boedapest is
Hongarije niet
cabaret
r
aan weerszijden van
de berlijnse muur
jdtiriqr
ririlm
<ai
pzc-oud jaar '75
KisdnoruK
1 oen de nacht op Margit-
Sziget-het eüand in de Donau
-was gevallen, stak de hoogbe
jaarde Amerikaan opnieuw
een havanna in zijn mond en
sprak: „Oil or not". De Hon
gaarse zakenlieden tegenover
hem prezen zijn wijsheid en
vergaten verder te eten.
„Ik weet zeker dat hij een jood
is", zei Magdalena de volgende
avond. We zaten in een disco
theek en haar opmerking
raakte de man die de platen
draaide. Waarom?, vroeg ik.
„Toen ik het tegen hem zei,
kreeg hij een rode kop. Boven
dien ziet hij eruit als een goril
la-. Dat kan dus niet missen".
De derde dag ontmoette ik in fact As
toria Hotel dat de toevoeging Waldorf
inderdaad niet verdiende - de sla was
goed maar de kamers leden armoe -
drie mannen. De oudste droeg een
gouden bril, de middelste grijnsde
maar wat en de jongste observeerde
me waakzaam. Om hun boerenkle
ding schatte ik ze in als Bulgaren
maar ze stelden zich voor als Palestij-
nen zonder land. In de hal zaten hoer
tjes op klanten te wachten maar de
portier lette er scherp op dat ze niet
lonkten.
De prelude was een mistroostige rit
over de autobanen. Na Wenen en een
verzameling drukbezochte kerkhoven
sta je ineens voor het ijzeren gordijn.
Hegyshalom heet de grensovergang
wat in het Hebreeuws goedendag met
nog iets betekent. De bij een Oosten
rijks verkeersbureau bemachtigde
folder maakt duidelijk dat de angst
voor het communistisch regime een
wassen neus moet zijn.
Op het plaatje is naast een Duitse
Mercedes een in klederdracht gesto
ken vrouw te zien die jodelend naar
een groene uniformist salueert. Dolle
verbroederingspret dus? Vergeet het
maar. De Hongaarse soldaat priemt
zijn geweer in de buik van mijn wagen
en het lijkt me verstandig te stoppen.
Na een kwartier en drie sigaretten mag
ik doorrijden naar de douanier die 20
meter verder staat. Met mijn papieren
verdwijnt hij in een barak, waaruit hij
na een tweede kwartier gelukkig ook
weer te voorschijn komt. In dit nie
mandsland van formaliteiten kruist
een tweede douanier mijn weg. Hij wil
hetzelfde zien als de eerste. (Later her
inner ik me de opmerking van een di
plomaat in Boedapest. „De over
heidsbaantjes, dus ook het leger, zijn
een stuk werkverschaffing. Daarom
hebben ze alles dubbel. Maar produk-
tief is anders").
De soldaat die vanuit een toren het
achtergordijn moet bedienen gaat
eerst treiterend in retraite alvorens
zijn vaderlandse plicht te doen. Iets
verderop wacht een spoorovergang.
waar blijkens waarschuwingsbordjes
langs de weg niet gekiekt mag worden.
Er valt ook helemaal niets te kieken.
In de mist met carambolerende voer
tuigen is Boedapest nog ver weg.
toerisme
Het toeristenseizoen - toch goed voor
acht miljoen gasten en aanzienlijk
meer deviezen - is over en dat is aan
de stad te merken. De anders zo gees
telijke zes bruggen over de „Duna"
hullen zich nu in dezelfde grauwheid
als de buitenwijken, waar het beton
net zo kleurloos is opgestapeld als bij
ons en alleen de liften vaker defect
zijn.
In het degelijke Margareta Hotel
hangt nog iets van de internationale
business-set rond. Hongaren zijn ge
wend geraakt aan vreemdelingen. Dat
was immers altijd al zo. Niet voor niets
zijn ze zo trots op de paar koningen die
eeuwen terug produceerden. Vrijheids
oorlogen werden steeds weer gevolgd
door bezettingen. Romeinen, Mongo
len, Turken, Oostenrijkers, Duitsers
en de Russen. Door mijn hoofd flitst
1956 toen ik als kind voor de radio zat
en mijn vuisten balde. De veren van
het bed piepen.
De mistsluier is er de volgende och
tend nog. Ik slenter door het door de
metrobouw overhoop gehaalde cen
trum, boek een andere kamer en steek
de straat over om vanuit een telefoon
cel iemand te bellen. Het contact is tot
dusver moeilijk geweest. Dat ligt niet
aan de Hongaren, want die zijn aardig,
maar ze spreken lang niet allemaal
Engels of Duits.
big brother
getrouwd
In de cel is een kunstschilder bezig al
zijn vrienden op te bellen. Het blonde
meisje voor me vloekt Als ik er een
duet van maak, draait ze zich verrast
om en informeert waar ik vandaan
kom. „Holland? Maar dat is toevallig,
daar ben ik deze zomer met een Neder
lander getrouwd. Niet dat er iets tus
sen ons is maar het is de enige manier
om het land uit te komen", vertelt
Magdalena. Met Kerstmis hoopt ze
vrij te zijn.
Ze sleept me langs redelijk gevulde
etalages, betast verrukt mijn horloge
en camera, drukt me meteen kus haar
tas in de hand en ijlt een kapperszaak
binnen om met een vriendin weer op te
duiken. In een snackbar praten ze over
bontjassen, auto's en het door opera
ties verkrijgen van een mooiere neus
Magdalena heeft een lelijke wond op
haar hand. „Dat heeft mijn vriend ge
daan". legt ze uit. „Hij is zo jaloers dat
hij me verbiedt naar buiten te gaan.
Om me daartoe te dwingen heeft hij
me met een mes gesneden. Weet je.
Hongaarse mannen zijn boeren". Een
zigeunerin mengt zich in het gesprek.
Ze is dronken en maakt ruzie. De
vriendinnen sturen haar weg, maar la
ter zie ik haar op straat r
klampen.
rich man
Een taxi brengt ons snel en goedkoop
van het industriële Pest naar de heu
vels van Boeda, waar specialisten -
tandartsen, advocaten, ondernemers,
geslaagde zwarthandelaren, filmster
ren en niet te vergeten de partijbonzen
- riante optrekjes bezitten. Doel is een
discotheek, waar de jongste Ameri
kaanse popmuziek het zelfbewuste, in
jeans gestoken jonge volkje al kauw
gom kauwend ver van Moskou laat
drijven. Dat Westen vind je trouwens
ook terug in sommige bibliotheken en
bioscopen.
De disc-jockey exploiteert de popula
riteit die hij als televisiereporter ge
niet. Samen is dat goed voor drie mille
per maand. Dat is veel, als men be
denkt dat de doorsnee- arbeider het
met 250 gulden moet doen. „Yes, I am
a rich man", grijnsthij. Ik vraag hem of
hij in zijn tv-programma's kritisch
mag zijn; „Dat moet juist, maar watje
wil. moet je wel eerst voorleggen aan
de grote jongens. Het is zo dat van wat
ik wil, de helft kan".
Hij haalt zich de woede van de vrien
dinnen op de hals, door me te waar
schuwen dat ze beroeps zijn. In een
andere dancing, waar men zich er zon
der morren bij neerlegt dat de musici
verraden
noemde Palestijnen en al gauw zitten
we midden in het Midden-Oosten. Het
drietal klaagt: „We zitten in een iso
lement en zijn een speelbal van de
Russen en Amerikanen.
Ook Cairo heeft ons verkocht en ver
raden". Voorzichtig vraag ik of ze als
toeristen naar Boedapest zijn geko
men. Er valt een pijnlijke stilte, die
door de oudste glimlachend wordt on
derbroken. „We komen hier wel va
ker". Later voegt zich een jonge vrouw
bij het gezelschap, waarna ze snel ver
trekken.
die avond liever thuisbleven, drinken
we kirsch. Terug in het Astoria zitten
andere meisjes te wachten. Ook be
roeps, ik begin het te leren. Een
Fransman, die een van hen uitnodigt
samen de nacht door te brengen, krijgt
het aan de stok met de portier. „Non
monsieur", roept deze verontwaar
digd, „dat is tegen de Hongaarse mo
raal. Maar als u... natuurlijk... maar
dan moet u eerst voor een kamer ex tra
betalen".
Met het verstrijken van de tijd verbaas
je je steeds minder over de macht van
het kapitaal. Fooien zijn heilig. Ook in
het theater, dat na het deponeren van
een paar extra forinten helemaal niet
zo uitverkocht blijkt te zijn,
De tweede dag met het openbaar ver
voer naar de ambassade. Onder aan
de trap naar de metro ligt een man in
een bloedplas. Het lijk wordt bedekt
met pakpapier. Ik vraag de weg aan
een controleur. Hij verdwijnt in een
hokje, maar de menigte blijft bij het
passeren van de draaihekjes de abon
nementen opvallend angstig is de
lucht steken. Een beklemmend ge
zicht. Ziet Big Brother dan werkelijk
alles?
Het gebouw waar ik moet zijn. ligt in
een villarijke straat dicht bij het Nep-
stadion. Ik passeer een huis waarvan
de gevel nog vol kogelgaten zit. Dat
staat slordig, zoveel jaar na de platge
walste revolutie, maar het is het be
kende beeld van straten en gebouwen.
De consumptiemaatschappij gaat ook
hier hand in hand met smerigheid.
Met mensen die ik via de ambassade
leer kennen, praat ik hierover. Ze ha
len hun schouders op en zeggen dat de
Hongaren het nog nooit zo goed heb
ben gehad als nu. Het economische
wonder heette NEM, het nieuw eco
nomisch mechanisme, waarbij binnen
het regime een vrijere bedrijfspolitiek
werd aangemoedigd en prestatie met
een hoger winstaandeel werd gehono
reerd. En met dat extra geld kon wes
terse luxe in huis worden gehaald.
De Russen keken wantrouwig naar al
die particuliere auto's en tweede
huisjes, om over de zeiljachten van de
rijksten maar te zwijgen. Hoe kon
dat? Partijleider Kadar, die zich om
ringd weet door een half miljoen le
den van de partij - dat is niet veel,
maar men acht het voldoende - stelde
hen gerust. „Laat mij mijn gang gaan,
want alleen zo kan ik mijn volk rustig
houden en jullie buitenlandse poli
tiek steunen", zei hij. D"oor de inflatie
van het Westen is het echter ook hier
iets oncomfortabeler geworden.
Daarvan is niets te merken in de sjieke
restaurants. Een overdaad aan weelde
straaltje tegemoet: kristallen luchters
engoudenreliëfsopmarmerenwanden.
een zwerm obers uit het livreiboekje
die op zilveren dienbladen de uitste
kende Hongaarse keuken uitdragen
Anders dan het grijze straatbeeld is de
sfeer binnen bijna frivool te noemen
Maar dat verandert als een hoge partij
functionaris zijn servetje voordoet.
Het personeel springt elegant in de
houding en de ijlings gealarmeerde di
recteur buigt zo diep dat hij met zijn
hoofd bijna de grond raakt. Het valt op
dat bij de zakenlunches aan de andere
tafels veel vrouwen zitten. Ze drinken
bier en dicteren de conversatie.
Op het Baross Ter (plein) passeer ik de
peperdure nachtclub Maxim,
w aarionze eigen' Milly Scott op de af
fiches is afgebeeld. In het hotel deel ik
de theetafel met de in de aanhef ge
Bij het diner speelt de violist liedjes op
bestelling en zo krijgen we te horen
hoe schoen de Rhein wel is. Dank zij de
forinten van een Duits groepje dat
irish coffee heeft besteld. „Viel whisky
ist gut", leggen ze de ober uit. Terwijl
hij wegloopt repeteert hij „Viel ist gut,
gut, gut..."
Met Helena, een nieuwe gids, zwerf ik
de derde dag door de heuvels van Boe-
da. Langs de Citadel waar een monu
ment staat voor gesneuvelde Russi
sche soldaten, de Rozenheuvel en de
vesting die heel lang geleden door
grimmige (nu uit steen gehakte) vis
sers tegen de Turken werd verdedigd.
In de Matthiaskerk uit 1245 ligt een
kopie van de Hongaarse kroon. De
echte bevindt zich in Fort Knoxk
sinds de Amerikanen in WO-II een
Duitse verzamelaar van zijn illusies
beroofden. Pal naast de kerk bouwt
Hilton nu een modern hotel. Een on
miskenbare knieval voor de dollars.
Het heeft de Hongaren niet onberoerd
gelaten, maar de politieke speelruimte
voor protesten is tragisch klein.
Waar is de gevangenis? - vroeg ik He
lena. Ze kijkt verbaasd. „Die is hier
niet. maar buiten de stad. Of ja, er zit-
ten hier wel mensen in het paleis van
'justitie vast". Zij wijst naar het ge
bouw dat bekneld wordt door het
neo-gothische parlement en het be
tonnen Politburo aan de oever van de
Donau. Voer voor symbolisten.
mini
Net zoals in de warenhuizen lopen de
dienstertjes in de koffiebars rond in
mini-jurken en witte opengewerkte
laarsjes. Loopt de mode zo achter?
„Nee. maar ze krijgen niet elk jaar een
nieuw kostuum en dit is nog uit de tijd
dat we in mini geloofden". Ze vertelt
dat de jeugd nog wel in de leer van
Lenin en Marx gelooft, maar dat het
materialisme veel van de sociaal-
politieke idealen opslokt. „Als je am
bitieus bent en met je ellebogen werkt,
breng je het verder dan mensen die
met hun armen over elkaar blijven zitr
ten Dat heb je in elk systeem"
We rijden naar de flat die ze in de Bijl
mer van Boedapest met haar moeder
deelt. Een verkeersfoutje veroorzaakt
door de magere verlichting lijkt fout af
te lopen. Twee burgers met een witte
band om hun arm geven me met een
scheepslamp een teken dat ik moet
stoppen. Hij praat dreigend in het
Hongaars. Helena legt me uit dat de
mannen me gevangen hadden geno
men als ik op ze had gescholden. De
deur van het appartement is voorzien
van een extra slot „omdat hier al twee
keer is ingebroken", aldus de vrouw
Hoewel ze het allerminst breed heb
ben. wordt tijdens het tv-journaal
(vrijwel geheel gevuld met het nieuws
over een nieuwe fabriek die 3000 ka
meraden werk verschaftl kaviaar en
wijn geserveerd. De Hongaarse gastr
vrijheid wint het deze keer van de ge
reserveerdheid.
Na middernacht rij ik terug over het
Pein der Helden De schaduwen van
de reusachtige beelden reikten tot de
plaats waar enkele taxichauffeurs
een langharige jongen aftuigen. Dat
tafereel zie je soms ook in niet-
lemnistische steden, noteer ik in m'n
rode boekje. Maar Boedapest is Hon
garije niet.
ROLF STALLINGA
J.n West-Beril jn zit men voor twintig markopdeecrwlr rij. In Oost-Berlijn voor
vijf mark. In het Westen kost het programmaboekje twee mark. in het Oosten
veertig pfennig. Over inflatie gesprokeiDe humor is aanzienlijk duurd'-r in h«-i
Westen, ze is niet veel beter dan in het Oosten, maar ze Is gevraagd. „Die
Staehelschweine" is zes weken van tevoren uitverkocht: de „Distel" 1» voor
de komende anderhalf jaar volgeboekt.
Heicabaret in West-Duilsland is vrijwel ter ziele. Nadat desociaal-demorraten
aan de regering kwamen, in 1969. werd men voorzichtiger met de kritiek
Natuurlijk bleef een man als Strauss bet mikpunt van grappen, maar sinds
Strauss geen minister meer is komt zijn naam minder vaak voor. In dr afgelo
pen 26 jaar kwam de Beierse politicus 1753 maal in de teksten van de Sta-
chelschweine voor. maar. zo stellen de stekelvarkens mismoedig vast. „het
heeft niets geholpen". Ook de Distel kent zijn record. In de eerste twintig jaar
van het bestaan van deze groep werd Adenauer 4000 maal in de tekst bedacht-
'wij hebben toch de oorlog uitgevonden,
kunnen ze ons die dan zomaar afpakken?
Die tijden van het harde politieke ca
baret zijn. althans in het Westen,
voorbij. In het Oosten hebben ze nooit
bestaan, daar was het „prikken in de
marge". De Stachelschwelne hebben
hun programma duidelijk op de toeris
ten afgestemd Er wordt zelden een
concreet standpunt Ingenomen. Ge
beurt dat wel. bijvoorbeeld over het
abortusvraagstuk of over de SPD. dan
vaak nog erg mild en niet altijd even
intelligent.
begin
Het begin van deze cabaretgroep, in
1949, was niet eenvoudig. In de ,,Ba-
dewanne". (de badkuip), een jazzkel-
der, begon de groep driemaal per week
met zijn voorstellingen. De entree was
gratis, alleen werd elke bezoeker een
knoop van zijn colbertje of jurk ge
knipt. Directeur Rolf Ulrich: „We
moesten de vraag oplossen welke en
treeprijs we zouden moeten vragen.
Eén mark was te weinig, want dan
zouden de mensen denken: dat kan
nooit wat zijn. Vijf mark was te veel.
dan zouden ze zeggen: wat verbeelden
die jonge broekies zich wel. Toen zijn
we op het idee gekomen om die kno
pen af te snijden. De mensen kwamen
in groten getale want ze wilden weten
of we dat ook werkelijk deden". Van de
waard kregen de acteurs een warme
maaltijd en een dagvergoeding van
2,50 mark.
In de ruim 25 jaar dat het gezelschap
nu bestaat, heeft men met het „Kom-
mödchen" in Düsseldorf, en het
reeds ter ziele gegane „Lach und
Schieszgesellschaft" in Mfinchen ge
tracht in West-Duitsland de cabaret
traditie in ere te houden. Waarom dat
tegenwoordig zo moeilijk is, vertelt
Rolf Ulrich: „Dat komt voornamelijk
door de massamedia. Vroeger kon je
een bericht in de krant nog persifleren
omdat de mensen wisten waar je het
overhad. Tegenwoordig kun je pas een
thema gaan behandelen dat ten min
ste drie tot vier weken in het nieuws
gezeten heeft".
De Westberlijnse groep heeft in het
verleden meermaals voor moeilijkhe
den gezorgd. In 1959 werd een parodie
op een stuk van Bertolt Brecht van het
programma geschrapt, nadat een con
flict met de Westduitse uitgever van
deze tekstdichter was ontstaan. Twee
jaar eerder in 1957 bleken de „pointen"
van de groep nog te hard voor de
Beierse televisie.
vrede
ontvangst
„De dertigjarige vrede", het pro
gramma dat momenteel in West-
Berlijn loopt, is voor de pauze verras
send sterk. De politieagent die „de
vrede" tegenkomt en verbijsterd
vraagt: „Wat, bent u de vrede? Onze
Duitse vrede? U wordt al dertig jaar
lang gezocht!". De dominee, die de
vrede verwijt: „Tenslotte zijn door jou
in het afgelopen jaar 1 miljoen mensen
uit de kerk gestapt". De professor:
„Mijn God. wat bent u veranderd. Wat
was u twintig jaar geleden nog een
knaap met een hoopvolle toekomst en
de vrede zelf. die zegt jarenlang het
pseudoniem „Koude Oorlog" te heb
ben gedragen, en die vertwijfeld tot de
conclusie komt: „Merkwaardig, alle
mensen die geen raad weten met de
vrede, roepen naar de sterke man".
Ook zelfspot ontbreekt niet. vaak
vermengd met een diepere betekenis-
„Wij hebben toch de oorlog uitgevon
den, kunnen ze ons die dan zomaar af
pakken?".
Natuurlijk komt de DDR-spionage-
actïvïteït ter sprake, het abortus
vraagstuk (als persiflage wordt een
man zwanger en zie: abortus is gratis,
de paus propageert de pil en andere
voorbehoedmiddelen voor de man,
opdat deze „de kroon der schepping"
'tan blijven), en de radicalisering aan
bod. In de Exormarxist wordt Marx
uit een SPD-jongeling gedreven. „Ich
bescbwöre dich Karl Marx, entwei-
che". Ook de oliesjeiks, die de CDU
willen kopen, komen ten tonele. De
CDU-secretaris-generaal die nog wat
tegenstribbelt lomdat de zonen van
de sjeiks corrupt zouden zijn. dat ze
mensen zouden chanteren, dat ze in
spionageschandalen zouden zijn
verwikkeld, kortom dat er veel niet
deugt) wordt gerustgesteld door de
zaakwaarnemer van de sjeik: „Als ik
zo naar de regeringen van de laatste
dertig jaar kijk. zal er niet veel ver
anderen".
Na de pauze wordt het bij de Sta-
chelschweine dan populair De humor
verdringt de politiek naar het tweede
plan. Dat is bij de Distel niet het geval.
Het programma van dit Oostberlijnse
cabaret is gevuld met kleine prik
kende opmerkingen in de richting van
het regime. Ondanks alle koersveran
deringen is de Distel een krachtige
-
duMJc
plant gebleven. De groep bestaat 22
jaar en opmerkelijk Is dat men niet
langer de balk ln de ogen van de buren
(de Westduitsers) ziet, maar ook de
splinter in het eigen oog: de bureau
cratie. de eindeloze redes het gebrek
aan gastronomische cultuur Ruim
twee miljoen bezoekers zagen de vijf
tig programma's van de Distel, slechts
0.03 procent voelde zich persoonlijk
aangevallen, en men kan wel raden
welke groep dat was: de functionaris
sen. Ongeveer twee procent van de ge
brachte teksten leverde moeilijkhe
den op.
In West-Berlijn werd de Distel ho
nend ontvangen. Der Tagessplegel
schreef in 1953: „De stad-Sowjet heeft
langs ambtelijke weg een cabaret op
gericht. Het lijkt erop dat het de soort
Carthanus Tintorius betreft - een
kleurendistel, waarvan de sterk geu
rende bloemen reeds in de oudheid
graag bij het rood verven werden ge
bruikt". Rood is het cabaret wel,
maar het is systeemconform.
„Aan uw lachen kunnen we afleiden of
u geschikt bent voor een hogere func
tie", laat men direct bij het begin we
ten. Hetzaaltje in de journalistenclub,
direct tegenover het station Fned-
richstrasse, daar waar Oost en West
elkaar ontmoeten, is afgeladen vol. De
Oostberlijners kleden zich nog voor
het theater. Opvallend weinig unifor
men. een ongedwongen sfeer. Het
loopt tegen Kerst en de kermis in
OosUBerlijn zorgt voor „Rummel".
Het programma heet dan ook: „Alles
Rummel, Alles Rummel".
Alles komt aan bod. De bezwerings
formules, die het regime gebruikt, de
indoctrinatie op de scholen, het ge
brek aan gebruiksvoorwerpen, het
uren in de rij moeten staan voor de
winkels, kortom alle uiterlijke defec
ten van het systeem worden genade
loos gekritiseerd. Daarbij is het peil
van de humor redelijk hoog. De tek
sten hebben „pfifT, zoals de Duitsers
dat noemen. „Natürllch üebt man So-
lidarltót. aber viele müszen eben
lange fiben". (Natuurlijk is men soli
dair. maar velen moeten nu eenmaal
lang oefenen voordat ze dat kunnem.
De pers krijgt een uitbrander Ze
noemt zich in tematlonaal, maar is het
niet. Een bericht van het DDR-
persbureau ADN: „Zoals Tass van
DPA heeft vernomen, zou Reuter heb
ben gemeld..."
De metselaar die in het Westen nog
„Maurer" heet, maar in het Oosten al
„Facharbeiter für Hochbau": de man
die zijn ondergeschikte verwijt dat
deze niets heeft gezegd van de contra
revolutionaire taal die een Westduit
ser uitslaat en die op dc vraag w
bij dat dan niet zelf doel antwoordt:
„Maar ik heb toch geen spreekgestoel
te". de kritiek op de censuur i..Ze ma
ken van dc Fledermaus een treurspel"i
en op het zondagsblad „Sonntag"
i„Schon Goethe sprach zur Frau von
Stein mlr ffilt keln Wort zum Bonn-
tag eiri'i: dat alles wordt met veel
vaart gebracht en krijgt een daverend
applaus als beloning Het orkestje
speelt „The Sting" en andere westerse
muziek, en de zelfspot is onmisken
baar In elke tekst „Mijn Vader zegt:
als Ik zo nurks blijf kan ik alleen maar
een baan in de horecasector krij
gen"
De DDR-burger op het diplomatieke
parket (koud buffet i Op zoek naar pa
ling. Die uiteraard niet kan vinden,
omdat de DDR deze vissoort naar
West-Dultsland exporteert, ln ruil
voor harde deviezen. Zich dan ver
grijpt aan Peklng-eend en vervolgens
door de Russische ambassadeur ge
voelig op de vingers wordt getikt, om
dat de klassenstrijd ook tijdens het
eten niet verwaarloosd mag worden.
Hem blijft geen andere uitweg dan het
„russlsch ei".
autorijles
Een van de sterkste scènes is de auto-
rijles Op de vraag: „Waar moet u aan
denken als u in de auto stept?" wordt
geantwoord: „Dat de geschiedenis van
de mensheid, de geschiedenis van de
klassenstrijd is". Elke vraag van de
rij-lnstructeur wordt met een derge
lijke slogan beantwoord. De laatste
vraag. Hoe moet u rijden", brengt de
ontknoping: „Elke verkeersdeelnemer
moet zo rijden (fahreni alsof hij een lei
dende (ffihrendei partijgenoot achter
zich heeft zitten".
De Distel heeft duidelijk een alibifunc
tie. De bewoners van de DDR moeten
wel de indruk krijgen dat er toch nog
heel wat ln hun republiek mogelijk is.
Indirect geven de acteurs van de Dis
tel dan ook toe dat ze aan de opper
vlakte blijven: „Wij laten de „Genos
sen" schrikken, maar we willen ze niet
omver duwen". Toch is het opmerke
lijk wat in het kleine theater aan de
Friedrichstrasse wordt gebracht als
men bedenkt hoe begrensd de moge
lijkheden van de cabaretiers zijn. In
het Westen, waar men niet zo beperkt
is ln zijn mogelijkheden, wordt om het
publiek gunstig te stemmen vaak te
gemoet gekomen aan de eisen van de
bezoekers en die worden helaas niet
zelden door oppervlakkigheid geken
merkt Cabaret aan weerskanten van
de muur: het blijven twee werelden.
JAN KUIPER