boedapest is Hongarije niet cabaret r aan weerszijden van de berlijnse muur jdtiriqr ririlm <ai pzc-oud jaar '75 KisdnoruK 1 oen de nacht op Margit- Sziget-het eüand in de Donau -was gevallen, stak de hoogbe jaarde Amerikaan opnieuw een havanna in zijn mond en sprak: „Oil or not". De Hon gaarse zakenlieden tegenover hem prezen zijn wijsheid en vergaten verder te eten. „Ik weet zeker dat hij een jood is", zei Magdalena de volgende avond. We zaten in een disco theek en haar opmerking raakte de man die de platen draaide. Waarom?, vroeg ik. „Toen ik het tegen hem zei, kreeg hij een rode kop. Boven dien ziet hij eruit als een goril la-. Dat kan dus niet missen". De derde dag ontmoette ik in fact As toria Hotel dat de toevoeging Waldorf inderdaad niet verdiende - de sla was goed maar de kamers leden armoe - drie mannen. De oudste droeg een gouden bril, de middelste grijnsde maar wat en de jongste observeerde me waakzaam. Om hun boerenkle ding schatte ik ze in als Bulgaren maar ze stelden zich voor als Palestij- nen zonder land. In de hal zaten hoer tjes op klanten te wachten maar de portier lette er scherp op dat ze niet lonkten. De prelude was een mistroostige rit over de autobanen. Na Wenen en een verzameling drukbezochte kerkhoven sta je ineens voor het ijzeren gordijn. Hegyshalom heet de grensovergang wat in het Hebreeuws goedendag met nog iets betekent. De bij een Oosten rijks verkeersbureau bemachtigde folder maakt duidelijk dat de angst voor het communistisch regime een wassen neus moet zijn. Op het plaatje is naast een Duitse Mercedes een in klederdracht gesto ken vrouw te zien die jodelend naar een groene uniformist salueert. Dolle verbroederingspret dus? Vergeet het maar. De Hongaarse soldaat priemt zijn geweer in de buik van mijn wagen en het lijkt me verstandig te stoppen. Na een kwartier en drie sigaretten mag ik doorrijden naar de douanier die 20 meter verder staat. Met mijn papieren verdwijnt hij in een barak, waaruit hij na een tweede kwartier gelukkig ook weer te voorschijn komt. In dit nie mandsland van formaliteiten kruist een tweede douanier mijn weg. Hij wil hetzelfde zien als de eerste. (Later her inner ik me de opmerking van een di plomaat in Boedapest. „De over heidsbaantjes, dus ook het leger, zijn een stuk werkverschaffing. Daarom hebben ze alles dubbel. Maar produk- tief is anders"). De soldaat die vanuit een toren het achtergordijn moet bedienen gaat eerst treiterend in retraite alvorens zijn vaderlandse plicht te doen. Iets verderop wacht een spoorovergang. waar blijkens waarschuwingsbordjes langs de weg niet gekiekt mag worden. Er valt ook helemaal niets te kieken. In de mist met carambolerende voer tuigen is Boedapest nog ver weg. toerisme Het toeristenseizoen - toch goed voor acht miljoen gasten en aanzienlijk meer deviezen - is over en dat is aan de stad te merken. De anders zo gees telijke zes bruggen over de „Duna" hullen zich nu in dezelfde grauwheid als de buitenwijken, waar het beton net zo kleurloos is opgestapeld als bij ons en alleen de liften vaker defect zijn. In het degelijke Margareta Hotel hangt nog iets van de internationale business-set rond. Hongaren zijn ge wend geraakt aan vreemdelingen. Dat was immers altijd al zo. Niet voor niets zijn ze zo trots op de paar koningen die eeuwen terug produceerden. Vrijheids oorlogen werden steeds weer gevolgd door bezettingen. Romeinen, Mongo len, Turken, Oostenrijkers, Duitsers en de Russen. Door mijn hoofd flitst 1956 toen ik als kind voor de radio zat en mijn vuisten balde. De veren van het bed piepen. De mistsluier is er de volgende och tend nog. Ik slenter door het door de metrobouw overhoop gehaalde cen trum, boek een andere kamer en steek de straat over om vanuit een telefoon cel iemand te bellen. Het contact is tot dusver moeilijk geweest. Dat ligt niet aan de Hongaren, want die zijn aardig, maar ze spreken lang niet allemaal Engels of Duits. big brother getrouwd In de cel is een kunstschilder bezig al zijn vrienden op te bellen. Het blonde meisje voor me vloekt Als ik er een duet van maak, draait ze zich verrast om en informeert waar ik vandaan kom. „Holland? Maar dat is toevallig, daar ben ik deze zomer met een Neder lander getrouwd. Niet dat er iets tus sen ons is maar het is de enige manier om het land uit te komen", vertelt Magdalena. Met Kerstmis hoopt ze vrij te zijn. Ze sleept me langs redelijk gevulde etalages, betast verrukt mijn horloge en camera, drukt me meteen kus haar tas in de hand en ijlt een kapperszaak binnen om met een vriendin weer op te duiken. In een snackbar praten ze over bontjassen, auto's en het door opera ties verkrijgen van een mooiere neus Magdalena heeft een lelijke wond op haar hand. „Dat heeft mijn vriend ge daan". legt ze uit. „Hij is zo jaloers dat hij me verbiedt naar buiten te gaan. Om me daartoe te dwingen heeft hij me met een mes gesneden. Weet je. Hongaarse mannen zijn boeren". Een zigeunerin mengt zich in het gesprek. Ze is dronken en maakt ruzie. De vriendinnen sturen haar weg, maar la ter zie ik haar op straat r klampen. rich man Een taxi brengt ons snel en goedkoop van het industriële Pest naar de heu vels van Boeda, waar specialisten - tandartsen, advocaten, ondernemers, geslaagde zwarthandelaren, filmster ren en niet te vergeten de partijbonzen - riante optrekjes bezitten. Doel is een discotheek, waar de jongste Ameri kaanse popmuziek het zelfbewuste, in jeans gestoken jonge volkje al kauw gom kauwend ver van Moskou laat drijven. Dat Westen vind je trouwens ook terug in sommige bibliotheken en bioscopen. De disc-jockey exploiteert de popula riteit die hij als televisiereporter ge niet. Samen is dat goed voor drie mille per maand. Dat is veel, als men be denkt dat de doorsnee- arbeider het met 250 gulden moet doen. „Yes, I am a rich man", grijnsthij. Ik vraag hem of hij in zijn tv-programma's kritisch mag zijn; „Dat moet juist, maar watje wil. moet je wel eerst voorleggen aan de grote jongens. Het is zo dat van wat ik wil, de helft kan". Hij haalt zich de woede van de vrien dinnen op de hals, door me te waar schuwen dat ze beroeps zijn. In een andere dancing, waar men zich er zon der morren bij neerlegt dat de musici verraden noemde Palestijnen en al gauw zitten we midden in het Midden-Oosten. Het drietal klaagt: „We zitten in een iso lement en zijn een speelbal van de Russen en Amerikanen. Ook Cairo heeft ons verkocht en ver raden". Voorzichtig vraag ik of ze als toeristen naar Boedapest zijn geko men. Er valt een pijnlijke stilte, die door de oudste glimlachend wordt on derbroken. „We komen hier wel va ker". Later voegt zich een jonge vrouw bij het gezelschap, waarna ze snel ver trekken. die avond liever thuisbleven, drinken we kirsch. Terug in het Astoria zitten andere meisjes te wachten. Ook be roeps, ik begin het te leren. Een Fransman, die een van hen uitnodigt samen de nacht door te brengen, krijgt het aan de stok met de portier. „Non monsieur", roept deze verontwaar digd, „dat is tegen de Hongaarse mo raal. Maar als u... natuurlijk... maar dan moet u eerst voor een kamer ex tra betalen". Met het verstrijken van de tijd verbaas je je steeds minder over de macht van het kapitaal. Fooien zijn heilig. Ook in het theater, dat na het deponeren van een paar extra forinten helemaal niet zo uitverkocht blijkt te zijn, De tweede dag met het openbaar ver voer naar de ambassade. Onder aan de trap naar de metro ligt een man in een bloedplas. Het lijk wordt bedekt met pakpapier. Ik vraag de weg aan een controleur. Hij verdwijnt in een hokje, maar de menigte blijft bij het passeren van de draaihekjes de abon nementen opvallend angstig is de lucht steken. Een beklemmend ge zicht. Ziet Big Brother dan werkelijk alles? Het gebouw waar ik moet zijn. ligt in een villarijke straat dicht bij het Nep- stadion. Ik passeer een huis waarvan de gevel nog vol kogelgaten zit. Dat staat slordig, zoveel jaar na de platge walste revolutie, maar het is het be kende beeld van straten en gebouwen. De consumptiemaatschappij gaat ook hier hand in hand met smerigheid. Met mensen die ik via de ambassade leer kennen, praat ik hierover. Ze ha len hun schouders op en zeggen dat de Hongaren het nog nooit zo goed heb ben gehad als nu. Het economische wonder heette NEM, het nieuw eco nomisch mechanisme, waarbij binnen het regime een vrijere bedrijfspolitiek werd aangemoedigd en prestatie met een hoger winstaandeel werd gehono reerd. En met dat extra geld kon wes terse luxe in huis worden gehaald. De Russen keken wantrouwig naar al die particuliere auto's en tweede huisjes, om over de zeiljachten van de rijksten maar te zwijgen. Hoe kon dat? Partijleider Kadar, die zich om ringd weet door een half miljoen le den van de partij - dat is niet veel, maar men acht het voldoende - stelde hen gerust. „Laat mij mijn gang gaan, want alleen zo kan ik mijn volk rustig houden en jullie buitenlandse poli tiek steunen", zei hij. D"oor de inflatie van het Westen is het echter ook hier iets oncomfortabeler geworden. Daarvan is niets te merken in de sjieke restaurants. Een overdaad aan weelde straaltje tegemoet: kristallen luchters engoudenreliëfsopmarmerenwanden. een zwerm obers uit het livreiboekje die op zilveren dienbladen de uitste kende Hongaarse keuken uitdragen Anders dan het grijze straatbeeld is de sfeer binnen bijna frivool te noemen Maar dat verandert als een hoge partij functionaris zijn servetje voordoet. Het personeel springt elegant in de houding en de ijlings gealarmeerde di recteur buigt zo diep dat hij met zijn hoofd bijna de grond raakt. Het valt op dat bij de zakenlunches aan de andere tafels veel vrouwen zitten. Ze drinken bier en dicteren de conversatie. Op het Baross Ter (plein) passeer ik de peperdure nachtclub Maxim, w aarionze eigen' Milly Scott op de af fiches is afgebeeld. In het hotel deel ik de theetafel met de in de aanhef ge Bij het diner speelt de violist liedjes op bestelling en zo krijgen we te horen hoe schoen de Rhein wel is. Dank zij de forinten van een Duits groepje dat irish coffee heeft besteld. „Viel whisky ist gut", leggen ze de ober uit. Terwijl hij wegloopt repeteert hij „Viel ist gut, gut, gut..." Met Helena, een nieuwe gids, zwerf ik de derde dag door de heuvels van Boe- da. Langs de Citadel waar een monu ment staat voor gesneuvelde Russi sche soldaten, de Rozenheuvel en de vesting die heel lang geleden door grimmige (nu uit steen gehakte) vis sers tegen de Turken werd verdedigd. In de Matthiaskerk uit 1245 ligt een kopie van de Hongaarse kroon. De echte bevindt zich in Fort Knoxk sinds de Amerikanen in WO-II een Duitse verzamelaar van zijn illusies beroofden. Pal naast de kerk bouwt Hilton nu een modern hotel. Een on miskenbare knieval voor de dollars. Het heeft de Hongaren niet onberoerd gelaten, maar de politieke speelruimte voor protesten is tragisch klein. Waar is de gevangenis? - vroeg ik He lena. Ze kijkt verbaasd. „Die is hier niet. maar buiten de stad. Of ja, er zit- ten hier wel mensen in het paleis van 'justitie vast". Zij wijst naar het ge bouw dat bekneld wordt door het neo-gothische parlement en het be tonnen Politburo aan de oever van de Donau. Voer voor symbolisten. mini Net zoals in de warenhuizen lopen de dienstertjes in de koffiebars rond in mini-jurken en witte opengewerkte laarsjes. Loopt de mode zo achter? „Nee. maar ze krijgen niet elk jaar een nieuw kostuum en dit is nog uit de tijd dat we in mini geloofden". Ze vertelt dat de jeugd nog wel in de leer van Lenin en Marx gelooft, maar dat het materialisme veel van de sociaal- politieke idealen opslokt. „Als je am bitieus bent en met je ellebogen werkt, breng je het verder dan mensen die met hun armen over elkaar blijven zitr ten Dat heb je in elk systeem" We rijden naar de flat die ze in de Bijl mer van Boedapest met haar moeder deelt. Een verkeersfoutje veroorzaakt door de magere verlichting lijkt fout af te lopen. Twee burgers met een witte band om hun arm geven me met een scheepslamp een teken dat ik moet stoppen. Hij praat dreigend in het Hongaars. Helena legt me uit dat de mannen me gevangen hadden geno men als ik op ze had gescholden. De deur van het appartement is voorzien van een extra slot „omdat hier al twee keer is ingebroken", aldus de vrouw Hoewel ze het allerminst breed heb ben. wordt tijdens het tv-journaal (vrijwel geheel gevuld met het nieuws over een nieuwe fabriek die 3000 ka meraden werk verschaftl kaviaar en wijn geserveerd. De Hongaarse gastr vrijheid wint het deze keer van de ge reserveerdheid. Na middernacht rij ik terug over het Pein der Helden De schaduwen van de reusachtige beelden reikten tot de plaats waar enkele taxichauffeurs een langharige jongen aftuigen. Dat tafereel zie je soms ook in niet- lemnistische steden, noteer ik in m'n rode boekje. Maar Boedapest is Hon garije niet. ROLF STALLINGA J.n West-Beril jn zit men voor twintig markopdeecrwlr rij. In Oost-Berlijn voor vijf mark. In het Westen kost het programmaboekje twee mark. in het Oosten veertig pfennig. Over inflatie gesprokeiDe humor is aanzienlijk duurd'-r in h«-i Westen, ze is niet veel beter dan in het Oosten, maar ze Is gevraagd. „Die Staehelschweine" is zes weken van tevoren uitverkocht: de „Distel" 1» voor de komende anderhalf jaar volgeboekt. Heicabaret in West-Duilsland is vrijwel ter ziele. Nadat desociaal-demorraten aan de regering kwamen, in 1969. werd men voorzichtiger met de kritiek Natuurlijk bleef een man als Strauss bet mikpunt van grappen, maar sinds Strauss geen minister meer is komt zijn naam minder vaak voor. In dr afgelo pen 26 jaar kwam de Beierse politicus 1753 maal in de teksten van de Sta- chelschweine voor. maar. zo stellen de stekelvarkens mismoedig vast. „het heeft niets geholpen". Ook de Distel kent zijn record. In de eerste twintig jaar van het bestaan van deze groep werd Adenauer 4000 maal in de tekst bedacht- 'wij hebben toch de oorlog uitgevonden, kunnen ze ons die dan zomaar afpakken? Die tijden van het harde politieke ca baret zijn. althans in het Westen, voorbij. In het Oosten hebben ze nooit bestaan, daar was het „prikken in de marge". De Stachelschwelne hebben hun programma duidelijk op de toeris ten afgestemd Er wordt zelden een concreet standpunt Ingenomen. Ge beurt dat wel. bijvoorbeeld over het abortusvraagstuk of over de SPD. dan vaak nog erg mild en niet altijd even intelligent. begin Het begin van deze cabaretgroep, in 1949, was niet eenvoudig. In de ,,Ba- dewanne". (de badkuip), een jazzkel- der, begon de groep driemaal per week met zijn voorstellingen. De entree was gratis, alleen werd elke bezoeker een knoop van zijn colbertje of jurk ge knipt. Directeur Rolf Ulrich: „We moesten de vraag oplossen welke en treeprijs we zouden moeten vragen. Eén mark was te weinig, want dan zouden de mensen denken: dat kan nooit wat zijn. Vijf mark was te veel. dan zouden ze zeggen: wat verbeelden die jonge broekies zich wel. Toen zijn we op het idee gekomen om die kno pen af te snijden. De mensen kwamen in groten getale want ze wilden weten of we dat ook werkelijk deden". Van de waard kregen de acteurs een warme maaltijd en een dagvergoeding van 2,50 mark. In de ruim 25 jaar dat het gezelschap nu bestaat, heeft men met het „Kom- mödchen" in Düsseldorf, en het reeds ter ziele gegane „Lach und Schieszgesellschaft" in Mfinchen ge tracht in West-Duitsland de cabaret traditie in ere te houden. Waarom dat tegenwoordig zo moeilijk is, vertelt Rolf Ulrich: „Dat komt voornamelijk door de massamedia. Vroeger kon je een bericht in de krant nog persifleren omdat de mensen wisten waar je het overhad. Tegenwoordig kun je pas een thema gaan behandelen dat ten min ste drie tot vier weken in het nieuws gezeten heeft". De Westberlijnse groep heeft in het verleden meermaals voor moeilijkhe den gezorgd. In 1959 werd een parodie op een stuk van Bertolt Brecht van het programma geschrapt, nadat een con flict met de Westduitse uitgever van deze tekstdichter was ontstaan. Twee jaar eerder in 1957 bleken de „pointen" van de groep nog te hard voor de Beierse televisie. vrede ontvangst „De dertigjarige vrede", het pro gramma dat momenteel in West- Berlijn loopt, is voor de pauze verras send sterk. De politieagent die „de vrede" tegenkomt en verbijsterd vraagt: „Wat, bent u de vrede? Onze Duitse vrede? U wordt al dertig jaar lang gezocht!". De dominee, die de vrede verwijt: „Tenslotte zijn door jou in het afgelopen jaar 1 miljoen mensen uit de kerk gestapt". De professor: „Mijn God. wat bent u veranderd. Wat was u twintig jaar geleden nog een knaap met een hoopvolle toekomst en de vrede zelf. die zegt jarenlang het pseudoniem „Koude Oorlog" te heb ben gedragen, en die vertwijfeld tot de conclusie komt: „Merkwaardig, alle mensen die geen raad weten met de vrede, roepen naar de sterke man". Ook zelfspot ontbreekt niet. vaak vermengd met een diepere betekenis- „Wij hebben toch de oorlog uitgevon den, kunnen ze ons die dan zomaar af pakken?". Natuurlijk komt de DDR-spionage- actïvïteït ter sprake, het abortus vraagstuk (als persiflage wordt een man zwanger en zie: abortus is gratis, de paus propageert de pil en andere voorbehoedmiddelen voor de man, opdat deze „de kroon der schepping" 'tan blijven), en de radicalisering aan bod. In de Exormarxist wordt Marx uit een SPD-jongeling gedreven. „Ich bescbwöre dich Karl Marx, entwei- che". Ook de oliesjeiks, die de CDU willen kopen, komen ten tonele. De CDU-secretaris-generaal die nog wat tegenstribbelt lomdat de zonen van de sjeiks corrupt zouden zijn. dat ze mensen zouden chanteren, dat ze in spionageschandalen zouden zijn verwikkeld, kortom dat er veel niet deugt) wordt gerustgesteld door de zaakwaarnemer van de sjeik: „Als ik zo naar de regeringen van de laatste dertig jaar kijk. zal er niet veel ver anderen". Na de pauze wordt het bij de Sta- chelschweine dan populair De humor verdringt de politiek naar het tweede plan. Dat is bij de Distel niet het geval. Het programma van dit Oostberlijnse cabaret is gevuld met kleine prik kende opmerkingen in de richting van het regime. Ondanks alle koersveran deringen is de Distel een krachtige - duMJc plant gebleven. De groep bestaat 22 jaar en opmerkelijk Is dat men niet langer de balk ln de ogen van de buren (de Westduitsers) ziet, maar ook de splinter in het eigen oog: de bureau cratie. de eindeloze redes het gebrek aan gastronomische cultuur Ruim twee miljoen bezoekers zagen de vijf tig programma's van de Distel, slechts 0.03 procent voelde zich persoonlijk aangevallen, en men kan wel raden welke groep dat was: de functionaris sen. Ongeveer twee procent van de ge brachte teksten leverde moeilijkhe den op. In West-Berlijn werd de Distel ho nend ontvangen. Der Tagessplegel schreef in 1953: „De stad-Sowjet heeft langs ambtelijke weg een cabaret op gericht. Het lijkt erop dat het de soort Carthanus Tintorius betreft - een kleurendistel, waarvan de sterk geu rende bloemen reeds in de oudheid graag bij het rood verven werden ge bruikt". Rood is het cabaret wel, maar het is systeemconform. „Aan uw lachen kunnen we afleiden of u geschikt bent voor een hogere func tie", laat men direct bij het begin we ten. Hetzaaltje in de journalistenclub, direct tegenover het station Fned- richstrasse, daar waar Oost en West elkaar ontmoeten, is afgeladen vol. De Oostberlijners kleden zich nog voor het theater. Opvallend weinig unifor men. een ongedwongen sfeer. Het loopt tegen Kerst en de kermis in OosUBerlijn zorgt voor „Rummel". Het programma heet dan ook: „Alles Rummel, Alles Rummel". Alles komt aan bod. De bezwerings formules, die het regime gebruikt, de indoctrinatie op de scholen, het ge brek aan gebruiksvoorwerpen, het uren in de rij moeten staan voor de winkels, kortom alle uiterlijke defec ten van het systeem worden genade loos gekritiseerd. Daarbij is het peil van de humor redelijk hoog. De tek sten hebben „pfifT, zoals de Duitsers dat noemen. „Natürllch üebt man So- lidarltót. aber viele müszen eben lange fiben". (Natuurlijk is men soli dair. maar velen moeten nu eenmaal lang oefenen voordat ze dat kunnem. De pers krijgt een uitbrander Ze noemt zich in tematlonaal, maar is het niet. Een bericht van het DDR- persbureau ADN: „Zoals Tass van DPA heeft vernomen, zou Reuter heb ben gemeld..." De metselaar die in het Westen nog „Maurer" heet, maar in het Oosten al „Facharbeiter für Hochbau": de man die zijn ondergeschikte verwijt dat deze niets heeft gezegd van de contra revolutionaire taal die een Westduit ser uitslaat en die op dc vraag w bij dat dan niet zelf doel antwoordt: „Maar ik heb toch geen spreekgestoel te". de kritiek op de censuur i..Ze ma ken van dc Fledermaus een treurspel"i en op het zondagsblad „Sonntag" i„Schon Goethe sprach zur Frau von Stein mlr ffilt keln Wort zum Bonn- tag eiri'i: dat alles wordt met veel vaart gebracht en krijgt een daverend applaus als beloning Het orkestje speelt „The Sting" en andere westerse muziek, en de zelfspot is onmisken baar In elke tekst „Mijn Vader zegt: als Ik zo nurks blijf kan ik alleen maar een baan in de horecasector krij gen" De DDR-burger op het diplomatieke parket (koud buffet i Op zoek naar pa ling. Die uiteraard niet kan vinden, omdat de DDR deze vissoort naar West-Dultsland exporteert, ln ruil voor harde deviezen. Zich dan ver grijpt aan Peklng-eend en vervolgens door de Russische ambassadeur ge voelig op de vingers wordt getikt, om dat de klassenstrijd ook tijdens het eten niet verwaarloosd mag worden. Hem blijft geen andere uitweg dan het „russlsch ei". autorijles Een van de sterkste scènes is de auto- rijles Op de vraag: „Waar moet u aan denken als u in de auto stept?" wordt geantwoord: „Dat de geschiedenis van de mensheid, de geschiedenis van de klassenstrijd is". Elke vraag van de rij-lnstructeur wordt met een derge lijke slogan beantwoord. De laatste vraag. Hoe moet u rijden", brengt de ontknoping: „Elke verkeersdeelnemer moet zo rijden (fahreni alsof hij een lei dende (ffihrendei partijgenoot achter zich heeft zitten". De Distel heeft duidelijk een alibifunc tie. De bewoners van de DDR moeten wel de indruk krijgen dat er toch nog heel wat ln hun republiek mogelijk is. Indirect geven de acteurs van de Dis tel dan ook toe dat ze aan de opper vlakte blijven: „Wij laten de „Genos sen" schrikken, maar we willen ze niet omver duwen". Toch is het opmerke lijk wat in het kleine theater aan de Friedrichstrasse wordt gebracht als men bedenkt hoe begrensd de moge lijkheden van de cabaretiers zijn. In het Westen, waar men niet zo beperkt is ln zijn mogelijkheden, wordt om het publiek gunstig te stemmen vaak te gemoet gekomen aan de eisen van de bezoekers en die worden helaas niet zelden door oppervlakkigheid geken merkt Cabaret aan weerskanten van de muur: het blijven twee werelden. JAN KUIPER

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1975 | | pagina 31