ARM EN RIJK LEVEN BEIDE IN ONGEMAKKELIJKE CIRKELS BEW 00N- OE WER ELD! Muziek van Haydn, Brahms en anderen Toekomstperspektief ZATERDAG 14 FEBRUARI 1976 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 19 In het Lijnbaanscentrum te Rot terdam is een tentoonstelling inge richt, die de naam 'Het tweede ge bruik in de derde wereld' draagt. Je kunt er zien met hoeveel vinding rijkheid de mensen in de ontwik kelingslanden nuttige dingen ma ken uit de rommel die wij weg gooien. Ze maken schoenen van oude autobanden en conservenblik- jes worden omgebouwd tot water scheppen. Sommige van die dingen hebben een apart soort charme door hun eenvoud. Zo is er een primitieve olielamp te zien, die een reservoir heeft dat vervaardigd is van een af gedankte elektrische gloeilamp. De expositie vertoont ook voorwerpen die stammen uit de tweede wereld oorlog. Toen waren wij, in het thans zo rijke Nederland, gedwon gen om ook gebruiksvoorwerpen te improviseren. De tentoonstelling 'Het tweede gebruik in de derde wereld' zet een mens aan het denken. Allereerst komt het in je op, dat het een rare toestand is dat de mensen op enkele uren vlieg-afstand van Amsterdam, een soort luxe-goederen (in hun ogen althans) uit spul len halen die voor ons zó waardeloos zijn, dat ze deel zijn gaan uitmaken van ons 'afval probleem'. Wat later ben je geneigd om te zeggen: Hoe lang zal er nog westers afval voor de derde wereld beschikbaar zijn? Want om schoenen uit autobanden en olielampjes uit afge dankte conservenblikken te kunnen maken, heeft men toch allereerst die afgedankte au tobanden en die blikjes nodig. De derde we reld is zelfs te arm om deze soorten afval in voldoende mate te kunnen produceren en onze ontwikkelingshulp is nog niet zó cy nisch, dat wij zijn begonnen met het versche pen van afval naar de hongerlanden. En dat voert dan tot de trieste conclusie, dat menige bewoner van een derde-wereld-land zich in een paradijs zou wanen als hy eens een dagje op onze vuilnisbelten zou mogen rond scharrelen. Een soort Job op de mesthoop van de rijke man. De tentoonstelling en de gedachten die zij oproept zetten het ellendige vraagstuk van de kloof tussen de rijke en de arme landen weer eens in een schril daglicht. Dit verschil in welvaart in de wereld (feitelijk is het erger en hebben wij te maken met on dervoeding enerzijds en overvoeding ander zijds) lijkt te worden veroorzaakt door een soort natuurkracht. Dezelfde natuurkracht die er toe leidt, dat 'de rijke landen sfeeds rijker en de arme landen steeds armer wor den.' Deze bewering hebben wij overigens al zo vaak gehoord, dat de beschuldigende be tekenis ervan ons langzamerhand dreigt te in een aantal gevallen geleid tot de ontdek king dat men in laatste instantie met vragen van moraal, ethiek en theologie te doen ..ad. Maar de wetten volgens welke het proces der toenemende verarming en de gelijktijdig toenemende verrijking verloopt, zijn gefor muleerd. Eén dergenen die dit het scherpst hebben gedaan is de Rotterdamse hoogle raar in de economie. prof. dr B Goudzwaard. Hij vergelijkt de economische stelsels in de wereld (een 'arm' en een 'rijk' stelsel) met twee, los van elkaar bestaande cirkels. Bij de meeste arme landen past een cirkel, waar binnen een geringe economische groei zich terstond omzet in een even omvangrijke be volkingsgroei. Immers: door de iets toegenomen welvaart stijgt prompt het geboortecijfer in de honger landen terwijl het sterftecijfer gelijktijdig daalt. De tot stand gebrachte economische groei gaat geheel verloren aan het voeden van de vele extra monden. Voor nieuwe in vesteringen in landbouw en nijverheid blijft geen geld over. Dc economische groei houdt zichzelf derhalve niet in stand; de kortston dige welvaart sterft weer af en de cirkel sluit zich. De cirkel van de arme landen is op deze wijze een soort wurgende ring. Ook in de rijke lan den vertoont zich het beeld van zo'n econo mische cirkel, doch hier is het er één die zich zelf noodgedwongen uitbreidt. De rijke lan den leven met een steeds maar voortgaande uitbouw van hun produktie- en consumptie niveau, zowel nationaal gezien, als per hoofd van de bevolking. De uitbouw berust op een vrij hoge investeringsgraad, gepaard gaande aan een voortdurende stijging van de arbeidsproduktiviteit. deze stijging is te dan ken aan technische vernieuwingen en verbe teringen in het produktieproces. CIRKELS In de laatste jaren maakt de wetenschap zich op, om de oorzaak van het verschijnsel van een armoede die zichzelf als het ware aanzwengelt, en dat van een rijkdom die zichzelf ook steeds verder versterkt, op te sporen. Het wetenschappelijk zoeken heeft OPJAGEN Als echter iedereen, ondanks een stijgende produktie per hoofd van de beroepsbevol king, aan het werk wil blijven, dan moet ook de produktie-omvang groeien. Maar dit kan alleen, als het zeker is dat de stijgende pro duktie ook inderdaad zal worden gekocht. Het aanbod stijgt in dit proces, en dus moet de vraag wel toenemen. Waardatniet vanzelf gaat, wordt zij wel aangewakkerd door een actieve verkooppolitiek en - bijvoorbeeld - verleidelijke reclame. In zijn eigen belang ide werkgelegenheid i moet de westerse consu ment steeds méér in plaats van minder con sumeren Alleen op die manier kan hij zich van steeds nieuwe loonronden, die van de economische groeironden worden afgeleid, verzekeren. Ook hier is de cirkel gesloten Kenmerkend voor de cirkeltheorie is, dat de cirkel van de arme landen wordt overheerst door factoren die de economische groei om laag drukken, terwijl de cirkel van de rijke landen wordt overheerst door factoren die hem juist omhoog jagen. Zo maakt de theorie duidelijk waarom de rij ken steeds rijker en de armen steeds armer worden, alsook waarom de kloof tussen de rijke en de arme landen voortdurend wijder wordt. Dit voert tot de belangrijke conclusie, dat men beter niet over 'ontwikkelings samenwerking' kan spreken, als men niet van meet af aan bereid is om de structurele factoren op de korrel te nemen, die tot het ontstaan van de gesloten cirkels hebben ge leid. De wil om deze structurele factoren op de korrel te nemen, is bepaald niet indrukwek kend groot. Wij onderscheiden ontwikkelings-steun. die bestaat uit het ver schaffen van aalmoezen en die leidt tot tijde lijke versterking van de 'arme' cirkel, en ontwikkelings-samenwerking, die beoogt om de 'arme'-cirkel ook op lange termijn wat ruimer te maken. Echter: veel ontwikkelings-samenwerking heeft het karakter van de voortzetting van het westerse, economische groeiproces, op de 'markt' van de arme landen Als zo'n wijze van samenwerking te benauwd wordt opge zet (en dat gebeurt helaas), dan vergroot zij de problemen alleen maar. Het rijke wes ten wordt, alweer, nog rijker, en de cirkel van de arme landen blijft even nijpend, ONMACHT Volgens de theorie van Goudzwaard en an deren met hem, is het niet alleen de onwil die rijke landen weerhoudt van een groot scheepse samenwerking met de arme landen. De voornaamste reden is hun onmacht om zulks te doen. De gesloten economische cir kels van de rijke landen laten het avontuur van de grootscheepse samenwerking niet toe. Wij zitten gevangen in onze eigen cirkel, zoals de armen in de hunne. De reden is voor de hand liggend. Als wij door fundamentele steun te bieden, de produktiemogelijkheden van de arme landen vergroten, zodat daar een economische groei die blijvend is. op gang komt - dan verminderen wij tegelijker tijd de produktiemogelijkheden voor onze eigen beroepsbevolking. Wij halen er de werkloosheid mee in huis. Er zijn maar weinig politici die hun kiezers voor deze, harde consequentie van een werkelijk ontr wikkelingsbeleid durven plaatsen. De on macht om onze economische cirkel open te breken en hem als een schakel te doen passen m de cirkel van de arme landen, is een kwes tie van mentaliteit. Een mogelijkheid om de economie van de arme landen gezond en groeizaam te maken, zou zijn: het afzien van verdere inkomensgroei bij ons. De extra eco nomische groeicapaciteit zou daardoor kun nen worden verplaatst naar de arme landen. Tevens betekent dit: een verplaatsing van de toekomstige arbeidsproduktiviteit naar die landen; in feite een 'export' van arbeids plaatsen. Als onze economische groei van de toekomst in de arme landen wordt 'besteed'. dan neemt daar de koopkracht toe en op den duur - na zeven magere jaren - zou het rijke westen daarvan kunnen profiteren, omdater nieuwe afzetmarkten zouden ontstaan. Deze ontwikkelingsstrategie is niet van eigen be lang ontbloot. Maar zelfs aJ was ze dat wel de rijke wereld zal er weinig voor voelen Aangenomen dat wij na de zeven magere ja ren. waarin wij arbeidsplaatsen hebben geëxporteerd, zeven rijke jaren zouden krij gen waarin wij industriegoederen aan de vroegere arme landen kunnen verkopen - na die rijke jaren kon er wel eens een gevoelige terugslag volgen. BIJ DE KEEL D e economische toekomstblikkers vrezen namelijk dat ontwikkelingslanden die kunstmatig van produktiemogelijkheden (arbeidsplaatsen én investeringsmogelijk heden) worden voorzien, ons na de cyclus van magere en vette Jaren weieens bij de keel zouden kunnen grijpen. Wie kan hen name lijk beletten om (eindelijk) profijt te trekken van het feit dat zij én de grondstoffen, én de (goedkope) arbeid, én de benodigde investe ringscapaciteit bezitten? Deze drie factoren samen leveren een produktievermogen op. en scheppen een concurrentiepositie die ter wereld nog niet zijn vertoond Onwillekeurig denkt men in het rijke westen, wat dit betreft, aan de Japanse nachtmerrie terug. En Japan beschikt nog niet eens over eigen grondstof fen! Maar wat dan? Wij keren terug tot prof. Goudzwaard en zijn medestanders. Zij zeggen, dat de bovenge schetste problematiek duidelijk maakt hoe zeer wij van het juiste spoor zijn afgeraakt' Door alles wat wij doen en laten te toetsen aan economische en technologische 'data' ('heilige' factoren) zijn wij op het dwaze denkbeeld gekomen, dat wij anderen het bes te helpen door het eerst aan onszelf te den ken. De economische groeiprocessen en de technologische mogelijkheden zijn ons tot on wrikbare dogma's geworden in iets dat men alleen nog maar met de term 'geloof kan aanduiden. Met dit geloof zouden wij. uiteen oogpunt van rechtvaardigheid Jegens ande ren. maar ook uit zelfbehoud, moeten afreke nen. het op zijn plaats moeten zetten. Maar waaraan moet men een geloof toetsen? Het voor de hand liggende antwoord is: aan een ruimer geloof, dat behalve de bovenge noemde 'data' ook het hele terrein van men selijke opdrachten en menselijke mogelijk heden omvat. Dit brengt de maatschappij kritische denkers in het domein van de reli gieuze zekerheden Eenmaal op dit punt aangeland heeft ook de kerk weer iets aan de mensen te zeggen. Haar bevrijdende taak zou moeten bestaan uit het verlossen van de we reld uit de noodlottige cirkels, waarvan moet worden aangetoond dat zij nóch dooreen na tuurkracht veroorzaakt, nóch door God zo gewild zijn - maar dat zij de optelsom vormen van een wijdverbreide kortzichtigheid. Een voorbeeld van zulke kortzichtigheid is de veelgehoorde opmerking, dat de Hindoes in India geen honger zouden hoeven lijden, als zij maar bereid waren hun heilige koeien op te eten. Een Indiase Hindoe zou daarop kunnen ant woorden: Er zou een paar miljard méér be schikbaar zijn voor het in leven houden van mensen, als de westerlingen hun huisdieren op gewone wijze zouden voeden, in plaats van ze van speciale maaltijden in blik te voor zien En ook dit blik doet ons weer denken aan de expositie in Rotterdam A. F. M. C. Koopman VAN EN VOOR DE DRAAITAFEL ROBERT CASADESUS De symfonieën van Joseph Haydn raken langzamerhand stukje bij beetje ontgonnen gebied op de plaat, al kan men altijd nog wel aannemen, dat de verhouding bekend-onbekend één op twee is. Dat is in ieder geval de verhou ding op een nieuwe Decca-schijf, waarop een groep musici, die Haydn mede 'in cultuuri heeft ge bracht, zich over drie symfonieën ontfermen. Het gaat om Antal Dorati en de Philharmonica Hun- garica én om Haydns symfonieën nummer 29, 30 en 31. De uitgave is losgemaakt uit de albums, waarin de symfonische Haydn compleet is vastgelegd. Die ontkoppeling gebeurt niet voor de eerste keer. Ze is ditmaal extra interessant, omdat de nieuwe plaat drie werken vastlegt, die Haydn schreef op een markant punt in zijn loopbaan: zijn éénen- dertigste symfonie immers - die mit dem Homsignal - geldt als een hoogtepunt uit zijn eerste fase als symfonicus, een uitbarsting van onbezorgde vreugde, een on bekommerd afscheid van de jeugd. De Decca-plaat maakt hoorbaar hoe vér nummer 31 bo ven zijn beide voorgangers uit stijgt en tegelijk hoe dicht-ie er nog bij staat. De faam van dit werk ligt voor een belangrijk deel ook bij het aandeel van de vier hoorns, aan wier bespelers 'slo pende' eisen worden gesteld: H. C Robbins Landon maakt in de do cumentatie op de hoes duidelijk, dat Toscanini in de finale zelfs een variatie moest laten schieten, om dat de hoornisten van het NBC- orkest die eisen niet naar z'n zin konden voldoen. met overeind blijvende waarde ringen dienen in de uitvoering van symfonieën 29 en 30 emge onef- fenheidjes in de tempi te worden gesignaleerd. Maar in de eenen dertigste symfonie zit alles vanaf de eerste noot 'gebeiteld'. Een opwindende uitvoering. een licht-gewicht aanpak, pakkende soli van de hoorns, maar ook van de fluit, viool, cello en contrabas, een perfecte tempi en een dyna- 'mische opname (Decca SDD 458. stereo). Milstein Aan een nieuwe plaatversie van Brahms vioolconcert kan de luis teraar hoge eisen stellen: de keuze is al zo ruim. Een nieuwe DGG- uitgave van het concert met Na than Milstein en de Wiener Phil- harmoniker onder leiding van Eu- gen Jochum wekte bij ons ver wachtingen. die niet allemaal worden ingevuld. Een respecta bele uitvoering, maar wij misten de allure en het brede gebaar, dat de topvertolkingen kenmerkt. Milstein kampt hier en daar met intonatieproblemen, zijn spel is geserreerd en in die benadering krijgt het eerste deel niet de brede adem. die het verdient en mist de dansante finale profiel. Opmerke lijk is. dat Jochum en de Wiener Philharmoniker zich eveneens in die kleine schaal voegen, opval lend omdat die brede, geborstelde aanpak een paar jaar geleden op DGG wél sterk bijdroeg aan de meesterlijke lezingen, die Emil Gi- lels van beide pianoconcerrten gaf. (DGG 2530 592, stereo). Mozart-concerten Een geserreerde aanpak staat Mozart-concerten beter dan Brahms. Het is te beluisteren op een - zeer billijk geprijsde - her uitgave van CBS. Robert Casade- sus en een uitgedund Cleveland Orchestra onder leiding van George Szell spelen er de piano concerten nummer 21 (kv 467) en 24 ikv 491) op. Op klassieke leest geschoeide vertolkingen, lucide en gedisciplineerd. Een no-nonsense benadering, waarin Casadesus en Szell een gelijk aandeel hebben. Het werkt met name in het mar tiale eerste deel van kv 467 en het sluit in kv 491 romantische over drijving buiten. Aantrekkelijke uitvoeringen, acceptabel van klankbeeld. Cïulda is op een vrij recente DGG-plaat met de Wiener Philharmoniker in nummer 21 avontuurlijker, Barenboim hul digt in nummer 24 een romanti scher opvatting, om twee hoog te waarderen alternatieven aan te duiden. (CBS 61 578, stereo). Itzhak Perlman Wat 'op het eerste gezicht' opvalt aan de promotieplaat, waarmee EMI violist Itzhak Perlman in het zonnetje zet, is een programma tisch ratjetoe: het vioolconcert in E van Bach (met het Engels Ka merorkest onder Barenboim), Tar- tini's variaties over een thema van Corelli, de Cappices nummer 9 en 24 van Paganini, de Carmen- fantasie van De Sarrasate (met Royal Philharmonic Orchestra», het Perpetuum Mobile van Nova- eek en 'The Entertainer' van Scott Joplin, met pianist Andre Previn. Een programmatisch ratjetoe, maar wél een programma dat zeer gevarieerd is en het voordeel heeft, dat het niet alleen de plat getreden paden betreedt. Voor een aanzienlijk deel dienen de geko zen werken ter onderstreping van de virtuositeit van violist Perl man. de Paganini-caprices zijn er het voorbeeld bij uitstek van. Dat Perlman ook muzikaal zijn man netje staat, blijkt - onder meer - uit de beheerste, kamermuzikaal opgetrokken lezing van Bachs vioolconcert. Bij elkaar gaat het, om een plezierige schijf, die op- nametechnisch voortreffelijk is. (EMI 5 C047-02 702. stereo). Het zal een vijftien jaar geleden zijn dat een kapelaan mij aan boord kwam met de vraag waar mijn kerk (dat is de hervormde! dr grens trok tussen kerk en arete. Dat wa» een lastige vraag, waarmee we enigszins verlegen zaten. Bij mijn weten heeft de .S'.H.Kerk er zich nog nooit aan gewaagd die grens te trekken. We moesten dan ook erkennen het niet te weten. Na mijn opmerking dat het in zijn kerk heel wat gemakkelijker lag. omdat iedere groep die zich aan de kerkelijke hiërarchie onttrok, een srcte was en dat ik in haar oog ook tot de ketters behoorde, wuifde hij dit weg. Zo gemakkelijk bleek het ook bij hem niet te liggen. Hij rekende bijvoorbeeld de hervormde kerk wel degelijk als kerk. De vraag hlcek bij hem ook te zijn hoever hij in dezen kon gaan. En zo zaten w e beide verlegen met dezelfde vraag waar de grens te trekken is tussen kerk en secte. Officieel mag het bij Rome kerkrechtelijk dan nog zo zijn - wat hij toegaf - dat alles w at zich heeft losgemaakt van de stoel van Petrus, tot de sec ten wordt gerekend, praktisch liggen de zaken tegen woordig wel iets anders. Wanneer er contacten en besprekingen zijn tussen hel Vatiraan en de Wereldraad van Kerken, heeft men in Rome te maken met een 200 verschillende kerken. Daaronder zullen er zijn die zij ook praktisch moeilijk als kerk kan erkennen. We kunnen ons voorstellen dat dit nog wel eens tot moeilijkheden aanleiding zal kunnen Het woord secte is afgeleid van een Latijn.-; woord waarmee een groep volgelingen werd aangeduid. Dat kon van alles zijn. bijvoor beeld een groep van een bepaalde filosofi sche school. Wanneer wij het woord secte horen, denken wij aan een godsdienstige af scheiding Deze kunnen we bij praktisch alle godsdiensten waarnemen Het Mo hammedanisme. het Boeddhisme en ga zo maar voort, hebben allemaal hun sectan- sche beweringen, hun afscheidingen. Het Christendom staat hier dus waarlijk niet ln een uitzonderingspositie Maar van die xec- ten in andere godsdiensten hebben we hier niet zo heel veel last. Het Christendom Is zelf ook begonnen als een sectarlsche bewe ging In bepaalde opzichten week het af van het Jodendom. Wanneer keizer Claudius maatregelen neemt tegen de joden in Ro me. vallen ook Aquila en Priscilla onder het verbanningsgebod en zo ontmoet Paulus hen op zijn tweede zendingsreis in Corlnihe (Hand. 18) Wie de geschiedenis van het Christendom enigszins kent, weet dat er van het begin af aan groeperingen zijn geweest. In de ge meente van Corinthe komen deze voor en omdat men er ergens verlegen mee is. schrijft men er de apostel Paulus over. Deze groeperingen vormden zich naar bepaalde personen, waaronder ook de apostel zelf is We zien hier reeds dat het persoonlijke ele ment. het zich scharen om een bepaalde persoon, een gebruikelijke gang van zaken is. Bij elke secte vinden we dat persoonlijke element Overal komen we het tegen dat mensen worden beschouwd als apostelen, profeten, leraars, die meer dan anderen met bepaalde charismatische gaven zijn toege rust. Maar in de gemeente van Corinthe wil men elkaar vasthouden. Voor zover we we ten is het daar niet tot een scheiding geko men Doch de geschiedenis van de eerste twee eeuwen van onze jaartelling is nog niet ten einde of het sectarisme gaat volop bloeien. De voorstelling alsof er in die eerste eeuwen, toen de christelijke gemeenten nog onder de vervolgingen leefden, één onge deelde Christelijke kerk is geweest en ge bleven, is onjuist. En nadat het Christen dom staatsgodsdienst was geworden in de vierde eeuw, komen er steeds meer afschei dingen, veelal omdat men de kerk zag ver- wereldliiken. In de Middeleeuwen is dat zo voortgegaan. Telkens weer scheidden zich groepen af. op zoek naar de ware. de zuivere kerk. de kerk die de wereld niet gelijkvor mig was geworden. De beweging van Tan- chelijn, die in Zeeland nog al wat aanhan gers schijnt te hebben gehad in het begin van de 12e eeuw, is een van de vele geweest. Toen de Reformatie doorbrak, kwam hier in West-Europa de grote scheiding in de kerk. Ze was totaal, in die zin dat er niet twee kerken naast elkaar kwamen te staan, zoals dat het geval was by het schisma met de Oosters Orthodoxe Kerk, maar het protes tantisme viel uiteen in verschillende lands- kerken. ieder met een eigen karakter. Daar door werd tegelijk meerdere ruimte gescha pen voor allerlei sectarische bewegingen, waaraan het protestantisme rijk is. Soms kwam het tot een openlijke breuk met de kerk en werd er gevormd wat men tegen woordig zou noemen een 'alternatieve kerk'. Soms ook bleef het beperkt tot conventike- len, welke laatste een belangrijke rol heb ben gespeeld en die soms ook weer hebben geleid tot afscheidingen. We behoeven er ons op zich zelf niet over te verbazen wan neer tegenwoordig groeperingen met een sterk sectarische inslag als paddestoelen uit de grond schieten en soms een kerk naast de kerk gaan vormen. De grondslagen waarop vroeger onze samenleving rustte, zijn aangetast. En daarmee zijn tevens aan getast de grondslagen van die kerken, die in sterke mate op de samenleving hebben ge rust. Het punt dat hier altijd weer in het ge ding komt is, dat een kerk moet rusten op het Evangelie. Niemand zal dit ontkennen. Maar eveneens is waar dat het leven van een kerk weer niet buiten de samenleving om kan gaan. Iedere kerk leeft voortdurend in deze spanning. De secte meent wel eens dat zij zich daaraan kan onttrekken. ZIJ wil een eigen samenleving, Het zal haar moeilijk zijn het afgezonderde karakter dat zij wenst, te handhaven. Tot de kenmerken van de secte rekent prof. C W Mónnich dat zij meestal ln een ze ker isolement wil staan tegenover de we reld; dat zij bepaalde leerstukken van de kerk afwijst 'bijvoorbeeld de kinderdoop) en gewoonlijk op één geloofsvoorstelling sterke nadruk legt. Voorts dat er het streven ls naar een bepaalde volmaaktheid in gcloofs- en levensstijl en met een strenge tucht af wijst hetgeen ook maar enigszins ingaat tegen hetgeen in de secte als centraal wordt beschouwd. Op dat éne komt het vooral aan. Sectarische bewegingen hebben de neiging tot steeds voortgaande splitsing, zo gaat Mónnich verder en zij leven vaak in sterk ressentiment tegenover de kerk. ..Aan de andere kant geldt, dat de secte vaak be waart wal in de hoofdstromingen van de kerk te snel vergeten raakt. Binnen de secte is meestal de religieuze en zedelijke ernst groter dan ln de kerk. de broederliefde en opofferingsgezindheid reëler, het verlangen naar zuiverheid sterker. Er schuilt waarheid in de opvatting dat de secten de onbetaalde rekeningen van de kerk vormen. Tot zover prof. Mónnich. Door alle eeuwen van Christendom heen is er in de secte een teruggrijpen naar het oudste Christendom. In de kerk is dit er ook wel. maar in de secte vee) sterker. De religieuze-sociale verschijningsvormen, die in de kerk reeds lang afgestorven zijn. kun nen in de secte weer levend worden Met de werking van de H Geest wil men meer emst maken. Men kan hier soms weer bele ven een godsdienstige extase. Men gaat weer spreken in tongentaaL Als ln bet Nieuwe Testament heeft men het weer over apostelen, profeten, leraars. Met het pries terschap van alle gelovigen wordt in som mige secten volle emst gemaakt, zodat ie dereen vrijheid van spreken heeft. Vrij al gemeen is Ln de secte het protest tegen de verwereldlijking en de afval van de kerk. Deze houdt zich niet aan hetgeen in de Bijbel gegeven is. En zo komt men vrij gemakke lijk tot een scherp afwijzen van de officiële kerken. Tot sectevorming komt men omdat men in de kerk iets mist. Naar een bekend boek over de secten wordt hetgeen men mist nog al eens aangeduid als gebrek aan geloof, aan hoop en aan liefde. En zo worden dan de sectarische bewegingen in drieën ge deeld. Sommigen leggen de nadir c op het geloof of op een bepaald punt van het ge loof. Anderen missen in de kerk de christe lijke hoop en zij leggen nadruk op de we derkomst van Christus en op de toekomst des Heren. De derde groep mist in de kerk de christelijke liefde en zij zoekt de broeder lijke gemeenschap Als verdeling is deze onderscheiding te hanteren, wanneer we maar bedenken dat het nog al eens dooreen loopt. In 'Gemeenteleven' van 22 januari, het or gaan van de hervormde gemeente van Mid delburg heeft ds. F. C. M. Roodenburg zich beziggehouden met de groepen en sec ten- Hij heeft dit gedaan tegen de achtergrond van wat er zoal in de hoofdstad van ons ge west gaande is. Voor de groepen heeft hij een drietal vragen, maar ook voor de kerk heeft hij er drie, die we tot slot gaarne door geven. A Is de vemieuwingsimpuls van de groepen wel voldoende erkend? B Is er in de bestaande kerken wel voldoende ruimte voor een andere, nieuwe belevingsvorm? C Wanneer hervormden en gereformeerden nog niet eens samen gemeente kunnen zijn, mag je dan verwachten dat er in zulke kerk genootschappen plaats is voor een wat af wijkende groep? Toen ging Abrahami Ge nesis 12:4) En ik zag de heilige stad (Openbaring 21:2) „De toekomst is namelijk zelden met logika te voor spellen: de ontwikkeling van de geschiedenis is im mers altijd anders dan op grond van de feiten moet worden verwacht". Aldus de hoofdredakteur in zijn Kantlijn van 3 februari, ge zien de mogelijk toekom stige politieke ontwikkelin gen. De logika van de feiten dik- teert de toekomst niet. Een uiterst belangrijk gegeven, met name voor hen die zich zelf zó op de feiten hebben vastgelegd, dat ze alleen maar kunnen uitkomen op een somber toekomstpers pectief. Met alle gevolgen van dien: ruim 'n half mil joen Nederlanders vernielen hun gezondheid door over matig alcoholgebruik, om dat ze het niet meer zien zit ten. ondanks ruime finan ciële armslag i maandblad 'Huisarts en wetenschap' jan. 1976). Zes eeuwen vóór onze jaar telling paste Nebukadnezar op grote schaal transmigra tie toe: uit de grensgebieden van zijn wereldrijk voerde hij de overwonnen volken naar Babyion en zond eigen mensen naar die verre stre ken ter beveiliging van het imperium. De volken in ba- bylonische ballingschap za gen geen toekomst meer en verdwenen uit de geschie denis. Met uitzondering van de Joden: ondanks hun el lende Iletterlijkuit- landigheid) behielden ze hun toekomstperspectief en droegen dat zorgvuldig over aan de volgende generatie. Dat perspectief had Abra ham ruim duizend jaar eer der al in beweging ge bracht: uit de onmenselijke babylonische maatschap pijstructuur op weg naar de toekomstige samenleving, waarin de mens voluit tot z'n recht komt. Vanaf die uit-tocht lot de toekomstvisie van Johan nes, de droom van het nieuwe Jeruzalem dat is een héle geschiedenis: heilsgeschiedenis. Geen wensdroom, maar levens opdracht. Daar leef je van, midden in de ellende van een wereld waarin het nog steeds baby- Ionisch toegaat: alsof men sen willekeurig te verschui ven nummers'zijn, al dan niet economisch interessant, uiteindelijk wegwerppro- dukten. Tegen die feitelijk heid leef je met toekomst perspectief: mensen zijn bij name geroepen en bestemd voor waarachtige mense lijkheid. Zo staat het gebeiteld in het doopvont van de VUssingse Johanneskerk: bij name ge roepen. En uitgerekend achter dat doopvont: toe komstperspectief door de veelkleurige ramen van het Jeruzalem. Als je er van buiten tegen aankijkt zie je niets. Je moet er in komen: rr. de leefwe reld van de heilsgeschiede nis. Dan wordt het duidelijk waarom deze kerk uit het rampjaar 1953 de naam 'Johannes' draagt: God is genadig. Hij heefl dwars door aüe ellende een weg gebaand naar Zijn toe komst. Wellicht lijkt dat on logisch, als je er van buiten tegen aankijkt. Herinner u: de logika der feiten dikteert de toekomst niet. Toege paste wetenschap van de feitelijkheid zonder terug koppeling op de heilsge schiedenis biedt geen leef baar perspectief Y. van der Schoot, Vlissingen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 19