het hemels
prentenboek
BIJ DICHTBUNDELS VAN
KEES WINKLER, B. SERVET,
j C. VAN SCHAGEN EN MAURITS MOK
BLIJVENDE SPANNINGEN
TUSSEN KERK EN STAAT
IN COMMUNISTISCHE
LANDEN
GOED KOMPAS!
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
21
"N
D'
afdaling van de Parnassus lijkt soms algeheel. Honderd jaar geleden kon
willen samen geen kinderen. Maar nu. na
twee jaar onbewolkt geluk, ontmoet hij Joke.
ook gescheiden, twee kinderen en een hond.
Hij houdt van Judy, die hem overigens vol
begrip opvangt, maar hij is smoorverliefd op
Joke, en dat brengt hem weer in een labiele
toestand. Zozeer dat hij er maar over denkt
weer gek te worden, maar er komt uitkomst:
de Vrijmetselarij, waar hij de Almoeder Isis
gaat aanbidden (hoewel hij atheïst is).
Heel dit vreemde verhaal wordt in sinter
klaasachtige rijmen voortkabbelend, vrij naïef
verteld, „door het op papier te zetten kwam
je ook weer uit de nesten", spreekt Kees
zichzelf toe. Vaak is het onverdraaglijk geleu
ter, maar een enkele keer ontstaat iets wat
toch poëzie is, en het geheel heeft een tikje
de nare bijsmaak van een te intiem gesprek
met iemand die je niet kent.
Kloos nog dichten: 'Ik ben God in 't diepst van mijn gedachten' en nie
mand twijfelde er aan of het was zo, evenmin als aan de ontroerende kracht
van zijn geween bij die vernielde bloemknoppen. En als Van Eeden vervoerd
uitriep ,Ik heb de witte waterlelie lief", was dat poëzie, zo hoorde men te
spreken! Langzamerhand is daar de klad in gekomen en op den duur werd
het 'parlando', de dichter begaf zich onder het volk, tot hij zo zoetjes aan de
taal van de tapkast is gaan spreken, zoals men die vroeger ook wel in stu-
dentenpoëzie kon beluisteren.
En nu is het nog erger soms, het lijkt wel of de dichter versuft in de goot zit
en schutterig opkijkt naar de dringende, haastende voorbijgangers: 'neem
me niet kwalijk dat ik hier zit, maar er is nergens een plekkie meer'.
H« ik hiertoe kom? Ik maakte een pakketje
cifaite boeken open van uitgeverij Erven
Iaomis Rap, en u weet: Rap staat voor puik.
En wat las ik? Het 'Credo' van B. Servet uit
cjn bundel 'Eén per pagina':
kcr bom ik ook nog es
cakokben
at got maag materiaal
Het liegt er niet om. Andere bundel openge-
s'agen. een nieuwe van Kees Winkler met de
wat moeilijke titel 'Zeven x vijf gevolgd door
Symfonie Nr. 11'.
Daarin:
Ibliom voor een gulden bij de Slegte
20 is het einde van een klein talent
en
mijn ster staat laag en zal wel nimmer
tijzen
Zelfoverschatting is hier niet bepaald hij,
tenzij Servet en Winkler tegenspraak ver
wachten van hun critici. Ik zie dat nog niet
zo zitten, hoewel je tegenwoordig de gekste
reacties kunt verwachten. En Winkler, het zij
er bij gezegd, noemt zich wel een keer een
"verzenkoning', zij het een dode.
Het boekje van B. SERVET bevat poëtische
notities die lopen van zuivere woorden-
spelletjes ('Smullen met een pet op') tot
teksten die verdacht in de buurt van werkelij
ke poëzie komen:
wanneer zal ik iets van je begrijpen
mijn lichaam valt zowat uit elkaar
ran onbegrip, raadselachtigheden,
vlagen van wanhoop, liefdeskoorls etc.
maar als oplos
zal it nooit weten dat ik er ooit was
kan ik niet eens van weten spreken
als ik spreken kon
finaar dat is er dan ook niet meer bij
laat ik mijn gedachten ordenen:
Kwrzalikbiginnen, laai ik maar ophouden
(Aanhef 'Adres')
De 'oundri ran WINKLER heet o.a. Zeven x
tijl oxasi er zeven groepen van telkens vijf
gedichten in staan die min of meer bij elkaar
horen. Daarop volgt dan het lange gedicht
'Symfonie Nr. 11'.
In feite hebben haast al deze gedichten een
soort geromantiseerde berijmde levensge
schiedenis als onderwerp; als men het boekje
uit heeft, en het sluit ook weer bij vroegere
bundels van Winkler aan, heeft dat haast het
effect of men een lange brief van de dichter
gekregen heeft, of hem heeft bezocht. In elk
smal heeft hij zijn hart bij je uitgestort:
Kees Winkler, arts van beroep, niet onbemid
deld, is gescheiden van zijn eerste vrouw bij
wie hij een zoontje heeft. Walter. De schei
ding heeft hem zozeer aangegrepen dat hij
Qige tijd in een kliniek verpleegd moest
worden. Hij is toen getrouwd met Judy, zij
Beleefdheid zou me kunnen laten zwijgen,
maar eerlijkheid gebiedt me om te zeg
gen dat ik vind dat het werk van J. C. VAN
SCHAGEN er mee gebaat zou zijn wanneer
de dichter strenger schiftte, vooral onder zijn
langere gedichten, het aloude 'Joringel-genre'
zal ik maar zeggen, Sjoe is het tegenwoor
dig.
Tussen zijn korte, poëtische opmerkingen
schuilen vaak heel mooie, speelse en filosofi
sche dingen, In de bundel 'Twee Spelletjes
met een Hondefluitje' bevat de eerste afde
ling die "Misschien zo?' heet de korte gedich
ten, de tweede, die ook 'Misschien zo?' heet
de langere. Voor mij is er geen twijfel: de
eerste zo. Bij voorbeeld:
in het late licht
staan de torens van de stad
ver herinnerend
het regent zachtjes
het rioolgootje reutelt
iets van vroeger
een kleine snaar trilt
in het schemerig alkoof
verdriet dat langs komt
zoek niet - het is al voorbij
Het gerijmel over Sjoe houdt als volgt op-
Meneer Sjoe
weet niet hoe-
weet wel dat
maar niet wat-
Sjoe is moe
Nu kun je hier een heel essay over schrijven,
ik weet het wel: zelfportret., volksstijl, oeroud
spel, je kunt er heel Van Schagen, Walcheren
enChina bij ondersteboven halen mis
schien hebt u ef aardigheid in, maar persoon
lijk lees ik liever andere poëzie.
Dat ik van Van Schagen op MAURITS
MOK kom, is niet alleen een gevolg van
het feit dat ik in dit stukje uw aandacht
vraag voor een paar bundels waarvan de
drukinkt nauwelijks droog is, maar ook om
dat Mok in 'Grondtoon' een vers gewijd heeft
aan Van Schagens tachtigste verjaardag:
„Van 'Schagen wordt tachtig/Hij hoeft niet
dood te gaan/Hij woont al in de hemel." Er
staan meer Zeeuwse reisherinneringen in dit
verzenboek, o.a. aan Veere en St-Laurens, en
natuurlijk ook weer reisnotities uit Frankrijk
waar Mok kennelijk graag reist, gezien vele
verzen uit zijn laatste bundels. Zo'n reisge
dicht kan buitengewoon indringend van sfeer
tekening zijn. Zelden voelde ik zo overtuigend
in poëzie verwoord de koelte van een duidelij
ke herberg op een gruwelijk hete vermoeien
de dag, als in de slotstrofe van "Dit is het
Zuiden'.
Ban. in een huid van half geronnen zweet,
wankelen wij de lage kroeg in. blok
van koelte, met een oude geur
van wijn dooraderd. Door een mannenhand
wordt ons het glas gereikt. Een ogenblik
spiegelen wij ons in het hartebloea
der aarde, maar reeds overwint de dorst
onze verwondering. Wij drinken en verstaan
al wat de bomen fluisteren en houden
peinzend ons glas ertegenaan.
Behalve reisgedichten vinden we in Moks
nieuwe bundel zijn aloude motieven: de nooit
te verwerken gruwelen van de concentratie
kampen en, nauw daarmee verweven, gedich
ten over het broze familiegeluk. Dichten over
gezinsleven is moeilijk, het lukt zelden over
tuigend. Maar het is Mok uitstekend gelukt in
het gedicht 'Om de tafel' waarin het vreselij
ke verleden en het broze heden versmolten
zijn tot een kort moment van zijn: geluk, hoe
kort en hoe groots:
Om de tafel. Het zijn de mensen
van mi j. de enkelen
wier adem licht in mij ontsteekt.
In de open tuindeuren staat
een brok hemel, achtergrond
van onze dagen
Meer zou te veel zijn. buitengaats
wordt fluisteren een storm,
denken een sprong in de nacht.
Hier wordt de naaktheid van de ivind ver
warmd,
kan ik kijken zonder te duizelen,
levenden vasthouden totdat
ivij in elkaar overgaan.
Met Maurits Mok gaan we de Parnassus toch
weer op: hier is verhevenheid, grootsheid, al
koestert de dichter geen enkele illusie, ner
gens. Ik schrijf tot slot een van zijn mooiste
verzen over:
RODE MAAN
Een maan, een bloedvlek,
een druppel pijn.
Ik denk aan mensen, onherhaalbare gezichten
wier doodskreet zonder echo bleef,
windspoor tegen een donkere lucht.
VAN SCHAGEN
Heel hun vernielde warmte
lijkt saamgelopen in die wpnd
aan het voorhoofd van de nacht.
Er stijgt koelte uit de grond.
Kleven en stilten tot diep
onder mijn voeten. Ik weet
dot elke schrede over doden gaai.
B. Servet: Een per pagina. Erven Thomas Rap, Amster
dam; Kees Winkler: Zeven x vijf gevolgd door Symfonie
Nr. 11: Erven Thomas Rap. Amsterdam; J. C. van Scha
gen: Twee Spelletjes met een Hondefïuitje. Opus 2,
Kortgene; Maurits Mok: Grondtoon. Berige Bij. Amster-
niiJl.i.-iJii'Fi
\Hie denkt bij 'Hemels Prentenboek' niet aan oudtijdse engeltjes die op zije-
zachte wolkjes met gouden lepels hun lammetjespap eten? Die engeltjes
zijn echt, niet weg te denken uit wat (bijvoorheeld) 'Het rijke roomse leven' heet
En de liturgische sub-cultuur die daar ook bijhoorde. Ze vlogen en hingen
Eigenlijk zo'n beetje aan de rand van een devotiebeeld dat, letterlijk, wonderen
lernchtte in een tijd dat het beeld nog passend, billijk en heilzaam bevonden
werd. Tijdsverschijnselen? Ja, al moet men dan bij 'tijd' in eeuwen rekenen.
Het Hemels Prentenboek', zojuist ver
schenen, staat er vol mee. Het past
'.n ,d? ri'' uitgaven die de golven
1 nostalgie die de wat latere twintig-
ste-eeuwers nu al enkele jaren omspoe-
S,h.°°e 'aten opgaan. Deze opgang
eHmUwaan de hemel- Wle met een
g Wl1 zien> kan er mee in
oe wolken zijn.
j^beb naast dit bijzonder fraaie nieuwe
e'Sen hemels prentenboek
r' n oud negentiende eeuws kerk-
fewwP Ietters zowel de vér- als
ziin Wor mens een hulpe kunnen
het siaaf v3? van mijn grootmoeder en
zo n 7P-ria \an de Pintjes. Ik tel er
mis' niet misselijk. Wat
wordt- is eigenlijk niets
Plaatsing oen eeuwtje familiehistorie
en dropfnic3?- en leed' verheugnis
ran d?ïr deJprofessieprentjes
CtastL .n 'n droeder- de bruid van
ei»en mm Ik zie mijn
MoflZ™ieplaa,je' een zilveren
Prentjes met maar,ook 'n reeks doods-
aan de voorkant"® strakke gezichten
PaceM T* e,n veel Requiescat in
rra schrifwn nt en er is 00k
hetlwSl L n-u lmmers mei 1975
verre Kwaden^61*" aandenken aan de
neef, nog net vóór
schrSftPfgefusll,1frd- Geschied-
"•«•«■A taSSK b""dende
H" heelt dat
- 3M'afbepMm^° Het ^handelt
&n - enkele eeuwen
holle, bolle kitsch naast
werkelijk prachtige stukjes kunst, sa-
'mengebald op enkele vierkante centime
ters hoogheilig kloosterpapier, een boek
waar de wierook uit opstijgt.
J. A. J. M.Verspaandonk, conservator
van het bisschoppelijk museum te
Haarlem en samensteller van de grote
door bet rijk op binnenlandse rondreis
gestuurde tentoonstelling, heeft het rij
ke materiaal dat hem ten dienste stond
keurig naar tijd gerangschikt en boven
dien een boeiende inleiding geschreven.
Hij laat de eeuwen passeren maar dat
dan in een allesbeheersende geest die
nauwelijks verandert, de uiterlijkheden
niet gerekend. Het is een hemels
panopticum met voor deze tijd zotte,
dingen, rammelende knekels, een teveel
aan memento mori, een tekort aan
aardse menselijkheid. In dat panopti
cum zijn smaak en wansmaak verenigd
en ook die vereniging duurt eeuwen.
Beide zeggen iets, veel soms, over volks
en volkse kunst, over grote kunstenaars
en zoetelijke bazaarschilders. Het boek
zegt daarnaast alles over een instelling,
een geest die de tijd niet ten volle
heeft kunnen trotseren. Veel heiligen
immers, die de devotieprentjes sieren,
zijn inmiddels uit de schrifturen en van
de kalenders geschrapt. Er wordt wat
anders over dood en hiernamaals ge
sproken en de eerste communie-indus
trie heeft vandaag nog nauwelijks bete
kenis.
Ook om die reden, die de simpele
vergankelijkheid van de eeuwigheid zó
toegewijde attributen markeert, past
dit wonderlijke boek mooi in de nostal-
1k moet er ook nog even iets
anders over zeggen. De ondertitel
'devotie- en bidprentjes vanaf de 17e
eeuw tot het begin van de 20e eeuw'
klopt niet helemaal, want dat begin van
de 20e eeuw loopt echt door tot de
jaren zestig, óók in het boek. Verder
mis ik enkele categorieën en ik mis ze
zere: de wij- en professieprentjes die
vaak prachtig waren, de plaatjes waar
aan nog levende kunstenaars van naam
meewerkten, de prenten naar zeer gro
te, oude meesters, de fotoplaatjes (ge
brandschilderde kerkramen en -gewo
ner- landschappen) en de tekstloze kin
derprentjes zoals de zachtzuids spre
kende gardiaan van Rilland ze vroeger
bij zijn rondgang door de Bevelandse
dorpen uitdeelde.
"Het Hemels Prentenboek' is fraai uit
gegeven bij let wel Gooi en
Sticht, een uitgever die haast alles met
parochiebundels en de zondagse stui
versliturgie te maken had.
Driehonderdzesiig prenten, met en zon
der kleur (f 25.-).
Veel devotie! O.
Een jaar Beleden brachten wc een avond
door in een hervormde pastorie in een van
de landen van het Oostblok Er kwam een
jongeman afscheid nemen. Hij zou de vol
gende dag vertrekken om theologie te
gaan studeren. Na zijn vertrek hoorden we
het verhaal hoeveel beroering dat feit In
die gemeente had gebracht. Wat was nl.
het geval? Hij was de zoon van een
van de vooraanstaande communisten al
daar. Na dc middelbare school had hij een
baantje gekregen, tot hij voor militaire
dienst werd opgeroepen. Iedereen ver
wachtte dat hij nadien in dat baantje, dat
nogal vooruitzichten hood voor de toe
komst, zou terugkeren. Hij deed dit niet.
maar gaf de wens te kennen dat hij
predikant wilde worden. Wie ook maar
enigszins in die wereld thuis is. kan begrij
pen dat dit moeilijkheden gaf. Zijn vader
werd ter verantwoording geroepen Deze
verweerde zich met te zeggen: hij heeft
zijn militaire dienst vervuld; hij is hele
maal zelfstandig: ik kan hem niet dwin
gen. De jongeman had zijn besluit geno
men en bleef bij zijn voornemen.
Verschillende keren heb ik de gedachte
horen uitspreken dat het toch eigenlijk
moeilijk te begrijpen is dat in de commu
nistisch geregeerde landen de kerken zijn
blijven bestaan. Het getal van de kerkgan
gers mag aan verminderd zijn, maar da:
is in de landen van West-Europa ook het
geval. In ons eigen land geeft een vijfde
deel van de bevolking toch ook te kennen
dat het niet tot enige kerk wil worden
gerekend. En hoe groot is het percentage
dat er met een dun draadje nog aanhangt?
Wie zal dit precies kunnen zeggen? In
West-Duitsland neemt het getal van hen
die de kerk vaarwel zeggen, zowel bij de
protestanten als bij de rooms-katholieken,
ieder jaar toe. In Frankrijk en Engeland
bemerk je dat het ook niet best is met de
kerkgang. Zelfs op hoogtijdagen als het
paasfeest, kun je de kerken nauwelijks
halfvol vinden. Daartegenover hoorden we
in Roemenië geen klacht over lege kerken,
tenminste niet in het gedeelte waar wij
zijn "geweest. En dat gold over heel de
linie, zowel bij Roemeens-orthodoxen als
bij protestanten en rooms-katholieken. Uit
Hongarije kun je horen dat het gemeente
besef is toegenomen. Men weet waarom
men bij een kerk wil behoren. En dit zijn
allemaal landen waar de kerk nu niet
bepaald begunstigd wordt en waar van
hen die een baantje hebben bij staat,
gemeente of enige officiële of semi-offiële
instantie, verwacht wordt dat zij zich
niet met de kerk inlaten. Ze weten ook dat
er moeilijkheden te wachten zijn wanneer
ze dit wel doen. Zeker is dat het gevai
met hen die bij het onderwijs werkzaam
zijn. Op hun doen en laten tegenover de
kerk wordt, nauwkeuriger dan bij ande
ren, toegekeken. Van hen wordt ook ver
wacht dat zij hun leerlingen de leerstellin
gen van het atheïstisch communisme zul
len inprenten en in verband daarmee de
basis zullen leggen voor het historisch
materialisme. Dit communisme moet zijn
de godsdienst van het volk. En toch,
ondanks alle propagandamiddelen waar
over de staat beschikt en ondanks alle
middelen die zij kan hanteren om de
kerken onder druk te zetten, zijn die
kerken blijven bestaan. En ondanks het
feit dat zij weten in de toekomst een
schamel bestaan te zullen hebben, wordt
het getal van priesters en predikanten
toch telkens weer aangevuld. Wanneer we
het 'geheimenis van de gemeente' zouden
willen bestuderen, kunnen we misschien
daar het beste terecht. Of eigenlijk ook
weer niet, want aan een geheimenis is
uiteindelijk niet veel te bestuderen. We
staan daar doodeenvoudig voor het feit
dat in landen als Rusland de kerk is
blijven bestaan. Zoals vroeger gaat het
niet meer, maar niemand gelooft er meer
in dat de kerk aldaar zal verdwijnen. Met
ai haar propaganda en dwangmaatregelen
heeft de regering haar greep op de jonge
ren verloren. Dat is tenminste het oordeel
van hen die beter tot oordelen bevoegd
zijn aan wij.
Dit alles wil geenszins zeggen dat de
kerken in de communistisch geregeerde
landen een gemakkelijk bestaan hebben.
Bij alle wetten die vrijheid van godsdienst
garanderen voor iedere burger, gaat het
om het persoonlijk geloof. Dat wil men
niet aantasten. Maar alle propaganda van
dat geloof wordt verboden. Wanneer er
nog kerken zijn en blijven, is dit voor de
regering van deze landen een moeilijke
zaak, want iedere openbare godsdienstoefe
ning is ook daar in feite een stuk propa
ganda. Van onze landen kunnen we dat
moeilijk zeggen, maar daar is het wel het
geval. Elk godsdienstonderricht aan jonge
ren laat men in de meeste van die landen
wél onder die verboden propaganda vallen.
Zelfs begaan soms ouders die dit aan hun
kinderen geven al een vergrijp, zoals het
,bijv. gestraft is op een afschuwelijke ma
nier bij de afgescheiden baptisten in Rus
land, We moeten ook niet denken dat de
kerken, van wie het bestaan door de
regering officieel is erkend, een rustig mi
gemakkelijk leven hebben. Ze leven verder
met de vraag: wat zal ons weer te wach
ten staan? Een van de predikanten zei ons
eens. toen we het hadden over de positie
van de kerk in zijn land: Wc leven al*
eenmaal Israël in de woestijn. We weten
met waar we morgen zijn. Dat woord trof
me toen bijzonder, omdat hel bijna letter
lijk dezelfde uitdrukking was die ook ge
bruikt werd dooi de kerken onder het
kruis in de 16e eeuw, voordat in 1572 de
opstand uitbrak. Zo ergens, dan worden
gemeenten en kerken gevormd wanneer «J
door de woestijn heen moeten. Toen In
1795 de Franse legers ons land maakten
tot een bezet gebied, en de vrijheidsboom
overal werd geplant, ontlaadde, naast de
weggevaagde regering, de loom zich tegen
de Nederduits Gereformeerde Kerk zaai*
deze toen nog heette. Dat is te begrijpen,
wan: zij was één geweest met die regering
en zij was in ons land de heersende kerk.
Nu bleek daarvan in het laatst van de 18e
eeuw niet zoveel meer. in zoverre tenmin
ste dat praktisch aan andere kerken er.
godsdienstige bewegingen niet veel meer in
de weg werd gelegd. Onder druk van de
Verlichting hadden zij hun eigen kerken
gebouwd, zij het dan ook dat aan de
buitenkant niet mocht worden gezien dat
het kerken waren. Wie in Amsterdam de
vroegere schuilkerk 'Onze-Lleve-Heer op
Zolder", nu een museum, bezoekt, kan daar
sen plattegrond van de stad vinden waar
op alle schuilkerken staan aangegeven en
dat zijn er heel wat. Maar dergelijke
bepalingen golden ook in ar.dere landen
voor protestanten. Toen in 1976 de eerste
Nationale Vergadering bijeen kwam was
een van de eerste besluiten die zij nam
dat van de absolute scheiding van kerk en
staat, naar Frans mode'.. Het is nu
vermakelijk om te lezen hoezeer men in
de Nationale Vergadering verlegen zat met
de godsdienst. Naar de Verlichting leerde,
kon een volk niet zonder godsdienst, want
er moest een Opjoerwezen zijn dat men zo
maar niet kon passeren. Men heeft zitten
peinzen over een eenheidsgodsdienst,
waarin alle kerken konden worden gepast-
In ieder geval heeft men zelfs een gebed
opgesteld, waarmee de Nationale Vergade
ring moest worden geopend. Om kort \i
zijn. men beeft toen doodverlegen gezeten,
niet alleen met de vroegere heersende kerk
maar ook met de andere en dat niet
alleen omdat deze hun rechten gingen
opeisen. We moeten ons er niet over
verbazen dat men in communistische lan
den verlegen zit met de kerken, ook al is er
uitgesproken een absolute scheiding van
kerk en staat. In ons eigen land ligt op dit
terrein ook nog altijd een probleem. Feite
lijk had er in Rusland, na bijna zestig jaar
van Volksrepubliek, geen kerk meer moe
ten zijn. Wij, hier in het Westen, dachten
in ons geloof, dat ze ook wel zou verdwij
nen. Tot onze' beschaming moeten we
vaststellen dat ze er nog wel is en leeft,
zij het dan soms ook in de catacomben.
Een eveneens moeten we vaststellen dat
er van de uitgesproken scheiding van kerk
en staat in de praktijk niet veel is terecht
gekomen en evenmin van het beginsel dat
ieder vrij is wat betreft zijn godsdienstige
overtuigingen. De regeringen proberen zo
veel mogelijk de kerk in haar greep t«
houden en ze leggen bepaalde groepen van
onderdanen op, aai ze er in feite niet aan
mogen doen. tenminste niet openlijk. Dit
moeten ze verbergen. Officieel moeten ze
een ander gelaat tonen. Dit leidt tot span
ningen die geen liefde tot de -heilstaat
kweken. Dit alles kwam bij ons boven
toen we onlangs een bericht lazen dat bij
de Sowjet-Russische uitgeverij voor politie
ke literatuur een brochure is verschenen:
'Staat en godsdienst', waarin een heftige
aanval werd gedaan op kerkelijke liefda
digheid. Mogen de kerken nog we! een
diaconie hebben? Dit is het kernpunt van
een hele discussie die er gaande is geweest
en waaraan nu van regeringswege met het
genoemde geschrift een einde wordt ge
maakt. In deze brochure wordt gesteld, zo
lazen we in dat bericht, „dat het recht op
arbeid aan ieder mens de mogelijkheid
geeft zijn bestaan veilig te steller., zonder
dat hij een beroep heef: te doen op
liefdadigheid". Liefdadigheid hoort thuis in
de kapitalistische wereld. Ook de commu
nistische wereld is echter geen paradijs.
Dat weten we zo langzamerhand wel. En
ook daar hjn mensen, zoals trouwens in
iedere maatschappij vorm. die tussen kaai
en schip vallen en in hun nood blij .gijn
wanneer iemand naar hen omziet. Gezien
de verhoudingen die er zijn, is het wel te
begrijpen dat men zich keert tegen hulp
die vanwege de kerk wordt geboden. Daar
mee wordt een pressiemiddel enigszins
ontkracht.
fa.
In de liturgie van deze
zondag staat het gebed:
God, Gij hebt ons de H.
Geest beloofd om de ge
zindheid vanm Jezus Chris
tus. Uw Zoon. onder ons
levend te houden. Open ons
hart voor zijn wijsheid en
schenk ons de edelmoedig
heid te leven volgens zijn
ingevingen.
Als Paulus op de Areopaag
in Athene komt. ontdekt hij
veehunkering naar 'n on
bekende God; in wezen
door velen vereerd, zonder
Hem te kennen.
En Paulus speelt daar
op in: Wat u zoekt, wil
ik u graag verkondigen.
De God. die de wereld en
al wet daarin is gemaakt
heeft, die de Heer is van
hemel en aarde, woont niet
in tempels door mensen-
henden gemaakt. Ome tijd
'ijkt wat op die dagen van
Paulus. Went meer dan me
nigeen weet of vermoedt
wordt er naar die onbeken
de God gezocht, naar die
Christus als ideaal aller tij
den vol bovenaardse wijs
heid en goedheid. Vele vor
men van onvree en protest
zijn uitingen van eerlijk
zoeken naar ongerepte lief
de en vrede, naar haast
ongrijpbare rechtvaardig
heid. Het hedft echter de
schijn van een vruchteloos
aftasten ven verre horizon
met te vage kijker. De vrij
gevochten mens van deze
tijd koos het vrije sop zon
der goed kompas. Het oude
werd als verouderd en on
bruikbaar verwijderd. Ei
gen zoeken en eigen gezag
kwam daar bij velen voor
in de plaats. Een vruchte
loos zoeken of ook een
bouwen aan eigen tempel
mei alle variaties, waarin
mensen denken en elkaar
bestrijden, maalde ons tot
zwervende zoekers en zoe
kende zwervers. Om een
misschien onjuiste woord
speling te gebruiken: zon
der goed kompas missen
wij ook de juiste compas
sie met de medemens. Wij
zetten hem óf op hei ver
keerde spoor, óf wij lopen
samen cast op doodlopend
spoor. Gods Geest zal weer
over ons moeten komen,
om cms te vormen, ons
Gods woord weer te doen
verstaan, ons in Gods lief
de samen te brengen, ons
weer bezieling en offerbe
reidheid te geven. A.ls u
iets van de hunkering van
deze tijd verstaat, bidr u
mee dat ons aller hart zich
voor hem moge ontslui
ten.
C. C.
's-Heermhrm*