'Signalen' van Zeeuwse arbeidsmarkt in 1975 zijn nauwkeurig onderzoek meer dan waard TSJOE EN-LAI: BIJNA HALVE EEUW CENTRALE FIGUUR CHINESE POLITIEK ANGOLA DREIGT OAE TE SPLITSEN VRIJDAG 9 JANUARI 1976 JOHANNESBURG - Als morgen de presidenten, regerings leiders en ministers van 44 Afrikaanse landen in de Ethiopi sche hoofdstad Addis Abeba bijeenkomen om over de oplos sing van het conflict in Angola te praten, hangen dreigende onweerswolken boven deze buitengewone vergadering van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid. Op de achtergrond staan als een „mene tekel" de meer dan 100.000 doden die in deze bloedige burgeroorlog hun leven moesten laten. Maar ondanks deze waarschuwing schijnt Afrika niet in staat te zijn het con flict tussen de voormalige guerrillabewegingen MPLA ener zijds en FNLA en Unita anderzijds op vreedzame wijze op te lossen. Integendeel, Angola is de stalen beitel die dit continent als een rot stuk hout in twee helften zal splitsen. Reeds nu heeft bijvoorbeeld de Gui- nese president Sekou Touré gedreigd dat hij ervoor zal zorgen dat de OAE Uiteen valt tenzU de wen sen van Afrika worden gerespec teerd. Hij bedoelt daarmee dat de or ganisatie de MPLA In Angola als de enige officiële regering van dit land moet erkennen. Uiteraard ls Sekou Touré niet de enige die aan de kant van de marxis tische MPLA staat. Volgens de secretaris-generaal van de OAE, Wil liam Eteki-Mbomoua, hebben inmid dels 20 Afrikaanse staten betrekkin gen met de guerrillaorganisatle van dr. Agustinho Neto aangeknoopt Zonder twijfel zullen deze landen in Addis Abeba druk uitoefenen op de gematigde vleugel, en proberen de FNLA en de Unita uit te sluiten als bevrijdingsbewegingen die door de OAE erkend en gesteund worden. Tegen deze gang van zaken zullen met zekerheid generaal Mobutu van Zaire, dr. Kenneth Kaunda van Zambia en waarschijnlijk ook Yomo Kenyatta van Kenia protesteren. Ook staten als Liberia. Senegal en Ivoorkust hebben weinig bewonde ring voor de MPLA en een Angola dat voor de Sowjet-Unie als basis zal kunnen dienen. De grote vraag wat in Addis Abeba beslist zal worden, hangt ook in grote mate van de houding van veldmaar schalk Idi Amin van Oeganda af. die in juli van verleden jaar tot president van de OAE gekozen werd. Tot nog toe heeft Amin een vrij onpartijdige houding ingenomen. Dat heeft er ui teraard toe bijgedragen, dat de pro- marxistische landen in Afrika minder dan ooit gelukkig zijn over Amins keuze tot president. Van de andere kant zijn echter ook de gematigde leiders geenszins onder de indruk van Amins leiderschap. Hij staat in elk geval zaterdag voor het probleem een beslissing te moeten nemen die zeker ook de toekomst van de OAE zal beïnvloeden. Nu is de bijeenkomst in Addis Abeba zeker niet de eerste crisisvergadering van de organisatie. Reeds bij de op richting van de OAE in 1963 kwamen de verschillen tussen de onafhanke lijke staten in Afrika duidelijk te voorschijn. Zo wilde de toenmalige president van Ghana, Kwame Nkru- mah onmiddellijk een verenigd Afri ka scheppen, terwijl de staats hoofden van de Frans-sprekende lan den meer aan een losse economische en politieke samenwerking dachten. Reeds een jaar later werd Nkrumahs idee in Cairo door alle deelnemende staten afgewezen. De daarna meer dan tien jaar durende pogingen om een Oostafrikaanse gemeenschap tussen Kenia, Tanzania en Oeganda en de OCAM (economische gemeen schap van de Frans-sprekende lan den in Afrika) te scheppen, hadden eveneens geen succes. Talrijke con flicten tussen Afrikaanse staten, de opstand in Biafra, de guerrillaoorlog in Zuid-Soedan en de meningsver schillen tussen Somalië en Ethiopië, maakten de samenwerking niet makkelijker Alleen het probleem der Somali's, die tijdens de koloniale overheersing in vijf verschillende gebieden (Frans- Djibouti, Italiaans-Somaliland, Brits-Somallland, Kenia en Ethiopië) leefden, biedt nog steeds voldoende springstof voor een nieuw conflict tussen Ethiopië, Kenia en Somalië. Ook in hun houding tegenover het blanke Zuid-Afrika en Rhodesië zijn de 44 leden van de OAE nog steeds verdeeld. Terwijl Liberia. Gabon, Ivoorkust, Zambia, Senegal en waar schijnlijk ook Zaire nog steeds Door een gesprek met Pretoria zijn, willen de socialistische staten definitief de bevrijdingsoorlog tegen de blanken voeren. De enige werkelijke basis van sa menwerking tussen de lidstaten van de OAE werd tot nog toe alleen in de steun aan de bevrijdingsbewegingen gevonden. Maar ook hier ontstonden talrijke problemen. In de eerste plaats hielden de meeste staten hun belofte om financiële steun te geven niet. Het OAE-bevrijdingscomité, ge vestigd in Dar Es-Salaam. heeft daarom een chronisch tekort aan geld. Het tweede probleem is dat de ver schillende bevrijdingsbewegingen, met uitzondering van de Frelimo in Mozambique, niet van zins waren één gemeenschappelijke organisatie te stichten. Zo bestaan er nog steeds drie elkaar vijandig gezinde bevrij dingsorganisaties voor Rhodesië. En het conflict in Angola vindt eveneens zijn oorsprong in het feit dat de drie voormalige guerrillaorganisaties geen basis voor samenwerking kunnen vinden. Inmiddels zijn de belanghebbenden in de Angolese burgeroorlog met een diplomatiek en militair offensief op alle fronten begonnen om de confe rentie in Addis Abeba ten eigen voordele te beïnvloeden. In Angola is de MPLA met een verpletterende aanval begonnen om voor het einde van de week voldongen feiten te scheppen. Met zekerheid nemen aan dit militair offensief in het noorden en zuiden van Angola nieuwe Cu baanse troepen en soldaten en offi cieren van de Oostdultse Volksarmee deel. Talrijke staatshoofden in Afrika zijn op reis om politici in andere lan den tot hun standpunt over te halen. In Lusaka voert een Cubaanse missie besprekingen met president Kaoen- da. President Ford heeft aan talrijke staatshoofden in Afrika een persoon lijke boodschap gestuurd. In diplo matieke kringen in Pretoria is men van mening dat Zuid-Afrika in Addis Abeba tot de zondebok voor de ge beurtenissen in Angola zal worden uitgeroepen. Maar men is er ook van overtuigd dat de regering-Vorster - wellicht onder Amerikaanse druk - als eerste na de* bijeenkomst in Ethiopië zal verklaren dat ze haar troepen uit Angola terugtrekt. De vraag blijft of die toezegging een breuk in de Organisatie voor Afri- Eenheid nog kan voorkomen. MOSKOU - Op deze foto uit 1957, toen alles nog koek en ei was tussen China en Rusland, schateren vlnr in Moskou bij de terugkeer van olympische atleten uil Melbourne Kroesjtsjev, Bulganin, Tsjoe En-Lai en Ho Lung het uit om een grap van de Russische partijleider PEKING - Hier een archieffoto uit 1972, waar Tsjoe de toenmalige president van/ Amerika. Nixon. uitgeleide doet na diens bezoek aan China, (Van onze speciale medewerker Jaap van Ginneken) JrEKING - Tsjoe En-lai, premier van de volksrepubliek China en met partijvoorzitter Mao Tsetoeng het Chinese „gezicht" voor het Westen, is donderdag op 78-jarige leeftijd aan kanker overleden. Tsjoe En-lai trad al sinds het voorjaar van 1974 weinig meer in de openbaarheid; hij werd toen door èen hartaanval getroffen en langdurig in een ziekenhuis opgenomen. De tomeloze werklust van deze Chinese premier heeft zijn tol geëist. Ondanks zijn hoge leeftijd en een slechte gezondheidstoestand had Tsjoe de gewoonte hele nachten door te werken, in de vroege morgen slechts enkele uren te slapen, om vervolgens weer aan de slag te gaan - al dan niet op de been gehouden door pillen. Bijna een halve eeuw lang was hij de centrale figuur in zowel de binnen- als de buitenlandse politiek van China, de man die alle dagelijkse organisatieproblemen moest oplossen. Tsjoe En-lai is - net als Mao en een groot deel van de andere Chinese top figuren - nog geboren in de 19e eeuw. Hij stamt uit een familie van manda rijnen. de „geletterden", die onder de keizers het bestuur voerden. Zijn „klassieke" opvoeding geschiedde grotendeels door een grootvader en enkele ooms. Na de „republikeinse" revolutie van 1911 kwam hij op de middelbare school in aanraking met de ideeën van Sun Yat-sen. Vervolgens vertrok hij naar Japan om zijn studie voort te zetten aan de universiteit van Kyoto. Na de opstootjes van 4 mei 1919 in Peking keerde hij echter terug naar het vasteland om zich aan te sluiten bij de beweging van nationalistische in tellectuelen. Zijn activiteiten brach ten hem zelfs enkele maanden in de gevangenis, en na zijn vrijlating ver trok hij naar Frankrijk. Daar maakte hij onder meer kennis met Tsjoe Teh (later met hem een van de mede oprichters en aanvoerders van het Rode Leger) en Tsjen Yi (later zijn plaatsvervanger en opvolger als mi nister van buitenlandse zaken). In kringen van Parijse communisten kwam hij bovendien in aanraking met een Vietnamese student, die hij zijn „grote broer" noemt. Het is Ho Tsji- minh. Tsjoe En-lai bezocht ook Duits land, België en Engeland en legde zo al vroeg de basis voor zijn talenkennis en bereisdheid. Wanneer hij in 1924 weer naar China terugkeert, vestigt hij zich in Kanton: het centrum van de poli tieke activiteit van de nationalistische Koeo Min Tang-beweging en de ermee samenwerkende Communistische Partij. Hij wordt directeur van de politieke afdeling van het nationalistische leger 'en de daarbij behorende militaire aca demie, Wahmpoa. Als zodanig is hij de naaste medewerker van Sun Yat-sens opvolger Tsjang Kai-sjek, maar tevens leermeester van het merendeel der communistische veldheren, die hem later in de burgeroorlog zullen vers laan - zoals de jonge Lin Piao. In 1926-'27 maakt Tsjang Kai-sjek plotseling een einde aan de samen werking van de nationalistische KMT met de communisten. Hij laat tiental len mensen arresteren. Eén van hen is Tsjoe En-lai, die echter kort daarop weer wordt vrijgelaten. Ditmaal geeft hij scholing aan het opleidingsinsti tuut van de boerenbeweging, dat wordt geleid door Mao Tsetoeng. Hij speelt een belangrijke rol in de be roemde Nanchang-opstand, in de vorming van de eerste „Sowjets" in de provincie Kiangsi, in de Lange Mars naar het bergland Yenan. Tijdens de veelvulidge koerswijzi gingen die daardoor ontstaan, ver schilt Tsjoe En-lai herhaaldelijk van mening met Mao Tsetoeng en andere leiders. Maar vanaf het moment dat men erin slaagt zich te handhaven en te herstellen, groeit de politieke een heid. Hoewel hij zich vele malen in de positie bevindt om Mao naar de kroon te steken, zal hij deze steeds op de ach tergrond blijven steunen. Zijn uit zonderlijke combinatie van beginsel vastheid en onderhandelingsvaar digheid maakt hem tot degeen, die vrijwel iedere grote regeling op binnen- en buitenlands gebied tot stand heeft gebracht. Dat begint al in 1936. De commünis- ten stellen aan de nationalisten voor om de strijdbijl te begraven en zich ge zamenlijk teweer te stellen tegen Ja pan. Tsjang Kai-sjek weigert, maar wordtdaarop doorzijn eigen generaals van het bed gelicht (bij de betreffende residentie in Sian laat men de bezoe kers nu nog de muur zien, waarover hij - naar men vertelt - „zonder pyama- broek" trachtte te ontsnappen). Tsjoe En-lai treedt als bemiddelaar op tus sen de nationalisten, en de overeen komst met de communisten wordt ge sloten. In de Tweede Wereldoorlog blijft hij de verbindingsman tussen beide helf ten van het Chinese verzet. Na de capi tulatie van Japan is hij het die - samen met Mao - probeert een definitieve coalitie tot stand te brengen. Maar wanneer de vijandelijkheden opnieuw uitbreken en de communisten de na tionalisten van het vasteland naar het eiland Taiwan of Formosa terugdrij ven, is hij het ook die in 1949 samen met Mao de architect is van de Volks republiek - van de Grondwet tot de bestuursstructuur. Vervolgens is hü het, die als premier en tegelijk minis ter van buitenlandse zaken niet alleen de binnenlandse wederopbouw orga niseert, maar ook de buitenlandse po litiek aanvoert. t 1960 en 1953 onderhandelt Tsjoe En-lai met de Sowjet-Unie over 'de Russische ontwikkelingshulp. In .1953 en 1954 speelt hij een centrale rol bij de onderhandelingen, die een einde maken aan de Koreaanse en de Viet namese oorlog. In 1955 is hij (met Nas ser, Nehroe en Soekamo) een van de bezielende krachten achter de eerste Afro-Aziatische topconferentie van Bandoeng en een van de opstellers van de beroemde „Vijf Beginselen voor Vreedzame Coëxistentie". Al snel blijkt echter dat Moskou ook Peking niet op voet van gelijkheid be handelen wil. Wanneer China in 1957- 58 het Russische ontwikkelingsmodel loslaat, en de campagne tot de vor ming van landbouwcommunes en een „grote sprong voorwaarts" lanceert (waarbij Tsjoe zich geheel op de bin nenlandse politiek concentreert en de buitenlandse zaken uit handen geeft) ontstaan scherpe meningsverschillen. In 1959 reist Tsjoe En-lai nogmaals naar Moskou om een nieuw verdrag voor economische samenwerking te tekenen. Maar nauwelijks zes maan den later trekt Chroesjtsjov alle ge dane beloften in en alle materieel en technici terug. In de volgende jaren ontstaat het „Chinese ontwikke lingsmodel" en de breuk met de Sowjet-Unie. In 1961 loopt Tsjoe En- lai demonstratief weg van het 22e Congres van de Russische Commu nistische Partij. In 1962-63 wordt het dispuut voor het front van de andere naties voortgezet. In China zelf zoe ken de critici van Mao's „Grote Sprong" steun bij de Sowjet-Unie. Maar vanaf1965 lanceren de maoïsten een ideologisch tegenoffensief in de vorm van de Culturele Revolutie. Voor- en tegenstanders Hoewel Tsjoe En-lai zich al in een- zéér vroeg stadium bij de beweging aansluit, verpersoonlijkt hij in de ogen van velen alles waartegen deze zich richt Hy komtuiteen „gegoede" fami-, lie, neemt een centrale plaats in de bu reaucratie in. Hij heeft alle stormen in de partij overleefd, en heeft de naam een behendig politicus te zijn - prag matisch en realistisch. Hij is tijdens zijn veelvuldige buitenlandse reizen steeds in contact geweest met de ver foeide „reactionairen, imperialisten en revisionisten". Het is dan ook niet verwonderlijk dat - nadat in de eerste fase president en partij-secretaris Liu 8hao-chi ten val is gebracht - de radicale en ultra linkse krachten hun aanvallen con centreren op Tsjoe En-lai. Mao houdt hem echter de hand boven het hoofd en in de loop van 1967 en 1968 diskwali ficeren de extremisten zich. In de vol gende jaren is het opnieuw de premier die de terugkeer naar het gewone le ven organiseert en ervoor zorgt dat de opgelopen economische en diploma tieke schade wordt goedgemaakt. Wanneer in 1970 en 1971 ook de radi cale ideoloog Tsjen Po-ta en de radi cale legerleider Lin Piao zich diskwali ficeren, schuift hij op naar de tweede plaats in de partij-hiërarchie. Terwijl de verhouding met de Sowjet-Unie verslechtert, is hij het die de opening naar de Verenigde Staten en West- Europa tot stand brengt. Het tiende Partijcongres van 1973 bevestigt hem in zijn positie, met naast zich een veer tig jaar jongere „culturele revolutio nair": Wang Hung-wen. Opvolging Premier Tsjoe En-lai is onvervan gbaar. Niemand in bet huidige China heeft een dergelijke brede binnen- en buitenlandse ervaring. Toch heeft hij al voor zijn eigen opvolging gezorgd. Afgelopen jaar heeft hij Teng Hsiao- ping, die met de Culturele Revolutie was weggezuiverd, teruggehaald als vice-premier. Ook hij is zeer ervaren en neemt nu al een deel van de taken als premier waar. Daarnaast treedt Li Hsien-nien, die eveneens enige tijd naar de achtergrond was verdwenen, vooral op als zijn vice-premier voor financiële en economische aangele genheden. NU IK IN '76 IN DE POLITIEK &n MOET IK My WEL By SCHOLEN BBR& MUI5WERKREPETIT1E5 TENTflhDNS/ OT MISSCHIEN I^RN IK BETER DE BUL LENtif Heeft de ontwikkeling van de arbeids markt in Zeeland in 1975 een patroon opge leverd waarin lijnen te ontdekken zijn, die voor een 'gezonde' werkgelegenheid in de toekomst scherp in de gaten gehouden moeten worden In de eerste weken van het nieuwe jaar maken de kamers van koophandel en fabrieken overal in het land de balans op en kijken in het koffiedik. De computers van het ministerie van sociale zaken worden geprogrammeerd om de werkloosheidscijfers uit te spuwen. De re sultaten stemmen - zoals dat dan in het sociaal-economisch jargon heet - 'tot som berheid' Het jaar 1975 begint zich met al zijn getob over de algemene recessie, be drijfssluitingen. arbeidstijdverkortingen, hoge werkloosheid, kostenstijgingen en in gezakte animo bij het bedrijfsleven om te investeren, steeds duidelijker af te tekenen. Op een enkele uitschieter na (de NV Haven van Vlissingen boekte met haar activiteiten een recordjaar en kon het personeelsbe stand opvoeren van 200 tot 260 man) was er in Zeeland geen sprake van impulsen op de arbeidsmarkt zoals we die jaren achtereen konden noteren als gevolg van vestiging of uitbreiding van bedrijven. Andersom was er ook weer geen sprake van een rigoureuze achteruitgang in de werkgelegenheid. Ten minste niet als je de werkloosheidscijfers van deze provincie vergelijkt met die van 't landelijk gemiddelde Het werkloosheids percentage onder de mannelijke beroeps bevolking was in 1975 in Zeeland 4,2%; het landelijk gemiddelde 5,3%. De problemen - maar dat is al bij herhaling vastgesteld - liggen hier vooral bij de werkloosheid on der de jeugd tot 25 jaar en onder de vrou wen. lil en jaar dus waarvan je zou kunnen zeg gen dat het vrij evenwichtig materiaal laat boven drijven over de gang van zaken op de arbeidsmarkt? Gegevens uit de praktijk die zich ervoor lenen om aan te duiden in wel ke richting op de Zeeuwse arbeidsmarkt de problemen in de toekomst wel eens zouden moeten worden gezocht en waar er nog mo gelijkheden liggen voor de groeiende (of dat nu natuurlijke groei is of een kwestie van 'import') beroepsbevolking? Met enige voorzichtigheid willen arbeidsmarktdes kundigen met de neus op de dagelijkse fei ten zich wel wagen aan een aantal conclu sies. die voor bestuurders (van rijks-, pro vinciaal en gemeentelijk niveau), voor par tijpolitici, voor vakbonden en voor 'het be drijfsleven' zelf nog maar moeilijk te omzei len zullen zijn. Het is duidelijk dat het daarbij gaat om maar een onderdeeltje van de totale pro blematiek van de economische ontwikke ling \tan dit gewest in de toekomst en de ac centen die daarin worden gelegd. Er is veel méér dan een arbeidsmarkt die bepaalde signalen uitzendt. Om te beginnen de sociaal-economische functie die men in Den Haag aan Zeeland toedenkt en die Zeeland voor zichzelf uitdenkt: hoeveel 'ruimte' kan er nog worden gegeven aan verdere indus trialisatie en uitbreiding van recreatiemoge lijkheden? Welke grenzen worden er ge trokken bij de bestemming van het huidige landschap voor toekomstige woon- en werkgebieden? Welke grenzen stelt een zorgvuldige bescherming van het woon- en leefmilieu? Hoe groot zou op de langere termijn in Zeeland het aantal arbeidsplaat sen moeten zijn om er aan de ene kant voor te zorgen dat de samenleving hier zo com fortabel mogelijk is uitgerust en aan de an dere kant. dat het karakter van Zeeland van vandaag met al zijn waardevolle ele menten zo goed mogelijk bewaard kan blij ven? Daarover praten en denken is je tege lijk afvragen wat de kwaliteit van die ar beidsplaatsen zou moeten zijn, welke oplei dingsmogelijkheden er voor de jeugd - de toekomstige arbeidsmarkt - zouden moeten komen. Er is in de afgelopen jaren heel wat over gefilosofeerd. Vele en omvangrijke rapporten met modellen over aard, snelheid en omvang van ontwikkelingen, waaruit dan een politieke keus kon worden ge maakt. Na de schoksgewijze groei die de ar beidsmarkt in Zeeland in de voorbije tien jaar heeft doorgemaakt bij de vestiging en uitbreiding van vooral nieuwe en grote (in ternationale) bedrijven wordt er de laatste tijd nogal eens vastgesteld dat het in de naaste toekomst vooral zal moeten gaan om een goed stuk werkgelegenheid voor 'de ei gen bevolking' IN^aar hoe zal die 'eigen bevolking' in het Zeeland-van-morgen zijn samengesteld? Aan welke arbeidsplaatsen zal,ze behoefte hebben? Hoe zal ze daarin op haar wenken kunnen worden bediend? Het zijn allemaal nog erg open vragen. Doodeenvoudig om dat er over die bevolkingssamenstelling nog nader bekeken niet veel bekend is én omdat ze een Sterk wisselend beeld oplevert. De Zeeuwse Raad voor de Arbeidsmarkt heeft nog niet zo lang geleden via een zogenaamd motivatie- onderzoek geprobeerd er achter te komen wat nieuwe inwoners van deze provincie beweegt om zich hier te vestigen en wat voor anderen een reden van vertrek is. Het zegt iets over de uitersten: de redenen van komen en gaan. Het zegt nog weinig over de opbouw, de leeftijd en de belangstelling van het arbeidspotentieel. En dan laat ik nog maar even in het mid den dat het erg moeilijk is vol te houden dat er zoiets zou bestaan als een volstrekt zelf standige Zeeuwse arbeidsmarkt. Er zijn min of meer regionale eenheden: Zeeuwsch- Vlaanderen, Midden-Zeeland. Maar er zijn net zo veel verbindingen met andere ar beidsmarkten: West-Brabant, Rijnmond. Als het er nu om gaat de contouren aan te geven van het keuzepakket aan werkgele genheid waarmee ook in de wat verdere toekomst op de arbeidsmarkt van Zeeland rekening moet worden gehouden is het niet zonder belang te zien welke verschijnselen zich in het weinig spectaculaire jaar 1975 hebben voorgedaan. Om te beginnen moet dan worden vastgesteld dat binnen het hele patroon van de werkgelegenheid de chemische industrie zich als een uitgesproken sterke sector heeft doen kennen. Ondanks het feit dat er de laatste jaren ook in de chemie niet zo best is geboerd (er was sprake van arbeidstijdver kortingen), ondanks het feit dat de chemi sche industrie in Zeeland nog lang niet die overwegende positie heeft ingenomen die haar nogal eens wordt toegeschreven. Een vrij redelijke gang van zaken (maar beslist niet over de gehele linie) liet voor zich note ren de metaalsector. Toch moet hierbij worden aangetekend dat Zeeland in de me taal in de toekomst blij mag zijn als het daarin een kwestie blijft van 'houden watje hebt'. In de bouw is de werkgelegenheid vooral het laatste half jaar van 1975 flink aangetrokken, voor een belangrijk deel dank zij het begin van uitvoering van een aantal stimulerings-projecten waarvoor de regering geld op tafel heeft gebracht. In de komende jaren zal in de bouw veel afhangen van beslissingen over omvangrijke klussen als een Vaste Oeververbinding Wester- schelde en de plannen voor (hoe dan ook) afsluiting van de Oosterschelde. Uiteraard zullen die projecten ook een stevig effect hebben op de arbeidsmarkten in westelijk Brabant en het zuidelijk deel van de rand stad Holland. Hoewel de grote klappen wel wat achter de rug zijn is er in de Zeeuwse landbouw nog altijd sprake van een jaar lijks gemiddelde daling van het aantal ar beidsplaatsen met drie procent Een gege ven om rekening mee te houden. In de transport- en opslagbedrijven is geen ern stige reden tot klagen. Bij de algemene overheidsdiensten is sprake van een con stante hoeveelheid arbeidsplaatsen. Uitge sproken zwakke plaatsen in de beveiliging van de arbeidsmarkt in deze provincie rijn: de textiel en confectie en de admini stratieve en hulpdiensten-sectoren. En dat verklaart dan weer de hoge werkloosheid onder de vrouwen en voor een deel ook on der de jeugd, die zich (vaak voor het eerst) op de arbeidsmarkt aanmeldt. Waarbij dan nog voor de volledigheid moet worden ver meld dat de werkgelegenheid in de recreatie altijd een seizoenmatig karakter zal houden en gebonden is aan de grenzen van de uit groei van de recreatieve en toeristische ac commodatie die in de nabije toekomst in Zeeland nog mogelijk zal blijken. Hoe weinig rooskleurig de gang van za ken in de textiel en de confectie in Neder land de laatste jaren geworden is kwam deze week in Den Haag in het overleg tus sen de overheid en de bedrijfstak zelf nog weer eens naar voren. De afgelopen jaren zijn ook Zeeland grote problemen in de tex tiel en confectie niet bespaard gebleven. Bedrijfssluitingen in Zeeuwsch-Vlaanderen. Inkrimping van personeel bij bedrijven el ders in de provincie. Het riet er niet naar uit dat in deze bedrijfstak verbeteringen op korte termijn merkbaar zullen rijn. Komt bij dat de zogenaamde 'uitstoot' van werk krachten van deze sector zich aandient in de categorie handel en nijverheid en voor een deel ook de dienstverlenende en verzor gende beroepen. Vooral ook met de steeds toenemend aantal nieuwe gegadigden op de arbeidsmarkt, afkomstig van mavo- en havo-opleidingen, zal Zeeland juist in die dienstverlenende en verzorgende sector voor 'n grote uitdaging komen te staan. De cijfers uit de praktijk van het voor de Zeeuwse arbeidsmarkt weinig spectaculaire jaar 1975 rijn eigenlijk akelig duidelijk. Hoe nu die zwakke plaatsen met een ge richte arbeidsmarktpolitiek te verstevigen? De vraag is eenvoudig gesteld. Het ant woord kost veel hoofdbrekens. Er rijn aan dit vraagstuk al heel wat studies, conferen ties en besprekingen gewijd. Waar impulsen te zoeken? Zeeland 'draait niet mee' in het beleid van de regering, gericht op de sprei ding van overheidsdiensten. En dus heeft het ook geen uitgesproken gunstige positie als het erom gaat grotere vestigingen van particuliere organisaties in de administratieve- en dienstverlenende sfeer aan te trekken. De industrie in Zeeland - zowel de bestaande als de nieuw gevestigde - heeft de laatste decennia een brede cirkel van dienst verlenende activiteiten om zich heen getrokken. In eigen huis ter onder steuning en begeleiding van de directe pro- duktie, maar ook daarbuiten in verzorgende en toeleverende bedrijven en diensten. Het was een effect dat min of meer in vertraagd tempo achter de directe vestiging en uit breiding van een aantal bedrijven aan kwam. Het lijkt erop dat ook in die ontwik keling een remmende werking is ontstaan. Voor hoelang? Niemand waagt zich aan een uitspraak daarover. Het zou best 'wel eens kunnen zijn tot ver na hét moment waarop er in deze provincie sprake is van nieuwe industriële activiteiten. De signalen op de arbeidsmarkt in 1975 in Zeeland zijn een nauwkeurig onderzoek waard. KEES VAN DER MAAS

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1976 | | pagina 4