ARM EN RIJK LEVEN BEIDE
IN ONGEMAKKELIJKE CIRKELS
BEW
00N-
OE
WER
ELD!
Muziek van Haydn,
Brahms en anderen
Toekomstperspektief
ZATERDAG 14 FEBRUARI 1976
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
19
In het Lijnbaanscentrum te Rot
terdam is een tentoonstelling inge
richt, die de naam 'Het tweede ge
bruik in de derde wereld' draagt. Je
kunt er zien met hoeveel vinding
rijkheid de mensen in de ontwik
kelingslanden nuttige dingen ma
ken uit de rommel die wij weg
gooien. Ze maken schoenen van
oude autobanden en conservenblik-
jes worden omgebouwd tot water
scheppen. Sommige van die dingen
hebben een apart soort charme door
hun eenvoud. Zo is er een primitieve
olielamp te zien, die een reservoir
heeft dat vervaardigd is van een af
gedankte elektrische gloeilamp. De
expositie vertoont ook voorwerpen
die stammen uit de tweede wereld
oorlog. Toen waren wij, in het
thans zo rijke Nederland, gedwon
gen om ook gebruiksvoorwerpen te
improviseren.
De tentoonstelling 'Het tweede gebruik in de
derde wereld' zet een mens aan het denken.
Allereerst komt het in je op, dat het een rare
toestand is dat de mensen op enkele uren
vlieg-afstand van Amsterdam, een soort
luxe-goederen (in hun ogen althans) uit spul
len halen die voor ons zó waardeloos zijn, dat
ze deel zijn gaan uitmaken van ons 'afval
probleem'.
Wat later ben je geneigd om te zeggen: Hoe
lang zal er nog westers afval voor de derde
wereld beschikbaar zijn? Want om schoenen
uit autobanden en olielampjes uit afge
dankte conservenblikken te kunnen maken,
heeft men toch allereerst die afgedankte au
tobanden en die blikjes nodig. De derde we
reld is zelfs te arm om deze soorten afval in
voldoende mate te kunnen produceren en
onze ontwikkelingshulp is nog niet zó cy
nisch, dat wij zijn begonnen met het versche
pen van afval naar de hongerlanden.
En dat voert dan tot de trieste conclusie, dat
menige bewoner van een derde-wereld-land
zich in een paradijs zou wanen als hy eens een
dagje op onze vuilnisbelten zou mogen rond
scharrelen. Een soort Job op de mesthoop
van de rijke man.
De tentoonstelling en de gedachten die zij
oproept zetten het ellendige vraagstuk van
de kloof tussen de rijke en de arme landen
weer eens in een schril daglicht.
Dit verschil in welvaart in de wereld (feitelijk
is het erger en hebben wij te maken met on
dervoeding enerzijds en overvoeding ander
zijds) lijkt te worden veroorzaakt door een
soort natuurkracht. Dezelfde natuurkracht
die er toe leidt, dat 'de rijke landen sfeeds
rijker en de arme landen steeds armer wor
den.' Deze bewering hebben wij overigens al
zo vaak gehoord, dat de beschuldigende be
tekenis ervan ons langzamerhand dreigt te
in een aantal gevallen geleid tot de ontdek
king dat men in laatste instantie met vragen
van moraal, ethiek en theologie te doen ..ad.
Maar de wetten volgens welke het proces der
toenemende verarming en de gelijktijdig
toenemende verrijking verloopt, zijn gefor
muleerd. Eén dergenen die dit het scherpst
hebben gedaan is de Rotterdamse hoogle
raar in de economie. prof. dr B Goudzwaard.
Hij vergelijkt de economische stelsels in de
wereld (een 'arm' en een 'rijk' stelsel) met
twee, los van elkaar bestaande cirkels. Bij de
meeste arme landen past een cirkel, waar
binnen een geringe economische groei zich
terstond omzet in een even omvangrijke be
volkingsgroei.
Immers: door de iets toegenomen welvaart
stijgt prompt het geboortecijfer in de honger
landen terwijl het sterftecijfer gelijktijdig
daalt. De tot stand gebrachte economische
groei gaat geheel verloren aan het voeden
van de vele extra monden. Voor nieuwe in
vesteringen in landbouw en nijverheid blijft
geen geld over. Dc economische groei houdt
zichzelf derhalve niet in stand; de kortston
dige welvaart sterft weer af en de cirkel sluit
zich.
De cirkel van de arme landen is op deze wijze
een soort wurgende ring. Ook in de rijke lan
den vertoont zich het beeld van zo'n econo
mische cirkel, doch hier is het er één die zich
zelf noodgedwongen uitbreidt. De rijke lan
den leven met een steeds maar voortgaande
uitbouw van hun produktie- en consumptie
niveau, zowel nationaal gezien, als per hoofd
van de bevolking. De uitbouw berust op een
vrij hoge investeringsgraad, gepaard gaande
aan een voortdurende stijging van de
arbeidsproduktiviteit. deze stijging is te dan
ken aan technische vernieuwingen en verbe
teringen in het produktieproces.
CIRKELS
In de laatste jaren maakt de wetenschap
zich op, om de oorzaak van het verschijnsel
van een armoede die zichzelf als het ware
aanzwengelt, en dat van een rijkdom die
zichzelf ook steeds verder versterkt, op te
sporen. Het wetenschappelijk zoeken heeft
OPJAGEN
Als echter iedereen, ondanks een stijgende
produktie per hoofd van de beroepsbevol
king, aan het werk wil blijven, dan moet ook
de produktie-omvang groeien. Maar dit kan
alleen, als het zeker is dat de stijgende pro
duktie ook inderdaad zal worden gekocht.
Het aanbod stijgt in dit proces, en dus moet
de vraag wel toenemen. Waardatniet vanzelf
gaat, wordt zij wel aangewakkerd door een
actieve verkooppolitiek en - bijvoorbeeld -
verleidelijke reclame. In zijn eigen belang ide
werkgelegenheid i moet de westerse consu
ment steeds méér in plaats van minder con
sumeren Alleen op die manier kan hij zich
van steeds nieuwe loonronden, die van de
economische groeironden worden afgeleid,
verzekeren. Ook hier is de cirkel gesloten
Kenmerkend voor de cirkeltheorie is, dat de
cirkel van de arme landen wordt overheerst
door factoren die de economische groei om
laag drukken, terwijl de cirkel van de rijke
landen wordt overheerst door factoren die
hem juist omhoog jagen.
Zo maakt de theorie duidelijk waarom de rij
ken steeds rijker en de armen steeds armer
worden, alsook waarom de kloof tussen de
rijke en de arme landen voortdurend wijder
wordt.
Dit voert tot de belangrijke conclusie, dat
men beter niet over 'ontwikkelings
samenwerking' kan spreken, als men niet
van meet af aan bereid is om de structurele
factoren op de korrel te nemen, die tot het
ontstaan van de gesloten cirkels hebben ge
leid.
De wil om deze structurele factoren op de
korrel te nemen, is bepaald niet indrukwek
kend groot. Wij onderscheiden
ontwikkelings-steun. die bestaat uit het ver
schaffen van aalmoezen en die leidt tot tijde
lijke versterking van de 'arme' cirkel, en
ontwikkelings-samenwerking, die beoogt om
de 'arme'-cirkel ook op lange termijn wat
ruimer te maken.
Echter: veel ontwikkelings-samenwerking
heeft het karakter van de voortzetting van
het westerse, economische groeiproces, op de
'markt' van de arme landen Als zo'n wijze
van samenwerking te benauwd wordt opge
zet (en dat gebeurt helaas), dan vergroot zij
de problemen alleen maar. Het rijke wes
ten wordt, alweer, nog rijker, en de cirkel van
de arme landen blijft even nijpend,
ONMACHT
Volgens de theorie van Goudzwaard en an
deren met hem, is het niet alleen de onwil die
rijke landen weerhoudt van een groot
scheepse samenwerking met de arme landen.
De voornaamste reden is hun onmacht om
zulks te doen. De gesloten economische cir
kels van de rijke landen laten het avontuur
van de grootscheepse samenwerking niet
toe. Wij zitten gevangen in onze eigen cirkel,
zoals de armen in de hunne. De reden is voor
de hand liggend. Als wij door fundamentele
steun te bieden, de produktiemogelijkheden
van de arme landen vergroten, zodat daar
een economische groei die blijvend is. op
gang komt - dan verminderen wij tegelijker
tijd de produktiemogelijkheden voor onze
eigen beroepsbevolking. Wij halen er de
werkloosheid mee in huis. Er zijn maar
weinig politici die hun kiezers voor deze,
harde consequentie van een werkelijk ontr
wikkelingsbeleid durven plaatsen. De on
macht om onze economische cirkel open te
breken en hem als een schakel te doen passen
m de cirkel van de arme landen, is een kwes
tie van mentaliteit. Een mogelijkheid om de
economie van de arme landen gezond en
groeizaam te maken, zou zijn: het afzien van
verdere inkomensgroei bij ons. De extra eco
nomische groeicapaciteit zou daardoor kun
nen worden verplaatst naar de arme landen.
Tevens betekent dit: een verplaatsing van de
toekomstige arbeidsproduktiviteit naar die
landen; in feite een 'export' van arbeids
plaatsen. Als onze economische groei van de
toekomst in de arme landen wordt 'besteed'.
dan neemt daar de koopkracht toe en op den
duur - na zeven magere jaren - zou het rijke
westen daarvan kunnen profiteren, omdater
nieuwe afzetmarkten zouden ontstaan. Deze
ontwikkelingsstrategie is niet van eigen be
lang ontbloot. Maar zelfs aJ was ze dat wel
de rijke wereld zal er weinig voor voelen
Aangenomen dat wij na de zeven magere ja
ren. waarin wij arbeidsplaatsen hebben
geëxporteerd, zeven rijke jaren zouden krij
gen waarin wij industriegoederen aan de
vroegere arme landen kunnen verkopen - na
die rijke jaren kon er wel eens een gevoelige
terugslag volgen.
BIJ DE KEEL
D e economische toekomstblikkers vrezen
namelijk dat ontwikkelingslanden die
kunstmatig van produktiemogelijkheden
(arbeidsplaatsen én investeringsmogelijk
heden) worden voorzien, ons na de cyclus van
magere en vette Jaren weieens bij de keel
zouden kunnen grijpen. Wie kan hen name
lijk beletten om (eindelijk) profijt te trekken
van het feit dat zij én de grondstoffen, én de
(goedkope) arbeid, én de benodigde investe
ringscapaciteit bezitten? Deze drie factoren
samen leveren een produktievermogen op.
en scheppen een concurrentiepositie die ter
wereld nog niet zijn vertoond Onwillekeurig
denkt men in het rijke westen, wat dit betreft,
aan de Japanse nachtmerrie terug. En Japan
beschikt nog niet eens over eigen grondstof
fen!
Maar wat dan?
Wij keren terug tot prof. Goudzwaard en zijn
medestanders. Zij zeggen, dat de bovenge
schetste problematiek duidelijk maakt hoe
zeer wij van het juiste spoor zijn afgeraakt'
Door alles wat wij doen en laten te toetsen
aan economische en technologische 'data'
('heilige' factoren) zijn wij op het dwaze
denkbeeld gekomen, dat wij anderen het bes
te helpen door het eerst aan onszelf te den
ken. De economische groeiprocessen en de
technologische mogelijkheden zijn ons tot on
wrikbare dogma's geworden in iets dat men
alleen nog maar met de term 'geloof kan
aanduiden. Met dit geloof zouden wij. uiteen
oogpunt van rechtvaardigheid Jegens ande
ren. maar ook uit zelfbehoud, moeten afreke
nen. het op zijn plaats moeten zetten. Maar
waaraan moet men een geloof toetsen? Het
voor de hand liggende antwoord is: aan een
ruimer geloof, dat behalve de bovenge
noemde 'data' ook het hele terrein van men
selijke opdrachten en menselijke mogelijk
heden omvat. Dit brengt de maatschappij
kritische denkers in het domein van de reli
gieuze zekerheden Eenmaal op dit punt
aangeland heeft ook de kerk weer iets aan de
mensen te zeggen. Haar bevrijdende taak zou
moeten bestaan uit het verlossen van de we
reld uit de noodlottige cirkels, waarvan moet
worden aangetoond dat zij nóch dooreen na
tuurkracht veroorzaakt, nóch door God zo
gewild zijn - maar dat zij de optelsom vormen
van een wijdverbreide kortzichtigheid.
Een voorbeeld van zulke kortzichtigheid is
de veelgehoorde opmerking, dat de Hindoes
in India geen honger zouden hoeven lijden,
als zij maar bereid waren hun heilige koeien
op te eten.
Een Indiase Hindoe zou daarop kunnen ant
woorden: Er zou een paar miljard méér be
schikbaar zijn voor het in leven houden van
mensen, als de westerlingen hun huisdieren
op gewone wijze zouden voeden, in plaats van
ze van speciale maaltijden in blik te voor
zien En ook dit blik doet ons weer denken
aan de expositie in Rotterdam
A. F. M. C. Koopman
VAN EN VOOR DE DRAAITAFEL
ROBERT CASADESUS
De symfonieën van Joseph Haydn
raken langzamerhand stukje
bij beetje ontgonnen gebied op de
plaat, al kan men altijd nog wel
aannemen, dat de verhouding
bekend-onbekend één op twee is.
Dat is in ieder geval de verhou
ding op een nieuwe Decca-schijf,
waarop een groep musici, die
Haydn mede 'in cultuuri heeft ge
bracht, zich over drie symfonieën
ontfermen. Het gaat om Antal
Dorati en de Philharmonica Hun-
garica én om Haydns symfonieën
nummer 29, 30 en 31.
De uitgave is losgemaakt uit de
albums, waarin de symfonische
Haydn compleet is vastgelegd.
Die ontkoppeling gebeurt niet
voor de eerste keer. Ze is ditmaal
extra interessant, omdat de
nieuwe plaat drie werken vastlegt,
die Haydn schreef op een markant
punt in zijn loopbaan: zijn éénen-
dertigste symfonie immers - die
mit dem Homsignal - geldt als
een hoogtepunt uit zijn eerste fase
als symfonicus, een uitbarsting
van onbezorgde vreugde, een on
bekommerd afscheid van de
jeugd. De Decca-plaat maakt
hoorbaar hoe vér nummer 31 bo
ven zijn beide voorgangers uit
stijgt en tegelijk hoe dicht-ie er
nog bij staat. De faam van dit
werk ligt voor een belangrijk deel
ook bij het aandeel van de vier
hoorns, aan wier bespelers 'slo
pende' eisen worden gesteld: H. C
Robbins Landon maakt in de do
cumentatie op de hoes duidelijk,
dat Toscanini in de finale zelfs een
variatie moest laten schieten, om
dat de hoornisten van het NBC-
orkest die eisen niet naar z'n zin
konden voldoen.
met overeind blijvende waarde
ringen dienen in de uitvoering van
symfonieën 29 en 30 emge onef-
fenheidjes in de tempi te worden
gesignaleerd. Maar in de eenen
dertigste symfonie zit alles vanaf
de eerste noot 'gebeiteld'. Een
opwindende uitvoering. een
licht-gewicht aanpak, pakkende
soli van de hoorns, maar ook van
de fluit, viool, cello en contrabas,
een perfecte tempi en een dyna-
'mische opname (Decca SDD 458.
stereo).
Milstein
Aan een nieuwe plaatversie van
Brahms vioolconcert kan de luis
teraar hoge eisen stellen: de keuze
is al zo ruim. Een nieuwe DGG-
uitgave van het concert met Na
than Milstein en de Wiener Phil-
harmoniker onder leiding van Eu-
gen Jochum wekte bij ons ver
wachtingen. die niet allemaal
worden ingevuld. Een respecta
bele uitvoering, maar wij misten
de allure en het brede gebaar, dat
de topvertolkingen kenmerkt.
Milstein kampt hier en daar met
intonatieproblemen, zijn spel is
geserreerd en in die benadering
krijgt het eerste deel niet de brede
adem. die het verdient en mist de
dansante finale profiel. Opmerke
lijk is. dat Jochum en de Wiener
Philharmoniker zich eveneens in
die kleine schaal voegen, opval
lend omdat die brede, geborstelde
aanpak een paar jaar geleden op
DGG wél sterk bijdroeg aan de
meesterlijke lezingen, die Emil Gi-
lels van beide pianoconcerrten
gaf. (DGG 2530 592, stereo).
Mozart-concerten
Een geserreerde aanpak staat
Mozart-concerten beter dan
Brahms. Het is te beluisteren op
een - zeer billijk geprijsde - her
uitgave van CBS. Robert Casade-
sus en een uitgedund Cleveland
Orchestra onder leiding van
George Szell spelen er de piano
concerten nummer 21 (kv 467) en
24 ikv 491) op. Op klassieke leest
geschoeide vertolkingen, lucide en
gedisciplineerd. Een no-nonsense
benadering, waarin Casadesus en
Szell een gelijk aandeel hebben.
Het werkt met name in het mar
tiale eerste deel van kv 467 en het
sluit in kv 491 romantische over
drijving buiten. Aantrekkelijke
uitvoeringen, acceptabel van
klankbeeld. Cïulda is op een vrij
recente DGG-plaat met de Wiener
Philharmoniker in nummer 21
avontuurlijker, Barenboim hul
digt in nummer 24 een romanti
scher opvatting, om twee hoog te
waarderen alternatieven aan te
duiden. (CBS 61 578, stereo).
Itzhak Perlman
Wat 'op het eerste gezicht' opvalt
aan de promotieplaat, waarmee
EMI violist Itzhak Perlman in het
zonnetje zet, is een programma
tisch ratjetoe: het vioolconcert in
E van Bach (met het Engels Ka
merorkest onder Barenboim), Tar-
tini's variaties over een thema van
Corelli, de Cappices nummer 9 en
24 van Paganini, de Carmen-
fantasie van De Sarrasate (met
Royal Philharmonic Orchestra»,
het Perpetuum Mobile van Nova-
eek en 'The Entertainer' van Scott
Joplin, met pianist Andre Previn.
Een programmatisch ratjetoe,
maar wél een programma dat zeer
gevarieerd is en het voordeel
heeft, dat het niet alleen de plat
getreden paden betreedt. Voor een
aanzienlijk deel dienen de geko
zen werken ter onderstreping van
de virtuositeit van violist Perl
man. de Paganini-caprices zijn er
het voorbeeld bij uitstek van. Dat
Perlman ook muzikaal zijn man
netje staat, blijkt - onder meer -
uit de beheerste, kamermuzikaal
opgetrokken lezing van Bachs
vioolconcert. Bij elkaar gaat het,
om een plezierige schijf, die op-
nametechnisch voortreffelijk is.
(EMI 5 C047-02 702. stereo).
Het zal een vijftien jaar geleden zijn dat een kapelaan mij aan boord kwam met de vraag
waar mijn kerk (dat is de hervormde! dr grens trok tussen kerk en arete. Dat wa» een
lastige vraag, waarmee we enigszins verlegen zaten. Bij mijn weten heeft de .S'.H.Kerk er
zich nog nooit aan gewaagd die grens te trekken. We moesten dan ook erkennen het niet te
weten. Na mijn opmerking dat het in zijn kerk heel wat gemakkelijker lag. omdat iedere
groep die zich aan de kerkelijke hiërarchie onttrok, een srcte was en dat ik in haar oog ook
tot de ketters behoorde, wuifde hij dit weg. Zo gemakkelijk bleek het ook bij hem niet te
liggen. Hij rekende bijvoorbeeld de hervormde kerk wel degelijk als kerk. De vraag
hlcek bij hem ook te zijn hoever hij in dezen kon gaan. En zo zaten w e beide verlegen met
dezelfde vraag waar de grens te trekken is tussen kerk en secte. Officieel mag het bij
Rome kerkrechtelijk dan nog zo zijn - wat hij toegaf - dat alles w at zich heeft losgemaakt
van de stoel van Petrus, tot de sec ten wordt gerekend, praktisch liggen de zaken tegen
woordig wel iets anders. Wanneer er contacten en besprekingen zijn tussen hel Vatiraan
en de Wereldraad van Kerken, heeft men in Rome te maken met een 200 verschillende
kerken. Daaronder zullen er zijn die zij ook praktisch moeilijk als kerk kan erkennen.
We kunnen ons voorstellen dat dit nog wel eens tot moeilijkheden aanleiding zal kunnen
Het woord secte is afgeleid van een Latijn.-;
woord waarmee een groep volgelingen werd
aangeduid. Dat kon van alles zijn. bijvoor
beeld een groep van een bepaalde filosofi
sche school. Wanneer wij het woord secte
horen, denken wij aan een godsdienstige af
scheiding Deze kunnen we bij praktisch
alle godsdiensten waarnemen Het Mo
hammedanisme. het Boeddhisme en ga zo
maar voort, hebben allemaal hun sectan-
sche beweringen, hun afscheidingen. Het
Christendom staat hier dus waarlijk niet ln
een uitzonderingspositie Maar van die xec-
ten in andere godsdiensten hebben we hier
niet zo heel veel last. Het Christendom Is
zelf ook begonnen als een sectarlsche bewe
ging In bepaalde opzichten week het af van
het Jodendom. Wanneer keizer Claudius
maatregelen neemt tegen de joden in Ro
me. vallen ook Aquila en Priscilla onder het
verbanningsgebod en zo ontmoet Paulus
hen op zijn tweede zendingsreis in Corlnihe
(Hand. 18)
Wie de geschiedenis van het Christendom
enigszins kent, weet dat er van het begin af
aan groeperingen zijn geweest. In de ge
meente van Corinthe komen deze voor en
omdat men er ergens verlegen mee is.
schrijft men er de apostel Paulus over. Deze
groeperingen vormden zich naar bepaalde
personen, waaronder ook de apostel zelf is
We zien hier reeds dat het persoonlijke ele
ment. het zich scharen om een bepaalde
persoon, een gebruikelijke gang van zaken
is. Bij elke secte vinden we dat persoonlijke
element Overal komen we het tegen dat
mensen worden beschouwd als apostelen,
profeten, leraars, die meer dan anderen met
bepaalde charismatische gaven zijn toege
rust. Maar in de gemeente van Corinthe wil
men elkaar vasthouden. Voor zover we we
ten is het daar niet tot een scheiding geko
men Doch de geschiedenis van de eerste
twee eeuwen van onze jaartelling is nog niet
ten einde of het sectarisme gaat volop
bloeien. De voorstelling alsof er in die eerste
eeuwen, toen de christelijke gemeenten nog
onder de vervolgingen leefden, één onge
deelde Christelijke kerk is geweest en ge
bleven, is onjuist. En nadat het Christen
dom staatsgodsdienst was geworden in de
vierde eeuw, komen er steeds meer afschei
dingen, veelal omdat men de kerk zag ver-
wereldliiken. In de Middeleeuwen is dat zo
voortgegaan. Telkens weer scheidden zich
groepen af. op zoek naar de ware. de zuivere
kerk. de kerk die de wereld niet gelijkvor
mig was geworden. De beweging van Tan-
chelijn, die in Zeeland nog al wat aanhan
gers schijnt te hebben gehad in het begin
van de 12e eeuw, is een van de vele geweest.
Toen de Reformatie doorbrak, kwam hier in
West-Europa de grote scheiding in de kerk.
Ze was totaal, in die zin dat er niet twee
kerken naast elkaar kwamen te staan, zoals
dat het geval was by het schisma met de
Oosters Orthodoxe Kerk, maar het protes
tantisme viel uiteen in verschillende lands-
kerken. ieder met een eigen karakter. Daar
door werd tegelijk meerdere ruimte gescha
pen voor allerlei sectarische bewegingen,
waaraan het protestantisme rijk is. Soms
kwam het tot een openlijke breuk met de
kerk en werd er gevormd wat men tegen
woordig zou noemen een 'alternatieve kerk'.
Soms ook bleef het beperkt tot conventike-
len, welke laatste een belangrijke rol heb
ben gespeeld en die soms ook weer hebben
geleid tot afscheidingen. We behoeven er
ons op zich zelf niet over te verbazen wan
neer tegenwoordig groeperingen met een
sterk sectarische inslag als paddestoelen
uit de grond schieten en soms een kerk
naast de kerk gaan vormen. De grondslagen
waarop vroeger onze samenleving rustte,
zijn aangetast. En daarmee zijn tevens aan
getast de grondslagen van die kerken, die in
sterke mate op de samenleving hebben ge
rust. Het punt dat hier altijd weer in het ge
ding komt is, dat een kerk moet rusten op
het Evangelie. Niemand zal dit ontkennen.
Maar eveneens is waar dat het leven van een
kerk weer niet buiten de samenleving om
kan gaan. Iedere kerk leeft voortdurend in
deze spanning. De secte meent wel eens dat
zij zich daaraan kan onttrekken. ZIJ wil een
eigen samenleving, Het zal haar moeilijk
zijn het afgezonderde karakter dat zij
wenst, te handhaven.
Tot de kenmerken van de secte rekent
prof. C W Mónnich dat zij meestal ln een ze
ker isolement wil staan tegenover de we
reld; dat zij bepaalde leerstukken van de
kerk afwijst 'bijvoorbeeld de kinderdoop) en
gewoonlijk op één geloofsvoorstelling sterke
nadruk legt. Voorts dat er het streven ls
naar een bepaalde volmaaktheid in gcloofs-
en levensstijl en met een strenge tucht af
wijst hetgeen ook maar enigszins ingaat
tegen hetgeen in de secte als centraal wordt
beschouwd. Op dat éne komt het vooral
aan. Sectarische bewegingen hebben de
neiging tot steeds voortgaande splitsing, zo
gaat Mónnich verder en zij leven vaak in
sterk ressentiment tegenover de kerk. ..Aan
de andere kant geldt, dat de secte vaak be
waart wal in de hoofdstromingen van de
kerk te snel vergeten raakt. Binnen de secte
is meestal de religieuze en zedelijke ernst
groter dan ln de kerk. de broederliefde en
opofferingsgezindheid reëler, het verlangen
naar zuiverheid sterker. Er schuilt waarheid
in de opvatting dat de secten de onbetaalde
rekeningen van de kerk vormen. Tot zover
prof. Mónnich.
Door alle eeuwen van Christendom heen is
er in de secte een teruggrijpen naar het
oudste Christendom. In de kerk is dit er ook
wel. maar in de secte vee) sterker. De
religieuze-sociale verschijningsvormen, die
in de kerk reeds lang afgestorven zijn. kun
nen in de secte weer levend worden Met de
werking van de H Geest wil men meer
emst maken. Men kan hier soms weer bele
ven een godsdienstige extase. Men gaat
weer spreken in tongentaaL Als ln bet
Nieuwe Testament heeft men het weer over
apostelen, profeten, leraars. Met het pries
terschap van alle gelovigen wordt in som
mige secten volle emst gemaakt, zodat ie
dereen vrijheid van spreken heeft. Vrij al
gemeen is Ln de secte het protest tegen de
verwereldlijking en de afval van de kerk.
Deze houdt zich niet aan hetgeen in de Bijbel
gegeven is. En zo komt men vrij gemakke
lijk tot een scherp afwijzen van de officiële
kerken.
Tot sectevorming komt men omdat men in
de kerk iets mist. Naar een bekend boek
over de secten wordt hetgeen men mist nog
al eens aangeduid als gebrek aan geloof,
aan hoop en aan liefde. En zo worden dan
de sectarische bewegingen in drieën ge
deeld. Sommigen leggen de nadir c op het
geloof of op een bepaald punt van het ge
loof. Anderen missen in de kerk de christe
lijke hoop en zij leggen nadruk op de we
derkomst van Christus en op de toekomst
des Heren. De derde groep mist in de kerk
de christelijke liefde en zij zoekt de broeder
lijke gemeenschap Als verdeling is deze
onderscheiding te hanteren, wanneer we
maar bedenken dat het nog al eens dooreen
loopt.
In 'Gemeenteleven' van 22 januari, het or
gaan van de hervormde gemeente van Mid
delburg heeft ds. F. C. M. Roodenburg zich
beziggehouden met de groepen en sec ten-
Hij heeft dit gedaan tegen de achtergrond
van wat er zoal in de hoofdstad van ons ge
west gaande is. Voor de groepen heeft hij
een drietal vragen, maar ook voor de kerk
heeft hij er drie, die we tot slot gaarne door
geven. A Is de vemieuwingsimpuls van de
groepen wel voldoende erkend? B Is er in de
bestaande kerken wel voldoende ruimte
voor een andere, nieuwe belevingsvorm? C
Wanneer hervormden en gereformeerden
nog niet eens samen gemeente kunnen zijn,
mag je dan verwachten dat er in zulke kerk
genootschappen plaats is voor een wat af
wijkende groep?
Toen ging Abrahami Ge
nesis 12:4)
En ik zag de heilige stad
(Openbaring 21:2)
„De toekomst is namelijk
zelden met logika te voor
spellen: de ontwikkeling
van de geschiedenis is im
mers altijd anders dan op
grond van de feiten moet
worden verwacht". Aldus de
hoofdredakteur in zijn
Kantlijn van 3 februari, ge
zien de mogelijk toekom
stige politieke ontwikkelin
gen.
De logika van de feiten dik-
teert de toekomst niet. Een
uiterst belangrijk gegeven,
met name voor hen die zich
zelf zó op de feiten hebben
vastgelegd, dat ze alleen
maar kunnen uitkomen op
een somber toekomstpers
pectief. Met alle gevolgen
van dien: ruim 'n half mil
joen Nederlanders vernielen
hun gezondheid door over
matig alcoholgebruik, om
dat ze het niet meer zien zit
ten. ondanks ruime finan
ciële armslag i maandblad
'Huisarts en wetenschap'
jan. 1976).
Zes eeuwen vóór onze jaar
telling paste Nebukadnezar
op grote schaal transmigra
tie toe: uit de grensgebieden
van zijn wereldrijk voerde
hij de overwonnen volken
naar Babyion en zond eigen
mensen naar die verre stre
ken ter beveiliging van het
imperium. De volken in ba-
bylonische ballingschap za
gen geen toekomst meer en
verdwenen uit de geschie
denis. Met uitzondering van
de Joden: ondanks hun el
lende Iletterlijkuit-
landigheid) behielden ze
hun toekomstperspectief en
droegen dat zorgvuldig over
aan de volgende generatie.
Dat perspectief had Abra
ham ruim duizend jaar eer
der al in beweging ge
bracht: uit de onmenselijke
babylonische maatschap
pijstructuur op weg naar de
toekomstige samenleving,
waarin de mens voluit tot
z'n recht komt.
Vanaf die uit-tocht lot de
toekomstvisie van Johan
nes, de droom van het
nieuwe Jeruzalem dat is
een héle geschiedenis:
heilsgeschiedenis. Geen
wensdroom, maar levens
opdracht.
Daar leef je van, midden in
de ellende van een wereld
waarin het nog steeds baby-
Ionisch toegaat: alsof men
sen willekeurig te verschui
ven nummers'zijn, al dan
niet economisch interessant,
uiteindelijk wegwerppro-
dukten. Tegen die feitelijk
heid leef je met toekomst
perspectief: mensen zijn bij
name geroepen en bestemd
voor waarachtige mense
lijkheid.
Zo staat het gebeiteld in het
doopvont van de VUssingse
Johanneskerk: bij name ge
roepen. En uitgerekend
achter dat doopvont: toe
komstperspectief door de
veelkleurige ramen van het
Jeruzalem.
Als je er van buiten tegen
aankijkt zie je niets. Je moet
er in komen: rr. de leefwe
reld van de heilsgeschiede
nis. Dan wordt het duidelijk
waarom deze kerk uit het
rampjaar 1953 de naam
'Johannes' draagt: God is
genadig. Hij heefl dwars
door aüe ellende een weg
gebaand naar Zijn toe
komst. Wellicht lijkt dat on
logisch, als je er van buiten
tegen aankijkt. Herinner u:
de logika der feiten dikteert
de toekomst niet. Toege
paste wetenschap van de
feitelijkheid zonder terug
koppeling op de heilsge
schiedenis biedt geen leef
baar perspectief
Y. van der Schoot,
Vlissingen.