HET PROFETISCH MENU ANNO 1976
IS UITERMATE NAARGEESTIG
BEWOON
DE
WERELD!
Studenten bouwden prototype van elektrische auto
DE KRITISCHE JEUGD
EN DE KERK
18
"DAT ALLEN EEN MOGEN ZIJN9
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 24 JANUARI 1976
Ruim een jaar geleden heeft het
NIPO een onderzoek ingesteld on
der 1265 Nederlanders, waarbij één
van de kernvragen was: „Gelooft u
dat het einde der tijden nabij is?"
Dertien op elk£ honderd onder
vraagden antwoordde met een
volmondig: ja.
Een andere dertien procent bleek
te twijfelen. Door middel van een
nadere vraagstelling kwam he^
NIPO erachter, dat protestanten
een somberder toekomstbeeld met
zich ronddragen dan katholieken.
Van de protestanten die werden
ondervraagd meende namelijk 28
procent dat de jongste dag weldra
zal aanbreken, terwijl slechts 7
procent van de ondervraagde ka
tholieken er zo over dacht.
De vraag naar een al dan niet verwacht
einde der tijden maakte deel uit van een
breder onderzoek, dat onder meer betrek
king had op de mate waarin het Neder
landse volk gelovig is. De enquêtevraag
over het einde der tijden is echter op zich
zelf zo belangwekkend, dat het beslist de
moeite zou lonen als men daaraan eens een
apart NIPO-onderzoek kon wijden. Uit een
analyse van de antwoorden zou men iets te
weten kunnen komen over ons cultuurpes
simisme. Door middel van elkaar opvol
gende opinie-onderzoeken kan bovendien
worden bepaald, in welk tempo dit pessi
misme zich verdiept en uitbreidt. Echter:
ook zonder een NlPO-enquète kunnen wij
wel aannemen, dat de Nederlander anno
1976 al weer heel wat somberder tegen de
toekomst aankijkt dan hij in 1975 al
deed. Hoewel in veel gevallen de verwach
ting van de eindtijd als positief-christelijk
kan worden gezien, neemt dit toch niet het
feit weg dat de komst van Gods koninkrijk
op aarde tevens het einde van onze huidige
beschaving betekent en dat men dit als een
pessimistisch vooruitzicht kan beschouwen.
Historisch gezien is het niet ongewoon, dat
mensen bij het naderen van een nieuwe
eeuw, en vooral als het om zulke ronde jaar
tallen als het jaar 1000 of 2000 gaat, onheils
verwachtingen koesteren. Nog meer alge
meen is, zeker in de laatste tientallen jaren,
het verschijnsel dat door de Amerikaanse
futuroloog Alvin Toffler wordt aangeduid
met het begrip 'Toekomst-Shock'.
Een toekomstshock doet zich in de samen
leving voor als deze, veelal als gevolg van
een verbeterde communicatie, opeens met
„ontzettende helderheid gaat zien in welk
soort wereld men eigenlijk is komen te le
ven.' Allerlei ontwikkelingen die geruisloos
vorm hebben gekregen, presenteren zich
plotseling en tegelijk in hun volle conse
quentie aan ons en jagen ons door hun
schijnbare onvermijdelijkheid en hun bruta
liteit, schrik aan. Wij antwoorden daarop
met een afweerreactie, die veel ernstiger ge
volgen kan hebben dan de aanleiding waar
door de paniek is ontstaan. Neuroses, drug
gebruik, verslaving aan alcohol, vervreem
ding en zelfs zelfmoord kunnen door die pa
nieksituatie worden bevorderd.
Onheilsprofeten
ons wordt medegedeeld, wekken de indruk
Wij worden gebombardeerd met onheilpro
fetieën en deze kunnen op den duur hun
uitwerking niet missen. Wie een poosje op
dit soort profetieën let, merkt dat zij ons
bijna allemaal willen doen geloven, dat de
mens zichzelf tot vijand geworden is; dat hij
zichzelf en onze planeet zal vernietigen In
dat beeld speelt de techniek de rol van een
uit de doos van Pandora ontsnapte gruwel,
die niemand straks meer in de hand heeft.
Alles wat eens zo verleidelijk en zo comfor
tabel leek, zal tot instrument van onze on
dergang worden, zo heet het. De ene dag le
zen wij dat biologen beweren dat in de
komende 25 jaar niet minder dan een kwart
van alle flora op aarde (50.000 plantensoor
ten) uitgestorven zal zijn. De volgende dag
nemen wij verschrikt kennis van het feit dat
alle levende wezens op aarde een dosis van
het bestrijdingsmiddel DDT (een ge
meen gif) in hun lichamen hebben zitten.
Wij lezen over kwik dat onze voedselketens
verziekt; over het drijfgas uit spuitbussen
dat de ozonlaag rond de aarde oplost, zodat
wy allemaal verschroeien; over het gevaar
van biologische schade of onvruchtbaarheid
door een overvloed aan hormonen in ons
voedsel en ons drinkwater; over radio
actieve vergiftiging van de atmosfeer, over
verzilting van de Rijn en fosfatering van
onze meren. Bij wijze van variatie op het
naargeestige profetische menu anno 1976,
biedt men ons dan nog allerlei griezelige po
litieke dreigingen aan, bijvoorbeeld op het
klassieke apocalyptische strijdtoneel van
het Midden-Oosten, of vertelt men ons dat
er wapens bestaan waarmee men het hele
klimaat op aarde kan veranderen.
Wie alles gelooft zal er heilig van overtuigd
moeten zijn, dat het de mens vandaag de
dag gegeven is om zelf het laatste oordeel te
bewerkstelligen, desnoods in vijf of zes ver
schillende variaties.
De techniek is in dit perspectief gezien, de
grote boosdoener. Nieuwe vindingen van de
techniek worden dan ook tegenwoordig be
groet als stukjes instant-apocalyps. Van de
laserstraal en van een deodorant vragen wij
ons onbewust af, wat de plaats van dit
nieuwe snuQe in het ondergangsgebeuren
zal zijn. Zo is in de ogen van velen de tech
niek ontaard van een dienaresse in een
wrede meesteres. Zij staat niet meer aan
onze zijde maar tegenover ons, gewapend
met de vreeswekkende macht om ons allen
te vernietigen. In deze opvatting is de tech
niek satanisch en dus zondig.
Helpende hand
Mrt het begrip'zonde' wordt een moreel
en ethisch begrip ingevoerd en het. is op dit
stuk van zaken dat ook de kerken hun aan
deel aan de discussies gaan leveren, zoals zij
verplicht zijn te doen.
Men kan zich nu moeilijk aan de indruk ont
trekken, dat bepaalde moderne pastores
ons een handje bij het oplopen van een toe
komstshock willen helpen, in plaats van ons
bij te staan om die shock te voorkomen ol
te genezen. Wij kennen voorbeelden van
publikaties en lezingen die aantonen dat in
de praktijk van de prediking, op subtiele
wijze de bijbelse schildering van het einde
der tijden plaats heeft moeten inruimen
voor het rapport van de Club van Rome en
voor taferelen die meer uit de science
fiction literatuur dan uit de Heilige Schrift
stammen. Sommige godsdienstige genoot-
schappen floreren zelfs bij de gratie van de
vree! voor het naderend einde, dat (al naar
behoefte) wordt toegeschreven aan natuur
rampen of aan een catastrofe die veroor
zaakt wordt door een op hol geslagen tech
niek.
Er zijn weinig aanwijzingen dat de theologie
zich inspant om de mens te zeggen hoe hij
in de wereld, mét de techniek kan leven
Het heeft er eerder de schijn van dat .de
theologie al met de techniek heeft afgere
kend en dat zij uit die hoek niets goeds
verwacht. Sedert Galileï zit er iets mis tus
sen de theologen en de technologen.
Anders is het met de wijsbegeerte, die ook
in onze tijd probeert om moedig vooruit te
denken.Een belangwekkend voorbeeld van
zulk vooruit-denken is het in de vijftiger ja
ren verschenen boek van prof. Karl Jaspers.
„Die Atombombe und die Zukunft des
Menschen'. Dit boek is een serieuze poging
om de werkelijke situatie waarin de mens in
het atoomtijdperk verkeert, in kaart te
brengen. Vanuit zijn Erasmiaanse visie ana
lyseert Jaspers de emotioneel zwaar bela
den problematiek van de kernenergie en
ontwerpt hij de structuren die door de aan
wezigheid van de kernenergie in onze we
reld worden vereist,
De theologie verschaft de mens op zulke
dwingende vragen maar zelden een realis
tisch antwoord. Het wantrouwen tussen
theologie en technologie is daarvoor te diep
geworteld en de begrippenwerelden liggen
daarvoor te ver uiteen.
Het zou interessant zijn om te weten hoe de
theologen en technologen elkaar zien.
Waarschijnlijk zien de theologen de mensen
uit de' techniek als mensen die gedreven
door nieuwsgierigheid en prestatiezucht elke
vinding zullen ontwikkelen die hen maar'in
teressant genoeg voorkomt, De technologen
op hun beurt zien de theologen waarschijn
lijk als mensen wier voornaamste bijdrage
aan de kennis over de Schepping gelegen is
in studie over de vraag of de ezel van Bi-
leam nu wél of niet gesproken heeft. Dat
beide partijen elkaar met zo'n oordeel on
recht aandoen spreekt vanzelf. Erger is ech
ter de sfeer van onbehagen en onzekerheid
die daardoor in brede kringen wordt ver
spreid. Hieraan zou alleen iets ten goede
kunnen worden veranderd indien de theo
logie en de technologie elkaar zouden leren
verstaan en vertrouwen. Is daar uitzicht op?
Bezinning
In beide kampen ziet men sinds enkele.ja-
ren bezinningsbewegingen ontstaan, die
zich richten op wat veelal genoemd wordt:
'de wereld'. De kerkelijke bezinningsbewe
gingen hebben ten doel om situaties en
structuren in wereld en maatschappij in het
kritisch licht van letter én geest van het
evangelie te plaatsen Behalve zichzelf roe
pen de kerken daarbij ook tal van maat
schappelijke instituties, zoals het. geldwe
zen, de techniek, de politiek enz. ter ver
antwoording.
De bezinning in de kring van de technolo
gen is veeleer binnenwaarts gericht, maar
ook deze bezinning leeft als toetssteen: de
wereld en de samenleving.
Het was geen toeval, dat de tiende
Industriedag aan de Twentse Hoge
school geheel gewijd was aan het -thema:
„De ingenieur in de wereld van morgen." De
diverse inleidingen op de industriedag han
delen over de mogelijkheden die de inge
nieur in handen heeft om de strijd tegen
ziekte, ellende, honger en vuil in de wereld
aan te binden, alsook over de vraag welke
rol de techniek kan spelen bij het scheppen
van rechtvaardiger inkomensverhoudingen
op aarde. Het voorbeeld staat niet alleen.
Op het eerste gezicht zou men kunnen den
ken dat een integratie van de bezinnings
bewegingen, als zij tóch allebei de harmoni
sche en billijke ordening van ons aards be
staan op het oog hebben, eenvoudig moest
zijn. De werkelijkheid is echter anders. Dat
komt doordat theologen en technologen
hun eigen opdracht geheel verschillend ver
staan
Als men, zwart-wit^de mening van de theo
logie formuleert, dan komt er zoiets uit als:
„Stop deze wereld, wij willen eraf!" De
technologie meent - ook even zwarLwit ge
steld - dat zij over het vernuft en de instru
menten beschikt om de mensheid door
middel van een voortschrijdend technisch
proces naar betere tijden te leiden.
De theologie is geneigd om diegenen gelijk te
geven die zeggen dat wij kokhalzen in ons
eigen vuil. De technici kwantificeren zo'n
probleem en geven de beangste burger op
hun manier weer wat hoop.
Verrassingen'
Een markant voorbeeld van dit laatste is
een relaas van de Amerikaanse chemicus
John J. McKetta, die probeert om onrea
listische ondergangsprofetieën te ontkrach
ten door wat hij noemt: de acht verrassin
gen van vandaag. Deze verrassingen be
staan hieruit, dat alle vormen van vervui
ling waarover wij ons dagelijks ongerust
maken, bij elkaar nog niet één procent uit
maken van wat de natuur zélf ons al sinds
de eerste scheppingsdag permanent aan mi
lieuvervuiling aandoet. Wat de pessimisten
ook beweren, zegt McKetta, de mens is een
voudig niet bij machte om de aarde door
middel van milieubederf onbewoonbaar te
maken, Alle menselijke vervuilingsactivi
teit sinds Adam en Eva staat gelijk aan de
milieuvervuiling die door twee vulkaanuit
barstingen teweeg wordt gebaeht. En zulke
uitbarstingen hebben zich bij duizenden
voorgedaan, zolang de aarde bewoond is."'
Indien de theologen dit vertrouwen in het
geduld en het herstellend vermogen van de
schepping zouden willen overnemen, dan
zou een dialoog tussen theologen en techno
logen eenvoudig en vruchtbaar kunnen zijn.
Beide partijen zouden verrassing nr. 8 van
prof. McKetta tot hun leuze maken; een
leuze die luidt: „Wij zullen leven!"
Maar dat zien wij evenmin gebeuren als dat
de technologen de slagzin 'Wij stinken erin'
overnemen. En daardoor blijven verwarring
en onzekerheid als een voorschot op het
apocalyptisch verschrikkingenpakket ons
deel.
A.F.M.C.Koopman.
EINDHOVEN - Vier studenten
van de Academie Industriële
Vormgeving Eindhoven hebben
in opdracht van de TH Eindho
ven de carrosserie van een elek
trische auto ontworpen en ge
bouwd. Het resultaat is een mo
del op ware grootte, echter zon
der motor en andere essentiële
componenten. Deze „dummy" is
te zien op een, tentoonstelling in
het hoofdgebouw van de TH. De
expositie laat voorts zien hoe het
prototype tot stand is gekomen.
Op de TH Eindhoven wordt al en
kele jaren studie verricht naar een
elektrische stads- en forensenau
to. Er zijn vele onderzoeken ge
daan en er lopen nog projecten. Zo
wordt binnen de afdeling schei
kundige technologie onderzocht
hoe de door accu's te leveren
energie een zo gunstig mogelijk
rendement kan opleveren. Bij de
afdeling elektrotechniek vinden
onder andere studies plaats naar
de meest geschikte motor. De
voertuigtechnische aspecten wor
den onderzocht binnen de afdeling
werktuigbouw.
„Vanzelfsprekend koesteren we de
hoop dat onze constructie ooit
nog eens in produktie wordt ge
bracht. Dat is echter niet het
hoofddoel geweest. Het vormt een
onderdeel van het pakket dat wij
in het examenprogramma van de
academie moesten afwerken",
zegt Dirk Osinga, één van de vier
studenten.
Samen met Paul Driessen, Peter
Fransen en André Rotte heeft hij
er anderhalf jaar aan gewerkt. In
die tijd hebben de studenten met
een enorme intensiteit en een wil
om te slagen hun doorzettings
vermogen getoond. Vele moeilijk
heden moesten worden overwon
nen. enorm veel research moest
worden verricht. „Wij hebben geen
van allen een technische opleiding
gehad. Je hebt er geen idee van
wat er allemaal moet gebeuren
Maar goed ook, anders kreeg je
vooraf al maagpijn", lacht Paul
Driessen.
En André Rotte vervolgt: „Het
ging wat ons betreft hoofdzakelijk
om de vormgeving, zowel van het
interieur als van het exterieur. De
plaats van de bestuurder is voor
ons het uitgangspunt geweest.
Het was vooral de bedoeling een
voertuig te construeren dat oogt.
dat straks, wanneer het eventueel
op de markt komt, door de massa
wordt geaccepteerd en we wilden
vooral een wagen bouwen die aan
alle veiligheidseisen voldoet".
„In augustus 1974 zijn we begon
nen. In het begin hebben we
enorm veel gelezen. Tijdschriften
en vakliteratuur. Alles wat we te
pakken konden krijgen werd ver
slonden. Het was voor ons alle vier
de laatste opdracht. Wanneer we
die goed zouden volbrengen zou
het diploma van de vijfjarige aca
demie worden uitgereikt, De heer
L. Leopold, docent aan de afdeling
emogomie aan de TH, was de
rijksgecommitteerde die ons
moest beoordelen. Zijn oordeel
luidde: „Ik ben zeer wel te spreken
over het resultaat".
Resultaat
Het resultaat mag er dan ook zijn.
Het is een prototype geworden
met een breedte van 1.70 meter en
een lengte van 3.50 meter. Een vrij
korte draaicirkel, gemakkelijk in
het stadsverkeer, een wendbaar
heid die met alle automobielen
van deze omvang kan wedijveren
en ten slotte een wagen die een
snelheid kan halen van 80 km pei
uur. Waarom met vier man?
André Rotte; „De opgave was zo
arbeidsintensief dat die nooit door
één man geklaard had kunnen
worden. Er moesten niet mindeT
dan 300 technische tekeningen
worden gemaakt. In het begin
hebben we er geweldig tegenop
gezien, maar naarmate het werk
vorderde zijn we ervan gaan hou
den. De schooluren werden al snel
uitgebreid met avonduren en de
laatste maanden hebben we er
zelfs verscheidene nachten aan
doorgewerkt. We hebben ons al
tijd voorgehouden dat er ook in de
echte autoindustrie jarenlang aan die meer is gericht op het open
de ontwikkeling en constructie baar vervoer",
van een nieuwe wagen wordt ge-
werkt".
De elektrische auto heeft volgens
de constructeurs vele voordelen.
Het is een goede bestrijder van de
luchtvervuiling. De energiebron
nen worden ér door gespaard, ze
ker wanneer de elektriciteit door
de zon kan worden opgewekt. De
grote vraag is echter: „Kan een
elektrische auto worden gemaakt
tegen een betaalbare prijs?".
Paul Driessen: „Een kwetsbaar
onderdeel is ongetwijfeld de accu.
Bij de afdeling elektrochemie van
de TH staan de energiebronnen
van onze auto al een jaar in proef
opstelling. We streven naar een
duurzame accu, die ongeveer 15
jaar mee kan gaan. De grondstof
fen voor een accu zijn erg duur.
Wanneer er in een grote frequentie
accuvemieuwing nodig is, is het
geen haalbare kaart. Het is de op
zet dat onze auto een gebruiks-
f.inctie voor particulieren krijgt.
Dit in tegenstelling tot de wit-car,
„De „dummy", die in Eindhoven
staat tentoongesteld, heeft ook
een grote laadruimte, zodat hij in
de stad als bestelauto in de bood
schappendienst kan worden ge
bruikt. De prijs zal ongeveer in
verhouding staan tot de midden
klasse personenwagen. In het be
gin wat duurder, maar wanneer er
'n massaproduktie op gang komt
zakt automatisch de prijs. De le
vensduur van een elektrische auto
is echter veel langer. Hij moet en
kele keren de kiok (ongeveer
200.000 kilometer) kunnen rond
gaan".
Geen modewagen
De vier constructeurs hebben er
vooral naar gestreefd geen mode
wagen te ontwikkelen. Vrij een
voudig maar uiterst functioneel.
Speciaal aan de bestuurder moet
comfort worden geboden.
Eén van de belangrijkste eisen die
elke chauffeur aan zijn wagen
stelt, is dat hij er gemakkelijk in
kan zitten. Hier is veel aandacht
aan besteed. Niet voor de gemid
delde mens alleen, maar een
vrouwtje van 1.40 meter moet zich
even goed in de wagen thuisvoe-
len als een man van twee meter.
Er werden met 27 personen, zeven
dames en '20 heren, variërend in
lengte van 1.45 meter tot 2.00 me
ter proeven genomen. Ook het
postuur van deze „proefkonijnen"
speelde een belangrijke rol. De
stoel, ook een eigen ontwerp, is
zowel in de zitting, de leuning als
de hoogte van de rugleuning ver
stelbaar.
Voorts is de range tussen stuur en
zitting te verschuiven, terwijl ook
het stuur zelf hoog en laag kan
worden geplaatst. De gaspedaal
en voetrem zijn veel groter dan bij
een benzineauto. Dat kan omdat
er geen versnellingsbak en geen
koppeling aanwezig is. Het bedie
ningspaneel. zoals licht, ruiten
wisser en sproeier bevinden zich
met hendels aan het stuur. Ook
het in- en uitstappen is door een
speciale plaatsing van de stoel en
hoogte van de wagen zo gemakke
lijk mogelijk gemaakt.
De vorm van het chassis is uniek
te noemen. De basis hiervan is de
zware accukoker, waarin tien tot
twaalf accu's kunnen worden ge
plaatst. Daaraan zijn dwarsver-
stevigingen bevestigd waardoor
een combinatie van een rugge-
graat en een platvorm-chassis
wordt verkregen
Ook bij de vorm van de carrosse
rie is men uitgegaan van comfort,
eenvoud, functie, veiligheid en
openheid. Alle vier hebben voor
zichzelf een model gemaakt,
waarna in onderling overleg de
juiste vorm werd gekozen. Een
pluspunt in het geheel is, dat de
vier examinandi binnen het
vooraf opgestelde budget zijn ge
bleven. Dit was bepaald op 4000
gulden. Deze kosten heeft de afde
ling vervoer en techniek van de
TH voor haar rekening genomen.
In 'Hervormd Nederland' van de vorige week stond een vraaggesprek met Thijs Booy, die
nu een plaats inneemt in het curatorium van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Kort na
de tweede wereldoorlog kwam zijn naam nog al eens in de pers door hetgeen hij schreef.
Hij hield toen bijv. een vurig pleidooi voor een hereniging van de hervormde en gerefor
meerde kerken. In zijn gereformeerde kringen werd hij toen aangezien als een verstokte
revolutionair en in eigen kerk werd dan ook tegen hem gewaarschuwd. We zijn nu een
kleine dertig jaar verder. De Geref. Kerken zijn lid geworden van de Wereldraad van
Kerken (ook een van de grote wensen van Thijs Booy) en de gedachte van een samengaan
van de twéé genoemde kerken klinkt nu niet meer zo wereldvreemd als het in die jaren in
veler oren het geval was.
In 'Gereformeerden waarheen?' en 'Gere
formeerd. hoe lang nog?' heeft hij ook ge
schreven over de jongeren. Men weet niet in
de leidinggevende kringen van onze kerken
- aldus Thijs Booy - wat er onder de jonge
ren leeft. De oorlogsjaren zijn hen niet on
gemerkt voorbij gegaan. Ze zullen niet meer
als gedweeë dieren aan de leiband lopen en
ze zullen zich niet meer laten persen in het
gareel dat ouderen voor hen klaar hebben
staan. Ze zullen niet meer als vanzelfspre
kend aanvaarden de weg die ouderen wen
sen en menen dat zij die moeten gaan, dit
zowel maatschappelijk als kerkelijk.
Nu is er dan een rapport verschenen over de
rooms-katholieke jongeren en dit herinnert
ons in veel dingen aan datgene wat eenmaal
door Thijs Booy is geschreven. We hebben
zo de indruk dat het wel gaat over de jonge
ren uit de R-K Kerk, maar dat hetgeen hier
wordt geconstateerd, ook geldt voor de an
dere kerken, zij het dan ook dat er hier en
daar verschillen zijn doordat, zowel de
structuur van de R-K Kerk. als ook haar
eredienst wat anders is dan die men vindt
bij de kerken die uit de Reformatie zijn
voortgekomen. Wanneer het gaat over de
jeugd is er altijd en overal reeds sprake ge
weest van een generatie-verschil. In het be
gin van onze eeuw was deze er evenzeer als
dat nu het geval is. Maar hierbij is toch wel
te bedenken dat de accenten toen anders
lagen en dat, naar ons gevoelen, de kerk er
nu veel meer bij betrokken is dan dat vroe
ger bet geval was. In het bijzonder geldt dit
ook voor de R-K Kerk.
In oktober 1974 heeft het Vaticaan aan alle
nationale bisschoppenconferenties ge
vraagd om een rapport over de verhouding
van jeugd en kerk in eigen land. Men had
zulk een rapport nodig voor een studie 'over
jeugd en geloof in Europa'. Men heeft daar
over in Rome blijkbaar zorgen en dat zeker
wat ons werelddeel betreft. In ons land
hebben de bisschoppen aan twee mensen,
die men daartoe deskundig oordeelde, 'n op
dracht gegeven zulk een rapport samen te
stellen. Het vorige jaar is het vrijlijvïge
rapport naar Rome gezonden.
In de brief van de bisschoppen, die het
rapport begeleidde, hebben zij gezegd
„dat het rapport de visie weergeeft van
de samenstellers en hun informanten, die
echter niet in alle opzichten de visie van de
bisschoppen is". De bisschoppen houden
dus een slag om de arm en ieder van hen
kan in de toekomst zeggen dat hij het met
de voorgedragen visie niet eens is, althans
niet met bepaalde onderdelen. Maar het ge
hele rapport is in hun ogen toch niet zó, dat
zij de doorzending naar Rome hebben ver
hinderd, al zullen sommige bisschoppen
toch wel met ernstige bezwaren naar voren
zijn gekomen. Dit rapport nu is de vorige
week openbaar geworden, waarbij ook weer
uitdrukkelijk werd vermeld „dat de bis
schoppen de inzichten van de rapporteurs
niet in alle opzichten delen". De bisschop
pen vragen nu aan Nederlandse organisa
ties en personen, die met jongeren te maken
hebben, om hun reacties. In de loop van dit
jaar mag men dus allerlei besprekingen
verwachten over de vraag: is hetgeen in dit
rapport over de jongeren en de kerk gete
kend is. juist, of hebben de samenstellers
een overtrokken beeld gegeven?
In 1968 wilde 65 procent van de jongeren in
de leeftijd van 16-20 jaar in ons land nog tot
een kerk behoren. In 1974 was dit gedaald
tot 50 procent. Van die helft gaan ruim 40
procent geregeld naar de kerk; 20 procent
nu en dan en ongeveer 30 procent nooit. Dit
is het resultaat van een onderzoek dat een
paar jaar geleden is ingesteld. De vraag
waarop de samenstellers van het rapport
een antwoord moesten zoeken was natuur
lijk: waaraan ligt het dat zulk een groot deel
van de jongeren niet meer geïnteresseerd is
in de kerk? Allereerst dan wordt nagegaan
de positie van de jeugd in het algemeen in
onze maatschappij. Gewaarschuwd wordt
echter de jongeren in een 'apart kader' on
der te brengen, zoals nog al eens geschiedt,
Zij zijn* niet los te maken van heel ons
maatschappelijk bestel. Onder hen is een
hoger percentage werkloosheid. Te deden-
ken is ook dat de jeugd 'een grotere gevoe
ligheid voor veranderingen, vernieuwingen,
kritiek, teleurstelling in de maatschappij en
de kerk van nu', heeft. Er leeft onder haar
hoop op het nieuwe en dat geldt ook voor
nieuwe vormen van geloof. „Spanningen,
ontwikkelingen en conflicten in samenle
ving en kerk barsten hier het eerst naar bui
ten". „De jeugd geeft het eerst gestalte aan
wat onder volwassenen nog onderhuids
leeft." Zij is wars van 'autoritaire gezagsuit
oefening en opgelegde normen-patronen.'
Hierin ligt reeds opgesloten een conflict
tussen jeugd en kerk; zeker met de R-K
Kerk. maar met deze waarlijk niet alleen.
„De kerk is pessimistisch over de jeugd; de
jeugd is pessimistisch over de kerk". Dit
geldt vooral wanneer het gaat over het in
stituut van de kerk. „Heel veel jongeren ha
len de schouders op als het gaat over de
kerk als gemeenschap met eigen structuren
van gezag en ambt." Kerkelijke vraagstuk
ken zijn voor hen niet interessant meer,
„omdat ze geen antwoord geven op de we
zenlijke vragen waarmee de jeugd bezig is".
De kerk wekt nog slechts aanstoot als ze
stelling neemt in menselijke vraagstukken,
Zo hebben de kerkelijke autoriteiten en in
het bijzonder de paus, geen gezag meer over
gehouden. Een heleboel kerkelijke geboden
en verboden, zoals het huwelijksverbod
voor priesters, gaan volkomen langs hen
heen. En in deze sfeer van denken is het be
grijpelijk dat de uittocht uit de kerk begint.
„De kerk is voor hen te moeilijk, te cultu
reel belast, te intellectualistisch, een
standskerk met een autoritair karakter dat
voortdurend herinnert aan de eigen situa
tie, het ondergeschikt zijn". Het kerkelijk
taalgebruik maakt bovendien dat de af
stand nog groter wordt. Bij de werkende
jongeren - zo constateert het rapport - is de
verwijdering het grootst.
In het laatste deel van het rapport wordt de
vraag gesteld of de jongeren, met het losla
ten van de kerk, ook alle religieusiteit heb
ben losgelaten. Zijn zij nu los van alle chris
telijke geloof? Hier maken de samenstellers
onderscheid tussen kerkelijke, christelijke
en algemene religieusiteit. Niettegen
staande hun bezwaren, blijft een deel van
deze jongeren verbonden aan het geloof
waarin zij werkelijk zijn opgevoed. Een an
der deel zoekt vervanging in een meer oe
cumenische religieusiteit. De kerkelijke re
gels worden hier gemakkelijk terzijde ge
schoven. Een gedachte die bij deze tweede
groep voorkomt is, dat de kerk als instituut
moet sterven om ruimte te maken voor de
kerk die in het evangelie wordt bedoeld.
Men zoekt uiting voor zijn geloof in bewe
gingen als van Taizé, de Pax-Christi-
voettochten en in een beweging als de
christenen voor het socialisme, waar men
meer communicatie vindt en antwoorden
op de levensvragen. Ook zijn er jongeren die
belanden in een algemene religieusiteit,
waaruit heel wat actiegroepen zijn voortge
komen, zoals de wereldwinkels en het
Angola-comité. „Het beeld van Jezus als
partijganger van de armen doemt hier op".
De uittocht uit de kerk mag dan begonnen
zijn, zo constateert Joost Reuten naar aan
leiding van dit rapport, „maar Jezus leeft
onder de jonge mensen; voor zijn idealen
hebben zij soms heel wat over".
Er is kortsluiting tussen de jongere genera
tie en de kerk. Die is er vroeger ook wel ge
weest, maar de gevolgen zijn tegenwoordig
voor de kerk ernstiger en te begrijpen is dat
de bisschoppen hier bezinning vragen. En
dit des te meer, omdat- de jongeren uitspre
ken wat bij ouderen leeft. Het zinnetje van
het rapport dat de jeugd gestalte geeft aan
wat bij ouderen onderhuids leeft, is hier
kenmerkend. We geloven dat dit, gedeelte
lijk althans, waar is. Is het besef niet ver
minderd dat wij de leiding van de kerk no
dig hebben? Hoevele ouderen zetten ook
hier niet vraagtekens? Het gaat om de
doorwerking van het Evangelie, zowel in het
persoonlijk leven, in het gezinsleven, alsook
in het maatschappelijk bestel. Moeten we
de kerk aantrekkelijker maken? Men heeft
het geprobeerd op verschillende manieren.
Het succes is, voor zover we dat kunnen
overzien, slechts tijdelijk geweest. Het'gaat
er om echt kerk van Christus te zijn en
wanneer we daarnaar streven, zullen we
dichter moeten komen bij hetgeen ook een
deel van de jongeren zoekt, waarover dit
rapport spreekt. Aan een rasechte Amster
dammer. die het leven van zijn stad kende,
vroegen we eens hoeveel actiegroepen er in
zijn stad waren. Het juiste getal wist hij niet
te noemen. Het waren er veel. Maar hij
voegde er aan toe: u zou nog meer verbaasd
staan wanneer u wist hoeveel godsdienstige
en sectarische groepen er hier zijn en hoe
veel jongeren daaraan deelnemen. Drugge
bruikers krijgen ruime aandacht, maar deze
niet, en ze zijn er ook.
H.
Met de regelmaat van de
klok laat de televisie beel
den zien uit Noord Ierland.
Het ene bericht al gruwelij
ker dan het ander.
Je ziet tanks in straten,
mensen die haastig de
straat oversteken, soldaten
met het geweer in aanslag
op de hoeken van de stra
ten. En daarbij hoor je de
onbewogen stem van de
nieuwslezer: „Gistermiddag
werden tien protestanten
die van hun werk op weg
waren naar huis, door ka
tholieken dood geschoten.
Het was een wraakactie
voor het vermoorden van
vijf katholieken vorige
week."
Dat duurt nu al jarenlang.
Je vraagt je af: „hoe is het
toch mogelijk"?
Je wordt, er pessimistisch
van: is dat nu die kerk van
Jezus Christus?
Als je dan in de 'Handelin
gen van de apostelen' leest:
„allen die het geloof hadden
aangenomen waren eensge
zind en bezaten alles ge
meenschappelijk", dan mag
dat wel een heel gunstige
beschrijving zijn van de eer
ste christenen, maar het te
kent wel wat voor mensen
christenen moeten zijn.
Telkens komt weer die
vraag boven: hoe is het mo
gelijk wat daar gebeurt in
Noord-Ierland. Een vraag
die ook vaak op je afkomt
als je de geschiedenis leest
van de christenen door de
eeuwen heen naast alle
mooie bladzijden zijn er ook
heel wat zwarte.
Er is zoveel menselijks in de
Kerk.
Van 18 tot 25 januari vieren
ive de internationale bid
week.
Als je met de Kerk van Je
zus Christus begaan bent, is
het niet moeilijk te bidden
om eenheid. Als God zelf die
eenheid niet geeft, hoe zul
len christenen dan ooit één
worden?
Toch kan in dat bidden ook
een gevaar zitten. Het ge
vaar van: „God moet maar
ingrijpen, Hij moet mensen
maar één maken".
Als je zó bidt verandert er
niets. Bij ons bidden hoort
onze inzet.
En dan hoef je niet te den
ken aan landen ver weg. Je
kunt heel dicht bij huis blij
ven.
Vlant al mogen we dan in
Nederland blij zijn met een
groeiende eenheid, we zijn
er nog lang niet. Christenen
uit verschillende kerken we
ten nog zo weinig van él-
kaar, met als gevolg dat er
heel ivat onbegrip is, over
en weer, en dat er nog heel
wat vooroordelen uit de weg
geruimd moeten worden.
Pas als je in je eigen omge
ving, in je eigen leven wil
werken aan eenheid, pas
dan kun je met Christus
bidden "dat allen één mo
gen zijn" (Joa. 17, 21).
A. Verheijden,
Hulst.