een visserman is geen rebel, maar d r zal toch wat moeten ge3 JOOST MEULMEESTER, ARNEMUIDEN En zo bereiken - eind vijfen zeventig - de grenzen van de groei de Nederlandse, de Zeeuwse visserij. Ze worden voor de vissers bepaald door een eis van de nieuwe tijd, men kan de rijkdommen van de aarde en de eeeën niet straffeloos uitputten. De vis stand loopt terug. 'Overbevis- stng' zegt in ambtelijke taal de diagnose en de remedie heet onder meer *tongquote- tring\ de kottervissers mogen niet meer dan een vastges telde hoeveelheid tong aan voeren. Minder, aanzienlijk minder dan tot nu toe. Voor zesenzeventig zou het neer komen op tweeënnegentig- honderd ton voor de hele Ne derlandse kottervloot. Half december bespreken de vissers de toestand in hun wereld. Hotel 'Maldegem' in Vllssingen, de kotter sector van de Zeeuwse Vereniging voor Visserijbelangen bijeen. Vijfent wintig tongvissers, het merendeel met een kelkje voor zich op tafel. Blauwe schipperstruien en een en kele stropdas. Vissersmannen zjjn geen begenadigde vergaderaars, maar de vergadering lijkt emotione- 'ler dan-le is, het komt omdat vis sersmannen gewend zijn elkaar tegen de wind in aan te roepen, met meer ruimte om zich heen. 'Zevibel'- voorzitter Lockefeer brengt verslag uit van een gesprek in Den Haag, waar de minister geen duimbreed van zijn standpunt is geweken: hij blijft bij quotering, hij blijft bij sanering van de vloot, hy blijft bij de opheffing van de olie-subsidies in zesenzeven tig. Marien Siereveld heeft daarvoor - als voorzitter van de sector - de Zeeuwse kottervissers al duidelijk gemaakt wat de loop van de verga dering moet wezen: We moeten daar enorm tegen tekeer gaan". En de kottersector van 'Zevibel' besluit om aan de beperking van de tong vangsten zoals die nu zijn voorzien, niet mee te werken en eenzelfde be sluit van de andere visserij organisa ties te vragen. De boot is goed aan. doorgesparteld „Je kunt het wel zo stellen: wij zijn voor honderd procent op de tong aangewezen. Als wij deze koek moe ten verdelen - daar kunnen we niet van bestaan. Ik zie dat ook met ho gere prijzen niet zitten", zegt Joost Menlmeester nit Arnemniden ander halve week later. „Dit jaar is er nauwelijks beperkt, we zijn er alle maal doorgesparteld". Joost Menlmeester, Amemuiden. Drieënvijftig. Eigenaar van de ARM 15, de ARM 16, de ARM 17. een van de grootste en nieuwste kotters van de Zeeuwse vloot. Van kinds af aan op het water gezeten. Meulmeester begon na de tweede wereldoorlog zelfstandig in de visserij. Garnalen. Hij verhuisde bij de afsluiting van het Veerse Gat van Veere naar Breskens. Schakelde in 1962 over op de zeevis serij. Twee kotters, waarvan de ARM 15 met 750 pk indertijd een van de grootste en modernste schepen van de Zeeuwse vloot was. Zijn kotters mijnen tegenwoordig in Vlissingen aan de Koningsweg, „ik heb in Bres kens altijd plezierig gemijnd, maar je zat altijd met het overvaren, je bent nu in tien minuten thuis". Sinds vo rig jaar is de ARM 17 zijn derde en grootste kotter. Drie kotters was niet de bedoeling van Meulmeester. De ARM 17 werd gebouwd om de ARM 15 te kunnen wegdoen. Er was be langstelling genoeg - „ze liepen er om te bedelen" - maar Meulmeester wilde de Vijftien niet verkopen voor de Zeventien in de vaart zou zijn. Hij heeft ze nu nog alle drie, want de oliecrisis van vierenzeventig kwam er tussen. Wèg belangstelling. laten liggen Voor volgend jaar ziet Meulmeester het niet zitten. Hij rekent me voor waarom niet, en betoogt dat zijn twee 'kleine' schepen per week 1200 kilo tong aanvoeren en de ARM 17 zo'n 1800 kilo. Zestig en tachtig ton per jaar. „En dan hoef Je maar te kijken naar wat je volgend jaar mèg vangen en dan ben Je al klaar. Het komt neer op zo'n zeshonderd kilo, vijfentwintig .tot dertig ton per Jaar. Da's éénderde van de gemiddelde vangst. Als dat doorgaat, kun Je je schepen net zo goed laten liggen". „Weetje wat het betekent? Het komt er op neer, dat ik met de ARM 17 een besomming haal van zo'n vijftiendui zend gulden per week, en dan zet ik de tong nog op veertien gulden de ki lo. Vijftienduizend gulden. En daar gaat voor tienduizend gulden exploi tatiekosten vanaf- Olie, proviand, mijnkosten. En dan ben ik nog niet aan rente, aflossing verzekering. Air. een schip als de ARM 17 een beetje redelijk wil varen, moet-ie minstens elke week voor vijfendertigduizend gulden aanbrengen". „Goed, zeggen ze bij het rijk, Je kunt saneren. Er is een saneringsregeling, Veertienhonderd gulden per ton, tot een bepaald tonnage, daarna wordt het zevenhonderd gulden per ton. Een kotter als de zeventien kost tweeënhalfinlljoen gulden. Tweeën half miljoen. Daar kun Je niet mee gaan saneren, als ik'em inlever krijg ik vier, vijf ton terug. Dat kun Je dus alleen doen met een oud schip. Met een nieuwe kotter gaat het niet, je gaat eraan kapot. Nou wordt er ge zegd: die grote schepen, dat zijn de boosdoeners, die zorgen voor de overbevisslng. Daar geloof Ik niet in, daar kun Je nu nog weinig van zeg gen. Die schepen zijn eind vierenze ventig, begin vijfenzeventig in de vaart gekomen, ze hebben nog te weinig meegelopen om dat te kunnen vaststellen". oliecrisis „Nee, je kunt niet zeggen, dat de vis serij meeloopt in de slechte algemene economische situatie. De eerste klap kwam voor de vissersman met de oliecrisis. Moet Je nagaan: drie sche pen, die gemiddeld van 's maandags tot 's vrijdagsmorgens vissen. Dat hebben wij hier aan deze kant altijd gedaan, gewoon normaal door de week gevist. Niet overweeks. Dan heb je gemiddeld vijfenvijftig, zestig ton olie nodig voor drie schepen. Voor de crisis betaalde Je tien cent per liter Nu kom je op achtentwintig en een halve cent. Dat scheelt me elke week tienduizend gulden. Alleen aan olie Vijf ton in een jaar. Jawel, daar krijg ik subsidie op van het rijk Honder veertigduizend gulden. Dit jaar kost de olie mij dus drieënhalve ton. Dat is dus precies de winst, die je voor je bedrijf nodig hebt en die nu in de olie wegkruipt. En je weet wat de minis ter heeft gezegd: volgend jaar komt zijn subsidie op de olie te vervallen". Gevolgen? „Ik kom dit jaar, vijfen zeventig, al niet aan een volledige afschrijving toe. Als we dat grote schip niet hadden gekocht, had het heel anders gelegen. Maar als je een gezond bedrijf bent, als je drie zoons hebt die vissersman willen worden, dan durf je wat. Dan krijg je de vrijheid om te Investeren. Dan kun je moeilijk zeggen, dat er roekeloos geld in wordt gestopt. Maar wie heeft ons gewaarschuwd voor de oliecrisis? De regering zag die ook niet aankomen. En ik ben niet de enige. Er zitten dit jaar meer bedrij ven In de rode cijfers. De meeste, denk ik. En als volgend jaar die quo tering er komt, weet ik niet wat daarvan geboren moet worden". geen een „Als de regering dat plan doorzet, zul jet het zien: er ls geen een bedrijf dat van vierhonderd tot zeshonderd kilo tong in de week kan bestaan. Geen een. D'r zit glad geen mogelijkheid in. Niemand kan veertig procent van z'n inkomsten missen. Dan gaat iedereen er onderdoor. En wat dan? Dan zou Je een beroep kunnen doen op het ontwikkellngs- en saneringsfonds. En als Je naar het ontwikkelingsfonds gaat moet Je aan één belangrijke voorwaarde voldoen: Je moet een le vensvatbaar bedrijf hebben. Dat heeft niemand. En als Je naar het sa neringsfonds loopt en Je hebt een goed schip, kom Je er ook niet uit. Blijf Je met de schuld zitten. Dat wordt dus een koude sanering. Met déze regeling zegt de regering eigen lijk: Je moet maar zien dat je op de wal komt. Want ook het sterkste be drijf kan niet bestaan van vijftien tot twintigduizend gulden besomming in de week. Als de regering het zo alle maal wil doorvoeren, dan moet ze ook de consequenties maar dragen. Een vissersman is niet direct een re bel, maar d'r zal toch wat moeten ge beuren". En de uitputting van de zee? „Begrijp me goed", zegt Meulmeester, „als vis sersmannen zijn we niet tegen een beperking van de vangsten. Ik kan niet beoordelen, maar ik wil best aannemen, dat de zee overbevist wordt. De vissers hebben ook laten weten dat ze bereid zijn mee te wer ken. Maar déze quotering wijzen we af. Tweeèntwïntighonderd ton tong voor de héle vissersvloot. Da's de li quidatie van de hele vloot'. „Er zou best een oplossing wezen. Ik heb er weieens over nagedacht. Het zijn maar suggesties, hoor en ze zijn weieens meer genoemd. Je zou kun nen beginnen met de mazen van de staart van het net van acht naar tien centimeter te brengen. Dan kunnen de kleintjes d'r uit, zonder dat ze schade oplopen. Als er nu nog tong in de netten komt, moet ze overboord worden gegooid, maar ze zijn alle maal dood. Allemaal Dat is geen theorie, da's praktijk, da's bewezen. En laat ze de maten van de tong van vierentwintig op zevenentwintig cen timeter brengen. Da's in de mjjn na te gaan, da's 't makkelijkst van alle oplossingen te controleren. En dat kun Je nou wel zeggen tegen de heren in Den Haag - maar 't is net of Je tegen die deur daar praat". overbruggen „En wat Je ook zou kunnen doen: de vangst stopzetten in februari en maart. In de paartijd. Gewoon een tijd niet varen, dan kan de vis uit- groeien. Daar moet Je natuurlijk ook de medewerking van de vissersman voor hebben. Maar dat is ook te con troleren en Je kunt het ontwtkkelings- en sanerlngsfonds dan verbreden tot een soort overbruggingsfonds om een bijdrage te geven aan de vissers ln de tijd dat ze niet varen. Maar dan moe ten ze dat fonds ook financieel ver breden. En wie een maaltje vis wil hebben, interesseert het niet of ze tweeëntwintig of zevenentwintig cen timeter zijn. Kijk maar naar wat bij de schol Is gebeurd. En dan de mazen groter maken - wat er nu Inkomt, ls dood en daar heeft de visstand en vissersman niets aan". Er rit Meulmeester nog Iets dwars bij de manier, waarop de grenzen van de groei voor de visserman nu in wettelijke regelingen zicht- en voel baar wordt. Ze verschuiven, ver kleinen ook de grenzen van zijn vrijheid. „Er moet controle zijn. Ook internationale controle, over en weer. De visserman moet meer zijn gezond verstand gebruiken. Ik on derschat de biologen niet, maar Ik vind wel, dat er bij alle regelingen te weinig rekening wordt gehouden met de voorzienigheid'. HIJ werkt het op mijn verzoek uit. „Van al die mensenlijke regelingen heb ik weinig verwachting. Ik heb er vertrouwen ln. dat we ons brood toch wel zouden krijgen. Er zijn altijd moeilijke en gemakkelijker tijden geweest. We weten nu alleen zeker, dat we onze vrijheid kwijt zijn. Je voer uit en Je koos - zoals het uit kwam - zelf voor de west of de oost Het kon mee- of tegenvallen. Je had een bestek ln Je hoofd en soms kon Je zeggen, we zijn rijk gezegend. Dat ls allemaal weg. Nu zegt de overheid: Je mag zoveel vangen. Je afhankelijk heid ls weg. Je krijgt iets toegewe zen". Meulmeester staat op, de telefoon rinkelt. In de hal en in zijn kamer hangen de foto's van zijn drie kot ters. Ik bekijk ze intussen. Ze hebben één element gemeen, ze tonen kleine scheepjes ln een zee van ruimte. „Mooi. zegt Meulmeester, naast 1975-1976: van oud naar nieuw. op de drempel - met de beste wensen - een extra krant waarin, onder anderen »»n het woord komen Joost meulmeester, visser; george knobel, voetbelcoach, Jan wedts de swart, natuurvorser; leo beyers. acteur vera betha. violiste en twaalf van de veertien fractievoorzitters ln de tweede kamer onzer staten generaal ze hebben het over - onder meer - de problemen van de visserij, de verminderde koopkracht, het 'wereldvoetbalperspectief, de barre winter van 62-63. de mens achter de podlumarüest en de verwachtingen voor (weer) een Jaar. bijdragen van kees cljsouw, huub beens, J. wedts de swart. Jan swerta. d. p. J. Virfn Jan kuiper, rolf stailings en peter huysman. eindredactie: andré oosthoek.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1975 | | pagina 21