het geld op een bank staat. Die enorm toegenomen vraag heeft de pryzen overal sterk doen stijgen, en het aantal 'vondsten' dat men doen kan. uitermate gereduceerd. Tot in kleine plaatsjes en lange landwegen zijn alom winkeltjes met lokkende borden 'Antiek en Curiosa'; ln menig geval zyn dat uiterst deprimerende zaakjes vol pseudo-antlek en rommel die mogelijk wel ouderwets, maar vry wel waarde loos is. Waar ga je je begeerde antiek kopen, op de Antiek beurs in Delft of zo'n obscuur achterafeaakje? Dat hangt er misschien van af hoe dik uw portefeuille is, en verder van uw eigen kennis en durf. Als u iets van prijzen af weet. dan zult u ervaren dat Iets goeds in zo'n rommelzaakje (een 17de eeuwse prent by voorbeeld) mogelijk duurder is dan een dergelijke prent op de Antiekbeurs. (Ik heb dat zelf ervaren, geef echt geen uit de lucht gegrepen voorbeeld!). In die uitdragerijen en op markten moet men héél zeker van zichzelf zijn. dan kan men er een doodenkele maal nog wel eens iets vinden Maar dat is heel zeldzaam geworden, en de kans dat men op een of andere manier genept wordt is veel groter Koop daarom in een vertrouwde zaak, bij een gevestigde antiquair, een man die in staat voor de kwaliteit van zijn waar en die eventueel garantie geeft U betaalt daar mogelijk (niet altijd) iets meer. maar u loopt er haast geen risico. Fouten maken kan iedere antiquair, volkomen te goeder trouw Niemand is alwetend, bestrijkt alle gebieden, en bovendien is het aantal opzettelijke ver valsingen legio en zo knap soms dat degene die beweert dat hij er nog nooit in gevlogen ls. een leugen vertelt. Maar nogmaals: bij een bonafide handelaar hebt u verhaal. Het enige waar het dan zo vaak aan mangelt bij vele kopers, is aan tact. Wie meent dat er Iets aan een antiquiteit hapert, blijve hoffeiyk. en sla geen toon aan of de verkoper een eersteklas bedrieger ls. Een andere fout die veel mensen makenvooral in kleinere zaken is- veel te lang rondhangen, overal de prijs van vragen, en dan niets kopen. Voor zulke dingen kan men beter naar een van de vele antiekbeurzen gaan. die zijn daar voor. Tussen drempelvrees enerzijds en dat veel te langer biyven plakken anderzijds ls een gulden mid denweg: eerlijk vragen naar het object dat de belangstel ling heeft gewekt, en er ook ronduit maar hoffelijk voor uitkomen als de prijs niet convenieert. Het is waar, vele antiquairs zijn bereid iets op de gevraagde prijs te laten vallen, maar waar ligt de oorzaak van djt, ln myn ogen zo vervelende, gemarchandeer? De, 'eze overwegingen kwamen by me op by het doorblade ren van de 'Antiekgids Nederland 1976', 'n uitgave van De Tijdstroom'. Lochem, die tweejaarlijks zal gaan ver schijnen. De uitgeefster zegt in de inleiding dat zulke gid sen met uitgaven in het buitenland al lang verschijnen en gretig aftrek vinden, maar dat er in Nederland niet iets dergelijks op de markt was. Dat is niet helemaal waar: in 1970 verscheen een, zij het veel beknopter en niet regelma tig verschijnende gids, samengesteld door Anton van Oir- schot, 'Antiek kopen. Waar?' bij de U. M. Helmond te Helmond. Deze Antiekgids van de Tijdstroom is veel uitgebreider, rijk geïllustreerd ln zwartwit en ook in kleur en vol adver tenties. Hy geeft ruim 1500 adressen, alfabetisch op plaats en naam gerangschikt, van Aalsmeer tot Zwolle. Men vindt er zowel de heel grote antiquairs ln als de curiosa- winkeltjes. Met een ster of een stip is aangegeven welke antiquairs lid zyn van de 'Vereniging' of van het 'Genoot schap'. By vele zaken is ook aangegeven waarin zy hande len, wanneer ze geopend zyn, etc. Kortom; het ls een boekje dat veel zoeken en tijdverlies kan besparen wan neer men het raadpleegt alvorens een bepaalde stad te Het bevat bovendien een uitvoerig register, een inleiding in zes talen en een paar artikeltjes, o.a. over het onder houd van antieke meubelen. Hans Warren. '■H De BEGINREGELS VAN de 'Reinaert', met de enkele varianten daarop, hebben al heel wat pennen in beweging gebracht. Wie was auteur Willem Waar kwam hij van daan Schreef hij het boek alleen, vertaalde hij het uit het Frans of is het goeddeels origi neel Deze, en tientallen andere vragen heb ben de geleerden beziggehoudenj e kunt een paar boekenplanken vullen met Reinaert- literatuur. Hoeveeier ook ontdekt is, de mist van de voortijd is tot nu toe te dicht en we weten vrijwel niets met zekerheid. Zelfs niet precies wanneer het boek ontstond. Tegen woordig is men geneigd aan te nemen (Lampo deelt deze mening) dat de 'Reinaert' zelfs van even vóór 1200 dateert. Het gaat nu echter niet om de 'Reinaert', maar om een nog ouder werk van dezelfde Willem, de 'Madoc'. Ie dereen kent welhaast de fameuze openingsregel: Willam die madocke makede Daer hi dicke ome wakede. en ook nog wel de variant: 'Willem die vele boucke maecte'. En ook welhaast iedereen kent althans vla een foto. het vel perkament waarop heel duidelijk te zien is dat die 'vele boucke' over een vry slordig wegge- radeerde plaats staan, waar ook eerst iets als Madocke gestaan heeft. Is er meer nodig om de fantasie op gang te brengen Want van die 'Madoc' is tot nu toe geen spoor gevon den. Heel eenvoudig denkend, (wat in zulke gevallen altijd het beste ls, nietwaar) lijkt. het. me toch wel zo; Willem had een nieuw verhaal (om te vertellen, voor te dragen in de allereerste plaats; we schrijven dus omstreeks 1200; geen boekdrukkunst en slechts een uiterst select 'lees' publiek, dat dan eerder Latijn en Frans las) - de 'Reinaert' gemaakt en presenteert zich direct met het derde woord al. met 'Madoc'. Zijn toehoorders wisten dus wat dat andere verhaal van hem behelsde, en het was ook kennelijk een aanbeveling. Dat hij er dicke ome wakede' komt. vermoed ik. omdat wakede lekker op makede rijmt, en moest ik nog een reden zoeken dan, nogmaals, ik zoek niet graag ver. denk ik dat Willem's eigenlijke werk niet dat van een schrijver en jongleur etc. was. maar dat hy inderdaad diplomaat óf arts was en dus gedwongen z'n nachtrust op te offeren als hy óók nog verhalen te boek wilde stellen. Ma, hoe dan ook. er is blijkbaar een 'Madoc' ge weest. En die is nu spoorloos. Het handschrift of de handschriften zyn verloren gegaan, tenzij er nog er gens éen een Doomroosjesslaap in een bibliotheek slaapt, en zoiets is heel goed denkbaar, want er worden immers nog haast ieder jaar de opzienbarendste ontr dekkingen gedaan. En wat deze Madoc behelsde, weet ook niemand. Nu vind Ik dat. eerlijk gezegd, niet zo'n groot wonder Wanneer je dc ravages beschouwt die de mens alle eeuwen door aanricht. Is het eerder verbazingwekkend dat enkele dingen nog van geslacht op geslacht wor den doorgegeven en in eer gehouden. Het jaar 1200 ligt werkelijk ver achter ons Wat is er ongerept uit die tyd over? Wie heette er allemaal Madoc. en wélke Madoc wordt er bedoeld En als de naam maar een beetje op Madoc lijkt, ls het een koud kunstje te zeggen: hier ls Madoc bedoeld. Lampo geeft zelf de kostelyke uit- spraak van Voltaire door, dat de naam Parijs afgeleid ls van Babylone 'en changeant 'Pa' en 'Baby' et 'lone' en 'ris'. (N.a.v. Madoc die dezelfde zou zyn als Malagys). Even iets serieuzer. In een paar oude werken wordt (altijd: misschien) op deze Madoc gezinspeeld. Jacob van Maerlant (kleine eeuw later) heeft het ln zyn Rijm- bybel over 'Madocs droom' zonder uit de doeken te doen wat die behelsde en ook een ander manuscript gewaagt van 'Madox drome' zonderdat je wyzerwordt. Een 16e-eeuwse tekst rept dan van 'Madocx ol' (hol). Het zyn een paar verwijzingen die doen vermoeden dat men, althans in literaire kringen, veronderstelde dat toehoorder of lezer wisten wat Madocs avonturen In hielden. Alleen wij, we weten het niet en dat prikkelt en ergert. Dan ga je zoeken en wie daarby ook maar eventjes buiten de platgetreden paden gaat. ontdekt prompt curieuze dingen. Zoals Hubert Lampo en dat heeft een boek opgeleverd. 'Kroniek van Madoc' dat lk met bui tengewoon genoegen gelezen heb Lampo noemt het zelf ergens een 'literairhistorische detectiveroman', en dat is het eigeniyk Inderdaad. Zoals in een detective staat of val t alles een beetje met het aannemen van een paar gegevens en het opgeven van een heleboel raad sels die vernuftig naar een oplossing of schynoplossing worden gebracht. Natuurlijk had Lampo, als klap op de vuurpijl, met het manuscript van de 'Madoc' op de proppen moeten komen. Dat kon hy helaas niet, maar hij weet ons wel ten haast overtuigend) te suggereren dat het bestaat, althans de Franse versie, waarop Wil- lems verhaal zou kunnen teruggaan. Een geheimzin nige meneer Duvivler uit Poitiers heeft het gezien en enkel meneer Richard Deacon kent diens adres, maar weigert dat mede te delen, en o, je snapt als lezer Hu- bert Lampo niet, want Je zit gewoon te popelen om Richard Deacon de vingers op de keel te drukken met een 'zeg op. dat adres, of Je gaat er aan Misschien is Hubert Lampo heel wy s en komt het op tact en geduld aan. Misschien houdt hy ons voor het lapje, misschien houden de heren Duvivler en Deacon ons voor het lapje en bestaan ze evenmin als de hele Madoc. Want wat met mystificaties mogelijk ls houd je haast niet voor mogelijk En dan nog: dat onbekende handschrift iwaar ik. nou goed dan en in tegenstelling tot Lampo. niet in geloof, hóe overtuigend de synopsis er van ook klinktkan best een 18e of 19de eeuwse fake zijn - mystificaties waren toen niet van de lucht (en ze zijn het nóg niet. pas op!!). ■Llaat lk nu zeggen waar het, in Lampo's boek. zo ongeveer op neer komt. Voor Lampo die. zoals bekend een grote kennis heeft van de Keltische cultuur, staat het vrywel vast dat de 'Madoc' ln kwestie Madoc. de zoon van Owain Gwyrmed. is geweest. Owain Gwvn- ned. vorst van Wales, stierfin 1169. en Madoc schijnt hetzelfde jaar nog. na een broederstrijd, scheep te zijn gegaan In 1170 heeft hy (mogelijk) Amerika bereikt hy is daarvandaan misschien ook nog teruggekeerd en nogmaals uitgezeild en hy zal, ongetwijfeld, vele avon turen hebben beleefd. Als we aannemen dat zelfs de 'Reinaert' van voor 1200 is (en de Madoc is dus ouder) dan wordt de tijdsspanne wat kort. Maar als het waar ls, zoals dr. D. de Graaf meent, dat Willam zyn gegevens had uit Welshe boe ken (en dat kan, er staat we! Walshe, wat meestal dus als 'Franstalige' beschouwd wordt, maar met die spel ling nam men het niet zo nauw. kijk maar naar Willam (Toch William? hé, lk ga ook al mee gissen- is het eventueel wel haalbaar. Van deze prins Madoc wordt dus aangenomen dat hy Amerika heeft bereikt (waar is de tyd dat achterlijke schoolboekjes van Columbus spraken De Phoenl- clèrs zyn er geweest, de Vikings, Prins Madoc en wie niet al. Je drijft er zó op een vlotje naar toe. 't ls bewe zen Goed, juist door deze Prins Madoc.groot favoriet uiteraard van de Welsmen en hun afstammelingen in de Nieuwe Wereld, is er ook weer 'n hele literatuur ontstaan, een massa nagevorst en gefantaseerd, en dat leidde ilk moeteen beetje bekorten i tot het keerpunt ln Lampo's onderzoek: het ontdekken van de publlkatie van Richard Deacon s 'Madoc and the discovery of America. Some light on an old controversy' r 1966». Deacon had een Franse correspondent. Monsieur Du- vivier en deze heer heeft, waar of niet waar. en echt of vals, een Frans manuscript onder ogen gehad waann de avonturen van Madoc opgetekend zyn. Maar ella- cie, waar is dit manuscript, waar is Duvivier - ze ajn Madoc achterna. Je zou eigenlijk het boek van Deacon op moeten vragen Ik heb het niet gedaan, ik werd zo meegesleept door Lampo's speurtocht en betoog dat een eventuele waarheid me niets meer schelen kon. lk las een fascinerende thnller. geraffineerd geschreven, vol grapjes, terzijdes, suggesties, bultelingen en terug nemingen. Zo n hoofdstukje als het tiende ls byvoor- beeld een meesterwerkje. Slechts een ding vond ik niet logisch. Lampo gaat uiteindelijk zo ver te suggereren dat onze Willem een soort ketter geweest is met Ca- thaarse sympathieën, en dat heel speciaal zyn 'Madoc' een boek geweest zou zyn vol heresie en dus gevaarlijk voor de schrijver Dat mogelijk zelfs daarom de even tueel bestaande exemplaren van het handschrift wer den vernietigd, dat Willem lult bezorgdheid voor zijn lot) daarom zo vaak (achteraf dus» slapeloze nachten doorbracht en dat, wie weet. ook daarom de naam Madocke weggeradeerd werd en het neutrale 'vele boucke' daarvoor in de plaats kwam. Het klinkt aan trekkelijk en Lampo's relaas ls evocatief en meesle pend. maar ik geloof het niet Wie gaat er nou opzette lijk ln de aanhef van een nieuw boek een 'gevaarlijk' werk nog eens extra als aanbeveling vermelden Hoewel de wonderen zyn de wereld niet uit, Madoc, ls te vrezen, wéL En dat leverde een spannend boek óp, zo'n kleine achthonderd Jaar later.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 21