HET PROFETISCH MENU ANNO 1976 IS UITERMATE NAARGEESTIG BEWOON DE WERELD! Studenten bouwden prototype van elektrische auto DE KRITISCHE JEUGD EN DE KERK 18 "DAT ALLEN EEN MOGEN ZIJN9 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT ZATERDAG 24 JANUARI 1976 Ruim een jaar geleden heeft het NIPO een onderzoek ingesteld on der 1265 Nederlanders, waarbij één van de kernvragen was: „Gelooft u dat het einde der tijden nabij is?" Dertien op elk£ honderd onder vraagden antwoordde met een volmondig: ja. Een andere dertien procent bleek te twijfelen. Door middel van een nadere vraagstelling kwam he^ NIPO erachter, dat protestanten een somberder toekomstbeeld met zich ronddragen dan katholieken. Van de protestanten die werden ondervraagd meende namelijk 28 procent dat de jongste dag weldra zal aanbreken, terwijl slechts 7 procent van de ondervraagde ka tholieken er zo over dacht. De vraag naar een al dan niet verwacht einde der tijden maakte deel uit van een breder onderzoek, dat onder meer betrek king had op de mate waarin het Neder landse volk gelovig is. De enquêtevraag over het einde der tijden is echter op zich zelf zo belangwekkend, dat het beslist de moeite zou lonen als men daaraan eens een apart NIPO-onderzoek kon wijden. Uit een analyse van de antwoorden zou men iets te weten kunnen komen over ons cultuurpes simisme. Door middel van elkaar opvol gende opinie-onderzoeken kan bovendien worden bepaald, in welk tempo dit pessi misme zich verdiept en uitbreidt. Echter: ook zonder een NlPO-enquète kunnen wij wel aannemen, dat de Nederlander anno 1976 al weer heel wat somberder tegen de toekomst aankijkt dan hij in 1975 al deed. Hoewel in veel gevallen de verwach ting van de eindtijd als positief-christelijk kan worden gezien, neemt dit toch niet het feit weg dat de komst van Gods koninkrijk op aarde tevens het einde van onze huidige beschaving betekent en dat men dit als een pessimistisch vooruitzicht kan beschouwen. Historisch gezien is het niet ongewoon, dat mensen bij het naderen van een nieuwe eeuw, en vooral als het om zulke ronde jaar tallen als het jaar 1000 of 2000 gaat, onheils verwachtingen koesteren. Nog meer alge meen is, zeker in de laatste tientallen jaren, het verschijnsel dat door de Amerikaanse futuroloog Alvin Toffler wordt aangeduid met het begrip 'Toekomst-Shock'. Een toekomstshock doet zich in de samen leving voor als deze, veelal als gevolg van een verbeterde communicatie, opeens met „ontzettende helderheid gaat zien in welk soort wereld men eigenlijk is komen te le ven.' Allerlei ontwikkelingen die geruisloos vorm hebben gekregen, presenteren zich plotseling en tegelijk in hun volle conse quentie aan ons en jagen ons door hun schijnbare onvermijdelijkheid en hun bruta liteit, schrik aan. Wij antwoorden daarop met een afweerreactie, die veel ernstiger ge volgen kan hebben dan de aanleiding waar door de paniek is ontstaan. Neuroses, drug gebruik, verslaving aan alcohol, vervreem ding en zelfs zelfmoord kunnen door die pa nieksituatie worden bevorderd. Onheilsprofeten ons wordt medegedeeld, wekken de indruk Wij worden gebombardeerd met onheilpro fetieën en deze kunnen op den duur hun uitwerking niet missen. Wie een poosje op dit soort profetieën let, merkt dat zij ons bijna allemaal willen doen geloven, dat de mens zichzelf tot vijand geworden is; dat hij zichzelf en onze planeet zal vernietigen In dat beeld speelt de techniek de rol van een uit de doos van Pandora ontsnapte gruwel, die niemand straks meer in de hand heeft. Alles wat eens zo verleidelijk en zo comfor tabel leek, zal tot instrument van onze on dergang worden, zo heet het. De ene dag le zen wij dat biologen beweren dat in de komende 25 jaar niet minder dan een kwart van alle flora op aarde (50.000 plantensoor ten) uitgestorven zal zijn. De volgende dag nemen wij verschrikt kennis van het feit dat alle levende wezens op aarde een dosis van het bestrijdingsmiddel DDT (een ge meen gif) in hun lichamen hebben zitten. Wij lezen over kwik dat onze voedselketens verziekt; over het drijfgas uit spuitbussen dat de ozonlaag rond de aarde oplost, zodat wy allemaal verschroeien; over het gevaar van biologische schade of onvruchtbaarheid door een overvloed aan hormonen in ons voedsel en ons drinkwater; over radio actieve vergiftiging van de atmosfeer, over verzilting van de Rijn en fosfatering van onze meren. Bij wijze van variatie op het naargeestige profetische menu anno 1976, biedt men ons dan nog allerlei griezelige po litieke dreigingen aan, bijvoorbeeld op het klassieke apocalyptische strijdtoneel van het Midden-Oosten, of vertelt men ons dat er wapens bestaan waarmee men het hele klimaat op aarde kan veranderen. Wie alles gelooft zal er heilig van overtuigd moeten zijn, dat het de mens vandaag de dag gegeven is om zelf het laatste oordeel te bewerkstelligen, desnoods in vijf of zes ver schillende variaties. De techniek is in dit perspectief gezien, de grote boosdoener. Nieuwe vindingen van de techniek worden dan ook tegenwoordig be groet als stukjes instant-apocalyps. Van de laserstraal en van een deodorant vragen wij ons onbewust af, wat de plaats van dit nieuwe snuQe in het ondergangsgebeuren zal zijn. Zo is in de ogen van velen de tech niek ontaard van een dienaresse in een wrede meesteres. Zij staat niet meer aan onze zijde maar tegenover ons, gewapend met de vreeswekkende macht om ons allen te vernietigen. In deze opvatting is de tech niek satanisch en dus zondig. Helpende hand Mrt het begrip'zonde' wordt een moreel en ethisch begrip ingevoerd en het. is op dit stuk van zaken dat ook de kerken hun aan deel aan de discussies gaan leveren, zoals zij verplicht zijn te doen. Men kan zich nu moeilijk aan de indruk ont trekken, dat bepaalde moderne pastores ons een handje bij het oplopen van een toe komstshock willen helpen, in plaats van ons bij te staan om die shock te voorkomen ol te genezen. Wij kennen voorbeelden van publikaties en lezingen die aantonen dat in de praktijk van de prediking, op subtiele wijze de bijbelse schildering van het einde der tijden plaats heeft moeten inruimen voor het rapport van de Club van Rome en voor taferelen die meer uit de science fiction literatuur dan uit de Heilige Schrift stammen. Sommige godsdienstige genoot- schappen floreren zelfs bij de gratie van de vree! voor het naderend einde, dat (al naar behoefte) wordt toegeschreven aan natuur rampen of aan een catastrofe die veroor zaakt wordt door een op hol geslagen tech niek. Er zijn weinig aanwijzingen dat de theologie zich inspant om de mens te zeggen hoe hij in de wereld, mét de techniek kan leven Het heeft er eerder de schijn van dat .de theologie al met de techniek heeft afgere kend en dat zij uit die hoek niets goeds verwacht. Sedert Galileï zit er iets mis tus sen de theologen en de technologen. Anders is het met de wijsbegeerte, die ook in onze tijd probeert om moedig vooruit te denken.Een belangwekkend voorbeeld van zulk vooruit-denken is het in de vijftiger ja ren verschenen boek van prof. Karl Jaspers. „Die Atombombe und die Zukunft des Menschen'. Dit boek is een serieuze poging om de werkelijke situatie waarin de mens in het atoomtijdperk verkeert, in kaart te brengen. Vanuit zijn Erasmiaanse visie ana lyseert Jaspers de emotioneel zwaar bela den problematiek van de kernenergie en ontwerpt hij de structuren die door de aan wezigheid van de kernenergie in onze we reld worden vereist, De theologie verschaft de mens op zulke dwingende vragen maar zelden een realis tisch antwoord. Het wantrouwen tussen theologie en technologie is daarvoor te diep geworteld en de begrippenwerelden liggen daarvoor te ver uiteen. Het zou interessant zijn om te weten hoe de theologen en technologen elkaar zien. Waarschijnlijk zien de theologen de mensen uit de' techniek als mensen die gedreven door nieuwsgierigheid en prestatiezucht elke vinding zullen ontwikkelen die hen maar'in teressant genoeg voorkomt, De technologen op hun beurt zien de theologen waarschijn lijk als mensen wier voornaamste bijdrage aan de kennis over de Schepping gelegen is in studie over de vraag of de ezel van Bi- leam nu wél of niet gesproken heeft. Dat beide partijen elkaar met zo'n oordeel on recht aandoen spreekt vanzelf. Erger is ech ter de sfeer van onbehagen en onzekerheid die daardoor in brede kringen wordt ver spreid. Hieraan zou alleen iets ten goede kunnen worden veranderd indien de theo logie en de technologie elkaar zouden leren verstaan en vertrouwen. Is daar uitzicht op? Bezinning In beide kampen ziet men sinds enkele.ja- ren bezinningsbewegingen ontstaan, die zich richten op wat veelal genoemd wordt: 'de wereld'. De kerkelijke bezinningsbewe gingen hebben ten doel om situaties en structuren in wereld en maatschappij in het kritisch licht van letter én geest van het evangelie te plaatsen Behalve zichzelf roe pen de kerken daarbij ook tal van maat schappelijke instituties, zoals het. geldwe zen, de techniek, de politiek enz. ter ver antwoording. De bezinning in de kring van de technolo gen is veeleer binnenwaarts gericht, maar ook deze bezinning leeft als toetssteen: de wereld en de samenleving. Het was geen toeval, dat de tiende Industriedag aan de Twentse Hoge school geheel gewijd was aan het -thema: „De ingenieur in de wereld van morgen." De diverse inleidingen op de industriedag han delen over de mogelijkheden die de inge nieur in handen heeft om de strijd tegen ziekte, ellende, honger en vuil in de wereld aan te binden, alsook over de vraag welke rol de techniek kan spelen bij het scheppen van rechtvaardiger inkomensverhoudingen op aarde. Het voorbeeld staat niet alleen. Op het eerste gezicht zou men kunnen den ken dat een integratie van de bezinnings bewegingen, als zij tóch allebei de harmoni sche en billijke ordening van ons aards be staan op het oog hebben, eenvoudig moest zijn. De werkelijkheid is echter anders. Dat komt doordat theologen en technologen hun eigen opdracht geheel verschillend ver staan Als men, zwart-wit^de mening van de theo logie formuleert, dan komt er zoiets uit als: „Stop deze wereld, wij willen eraf!" De technologie meent - ook even zwarLwit ge steld - dat zij over het vernuft en de instru menten beschikt om de mensheid door middel van een voortschrijdend technisch proces naar betere tijden te leiden. De theologie is geneigd om diegenen gelijk te geven die zeggen dat wij kokhalzen in ons eigen vuil. De technici kwantificeren zo'n probleem en geven de beangste burger op hun manier weer wat hoop. Verrassingen' Een markant voorbeeld van dit laatste is een relaas van de Amerikaanse chemicus John J. McKetta, die probeert om onrea listische ondergangsprofetieën te ontkrach ten door wat hij noemt: de acht verrassin gen van vandaag. Deze verrassingen be staan hieruit, dat alle vormen van vervui ling waarover wij ons dagelijks ongerust maken, bij elkaar nog niet één procent uit maken van wat de natuur zélf ons al sinds de eerste scheppingsdag permanent aan mi lieuvervuiling aandoet. Wat de pessimisten ook beweren, zegt McKetta, de mens is een voudig niet bij machte om de aarde door middel van milieubederf onbewoonbaar te maken, Alle menselijke vervuilingsactivi teit sinds Adam en Eva staat gelijk aan de milieuvervuiling die door twee vulkaanuit barstingen teweeg wordt gebaeht. En zulke uitbarstingen hebben zich bij duizenden voorgedaan, zolang de aarde bewoond is."' Indien de theologen dit vertrouwen in het geduld en het herstellend vermogen van de schepping zouden willen overnemen, dan zou een dialoog tussen theologen en techno logen eenvoudig en vruchtbaar kunnen zijn. Beide partijen zouden verrassing nr. 8 van prof. McKetta tot hun leuze maken; een leuze die luidt: „Wij zullen leven!" Maar dat zien wij evenmin gebeuren als dat de technologen de slagzin 'Wij stinken erin' overnemen. En daardoor blijven verwarring en onzekerheid als een voorschot op het apocalyptisch verschrikkingenpakket ons deel. A.F.M.C.Koopman. EINDHOVEN - Vier studenten van de Academie Industriële Vormgeving Eindhoven hebben in opdracht van de TH Eindho ven de carrosserie van een elek trische auto ontworpen en ge bouwd. Het resultaat is een mo del op ware grootte, echter zon der motor en andere essentiële componenten. Deze „dummy" is te zien op een, tentoonstelling in het hoofdgebouw van de TH. De expositie laat voorts zien hoe het prototype tot stand is gekomen. Op de TH Eindhoven wordt al en kele jaren studie verricht naar een elektrische stads- en forensenau to. Er zijn vele onderzoeken ge daan en er lopen nog projecten. Zo wordt binnen de afdeling schei kundige technologie onderzocht hoe de door accu's te leveren energie een zo gunstig mogelijk rendement kan opleveren. Bij de afdeling elektrotechniek vinden onder andere studies plaats naar de meest geschikte motor. De voertuigtechnische aspecten wor den onderzocht binnen de afdeling werktuigbouw. „Vanzelfsprekend koesteren we de hoop dat onze constructie ooit nog eens in produktie wordt ge bracht. Dat is echter niet het hoofddoel geweest. Het vormt een onderdeel van het pakket dat wij in het examenprogramma van de academie moesten afwerken", zegt Dirk Osinga, één van de vier studenten. Samen met Paul Driessen, Peter Fransen en André Rotte heeft hij er anderhalf jaar aan gewerkt. In die tijd hebben de studenten met een enorme intensiteit en een wil om te slagen hun doorzettings vermogen getoond. Vele moeilijk heden moesten worden overwon nen. enorm veel research moest worden verricht. „Wij hebben geen van allen een technische opleiding gehad. Je hebt er geen idee van wat er allemaal moet gebeuren Maar goed ook, anders kreeg je vooraf al maagpijn", lacht Paul Driessen. En André Rotte vervolgt: „Het ging wat ons betreft hoofdzakelijk om de vormgeving, zowel van het interieur als van het exterieur. De plaats van de bestuurder is voor ons het uitgangspunt geweest. Het was vooral de bedoeling een voertuig te construeren dat oogt. dat straks, wanneer het eventueel op de markt komt, door de massa wordt geaccepteerd en we wilden vooral een wagen bouwen die aan alle veiligheidseisen voldoet". „In augustus 1974 zijn we begon nen. In het begin hebben we enorm veel gelezen. Tijdschriften en vakliteratuur. Alles wat we te pakken konden krijgen werd ver slonden. Het was voor ons alle vier de laatste opdracht. Wanneer we die goed zouden volbrengen zou het diploma van de vijfjarige aca demie worden uitgereikt, De heer L. Leopold, docent aan de afdeling emogomie aan de TH, was de rijksgecommitteerde die ons moest beoordelen. Zijn oordeel luidde: „Ik ben zeer wel te spreken over het resultaat". Resultaat Het resultaat mag er dan ook zijn. Het is een prototype geworden met een breedte van 1.70 meter en een lengte van 3.50 meter. Een vrij korte draaicirkel, gemakkelijk in het stadsverkeer, een wendbaar heid die met alle automobielen van deze omvang kan wedijveren en ten slotte een wagen die een snelheid kan halen van 80 km pei uur. Waarom met vier man? André Rotte; „De opgave was zo arbeidsintensief dat die nooit door één man geklaard had kunnen worden. Er moesten niet mindeT dan 300 technische tekeningen worden gemaakt. In het begin hebben we er geweldig tegenop gezien, maar naarmate het werk vorderde zijn we ervan gaan hou den. De schooluren werden al snel uitgebreid met avonduren en de laatste maanden hebben we er zelfs verscheidene nachten aan doorgewerkt. We hebben ons al tijd voorgehouden dat er ook in de echte autoindustrie jarenlang aan die meer is gericht op het open de ontwikkeling en constructie baar vervoer", van een nieuwe wagen wordt ge- werkt". De elektrische auto heeft volgens de constructeurs vele voordelen. Het is een goede bestrijder van de luchtvervuiling. De energiebron nen worden ér door gespaard, ze ker wanneer de elektriciteit door de zon kan worden opgewekt. De grote vraag is echter: „Kan een elektrische auto worden gemaakt tegen een betaalbare prijs?". Paul Driessen: „Een kwetsbaar onderdeel is ongetwijfeld de accu. Bij de afdeling elektrochemie van de TH staan de energiebronnen van onze auto al een jaar in proef opstelling. We streven naar een duurzame accu, die ongeveer 15 jaar mee kan gaan. De grondstof fen voor een accu zijn erg duur. Wanneer er in een grote frequentie accuvemieuwing nodig is, is het geen haalbare kaart. Het is de op zet dat onze auto een gebruiks- f.inctie voor particulieren krijgt. Dit in tegenstelling tot de wit-car, „De „dummy", die in Eindhoven staat tentoongesteld, heeft ook een grote laadruimte, zodat hij in de stad als bestelauto in de bood schappendienst kan worden ge bruikt. De prijs zal ongeveer in verhouding staan tot de midden klasse personenwagen. In het be gin wat duurder, maar wanneer er 'n massaproduktie op gang komt zakt automatisch de prijs. De le vensduur van een elektrische auto is echter veel langer. Hij moet en kele keren de kiok (ongeveer 200.000 kilometer) kunnen rond gaan". Geen modewagen De vier constructeurs hebben er vooral naar gestreefd geen mode wagen te ontwikkelen. Vrij een voudig maar uiterst functioneel. Speciaal aan de bestuurder moet comfort worden geboden. Eén van de belangrijkste eisen die elke chauffeur aan zijn wagen stelt, is dat hij er gemakkelijk in kan zitten. Hier is veel aandacht aan besteed. Niet voor de gemid delde mens alleen, maar een vrouwtje van 1.40 meter moet zich even goed in de wagen thuisvoe- len als een man van twee meter. Er werden met 27 personen, zeven dames en '20 heren, variërend in lengte van 1.45 meter tot 2.00 me ter proeven genomen. Ook het postuur van deze „proefkonijnen" speelde een belangrijke rol. De stoel, ook een eigen ontwerp, is zowel in de zitting, de leuning als de hoogte van de rugleuning ver stelbaar. Voorts is de range tussen stuur en zitting te verschuiven, terwijl ook het stuur zelf hoog en laag kan worden geplaatst. De gaspedaal en voetrem zijn veel groter dan bij een benzineauto. Dat kan omdat er geen versnellingsbak en geen koppeling aanwezig is. Het bedie ningspaneel. zoals licht, ruiten wisser en sproeier bevinden zich met hendels aan het stuur. Ook het in- en uitstappen is door een speciale plaatsing van de stoel en hoogte van de wagen zo gemakke lijk mogelijk gemaakt. De vorm van het chassis is uniek te noemen. De basis hiervan is de zware accukoker, waarin tien tot twaalf accu's kunnen worden ge plaatst. Daaraan zijn dwarsver- stevigingen bevestigd waardoor een combinatie van een rugge- graat en een platvorm-chassis wordt verkregen Ook bij de vorm van de carrosse rie is men uitgegaan van comfort, eenvoud, functie, veiligheid en openheid. Alle vier hebben voor zichzelf een model gemaakt, waarna in onderling overleg de juiste vorm werd gekozen. Een pluspunt in het geheel is, dat de vier examinandi binnen het vooraf opgestelde budget zijn ge bleven. Dit was bepaald op 4000 gulden. Deze kosten heeft de afde ling vervoer en techniek van de TH voor haar rekening genomen. In 'Hervormd Nederland' van de vorige week stond een vraaggesprek met Thijs Booy, die nu een plaats inneemt in het curatorium van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Kort na de tweede wereldoorlog kwam zijn naam nog al eens in de pers door hetgeen hij schreef. Hij hield toen bijv. een vurig pleidooi voor een hereniging van de hervormde en gerefor meerde kerken. In zijn gereformeerde kringen werd hij toen aangezien als een verstokte revolutionair en in eigen kerk werd dan ook tegen hem gewaarschuwd. We zijn nu een kleine dertig jaar verder. De Geref. Kerken zijn lid geworden van de Wereldraad van Kerken (ook een van de grote wensen van Thijs Booy) en de gedachte van een samengaan van de twéé genoemde kerken klinkt nu niet meer zo wereldvreemd als het in die jaren in veler oren het geval was. In 'Gereformeerden waarheen?' en 'Gere formeerd. hoe lang nog?' heeft hij ook ge schreven over de jongeren. Men weet niet in de leidinggevende kringen van onze kerken - aldus Thijs Booy - wat er onder de jonge ren leeft. De oorlogsjaren zijn hen niet on gemerkt voorbij gegaan. Ze zullen niet meer als gedweeë dieren aan de leiband lopen en ze zullen zich niet meer laten persen in het gareel dat ouderen voor hen klaar hebben staan. Ze zullen niet meer als vanzelfspre kend aanvaarden de weg die ouderen wen sen en menen dat zij die moeten gaan, dit zowel maatschappelijk als kerkelijk. Nu is er dan een rapport verschenen over de rooms-katholieke jongeren en dit herinnert ons in veel dingen aan datgene wat eenmaal door Thijs Booy is geschreven. We hebben zo de indruk dat het wel gaat over de jonge ren uit de R-K Kerk, maar dat hetgeen hier wordt geconstateerd, ook geldt voor de an dere kerken, zij het dan ook dat er hier en daar verschillen zijn doordat, zowel de structuur van de R-K Kerk. als ook haar eredienst wat anders is dan die men vindt bij de kerken die uit de Reformatie zijn voortgekomen. Wanneer het gaat over de jeugd is er altijd en overal reeds sprake ge weest van een generatie-verschil. In het be gin van onze eeuw was deze er evenzeer als dat nu het geval is. Maar hierbij is toch wel te bedenken dat de accenten toen anders lagen en dat, naar ons gevoelen, de kerk er nu veel meer bij betrokken is dan dat vroe ger bet geval was. In het bijzonder geldt dit ook voor de R-K Kerk. In oktober 1974 heeft het Vaticaan aan alle nationale bisschoppenconferenties ge vraagd om een rapport over de verhouding van jeugd en kerk in eigen land. Men had zulk een rapport nodig voor een studie 'over jeugd en geloof in Europa'. Men heeft daar over in Rome blijkbaar zorgen en dat zeker wat ons werelddeel betreft. In ons land hebben de bisschoppen aan twee mensen, die men daartoe deskundig oordeelde, 'n op dracht gegeven zulk een rapport samen te stellen. Het vorige jaar is het vrijlijvïge rapport naar Rome gezonden. In de brief van de bisschoppen, die het rapport begeleidde, hebben zij gezegd „dat het rapport de visie weergeeft van de samenstellers en hun informanten, die echter niet in alle opzichten de visie van de bisschoppen is". De bisschoppen houden dus een slag om de arm en ieder van hen kan in de toekomst zeggen dat hij het met de voorgedragen visie niet eens is, althans niet met bepaalde onderdelen. Maar het ge hele rapport is in hun ogen toch niet zó, dat zij de doorzending naar Rome hebben ver hinderd, al zullen sommige bisschoppen toch wel met ernstige bezwaren naar voren zijn gekomen. Dit rapport nu is de vorige week openbaar geworden, waarbij ook weer uitdrukkelijk werd vermeld „dat de bis schoppen de inzichten van de rapporteurs niet in alle opzichten delen". De bisschop pen vragen nu aan Nederlandse organisa ties en personen, die met jongeren te maken hebben, om hun reacties. In de loop van dit jaar mag men dus allerlei besprekingen verwachten over de vraag: is hetgeen in dit rapport over de jongeren en de kerk gete kend is. juist, of hebben de samenstellers een overtrokken beeld gegeven? In 1968 wilde 65 procent van de jongeren in de leeftijd van 16-20 jaar in ons land nog tot een kerk behoren. In 1974 was dit gedaald tot 50 procent. Van die helft gaan ruim 40 procent geregeld naar de kerk; 20 procent nu en dan en ongeveer 30 procent nooit. Dit is het resultaat van een onderzoek dat een paar jaar geleden is ingesteld. De vraag waarop de samenstellers van het rapport een antwoord moesten zoeken was natuur lijk: waaraan ligt het dat zulk een groot deel van de jongeren niet meer geïnteresseerd is in de kerk? Allereerst dan wordt nagegaan de positie van de jeugd in het algemeen in onze maatschappij. Gewaarschuwd wordt echter de jongeren in een 'apart kader' on der te brengen, zoals nog al eens geschiedt, Zij zijn* niet los te maken van heel ons maatschappelijk bestel. Onder hen is een hoger percentage werkloosheid. Te deden- ken is ook dat de jeugd 'een grotere gevoe ligheid voor veranderingen, vernieuwingen, kritiek, teleurstelling in de maatschappij en de kerk van nu', heeft. Er leeft onder haar hoop op het nieuwe en dat geldt ook voor nieuwe vormen van geloof. „Spanningen, ontwikkelingen en conflicten in samenle ving en kerk barsten hier het eerst naar bui ten". „De jeugd geeft het eerst gestalte aan wat onder volwassenen nog onderhuids leeft." Zij is wars van 'autoritaire gezagsuit oefening en opgelegde normen-patronen.' Hierin ligt reeds opgesloten een conflict tussen jeugd en kerk; zeker met de R-K Kerk. maar met deze waarlijk niet alleen. „De kerk is pessimistisch over de jeugd; de jeugd is pessimistisch over de kerk". Dit geldt vooral wanneer het gaat over het in stituut van de kerk. „Heel veel jongeren ha len de schouders op als het gaat over de kerk als gemeenschap met eigen structuren van gezag en ambt." Kerkelijke vraagstuk ken zijn voor hen niet interessant meer, „omdat ze geen antwoord geven op de we zenlijke vragen waarmee de jeugd bezig is". De kerk wekt nog slechts aanstoot als ze stelling neemt in menselijke vraagstukken, Zo hebben de kerkelijke autoriteiten en in het bijzonder de paus, geen gezag meer over gehouden. Een heleboel kerkelijke geboden en verboden, zoals het huwelijksverbod voor priesters, gaan volkomen langs hen heen. En in deze sfeer van denken is het be grijpelijk dat de uittocht uit de kerk begint. „De kerk is voor hen te moeilijk, te cultu reel belast, te intellectualistisch, een standskerk met een autoritair karakter dat voortdurend herinnert aan de eigen situa tie, het ondergeschikt zijn". Het kerkelijk taalgebruik maakt bovendien dat de af stand nog groter wordt. Bij de werkende jongeren - zo constateert het rapport - is de verwijdering het grootst. In het laatste deel van het rapport wordt de vraag gesteld of de jongeren, met het losla ten van de kerk, ook alle religieusiteit heb ben losgelaten. Zijn zij nu los van alle chris telijke geloof? Hier maken de samenstellers onderscheid tussen kerkelijke, christelijke en algemene religieusiteit. Niettegen staande hun bezwaren, blijft een deel van deze jongeren verbonden aan het geloof waarin zij werkelijk zijn opgevoed. Een an der deel zoekt vervanging in een meer oe cumenische religieusiteit. De kerkelijke re gels worden hier gemakkelijk terzijde ge schoven. Een gedachte die bij deze tweede groep voorkomt is, dat de kerk als instituut moet sterven om ruimte te maken voor de kerk die in het evangelie wordt bedoeld. Men zoekt uiting voor zijn geloof in bewe gingen als van Taizé, de Pax-Christi- voettochten en in een beweging als de christenen voor het socialisme, waar men meer communicatie vindt en antwoorden op de levensvragen. Ook zijn er jongeren die belanden in een algemene religieusiteit, waaruit heel wat actiegroepen zijn voortge komen, zoals de wereldwinkels en het Angola-comité. „Het beeld van Jezus als partijganger van de armen doemt hier op". De uittocht uit de kerk mag dan begonnen zijn, zo constateert Joost Reuten naar aan leiding van dit rapport, „maar Jezus leeft onder de jonge mensen; voor zijn idealen hebben zij soms heel wat over". Er is kortsluiting tussen de jongere genera tie en de kerk. Die is er vroeger ook wel ge weest, maar de gevolgen zijn tegenwoordig voor de kerk ernstiger en te begrijpen is dat de bisschoppen hier bezinning vragen. En dit des te meer, omdat- de jongeren uitspre ken wat bij ouderen leeft. Het zinnetje van het rapport dat de jeugd gestalte geeft aan wat bij ouderen onderhuids leeft, is hier kenmerkend. We geloven dat dit, gedeelte lijk althans, waar is. Is het besef niet ver minderd dat wij de leiding van de kerk no dig hebben? Hoevele ouderen zetten ook hier niet vraagtekens? Het gaat om de doorwerking van het Evangelie, zowel in het persoonlijk leven, in het gezinsleven, alsook in het maatschappelijk bestel. Moeten we de kerk aantrekkelijker maken? Men heeft het geprobeerd op verschillende manieren. Het succes is, voor zover we dat kunnen overzien, slechts tijdelijk geweest. Het'gaat er om echt kerk van Christus te zijn en wanneer we daarnaar streven, zullen we dichter moeten komen bij hetgeen ook een deel van de jongeren zoekt, waarover dit rapport spreekt. Aan een rasechte Amster dammer. die het leven van zijn stad kende, vroegen we eens hoeveel actiegroepen er in zijn stad waren. Het juiste getal wist hij niet te noemen. Het waren er veel. Maar hij voegde er aan toe: u zou nog meer verbaasd staan wanneer u wist hoeveel godsdienstige en sectarische groepen er hier zijn en hoe veel jongeren daaraan deelnemen. Drugge bruikers krijgen ruime aandacht, maar deze niet, en ze zijn er ook. H. Met de regelmaat van de klok laat de televisie beel den zien uit Noord Ierland. Het ene bericht al gruwelij ker dan het ander. Je ziet tanks in straten, mensen die haastig de straat oversteken, soldaten met het geweer in aanslag op de hoeken van de stra ten. En daarbij hoor je de onbewogen stem van de nieuwslezer: „Gistermiddag werden tien protestanten die van hun werk op weg waren naar huis, door ka tholieken dood geschoten. Het was een wraakactie voor het vermoorden van vijf katholieken vorige week." Dat duurt nu al jarenlang. Je vraagt je af: „hoe is het toch mogelijk"? Je wordt, er pessimistisch van: is dat nu die kerk van Jezus Christus? Als je dan in de 'Handelin gen van de apostelen' leest: „allen die het geloof hadden aangenomen waren eensge zind en bezaten alles ge meenschappelijk", dan mag dat wel een heel gunstige beschrijving zijn van de eer ste christenen, maar het te kent wel wat voor mensen christenen moeten zijn. Telkens komt weer die vraag boven: hoe is het mo gelijk wat daar gebeurt in Noord-Ierland. Een vraag die ook vaak op je afkomt als je de geschiedenis leest van de christenen door de eeuwen heen naast alle mooie bladzijden zijn er ook heel wat zwarte. Er is zoveel menselijks in de Kerk. Van 18 tot 25 januari vieren ive de internationale bid week. Als je met de Kerk van Je zus Christus begaan bent, is het niet moeilijk te bidden om eenheid. Als God zelf die eenheid niet geeft, hoe zul len christenen dan ooit één worden? Toch kan in dat bidden ook een gevaar zitten. Het ge vaar van: „God moet maar ingrijpen, Hij moet mensen maar één maken". Als je zó bidt verandert er niets. Bij ons bidden hoort onze inzet. En dan hoef je niet te den ken aan landen ver weg. Je kunt heel dicht bij huis blij ven. Vlant al mogen we dan in Nederland blij zijn met een groeiende eenheid, we zijn er nog lang niet. Christenen uit verschillende kerken we ten nog zo weinig van él- kaar, met als gevolg dat er heel ivat onbegrip is, over en weer, en dat er nog heel wat vooroordelen uit de weg geruimd moeten worden. Pas als je in je eigen omge ving, in je eigen leven wil werken aan eenheid, pas dan kun je met Christus bidden "dat allen één mo gen zijn" (Joa. 17, 21). A. Verheijden, Hulst.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 18