„Sinds Hiroshima verbaas ik mij nergens meer over" 'ik beken ik heb geleefd', DEN DOOLAARD (75): HERINNERINGEN VAN PABLO NERUDA ZATERDAG 31 JANUARI 1976 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 21 (Door Tony van der Meulen HOENDERLOO - De hoefijzers blinken in de winterzon. Drie schitterende paarden galopperen door de wei vlak naast het werkhuisje van de schrijver A. den Doolaard (pseudoniem van C. Spoelstra). De Veluwe bij Hoenderloo. „Geweldige dieren, daar moetje gewoon eens een tijdje naar kijken". We zitten achter het raam aan zijn werktafel, A. den Doolaard wordt op 7 februari 75 jaar. „Wat er allemaal zo rondje heen gebeurt: persoonlijk raakt het me weinig. Als je eenmaal 75 bent en je hebt een mooi en werkzaam leven gehad, dan interesseert het je niet zo meer watje persoonlijk nog kan overkomen. Maar mijn kinderen en kleinkinderen, hè, ik heb er net nog een klein zoon bij gekregen. Wat moet er van dat jong worden? Laten we eens aannemen dat hij mijn leeftijd haalt, wat gebeurt er over 75 jaar?". A. den Doolaard: De herberg met het lezen, maar daar word je niet vrollj- Hoefljzer, Oriënt Express, De Drui venplukkers, Wampie, Het land achter Gods Rug. maar ook een roman als De Goden gaan naar Huls, waarin de aarde bedreigd wordt door een ver woestend virus dat ruimtevaarders mee van Mars terugnemen. Talloze reisreportages ook, vooral uit de Bal kan, maar ook uit India, Thailand, Amerika. „Vijfenzeventig. Ik vind het niks bij zonders. Ik kan nog skilopen, maar niet zo hard meer als vroeger. En ik heb nog steeds een zeer grote reacties nelheid. Als er passagiers met mij mee rijden, zeg ik altijd: doe goed die gordel vast, want lk heb altijd goede banden en goede remmen. In dat rommelige verkeer van tegenwoordig moetje nog wel eens een noodstop maken". Uren hebben we zitten praten aan de tafel, waaraan hij dagelijks werkt aan een nieuw boek. „Weer eens een dood gewone roman. Ik weet nog niet hoe het boek zich verder ontwikkelt, ik heb op dit moment drie mogelijke aflo pen". VERRASSINGEN Het interview ging nauwelijks over literatuur: zijn boeken zijn overal ver krijgbaar. Wat mij veel meer Interes seerde, was de vraag: hoe kijkt A. den Doolaard na een reislustig leven van 75 jaar tegen de dingen aan. Leest hij nog wel eens iets In de krant waar hij door verrast wordt? Den Doolaard: „Nee. Verrast word je als Je jong bent en de ontwikkelingen nog niet kent. Nog geen overzicht hebt van de stromingen. Maar voor de oor log ben lk jaren reiscorrespondent ge weest, ik ben uitvoerig in aanraking gekomen met het fascisme; wegens anti-fascistische artikelen ben ik vier landen uitgezet. Dan krijg je een in zicht in ontwikkelingen. Maar het boek waarin ik ln 1938 zo ongeveer de oorlog aankondigde, Het hakenkruis over Europa, is mijn slechtst ver kochte werk. Duizend van verkocht. De rest van de oplage is op de dag van de Duitse inval door uitgeverij Que- rido plechtig verbrand". - Gisteravond heb ik nog een tijdje in uw boek Pers en Persvrijheid zitten ker van. Den Doolaard: „Nee, en het aantal staten waar de pers onder Invloed staat van de regering, neemt nog steeds toe. Het eiland van de pers vrijheid krimpt voortdurend in". „In Nederland is er persvrijheid, maar tot op zekere hoogte. Neem nu die geruchtmakende zaak van de gif- 1 o zin gen in de Rijn van de BiUitonfa- briek in Arnhem. Ik lees nu in diverse kranten dat er meteen alweer pogin gen worden ondernomen om de stu diegroep die de lozingen ontdektheeft, in diskrediet te brengen. Het eerste commentaar is: die Jongens zijn links. En daarmee bedoelen ze: wat ze ont dekt hebben, is niet waar". „Wat mij opvalt, is dat nog geen en kele Nederlandse krant er echt diep ingedoken ls. In Amerika hadden ze er meteen twee reporters op gezet, waar onder een scheikundige. Want daar redeneren ze: 50.000 mensen in gevaar, dat zijn 50.000 geïnteresseerde lezers". „En de regeringen maar conferenties houden over de vervulling van de Rijn, en maar roepen: het komt door de Fransen met hun rottige Kaümljnen, en de Duitsers maken er zo'n troep van. Intussen loopt bij ons in Arnhem het gif zo de Rijn in. Beetje gek, hè". - Ook in Nederland zijner kranten die het in zo'n geval instinctief opnemen voor de fabriek. ..Ja, maar dat komt niet door een instinct. Het is een zelfcensuur van journalisten, of het wordt hen opge legd door een hoofdredacteur". AFRASTEREN „Hier op de Veluwe hebben we een reuze kwestie gehad met een man van faunabeheer, die de halve Veluwe wilde afrasteren. Toen ik dat hoorde, ben ik meteen in de auto gesprongen en ben ik overal gaan kijken. Onmid dellijk. Ik ben erin geslaagd die vent zijn nek te breken door zelf te gaan kijken". „Hij is eervol ontslagen, want wie ln Nederland mislukt, wordt eervol ont slagen. En Iemand die minister is ge weest, wordt burgemeester van een grote of middelgrote stad. Het is niet zo vriendelijk voor de nabestaanden, maar zo'n Marijnen is toch volslagen mislukt in de politiek. En hij werd bur gemeester van Den Haag". „In de goeie oude tijd had Je dat stuivertje wisselen ook. Colljn. eerst 'minister-president, dan naar de Ko ninklijke Olie. Misschien heeftdat met een ander Nederlands verschijnsel te maken: Iets dat varieert van eerbied tot vrees voor wat vroeger de Heren Zeventien heette, en nu de tweehon derd van Mertens. De directeuren en het gezag". - Bulgen met de pet in de hand? „Ja. te veel eerbied voor de geves tigde macht. Het blijkt uit allerlei voorbeelden. De omzichtigheid waarmee sommige kranten te werk gingen toen allerlei mensen blaasjes kregen van de plantaboter. Dan waar deer lk een weekblad als Vrij Neder land. Of ze het objectief aanpakken, dat is nummer twee, maar ze duiken er ln ieder geval ln". „Journalisten moeten waakhonden zijn. Als er geruchten zijn dat prins Bernhard bij omkoping betrokken ls; dan moetdat uitgezocht worden. Weet Je waar ledereen wel meteen bovenop springt: als een minis termeteen borrel- in zijn lijf tegen een paaltje rijdt. Hij moet aftreden, schrijven ze dan. En da b vind lk wel zo'n dwaasheid. Iemand die zich laatomkopen, die moet aftreden"- ROOLVINK - Het adviseurschap van Schmelzer. Hoogendijk en Roolvtnk heeft u ook niet verrast? „Nee hoor, maar vooral van een ka merlid ais Roolvink vind lk het zeer onfatsoenlijk. Maar verrassend, nee. Als jongen heb ik gewerkt op het kan toorvan de Bataafse Petroleum ln Den Haag, en daar hadden we al twee boekhoudingen: een voor de directie en een voorde belastingen. Als op mijn afdeling een belastinginspecteur wat brieven kwam Inzien, waren die toe vallig zoek". „Er was daar ook een omkopings fonds. We wisten bijvoorbeeld dat Roemenië berucht was om zijn corrup tie. Als er daar een nieuwe minister kwam en er moest een boorvergunning verlengd worden, dan liet de verte genwoordiger een cheque onder het vloelblad achter". „Nou is corruptie in het Oosten een manier van leven. Ik kwam in India aan en had daar. wat moeilijkheden met de douane. Kom even mee naar het raam, zei ik, lk kan het formulier niet goed lezen. Ik deed mijn porte feuille open, waarin ik honderd roepie apart had gelegd, de douaneman griste dat biljet eruit en het was gere geld. Maar zo'n man heefteen belache- lijk salarisje, waar hij twaalf kinderen van te eten moet geven". „Dat geldt niet voor Roolvink". - Wat zouden Schmelzer. Roolvink en Hoogendijk nou van dat extra geld gekocht hebben, want ze verdienen al zoveel. Den Doolaard verheft nu voor het eerst zijn stem: „Potten, bezitten, hebben. Een van de allermooiste son netten ultde Nederlandse letterkunde ls een sonnet van Ed Hoomlk over 'hebben' en 'zijn'. Erzijn twee verschil lende manleren van leven: erzijn men- ,sen die willen hébben, en mensen die willen zijn. Maar de heb-gToep ls altijd veel groter dan de zijn-groep" „Terwijl het er toch om gaat op de een of andere manier te 'zijn', te be staan, te leven! Het gaat er toch om dat je probeert een bepaalde levens opvatting te hebben, die je probeert uil te dragen. Maar dat word je verhin derd als je je helemaal richt op het hebben, het bezitten. Dat overheerst alles. Het geeft niet of het nou Don Juan-flguren zijn die steeds meer vrouwen willen hebben, of dat het om steeds meer geld gaat. W2t kon Alexander de Grote in zijn handen meenemen toen hij ln zijn graf tulme1 de: een beetje zand". WIJN - Voor welke vorm van bezit bent u ontvankelijk? „Ik ben gesteld op goeie spullen. Dat wil zeggen dat lk kampeer in de beste tent die er te krijgen is. Maar lk heb maar één paar schoenen. Goede boe ken wil ik graag hebben, lk ga nooit naar een leesbibliotheek, boeken kóóp lk. En goede wijn. Maar niet de wijn die de meeste Nederlandse wijnhandela ren verkopen, want daar wordt zo ont zettend mee geknoeid". Na enige stilte: „Zoiets als knoeien met wijn vind lk diefstal en bedrog. Ik ben ook maar een zondaar, ik zal je niet zeggen dat ik me altijd aan alle tien geboden heb gehouden, maar wel aan: gij zult niet stelen. Ik heb veel onder arbeiders gewerkt, maar onder het echte proletariaat ls niet een steekpartij de grootste zonde, daar kun je een medaille voor krijgen, maar diefstal. In iemands jasje scharrelen of iemands vrouw inpikken. In feite ls dat een zeer primitief gegeven". - Toen ik dit interview aan het voor bereiden was en allerlei dingen over u las uit de jaren '20 en '30, dacht ik: wat leeft die man eigenlijk al lang. Den Doolaard: „Ja.hetschijntdatik zolang leef. omdat de ontwikkeling van de geschiedenis sinds mijn jeugd ln een geweldige stroomversnelling geraakt is Alsklelnejongenhebik nog naar die vliegtuigjes van OUJslager staan kijken. Wat daarna allemaal ge beurd is, vooral ook op het gebied van de bewapeningen. Hetsnelvuurkanon, de intercontinentale raket, en ze zijn nog niet tevreden. Ze willen nu de do delijke laserstraal". GEWETEN - Verbaast u zich erover dat men heel nuchter bezig is het meest vreselijke wapentuig te bedenken? „Ik moetje zeggen dat ik me na Hi roshima nergens meer over verbaas, maar we zijn nu in dit interview wel op het punt waar we moeten zijn: de wetenschap-zonder-geweten. Zoals er ook een politiek is zonder eeweten- Kissinger en Breznjev die elkaar op het tv-scherm al die smakzoenen staan te geven. Zuiver gewetenloos" „En er ontwikkelt zich een economie-zonder-geweten. De grote internationale ondernemingen zijn vaak gewetenloos, omdat ze geen re kening houden met mensen, maar al leen met hun eigen voordeel. Ze halen industrieën uit Europa weg en bren gen die naar de Derde Wereld, omdat de lonen daar veel lager zijn. Het to verwoord is: het belang van onze aan deelhouders vereist. De mensen: dat zijn de aandeelhouders geworden In tussen schuiven ze de werklozen op de staat af'. „Dit soort dingen zijn mij duidelijk geworden toen lk in de Tweede Wereld oorlog de eerste V-2's op Londen te recht zag komen. De aanzet tot een volslagen verontmenselijking, die mensen doet afstompen. De lading bommen op Vietnam. Afstomping, fa talisme en onverschilligheid. Terwijl er aan de andere kant gelukkig men sen zijn die zeggen: we moeten iets doen. ook al beweert ledereen dat het een druppel op de gloeiende plaat is". VITALIST - Tot na de Tweede Wereldoorlog hebt u zich wel eens een 'zorgeloos vita list' genoemd. Daarna niet meer. Maar wat betekende het precies. Den Doolaard formuleert nauwkeu rig: „Geloof in levenskracht, het leven dat de dood overwint. Je ziet het ln de natuur. Bij de Deltawerken heb je van die afslultlngsdrempels in het Haring vlieten uit zo'n gladde, betonnen plaat zie je dan op een wonderbaarlijke ma nier plotseling een grashalm op groeien. Je denkt: hoe heeft-le dat ge lapt. Dat ls vitalisme". „Bij mijn werkhuisje heb lk wel eens een proef genomen met een boompje waar ik de top uitsneed. Er kwam een zijtakje en die vormde een nieuwe top. Dat ls vitalisme. Iemand heeft eens proeven gedaan met eieren van zeeë- gels, die hij doormidden sneed. In beide helften ontwikkelde zich nieuw leven. Ook dat ls vitalisme. Als Je de motor van een auto doormidden zaagt, kun Je met geen van beide helften rij den". - Een mens moet je ook heel laten, wil-ie blijven functioneren. „Dit, hè, dit hoofd ('Den Doolaard klopt nadrukkelijk op zijn schedel), ciie grote hersenschors, die hebben wij moeten betalen met een weerloosheid die vergeleken met het dierenrijk enorm ls. Alles op aarde moet je beta len. Daarom denk ik wel eens dat in het hele scheppingsplan (waarlk ln ge loof). in de hele evolutie, de mens een experiment ls" - Vindt u het experiment geslaagd Den Doolaard, uitbundig lachend: „Oh. erzijn zeer geslaagde exemplaren bij. Maar de toekomst moet het nog uitwijzen. Er zijn meer diersoorten uitgestorven, en wij zijn en blijven zoogdieren. WIJ denken datwlj de hele rest van de schepping tot ons voordeel kunnen uitbuiten, maar die uitbuiting kan best ten koste gaan van het be houd van de eigen soort" - In 1960 hebt u al eens gezegd: veel mensen zijn toekomst-blind. Ze heb ben het te druk met winstmaken en het botvieren van hun machtswel lust. Is die blindheid sindsdien toe genomen? „Dat kun Je statistisch niet vaststel len. Maar de meeste mensen willen de toekomst niet zien uit angst Je kunt maar een bepaalde hoeveelheid el lende absorberen, wil Je nog een menswaardig bestaan lelden. Je kunt je niet voortdurend alle leed van de wereld aantrekken; oh. die arme kin dertjes. en morgen ls het oorlog". zorgen om moet maken Maar op lange termijn U het toch wel de ontwikkeling van China Ik ben eens op «-en ont vangst op de Chinese ambassade ge weest. en daar werd een film vertoond over Chinese chirurgen die een afge rukte hand weer aan een arm zetten". „Er was Chinese thee met. Droste- bonbons, eigenlijk om Je rot te lachen. Maar lk zat naast een Nederlander die 21 jaar ln China had gewoond, en die zei: sinds 3000 jaar hebben die Chinese vingertjes dat prachtige porreletn ge maakt Elektronica ls een zaak van fijne vingertje*. De Russen hebben grove poten". „Op korte termijn maak lk mij zor gen over de Inflatie. Niet omdat Ik als 75-Jarlge wat spaarcentjes naar de bliksem zie gaan, maar omdat er ont wikkelingen op gang zijn gekomen die geen sterveling meer beheerst Het glipt Je uitje poten. Dc mens kan zijn eigen daden niet meer overzien. Ten slotte wordt de natuur er de dupe van. arme beestjes die het ook niet kunnen helpen". GELIEG - Is het verleidelijk om. als je 75 bent. te zeggen: het zal mijn tijd wel uitdu- ren? „Dat zeg lk wel eens. maar dat meen lk niet. Al het gepruts, gelleg, bedon- derarij en de vervalsingen. Je kotst er wel eens van. Wat kim Je eraan doen, geen donder. Het zal mijn tijd wel ult- duren, zeg Je dan ln een bul van fata lisme". „Je kunt er wel wat aan doen. al ls het heel weinig. Maar grote beslissin gen in de wereld worden door een hele kleine groep mensen genomen. De po litieke macht over het leven van de mensheid wordt steeds groter, en die macht ligt bij een kleine groep. De besluiten rond de Cuba-crisis werden genomen door een kleine groep rond Kennedy en Kroestjov. Daar kwam in de Sowjet-Unie helemaal niemand, maar ook ln Amerika geen kiezer aan te pas". - Het was een soort schaken? „Nee, geen schaken, het was poker, blufpoker. En ik ben altijd gek geweest op pokeren, want ik kan met een sta len gezicht liegen". VINGERTJES - Waar maakt u zich op dit moment het meest bezorgd over? „Oh, erzijn zoveel dingen waar Je Je DOODGAAN - De laatste zin van uw roman De Go den gaan naar Huis. luidt „Wc heb ben tussen wonderen geleefd, maar we hebben het niet begrepen Het exnde van een leven, vtndl u dat ook een wonder? „Een zeer onaangenaam wonder. Maar het hoort er wel bij. Ik maak me er niet t* sappel om. Er zijn wel men sen die zeggen: jij hebt misschien nog maar vijf jaar te gaan. Nou. en. Het vervelende ls dat oude vrienden dood gaan. die Je niet kunt missen. Ze laten zwarte gaten achter". „Maar een van de idiootste dingen vind lk oude-heren-reunleèn, waarop ze tegen elkaar zeggen: en hoe gaat het met de gezondheid? Met elkaar over kwalen gaan zitten lullen, is het begin van het einde. Je moet praten over wat Je nog hebt". ..Van de zomer was lk ln Chamonix bij mijn oude berggids. Zeer afgeta keld. twee Jaar ouder dan lk ben. Schenk de wijn even ln. zei hij. mijn hand beeft zo. en dan denk Je: jceme- nee. Hij is Jaloers op mij omdat lk nog kan skilopen. Zijn knieën houden hem niet meer". „Ontzettend belangrijk ls: wat heb Je met Je leven gedaan. Ik blijf werken, en dan heb je geen tijd om aan zwart galligheden te denken. Mensen die echt zitten te levensavonden, dat lijkt me ontzettend". V an Pablo Neruda (1904-1973) is tot nu toe in het Nederlands heel weinig vertaald. Sedert hij, in 1971, de Nobelprijs voor literatuur kreeg, is er iets meer verschenen, maar het bleef in totaal toch bij een stuk of zeven, meest fragmentarische vertalingen uit zijn (vaak zeer lange, cyclische) gedichten en ge dichtenbundels. Neruda was al lang als dichter be roemd, vooral in zijn vaderland Chili en in de Spaanstalige landen, eer hij de Nobelprijs kreeg. Als Nobelprijswinnaar ben je een soort monstre sacre, maar die prijs garandeert noch echte kwaliteit, noch eeuwige roem. Menige winnaar raakt volko men in de vergetelheid en menige dichter die (he laas veelal 'later") een ster van de eerste grootte blijkt te zijn geweest, kreeg hem nooit. Wat. Ik tot nu toe van Neruda gelezen heb, (heiaas meestal altijd in vertalingen omdat mijn kennis van het Spaans te kort schiet om alle finesses na te proe ven en tweetalige edities zijn zeldzaam) doet me niet de mening delen dat hij 'een van de belangrijkste dichters van de wereld is' zoals er op de flaptekst van 'Een kooi vol liederen' staat. Hij heeft heel boelende en grootse gedichten geschreven, maar ook onvoor stelbare rommel (vooral zijn communistische propaganda-verzen) en dat in grote hoeveelheden. Zijn poëzie alleen al beslaat meer dan 3.000 (driedui zend) pagina's in zijn Verzameld Werk. Lezen in Ne ruda valt dan ook echt vaak tegen. Naast twee volledige gedichtenbundels is er nu ook een compleet prozawerk van hem in het Nederlands verschenen en wel zijn laatste, zijn memoires in twee delen, onderbroken door rijn dood: „Ik beken ik heb geleefd' (Confieso que he vivido. Memorias. 1974). De voortreffelijke vertaling is van Robert Lemm, die het boek ook van nuttige noten voorzag. Maar eerlijk ge zegd viel ook dit werk me een beetje tegen. Iemand met zo'n boeiend leven, die zoveel mensen heeft ge kend, zoveel landen en werelddelen heeft bezocht. - daar had ik iets geweldigs van verwacht. Het zijn echt 'memoires' - wat men zich herinnert, vervormd waarschijnlijk, her- en herverteld tot het mooie ver halen werden die zo hier en daar nog wel ln de werke lijkheid vasthaken, maar die meer bestemd zijn om een image op te bouwen dan om de werkelijkheid weer te geven. Echt er in geloven doe je haast niet meer, het lijkt te zeer door visie en temperament ge zeefd en herschapen. En dan: in zijn gedichten staat het vaak zoveel pregnanter en onvergetelijker. Men vergelijke bijvoorbeeld eens de terecht zeer bekende tweede zang uit zijn 'Canto General', Alturas de Mac- chu Picchu, met de wel erg sobere halve bladzij be schrijving in de Memoires. (Het kan allemaal in het Nederlands, de zang is door Dolf Verspoor vertaald in 'De toppen van Macchu Picchu'. Arbeiderspers, 1972, de prozabeschrijving staat in deel 1, pag. 201). Niets doet vermoeden dat de dichter hier geïnspi reerd werd tot een van zijn grootste scheppingen - en zo gaat het vaak in deze herinneringen. Sf ablo Neruda werd 12 juli 1904 geboren In Parral, Zuid-Chili en heette eigenlijk Nettall Reyes. Zijn moeder stierf een maand na zijn geboorte. Zijn vader was treinmachinist, verhuisde twee jaar later naar Temuco. hertrouwde daar en de zoon liep in Temuco van 1910-1920 het hele jongenslyceum af. In 1920, hij is dan dus zestien, neemt hij definitief de schuilnaam Pablo Neruda aan, later zou hij zelfs zijn naam offi cieel laten wijzigen. Tot dan toe had hij gepubliceerd onder zijn echte naam, Neftali Reyes en andere namen. Zijn eerste publikatie verscheen toen hij nauwelijks dertien jaar oud was: vanaf zijn veer tiende publiceert hij gedichten. In 1921 gaat hij naar Santiago om verder Frans te studeren, het publice ren gaat door. In 1924. hij is dan nog niet ten volle twintig, verschijnen zijn 'Veinte poemas de amor y una canion desesperada' (20 liefdesverzen en een wanhoopslled, ook in het Nederlands verkrijgbaar) dat nog steeds tot zijn hoofdwerken gerekend wordt en dat hem direct beroemd maakte. Zijn aantal lite raire activiteiten is dan al groot. In 1927 wordt hij honorair-consul in Birma en daarmee begint zijn di plomatieke loopbaan die hem vrijwel de hele wereld door zal brengen. Zo is hij in 1930 consul in Batavia, waar hij in het huwelijk treedt met een Nederlandse vrouw, Marie Hagenaar. Uit het huwelijk, dat later ontbonden werd, ls een dochter geboren die maar acht Jaar oud werd. In 1934 heeft hij Delia del Carril ontmoet, die ook weer, in 1955, uit zijn leven zal ver dwijnen om plaats te maken voor Matilde Urrutia, die thans zijn weduwe is Diplomatiek en literair werk brengt hem de hele wereld over, het aantal lan den dat hij bezoekt is legio, in 1972 zal hij nog deel nemen aan Poetry International in Rotterdam. In 1970 was hij kandidaat voor het Presidentschap in Chili, maar toen Allende naar voren kwam trad hij direct terug. Hij werd toen ambassadeur in Parijs. Op 11 september 1973 stierf Allende. op 23 september van hetzelfde jaar Neruda (ln Santiago). H, et is een fascinerend leven geweest, dat echter markanter overkomt ln zijn poëzie en andere literaire werk dan in memoires. Ik zal een tekenend voorbeeld geven, zijn ontmoeting met Che Guevara. Daar verwacht je wat van, niet waar Dit is alles: „Mijn eerste ontmoeting met Che Guevara droeg een heel ander karakter. Dat gebeurde in Havanna. Tegen enen 's-nachts bezocht ik hem. door hem uit genodigd op zijn kantoor van het ministerie van fi nanciën of economie, daar lüil ik van af zijn. Daar hij met mij om middernacht had afgesproken, was ik dus te laat: ik had een officiële plechtigheid bijge woond waaraan geen einde scheen te komen en ze hadden mij plaats doen nemen in het presidium. 'El Che' droeg laarzen, een velduniform en aan weerszijden een pistool in de gordel. Zijn tenue was in tegenspraak met de bankachtige ambiance van zijn kantoor. 'El Che' ivas donker, sprak zeer traag, met een on miskenbaar Argentijns accent. Het was een man om langzaam een gesprek mee op te bouwen, op de pampa, onder het genot van de ene maté na de ande re. Zijn zinnen waren kort en liepen uit in een glim lach, alsof hij zijn commentaar in de lucht liet zwe- Ik voelde me gevleid door wal hij zei over mijn Canto General. Hij las er gewoonlijk 's-nachts uit voor aan zijn guerrilleros in de Sierra Maestra. Nu, na al die jaren, ril ik bij de gedachte dat mijn verzen hem ook in de dood vergezeld hebben. Van Régis Debray ver nam ik dat hij in de bergen van Bolivia tot op het laatste moment slechts twee boeken in zijn rugzak bewaarde: een rekenboek en mijn Canto General. 'El Che' vertelde me die avond iets dat me behoorlijk van mijn stuk bracht, maar dat wellicht ten dele zijn lots'oesiemming verklaart. Zijn blik gleed weg van mijn ogen naar het duistere raam van het bankge bouw. We spraken over een mogelijke Noordameri- kaanse invasie op Cuba. Ik had in de straten van Havanna hier en daar op strategische punten zand zakken zien liggen. Plotseling zei hij: „De oorlog de oorlogWe zijn altijd tegen de oorlog, maar wanneer we er een hebben gevoerd, kunnen we niet zonder oorlog leven. We willen er telkens opnieuw naar terug". Hij dacht hardop na, voor mij en voor zich zelf. Ik hoorde hem aan met oprechte ontstelte nis. Voor rnjj is oorlog een dreiging en geen bestem ming. We namen afscheid van elkaar en ik heb hem nooit meer gezien. Niet lang daarna vonden zijn strijd in het Boliviaanse oerwoud en zijn tragische dood plaats. Maar ik blijf in Che Guevara die in gedachten verzonken man zien, die in zijn heroïsche strijd, naast zijn wapens, voor altijd een 'plaats had inge ruimd voor de poëzie' (pp. 160/161. deel 2). Over die dood had hij op pag. 131 ln nog al gezwollen proza al geschreven: 'Een bittere pil was de officiële moord op Che Gue vara in het diep droevige Bolivia. Het telegram van zijn dood liep als een heilige rilling over de rug van de wereld. Miljoenen elegieën probeerden zijn heroï sche, tragische levenswandel te accentueren. Te zij ner nagedachtenis brak over de gehele wereld een storm van gedichten los, zo'n groot verdriet niet al tijd even waardig. Ik ontving een telegram uit Cuba van een literaire kolonel waarin mij om een bijdrage werd verzocht. Ik heb nog steeds niets geschreven. Ik geloof dat zo'n elegie niet alleen van een onmiddellijk protest moet getuigen, maar ook een diepe weer klank dient te zijn van zijn smartelijke geschiedenis. Ik zal het gedicht overdenken totdat het in mijn brein en in mijn bloed is gerijpt'. Wat me ontroert is dat ik de enige dichter ben die in het dagboek van de grote guerrilleroleider wordt aangehaald. Ik herinner, mij dat 'El Che' mij eens, in het bijzijn van sergeant Retamar. vertelde dat hij mijn Canto General vaak aan de nederige, roemrijke baardmannen van het eerste uur in de Sierra Mae stra had voorgelezen. In zijn dagboek schnjfl hij. klaarblijkelijk in een opwelling, een versregel over uit mijn 'Canto a Bolivar': 'zijn kleine lijk van moe dig kapitein (pp. 131/2, deel 2). En heel eigenlijk is dit wel een beetje de teneur van alles: het draait om Neruda en om de poëzie van Ne ruda. Hij is vreselijk IJdel. Zelfs ais hij zegt dat z'n belangrijkste prijs (en hij kreeg er zovele) de opmer king van een beklagenswaardige arbeider in een sal petermijn was, die hem zei: „Dc ken je al heel lang, broeder" wordt dat geïnterpreteerd: 'Je bent niet al leen, er ls een dichter die denkt aan Jouw verdriet' ip. 208, deel 1) Ongeveer gelijktijdig verscheen ook bij de Arbeiders pers een kleine selectie uit Neruda's poëzie, vertaald door Riekus Waskowskv: 'Een kooi vol liederen', waarop ik een andere keer terug kom. Pablo Neruda: Ik beken lk heb geleefd. Hertnne.-ir.gen, deel l en deei 2. vertaald door Robert Lemm. Arbelderspera, Amsterdam, ƒ45.- PABLO NERUDA

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 21