„Sinds Hiroshima verbaas
ik mij nergens meer over"
'ik beken ik heb geleefd',
DEN DOOLAARD (75):
HERINNERINGEN VAN PABLO NERUDA
ZATERDAG 31 JANUARI 1976
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
21
(Door Tony van der Meulen
HOENDERLOO - De hoefijzers blinken in de winterzon. Drie
schitterende paarden galopperen door de wei vlak naast het
werkhuisje van de schrijver A. den Doolaard (pseudoniem van
C. Spoelstra). De Veluwe bij Hoenderloo. „Geweldige dieren,
daar moetje gewoon eens een tijdje naar kijken".
We zitten achter het raam aan zijn werktafel, A. den Doolaard
wordt op 7 februari 75 jaar. „Wat er allemaal zo rondje heen
gebeurt: persoonlijk raakt het me weinig. Als je eenmaal 75 bent
en je hebt een mooi en werkzaam leven gehad, dan interesseert
het je niet zo meer watje persoonlijk nog kan overkomen. Maar
mijn kinderen en kleinkinderen, hè, ik heb er net nog een klein
zoon bij gekregen. Wat moet er van dat jong worden? Laten we
eens aannemen dat hij mijn leeftijd haalt, wat gebeurt er over 75
jaar?".
A. den Doolaard: De herberg met het lezen, maar daar word je niet vrollj-
Hoefljzer, Oriënt Express, De Drui
venplukkers, Wampie, Het land achter
Gods Rug. maar ook een roman als De
Goden gaan naar Huls, waarin de
aarde bedreigd wordt door een ver
woestend virus dat ruimtevaarders
mee van Mars terugnemen. Talloze
reisreportages ook, vooral uit de Bal
kan, maar ook uit India, Thailand,
Amerika.
„Vijfenzeventig. Ik vind het niks bij
zonders. Ik kan nog skilopen, maar
niet zo hard meer als vroeger. En ik
heb nog steeds een zeer grote reacties
nelheid. Als er passagiers met mij mee
rijden, zeg ik altijd: doe goed die gordel
vast, want lk heb altijd goede banden
en goede remmen. In dat rommelige
verkeer van tegenwoordig moetje nog
wel eens een noodstop maken".
Uren hebben we zitten praten aan de
tafel, waaraan hij dagelijks werkt aan
een nieuw boek. „Weer eens een dood
gewone roman. Ik weet nog niet hoe
het boek zich verder ontwikkelt, ik heb
op dit moment drie mogelijke aflo
pen".
VERRASSINGEN
Het interview ging nauwelijks over
literatuur: zijn boeken zijn overal ver
krijgbaar. Wat mij veel meer Interes
seerde, was de vraag: hoe kijkt A. den
Doolaard na een reislustig leven van
75 jaar tegen de dingen aan. Leest hij
nog wel eens iets In de krant waar hij
door verrast wordt?
Den Doolaard: „Nee. Verrast word je
als Je jong bent en de ontwikkelingen
nog niet kent. Nog geen overzicht hebt
van de stromingen. Maar voor de oor
log ben lk jaren reiscorrespondent ge
weest, ik ben uitvoerig in aanraking
gekomen met het fascisme; wegens
anti-fascistische artikelen ben ik vier
landen uitgezet. Dan krijg je een in
zicht in ontwikkelingen. Maar het
boek waarin ik ln 1938 zo ongeveer de
oorlog aankondigde, Het hakenkruis
over Europa, is mijn slechtst ver
kochte werk. Duizend van verkocht.
De rest van de oplage is op de dag van
de Duitse inval door uitgeverij Que-
rido plechtig verbrand".
- Gisteravond heb ik nog een tijdje in
uw boek Pers en Persvrijheid zitten
ker van.
Den Doolaard: „Nee, en het aantal
staten waar de pers onder Invloed
staat van de regering, neemt nog
steeds toe. Het eiland van de pers
vrijheid krimpt voortdurend in".
„In Nederland is er persvrijheid,
maar tot op zekere hoogte. Neem nu
die geruchtmakende zaak van de gif-
1 o zin gen in de Rijn van de BiUitonfa-
briek in Arnhem. Ik lees nu in diverse
kranten dat er meteen alweer pogin
gen worden ondernomen om de stu
diegroep die de lozingen ontdektheeft,
in diskrediet te brengen. Het eerste
commentaar is: die Jongens zijn links.
En daarmee bedoelen ze: wat ze ont
dekt hebben, is niet waar".
„Wat mij opvalt, is dat nog geen en
kele Nederlandse krant er echt diep
ingedoken ls. In Amerika hadden ze er
meteen twee reporters op gezet, waar
onder een scheikundige. Want daar
redeneren ze: 50.000 mensen in gevaar,
dat zijn 50.000 geïnteresseerde lezers".
„En de regeringen maar conferenties
houden over de vervulling van de Rijn,
en maar roepen: het komt door de
Fransen met hun rottige Kaümljnen,
en de Duitsers maken er zo'n troep
van. Intussen loopt bij ons in Arnhem
het gif zo de Rijn in. Beetje gek, hè".
- Ook in Nederland zijner kranten die
het in zo'n geval instinctief opnemen
voor de fabriek.
..Ja, maar dat komt niet door een
instinct. Het is een zelfcensuur van
journalisten, of het wordt hen opge
legd door een hoofdredacteur".
AFRASTEREN
„Hier op de Veluwe hebben we een
reuze kwestie gehad met een man van
faunabeheer, die de halve Veluwe
wilde afrasteren. Toen ik dat hoorde,
ben ik meteen in de auto gesprongen
en ben ik overal gaan kijken. Onmid
dellijk. Ik ben erin geslaagd die vent
zijn nek te breken door zelf te gaan
kijken".
„Hij is eervol ontslagen, want wie ln
Nederland mislukt, wordt eervol ont
slagen. En Iemand die minister is ge
weest, wordt burgemeester van een
grote of middelgrote stad. Het is niet
zo vriendelijk voor de nabestaanden,
maar zo'n Marijnen is toch volslagen
mislukt in de politiek. En hij werd bur
gemeester van Den Haag".
„In de goeie oude tijd had Je dat
stuivertje wisselen ook. Colljn. eerst
'minister-president, dan naar de Ko
ninklijke Olie. Misschien heeftdat met
een ander Nederlands verschijnsel te
maken: Iets dat varieert van eerbied
tot vrees voor wat vroeger de Heren
Zeventien heette, en nu de tweehon
derd van Mertens. De directeuren en
het gezag".
- Bulgen met de pet in de hand?
„Ja. te veel eerbied voor de geves
tigde macht. Het blijkt uit allerlei
voorbeelden. De omzichtigheid
waarmee sommige kranten te werk
gingen toen allerlei mensen blaasjes
kregen van de plantaboter. Dan waar
deer lk een weekblad als Vrij Neder
land. Of ze het objectief aanpakken,
dat is nummer twee, maar ze duiken er
ln ieder geval ln".
„Journalisten moeten waakhonden
zijn. Als er geruchten zijn dat prins
Bernhard bij omkoping betrokken ls;
dan moetdat uitgezocht worden. Weet
Je waar ledereen wel meteen bovenop
springt: als een minis termeteen borrel-
in zijn lijf tegen een paaltje rijdt. Hij
moet aftreden, schrijven ze dan. En da b
vind lk wel zo'n dwaasheid. Iemand die
zich laatomkopen, die moet aftreden"-
ROOLVINK
- Het adviseurschap van Schmelzer.
Hoogendijk en Roolvtnk heeft u ook
niet verrast?
„Nee hoor, maar vooral van een ka
merlid ais Roolvink vind lk het zeer
onfatsoenlijk. Maar verrassend, nee.
Als jongen heb ik gewerkt op het kan
toorvan de Bataafse Petroleum ln Den
Haag, en daar hadden we al twee
boekhoudingen: een voor de directie
en een voorde belastingen. Als op mijn
afdeling een belastinginspecteur wat
brieven kwam Inzien, waren die toe
vallig zoek".
„Er was daar ook een omkopings
fonds. We wisten bijvoorbeeld dat
Roemenië berucht was om zijn corrup
tie. Als er daar een nieuwe minister
kwam en er moest een boorvergunning
verlengd worden, dan liet de verte
genwoordiger een cheque onder het
vloelblad achter".
„Nou is corruptie in het Oosten een
manier van leven. Ik kwam in India
aan en had daar. wat moeilijkheden
met de douane. Kom even mee naar
het raam, zei ik, lk kan het formulier
niet goed lezen. Ik deed mijn porte
feuille open, waarin ik honderd roepie
apart had gelegd, de douaneman
griste dat biljet eruit en het was gere
geld. Maar zo'n man heefteen belache-
lijk salarisje, waar hij twaalf kinderen
van te eten moet geven".
„Dat geldt niet voor Roolvink".
- Wat zouden Schmelzer. Roolvink en
Hoogendijk nou van dat extra geld
gekocht hebben, want ze verdienen
al zoveel.
Den Doolaard verheft nu voor het
eerst zijn stem: „Potten, bezitten,
hebben. Een van de allermooiste son
netten ultde Nederlandse letterkunde
ls een sonnet van Ed Hoomlk over
'hebben' en 'zijn'. Erzijn twee verschil
lende manleren van leven: erzijn men-
,sen die willen hébben, en mensen die
willen zijn. Maar de heb-gToep ls altijd
veel groter dan de zijn-groep"
„Terwijl het er toch om gaat op de
een of andere manier te 'zijn', te be
staan, te leven! Het gaat er toch om
dat je probeert een bepaalde levens
opvatting te hebben, die je probeert
uil te dragen. Maar dat word je verhin
derd als je je helemaal richt op het
hebben, het bezitten. Dat overheerst
alles. Het geeft niet of het nou Don
Juan-flguren zijn die steeds meer
vrouwen willen hebben, of dat het om
steeds meer geld gaat. W2t kon
Alexander de Grote in zijn handen
meenemen toen hij ln zijn graf tulme1
de: een beetje zand".
WIJN
- Voor welke vorm van bezit bent u
ontvankelijk?
„Ik ben gesteld op goeie spullen. Dat
wil zeggen dat lk kampeer in de beste
tent die er te krijgen is. Maar lk heb
maar één paar schoenen. Goede boe
ken wil ik graag hebben, lk ga nooit
naar een leesbibliotheek, boeken kóóp
lk. En goede wijn. Maar niet de wijn die
de meeste Nederlandse wijnhandela
ren verkopen, want daar wordt zo ont
zettend mee geknoeid".
Na enige stilte: „Zoiets als knoeien
met wijn vind lk diefstal en bedrog. Ik
ben ook maar een zondaar, ik zal je
niet zeggen dat ik me altijd aan alle
tien geboden heb gehouden, maar wel
aan: gij zult niet stelen. Ik heb veel
onder arbeiders gewerkt, maar onder
het echte proletariaat ls niet een
steekpartij de grootste zonde, daar
kun je een medaille voor krijgen, maar
diefstal. In iemands jasje scharrelen of
iemands vrouw inpikken. In feite ls dat
een zeer primitief gegeven".
- Toen ik dit interview aan het voor
bereiden was en allerlei dingen over
u las uit de jaren '20 en '30, dacht ik:
wat leeft die man eigenlijk al lang.
Den Doolaard: „Ja.hetschijntdatik
zolang leef. omdat de ontwikkeling
van de geschiedenis sinds mijn jeugd
ln een geweldige stroomversnelling
geraakt is Alsklelnejongenhebik nog
naar die vliegtuigjes van OUJslager
staan kijken. Wat daarna allemaal ge
beurd is, vooral ook op het gebied van
de bewapeningen. Hetsnelvuurkanon,
de intercontinentale raket, en ze zijn
nog niet tevreden. Ze willen nu de do
delijke laserstraal".
GEWETEN
- Verbaast u zich erover dat men heel
nuchter bezig is het meest vreselijke
wapentuig te bedenken?
„Ik moetje zeggen dat ik me na Hi
roshima nergens meer over verbaas,
maar we zijn nu in dit interview wel op
het punt waar we moeten zijn: de
wetenschap-zonder-geweten. Zoals er
ook een politiek is zonder eeweten-
Kissinger en Breznjev die elkaar op
het tv-scherm al die smakzoenen
staan te geven. Zuiver gewetenloos"
„En er ontwikkelt zich een
economie-zonder-geweten. De grote
internationale ondernemingen zijn
vaak gewetenloos, omdat ze geen re
kening houden met mensen, maar al
leen met hun eigen voordeel. Ze halen
industrieën uit Europa weg en bren
gen die naar de Derde Wereld, omdat
de lonen daar veel lager zijn. Het to
verwoord is: het belang van onze aan
deelhouders vereist. De mensen: dat
zijn de aandeelhouders geworden In
tussen schuiven ze de werklozen op de
staat af'.
„Dit soort dingen zijn mij duidelijk
geworden toen lk in de Tweede Wereld
oorlog de eerste V-2's op Londen te
recht zag komen. De aanzet tot een
volslagen verontmenselijking, die
mensen doet afstompen. De lading
bommen op Vietnam. Afstomping, fa
talisme en onverschilligheid. Terwijl
er aan de andere kant gelukkig men
sen zijn die zeggen: we moeten iets
doen. ook al beweert ledereen dat het
een druppel op de gloeiende plaat is".
VITALIST
- Tot na de Tweede Wereldoorlog hebt
u zich wel eens een 'zorgeloos vita
list' genoemd. Daarna niet meer.
Maar wat betekende het precies.
Den Doolaard formuleert nauwkeu
rig: „Geloof in levenskracht, het leven
dat de dood overwint. Je ziet het ln de
natuur. Bij de Deltawerken heb je van
die afslultlngsdrempels in het Haring
vlieten uit zo'n gladde, betonnen plaat
zie je dan op een wonderbaarlijke ma
nier plotseling een grashalm op
groeien. Je denkt: hoe heeft-le dat ge
lapt. Dat ls vitalisme".
„Bij mijn werkhuisje heb lk wel eens
een proef genomen met een boompje
waar ik de top uitsneed. Er kwam een
zijtakje en die vormde een nieuwe top.
Dat ls vitalisme. Iemand heeft eens
proeven gedaan met eieren van zeeë-
gels, die hij doormidden sneed. In
beide helften ontwikkelde zich nieuw
leven. Ook dat ls vitalisme. Als Je de
motor van een auto doormidden zaagt,
kun Je met geen van beide helften rij
den".
- Een mens moet je ook heel laten,
wil-ie blijven functioneren.
„Dit, hè, dit hoofd ('Den Doolaard
klopt nadrukkelijk op zijn schedel),
ciie grote hersenschors, die hebben wij
moeten betalen met een weerloosheid
die vergeleken met het dierenrijk
enorm ls. Alles op aarde moet je beta
len. Daarom denk ik wel eens dat in
het hele scheppingsplan (waarlk ln ge
loof). in de hele evolutie, de mens een
experiment ls"
- Vindt u het experiment geslaagd
Den Doolaard, uitbundig lachend:
„Oh. erzijn zeer geslaagde exemplaren
bij. Maar de toekomst moet het nog
uitwijzen. Er zijn meer diersoorten
uitgestorven, en wij zijn en blijven
zoogdieren. WIJ denken datwlj de hele
rest van de schepping tot ons voordeel
kunnen uitbuiten, maar die uitbuiting
kan best ten koste gaan van het be
houd van de eigen soort"
- In 1960 hebt u al eens gezegd: veel
mensen zijn toekomst-blind. Ze heb
ben het te druk met winstmaken en
het botvieren van hun machtswel
lust. Is die blindheid sindsdien toe
genomen?
„Dat kun Je statistisch niet vaststel
len. Maar de meeste mensen willen de
toekomst niet zien uit angst Je kunt
maar een bepaalde hoeveelheid el
lende absorberen, wil Je nog een
menswaardig bestaan lelden. Je kunt
je niet voortdurend alle leed van de
wereld aantrekken; oh. die arme kin
dertjes. en morgen ls het oorlog".
zorgen om moet maken Maar op lange
termijn U het toch wel de ontwikkeling
van China Ik ben eens op «-en ont
vangst op de Chinese ambassade ge
weest. en daar werd een film vertoond
over Chinese chirurgen die een afge
rukte hand weer aan een arm zetten".
„Er was Chinese thee met. Droste-
bonbons, eigenlijk om Je rot te lachen.
Maar lk zat naast een Nederlander die
21 jaar ln China had gewoond, en die
zei: sinds 3000 jaar hebben die Chinese
vingertjes dat prachtige porreletn ge
maakt Elektronica ls een zaak van
fijne vingertje*. De Russen hebben
grove poten".
„Op korte termijn maak lk mij zor
gen over de Inflatie. Niet omdat Ik als
75-Jarlge wat spaarcentjes naar de
bliksem zie gaan, maar omdat er ont
wikkelingen op gang zijn gekomen die
geen sterveling meer beheerst Het
glipt Je uitje poten. Dc mens kan zijn
eigen daden niet meer overzien. Ten
slotte wordt de natuur er de dupe van.
arme beestjes die het ook niet kunnen
helpen".
GELIEG
- Is het verleidelijk om. als je 75 bent.
te zeggen: het zal mijn tijd wel uitdu-
ren?
„Dat zeg lk wel eens. maar dat meen
lk niet. Al het gepruts, gelleg, bedon-
derarij en de vervalsingen. Je kotst er
wel eens van. Wat kim Je eraan doen,
geen donder. Het zal mijn tijd wel ult-
duren, zeg Je dan ln een bul van fata
lisme".
„Je kunt er wel wat aan doen. al ls
het heel weinig. Maar grote beslissin
gen in de wereld worden door een hele
kleine groep mensen genomen. De po
litieke macht over het leven van de
mensheid wordt steeds groter, en die
macht ligt bij een kleine groep. De
besluiten rond de Cuba-crisis werden
genomen door een kleine groep rond
Kennedy en Kroestjov. Daar kwam in
de Sowjet-Unie helemaal niemand,
maar ook ln Amerika geen kiezer aan
te pas".
- Het was een soort schaken?
„Nee, geen schaken, het was poker,
blufpoker. En ik ben altijd gek geweest
op pokeren, want ik kan met een sta
len gezicht liegen".
VINGERTJES
- Waar maakt u zich op dit moment
het meest bezorgd over?
„Oh, erzijn zoveel dingen waar Je Je
DOODGAAN
- De laatste zin van uw roman De Go
den gaan naar Huis. luidt „Wc heb
ben tussen wonderen geleefd, maar
we hebben het niet begrepen Het
exnde van een leven, vtndl u dat ook
een wonder?
„Een zeer onaangenaam wonder.
Maar het hoort er wel bij. Ik maak me
er niet t* sappel om. Er zijn wel men
sen die zeggen: jij hebt misschien nog
maar vijf jaar te gaan. Nou. en. Het
vervelende ls dat oude vrienden dood
gaan. die Je niet kunt missen. Ze laten
zwarte gaten achter".
„Maar een van de idiootste dingen
vind lk oude-heren-reunleèn, waarop
ze tegen elkaar zeggen: en hoe gaat het
met de gezondheid? Met elkaar over
kwalen gaan zitten lullen, is het begin
van het einde. Je moet praten over wat
Je nog hebt".
..Van de zomer was lk ln Chamonix
bij mijn oude berggids. Zeer afgeta
keld. twee Jaar ouder dan lk ben.
Schenk de wijn even ln. zei hij. mijn
hand beeft zo. en dan denk Je: jceme-
nee. Hij is Jaloers op mij omdat lk nog
kan skilopen. Zijn knieën houden hem
niet meer".
„Ontzettend belangrijk ls: wat heb
Je met Je leven gedaan. Ik blijf werken,
en dan heb je geen tijd om aan zwart
galligheden te denken. Mensen die
echt zitten te levensavonden, dat lijkt
me ontzettend".
V an Pablo Neruda (1904-1973) is tot nu toe in het
Nederlands heel weinig vertaald. Sedert hij, in 1971,
de Nobelprijs voor literatuur kreeg, is er iets meer
verschenen, maar het bleef in totaal toch bij een
stuk of zeven, meest fragmentarische vertalingen
uit zijn (vaak zeer lange, cyclische) gedichten en ge
dichtenbundels. Neruda was al lang als dichter be
roemd, vooral in zijn vaderland Chili en in de
Spaanstalige landen, eer hij de Nobelprijs kreeg. Als
Nobelprijswinnaar ben je een soort monstre sacre,
maar die prijs garandeert noch echte kwaliteit,
noch eeuwige roem. Menige winnaar raakt volko
men in de vergetelheid en menige dichter die (he
laas veelal 'later") een ster van de eerste grootte
blijkt te zijn geweest, kreeg hem nooit.
Wat. Ik tot nu toe van Neruda gelezen heb, (heiaas
meestal altijd in vertalingen omdat mijn kennis van
het Spaans te kort schiet om alle finesses na te proe
ven en tweetalige edities zijn zeldzaam) doet me niet
de mening delen dat hij 'een van de belangrijkste
dichters van de wereld is' zoals er op de flaptekst van
'Een kooi vol liederen' staat. Hij heeft heel boelende
en grootse gedichten geschreven, maar ook onvoor
stelbare rommel (vooral zijn communistische
propaganda-verzen) en dat in grote hoeveelheden.
Zijn poëzie alleen al beslaat meer dan 3.000 (driedui
zend) pagina's in zijn Verzameld Werk. Lezen in Ne
ruda valt dan ook echt vaak tegen.
Naast twee volledige gedichtenbundels is er nu ook
een compleet prozawerk van hem in het Nederlands
verschenen en wel zijn laatste, zijn memoires in twee
delen, onderbroken door rijn dood: „Ik beken ik heb
geleefd' (Confieso que he vivido. Memorias. 1974). De
voortreffelijke vertaling is van Robert Lemm, die het
boek ook van nuttige noten voorzag. Maar eerlijk ge
zegd viel ook dit werk me een beetje tegen. Iemand
met zo'n boeiend leven, die zoveel mensen heeft ge
kend, zoveel landen en werelddelen heeft bezocht. -
daar had ik iets geweldigs van verwacht. Het zijn
echt 'memoires' - wat men zich herinnert, vervormd
waarschijnlijk, her- en herverteld tot het mooie ver
halen werden die zo hier en daar nog wel ln de werke
lijkheid vasthaken, maar die meer bestemd zijn om
een image op te bouwen dan om de werkelijkheid
weer te geven. Echt er in geloven doe je haast niet
meer, het lijkt te zeer door visie en temperament ge
zeefd en herschapen. En dan: in zijn gedichten staat
het vaak zoveel pregnanter en onvergetelijker. Men
vergelijke bijvoorbeeld eens de terecht zeer bekende
tweede zang uit zijn 'Canto General', Alturas de Mac-
chu Picchu, met de wel erg sobere halve bladzij be
schrijving in de Memoires. (Het kan allemaal in het
Nederlands, de zang is door Dolf Verspoor vertaald in
'De toppen van Macchu Picchu'. Arbeiderspers,
1972, de prozabeschrijving staat in deel 1, pag. 201).
Niets doet vermoeden dat de dichter hier geïnspi
reerd werd tot een van zijn grootste scheppingen - en
zo gaat het vaak in deze herinneringen.
Sf ablo Neruda werd 12 juli 1904 geboren In Parral,
Zuid-Chili en heette eigenlijk Nettall Reyes. Zijn
moeder stierf een maand na zijn geboorte. Zijn vader
was treinmachinist, verhuisde twee jaar later naar
Temuco. hertrouwde daar en de zoon liep in Temuco
van 1910-1920 het hele jongenslyceum af. In 1920, hij
is dan dus zestien, neemt hij definitief de schuilnaam
Pablo Neruda aan, later zou hij zelfs zijn naam offi
cieel laten wijzigen. Tot dan toe had hij gepubliceerd
onder zijn echte naam, Neftali Reyes en andere
namen. Zijn eerste publikatie verscheen toen hij
nauwelijks dertien jaar oud was: vanaf zijn veer
tiende publiceert hij gedichten. In 1921 gaat hij naar
Santiago om verder Frans te studeren, het publice
ren gaat door. In 1924. hij is dan nog niet ten volle
twintig, verschijnen zijn 'Veinte poemas de amor y
una canion desesperada' (20 liefdesverzen en een
wanhoopslled, ook in het Nederlands verkrijgbaar)
dat nog steeds tot zijn hoofdwerken gerekend wordt
en dat hem direct beroemd maakte. Zijn aantal lite
raire activiteiten is dan al groot. In 1927 wordt hij
honorair-consul in Birma en daarmee begint zijn di
plomatieke loopbaan die hem vrijwel de hele wereld
door zal brengen. Zo is hij in 1930 consul in Batavia,
waar hij in het huwelijk treedt met een Nederlandse
vrouw, Marie Hagenaar. Uit het huwelijk, dat later
ontbonden werd, ls een dochter geboren die maar
acht Jaar oud werd. In 1934 heeft hij Delia del Carril
ontmoet, die ook weer, in 1955, uit zijn leven zal ver
dwijnen om plaats te maken voor Matilde Urrutia,
die thans zijn weduwe is Diplomatiek en literair
werk brengt hem de hele wereld over, het aantal lan
den dat hij bezoekt is legio, in 1972 zal hij nog deel
nemen aan Poetry International in Rotterdam. In
1970 was hij kandidaat voor het Presidentschap in
Chili, maar toen Allende naar voren kwam trad hij
direct terug. Hij werd toen ambassadeur in Parijs. Op
11 september 1973 stierf Allende. op 23 september
van hetzelfde jaar Neruda (ln Santiago).
H,
et is een fascinerend leven geweest, dat echter
markanter overkomt ln zijn poëzie en andere literaire
werk dan in memoires. Ik zal een tekenend
voorbeeld geven, zijn ontmoeting met Che Guevara.
Daar verwacht je wat van, niet waar Dit is alles:
„Mijn eerste ontmoeting met Che Guevara droeg een
heel ander karakter. Dat gebeurde in Havanna.
Tegen enen 's-nachts bezocht ik hem. door hem uit
genodigd op zijn kantoor van het ministerie van fi
nanciën of economie, daar lüil ik van af zijn. Daar hij
met mij om middernacht had afgesproken, was ik
dus te laat: ik had een officiële plechtigheid bijge
woond waaraan geen einde scheen te komen en ze
hadden mij plaats doen nemen in het presidium.
'El Che' droeg laarzen, een velduniform en aan
weerszijden een pistool in de gordel. Zijn tenue was
in tegenspraak met de bankachtige ambiance van
zijn kantoor.
'El Che' ivas donker, sprak zeer traag, met een on
miskenbaar Argentijns accent. Het was een man om
langzaam een gesprek mee op te bouwen, op de
pampa, onder het genot van de ene maté na de ande
re. Zijn zinnen waren kort en liepen uit in een glim
lach, alsof hij zijn commentaar in de lucht liet zwe-
Ik voelde me gevleid door wal hij zei over mijn Canto
General. Hij las er gewoonlijk 's-nachts uit voor aan
zijn guerrilleros in de Sierra Maestra. Nu, na al die
jaren, ril ik bij de gedachte dat mijn verzen hem ook
in de dood vergezeld hebben. Van Régis Debray ver
nam ik dat hij in de bergen van Bolivia tot op het
laatste moment slechts twee boeken in zijn rugzak
bewaarde: een rekenboek en mijn Canto General.
'El Che' vertelde me die avond iets dat me behoorlijk
van mijn stuk bracht, maar dat wellicht ten dele zijn
lots'oesiemming verklaart. Zijn blik gleed weg van
mijn ogen naar het duistere raam van het bankge
bouw. We spraken over een mogelijke Noordameri-
kaanse invasie op Cuba. Ik had in de straten van
Havanna hier en daar op strategische punten zand
zakken zien liggen. Plotseling zei hij: „De oorlog
de oorlogWe zijn altijd tegen de oorlog, maar
wanneer we er een hebben gevoerd, kunnen we niet
zonder oorlog leven. We willen er telkens opnieuw
naar terug". Hij dacht hardop na, voor mij en voor
zich zelf. Ik hoorde hem aan met oprechte ontstelte
nis. Voor rnjj is oorlog een dreiging en geen bestem
ming.
We namen afscheid van elkaar en ik heb hem nooit
meer gezien. Niet lang daarna vonden zijn strijd in
het Boliviaanse oerwoud en zijn tragische dood
plaats. Maar ik blijf in Che Guevara die in gedachten
verzonken man zien, die in zijn heroïsche strijd,
naast zijn wapens, voor altijd een 'plaats had inge
ruimd voor de poëzie' (pp. 160/161. deel 2).
Over die dood had hij op pag. 131 ln nog al gezwollen
proza al geschreven:
'Een bittere pil was de officiële moord op Che Gue
vara in het diep droevige Bolivia. Het telegram van
zijn dood liep als een heilige rilling over de rug van
de wereld. Miljoenen elegieën probeerden zijn heroï
sche, tragische levenswandel te accentueren. Te zij
ner nagedachtenis brak over de gehele wereld een
storm van gedichten los, zo'n groot verdriet niet al
tijd even waardig. Ik ontving een telegram uit Cuba
van een literaire kolonel waarin mij om een bijdrage
werd verzocht. Ik heb nog steeds niets geschreven. Ik
geloof dat zo'n elegie niet alleen van een onmiddellijk
protest moet getuigen, maar ook een diepe weer
klank dient te zijn van zijn smartelijke geschiedenis.
Ik zal het gedicht overdenken totdat het in mijn brein
en in mijn bloed is gerijpt'.
Wat me ontroert is dat ik de enige dichter ben die in
het dagboek van de grote guerrilleroleider wordt
aangehaald. Ik herinner, mij dat 'El Che' mij eens, in
het bijzijn van sergeant Retamar. vertelde dat hij
mijn Canto General vaak aan de nederige, roemrijke
baardmannen van het eerste uur in de Sierra Mae
stra had voorgelezen. In zijn dagboek schnjfl hij.
klaarblijkelijk in een opwelling, een versregel over
uit mijn 'Canto a Bolivar': 'zijn kleine lijk van moe
dig kapitein (pp. 131/2, deel 2).
En heel eigenlijk is dit wel een beetje de teneur van
alles: het draait om Neruda en om de poëzie van Ne
ruda. Hij is vreselijk IJdel. Zelfs ais hij zegt dat z'n
belangrijkste prijs (en hij kreeg er zovele) de opmer
king van een beklagenswaardige arbeider in een sal
petermijn was, die hem zei: „Dc ken je al heel lang,
broeder" wordt dat geïnterpreteerd: 'Je bent niet al
leen, er ls een dichter die denkt aan Jouw verdriet' ip.
208, deel 1)
Ongeveer gelijktijdig verscheen ook bij de Arbeiders
pers een kleine selectie uit Neruda's poëzie, vertaald
door Riekus Waskowskv: 'Een kooi vol liederen',
waarop ik een andere keer terug kom.
Pablo Neruda: Ik beken lk heb geleefd. Hertnne.-ir.gen, deel l en deei 2.
vertaald door Robert Lemm. Arbelderspera, Amsterdam, ƒ45.-
PABLO NERUDA