het hemels prentenboek BIJ DICHTBUNDELS VAN KEES WINKLER, B. SERVET, j C. VAN SCHAGEN EN MAURITS MOK BLIJVENDE SPANNINGEN TUSSEN KERK EN STAAT IN COMMUNISTISCHE LANDEN GOED KOMPAS! PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 21 "N D' afdaling van de Parnassus lijkt soms algeheel. Honderd jaar geleden kon willen samen geen kinderen. Maar nu. na twee jaar onbewolkt geluk, ontmoet hij Joke. ook gescheiden, twee kinderen en een hond. Hij houdt van Judy, die hem overigens vol begrip opvangt, maar hij is smoorverliefd op Joke, en dat brengt hem weer in een labiele toestand. Zozeer dat hij er maar over denkt weer gek te worden, maar er komt uitkomst: de Vrijmetselarij, waar hij de Almoeder Isis gaat aanbidden (hoewel hij atheïst is). Heel dit vreemde verhaal wordt in sinter klaasachtige rijmen voortkabbelend, vrij naïef verteld, „door het op papier te zetten kwam je ook weer uit de nesten", spreekt Kees zichzelf toe. Vaak is het onverdraaglijk geleu ter, maar een enkele keer ontstaat iets wat toch poëzie is, en het geheel heeft een tikje de nare bijsmaak van een te intiem gesprek met iemand die je niet kent. Kloos nog dichten: 'Ik ben God in 't diepst van mijn gedachten' en nie mand twijfelde er aan of het was zo, evenmin als aan de ontroerende kracht van zijn geween bij die vernielde bloemknoppen. En als Van Eeden vervoerd uitriep ,Ik heb de witte waterlelie lief", was dat poëzie, zo hoorde men te spreken! Langzamerhand is daar de klad in gekomen en op den duur werd het 'parlando', de dichter begaf zich onder het volk, tot hij zo zoetjes aan de taal van de tapkast is gaan spreken, zoals men die vroeger ook wel in stu- dentenpoëzie kon beluisteren. En nu is het nog erger soms, het lijkt wel of de dichter versuft in de goot zit en schutterig opkijkt naar de dringende, haastende voorbijgangers: 'neem me niet kwalijk dat ik hier zit, maar er is nergens een plekkie meer'. H« ik hiertoe kom? Ik maakte een pakketje cifaite boeken open van uitgeverij Erven Iaomis Rap, en u weet: Rap staat voor puik. En wat las ik? Het 'Credo' van B. Servet uit cjn bundel 'Eén per pagina': kcr bom ik ook nog es cakokben at got maag materiaal Het liegt er niet om. Andere bundel openge- s'agen. een nieuwe van Kees Winkler met de wat moeilijke titel 'Zeven x vijf gevolgd door Symfonie Nr. 11'. Daarin: Ibliom voor een gulden bij de Slegte 20 is het einde van een klein talent en mijn ster staat laag en zal wel nimmer tijzen Zelfoverschatting is hier niet bepaald hij, tenzij Servet en Winkler tegenspraak ver wachten van hun critici. Ik zie dat nog niet zo zitten, hoewel je tegenwoordig de gekste reacties kunt verwachten. En Winkler, het zij er bij gezegd, noemt zich wel een keer een "verzenkoning', zij het een dode. Het boekje van B. SERVET bevat poëtische notities die lopen van zuivere woorden- spelletjes ('Smullen met een pet op') tot teksten die verdacht in de buurt van werkelij ke poëzie komen: wanneer zal ik iets van je begrijpen mijn lichaam valt zowat uit elkaar ran onbegrip, raadselachtigheden, vlagen van wanhoop, liefdeskoorls etc. maar als oplos zal it nooit weten dat ik er ooit was kan ik niet eens van weten spreken als ik spreken kon finaar dat is er dan ook niet meer bij laat ik mijn gedachten ordenen: Kwrzalikbiginnen, laai ik maar ophouden (Aanhef 'Adres') De 'oundri ran WINKLER heet o.a. Zeven x tijl oxasi er zeven groepen van telkens vijf gedichten in staan die min of meer bij elkaar horen. Daarop volgt dan het lange gedicht 'Symfonie Nr. 11'. In feite hebben haast al deze gedichten een soort geromantiseerde berijmde levensge schiedenis als onderwerp; als men het boekje uit heeft, en het sluit ook weer bij vroegere bundels van Winkler aan, heeft dat haast het effect of men een lange brief van de dichter gekregen heeft, of hem heeft bezocht. In elk smal heeft hij zijn hart bij je uitgestort: Kees Winkler, arts van beroep, niet onbemid deld, is gescheiden van zijn eerste vrouw bij wie hij een zoontje heeft. Walter. De schei ding heeft hem zozeer aangegrepen dat hij Qige tijd in een kliniek verpleegd moest worden. Hij is toen getrouwd met Judy, zij Beleefdheid zou me kunnen laten zwijgen, maar eerlijkheid gebiedt me om te zeg gen dat ik vind dat het werk van J. C. VAN SCHAGEN er mee gebaat zou zijn wanneer de dichter strenger schiftte, vooral onder zijn langere gedichten, het aloude 'Joringel-genre' zal ik maar zeggen, Sjoe is het tegenwoor dig. Tussen zijn korte, poëtische opmerkingen schuilen vaak heel mooie, speelse en filosofi sche dingen, In de bundel 'Twee Spelletjes met een Hondefluitje' bevat de eerste afde ling die "Misschien zo?' heet de korte gedich ten, de tweede, die ook 'Misschien zo?' heet de langere. Voor mij is er geen twijfel: de eerste zo. Bij voorbeeld: in het late licht staan de torens van de stad ver herinnerend het regent zachtjes het rioolgootje reutelt iets van vroeger een kleine snaar trilt in het schemerig alkoof verdriet dat langs komt zoek niet - het is al voorbij Het gerijmel over Sjoe houdt als volgt op- Meneer Sjoe weet niet hoe- weet wel dat maar niet wat- Sjoe is moe Nu kun je hier een heel essay over schrijven, ik weet het wel: zelfportret., volksstijl, oeroud spel, je kunt er heel Van Schagen, Walcheren enChina bij ondersteboven halen mis schien hebt u ef aardigheid in, maar persoon lijk lees ik liever andere poëzie. Dat ik van Van Schagen op MAURITS MOK kom, is niet alleen een gevolg van het feit dat ik in dit stukje uw aandacht vraag voor een paar bundels waarvan de drukinkt nauwelijks droog is, maar ook om dat Mok in 'Grondtoon' een vers gewijd heeft aan Van Schagens tachtigste verjaardag: „Van 'Schagen wordt tachtig/Hij hoeft niet dood te gaan/Hij woont al in de hemel." Er staan meer Zeeuwse reisherinneringen in dit verzenboek, o.a. aan Veere en St-Laurens, en natuurlijk ook weer reisnotities uit Frankrijk waar Mok kennelijk graag reist, gezien vele verzen uit zijn laatste bundels. Zo'n reisge dicht kan buitengewoon indringend van sfeer tekening zijn. Zelden voelde ik zo overtuigend in poëzie verwoord de koelte van een duidelij ke herberg op een gruwelijk hete vermoeien de dag, als in de slotstrofe van "Dit is het Zuiden'. Ban. in een huid van half geronnen zweet, wankelen wij de lage kroeg in. blok van koelte, met een oude geur van wijn dooraderd. Door een mannenhand wordt ons het glas gereikt. Een ogenblik spiegelen wij ons in het hartebloea der aarde, maar reeds overwint de dorst onze verwondering. Wij drinken en verstaan al wat de bomen fluisteren en houden peinzend ons glas ertegenaan. Behalve reisgedichten vinden we in Moks nieuwe bundel zijn aloude motieven: de nooit te verwerken gruwelen van de concentratie kampen en, nauw daarmee verweven, gedich ten over het broze familiegeluk. Dichten over gezinsleven is moeilijk, het lukt zelden over tuigend. Maar het is Mok uitstekend gelukt in het gedicht 'Om de tafel' waarin het vreselij ke verleden en het broze heden versmolten zijn tot een kort moment van zijn: geluk, hoe kort en hoe groots: Om de tafel. Het zijn de mensen van mi j. de enkelen wier adem licht in mij ontsteekt. In de open tuindeuren staat een brok hemel, achtergrond van onze dagen Meer zou te veel zijn. buitengaats wordt fluisteren een storm, denken een sprong in de nacht. Hier wordt de naaktheid van de ivind ver warmd, kan ik kijken zonder te duizelen, levenden vasthouden totdat ivij in elkaar overgaan. Met Maurits Mok gaan we de Parnassus toch weer op: hier is verhevenheid, grootsheid, al koestert de dichter geen enkele illusie, ner gens. Ik schrijf tot slot een van zijn mooiste verzen over: RODE MAAN Een maan, een bloedvlek, een druppel pijn. Ik denk aan mensen, onherhaalbare gezichten wier doodskreet zonder echo bleef, windspoor tegen een donkere lucht. VAN SCHAGEN Heel hun vernielde warmte lijkt saamgelopen in die wpnd aan het voorhoofd van de nacht. Er stijgt koelte uit de grond. Kleven en stilten tot diep onder mijn voeten. Ik weet dot elke schrede over doden gaai. B. Servet: Een per pagina. Erven Thomas Rap, Amster dam; Kees Winkler: Zeven x vijf gevolgd door Symfonie Nr. 11: Erven Thomas Rap. Amsterdam; J. C. van Scha gen: Twee Spelletjes met een Hondefïuitje. Opus 2, Kortgene; Maurits Mok: Grondtoon. Berige Bij. Amster- niiJl.i.-iJii'Fi \Hie denkt bij 'Hemels Prentenboek' niet aan oudtijdse engeltjes die op zije- zachte wolkjes met gouden lepels hun lammetjespap eten? Die engeltjes zijn echt, niet weg te denken uit wat (bijvoorheeld) 'Het rijke roomse leven' heet En de liturgische sub-cultuur die daar ook bijhoorde. Ze vlogen en hingen Eigenlijk zo'n beetje aan de rand van een devotiebeeld dat, letterlijk, wonderen lernchtte in een tijd dat het beeld nog passend, billijk en heilzaam bevonden werd. Tijdsverschijnselen? Ja, al moet men dan bij 'tijd' in eeuwen rekenen. Het Hemels Prentenboek', zojuist ver schenen, staat er vol mee. Het past '.n ,d? ri'' uitgaven die de golven 1 nostalgie die de wat latere twintig- ste-eeuwers nu al enkele jaren omspoe- S,h.°°e 'aten opgaan. Deze opgang eHmUwaan de hemel- Wle met een g Wl1 zien> kan er mee in oe wolken zijn. j^beb naast dit bijzonder fraaie nieuwe e'Sen hemels prentenboek r' n oud negentiende eeuws kerk- fewwP Ietters zowel de vér- als ziin Wor mens een hulpe kunnen het siaaf v3? van mijn grootmoeder en zo n 7P-ria \an de Pintjes. Ik tel er mis' niet misselijk. Wat wordt- is eigenlijk niets Plaatsing oen eeuwtje familiehistorie en dropfnic3?- en leed' verheugnis ran d?ïr deJprofessieprentjes CtastL .n 'n droeder- de bruid van ei»en mm Ik zie mijn MoflZ™ieplaa,je' een zilveren Prentjes met maar,ook 'n reeks doods- aan de voorkant"® strakke gezichten PaceM T* e,n veel Requiescat in rra schrifwn nt en er is 00k hetlwSl L n-u lmmers mei 1975 verre Kwaden^61*" aandenken aan de neef, nog net vóór schrSftPfgefusll,1frd- Geschied- "•«•«■A taSSK b""dende H" heelt dat - 3M'afbepMm^° Het ^handelt &n - enkele eeuwen holle, bolle kitsch naast werkelijk prachtige stukjes kunst, sa- 'mengebald op enkele vierkante centime ters hoogheilig kloosterpapier, een boek waar de wierook uit opstijgt. J. A. J. M.Verspaandonk, conservator van het bisschoppelijk museum te Haarlem en samensteller van de grote door bet rijk op binnenlandse rondreis gestuurde tentoonstelling, heeft het rij ke materiaal dat hem ten dienste stond keurig naar tijd gerangschikt en boven dien een boeiende inleiding geschreven. Hij laat de eeuwen passeren maar dat dan in een allesbeheersende geest die nauwelijks verandert, de uiterlijkheden niet gerekend. Het is een hemels panopticum met voor deze tijd zotte, dingen, rammelende knekels, een teveel aan memento mori, een tekort aan aardse menselijkheid. In dat panopti cum zijn smaak en wansmaak verenigd en ook die vereniging duurt eeuwen. Beide zeggen iets, veel soms, over volks en volkse kunst, over grote kunstenaars en zoetelijke bazaarschilders. Het boek zegt daarnaast alles over een instelling, een geest die de tijd niet ten volle heeft kunnen trotseren. Veel heiligen immers, die de devotieprentjes sieren, zijn inmiddels uit de schrifturen en van de kalenders geschrapt. Er wordt wat anders over dood en hiernamaals ge sproken en de eerste communie-indus trie heeft vandaag nog nauwelijks bete kenis. Ook om die reden, die de simpele vergankelijkheid van de eeuwigheid zó toegewijde attributen markeert, past dit wonderlijke boek mooi in de nostal- 1k moet er ook nog even iets anders over zeggen. De ondertitel 'devotie- en bidprentjes vanaf de 17e eeuw tot het begin van de 20e eeuw' klopt niet helemaal, want dat begin van de 20e eeuw loopt echt door tot de jaren zestig, óók in het boek. Verder mis ik enkele categorieën en ik mis ze zere: de wij- en professieprentjes die vaak prachtig waren, de plaatjes waar aan nog levende kunstenaars van naam meewerkten, de prenten naar zeer gro te, oude meesters, de fotoplaatjes (ge brandschilderde kerkramen en -gewo ner- landschappen) en de tekstloze kin derprentjes zoals de zachtzuids spre kende gardiaan van Rilland ze vroeger bij zijn rondgang door de Bevelandse dorpen uitdeelde. "Het Hemels Prentenboek' is fraai uit gegeven bij let wel Gooi en Sticht, een uitgever die haast alles met parochiebundels en de zondagse stui versliturgie te maken had. Driehonderdzesiig prenten, met en zon der kleur (f 25.-). Veel devotie! O. Een jaar Beleden brachten wc een avond door in een hervormde pastorie in een van de landen van het Oostblok Er kwam een jongeman afscheid nemen. Hij zou de vol gende dag vertrekken om theologie te gaan studeren. Na zijn vertrek hoorden we het verhaal hoeveel beroering dat feit In die gemeente had gebracht. Wat was nl. het geval? Hij was de zoon van een van de vooraanstaande communisten al daar. Na dc middelbare school had hij een baantje gekregen, tot hij voor militaire dienst werd opgeroepen. Iedereen ver wachtte dat hij nadien in dat baantje, dat nogal vooruitzichten hood voor de toe komst, zou terugkeren. Hij deed dit niet. maar gaf de wens te kennen dat hij predikant wilde worden. Wie ook maar enigszins in die wereld thuis is. kan begrij pen dat dit moeilijkheden gaf. Zijn vader werd ter verantwoording geroepen Deze verweerde zich met te zeggen: hij heeft zijn militaire dienst vervuld; hij is hele maal zelfstandig: ik kan hem niet dwin gen. De jongeman had zijn besluit geno men en bleef bij zijn voornemen. Verschillende keren heb ik de gedachte horen uitspreken dat het toch eigenlijk moeilijk te begrijpen is dat in de commu nistisch geregeerde landen de kerken zijn blijven bestaan. Het getal van de kerkgan gers mag aan verminderd zijn, maar da: is in de landen van West-Europa ook het geval. In ons eigen land geeft een vijfde deel van de bevolking toch ook te kennen dat het niet tot enige kerk wil worden gerekend. En hoe groot is het percentage dat er met een dun draadje nog aanhangt? Wie zal dit precies kunnen zeggen? In West-Duitsland neemt het getal van hen die de kerk vaarwel zeggen, zowel bij de protestanten als bij de rooms-katholieken, ieder jaar toe. In Frankrijk en Engeland bemerk je dat het ook niet best is met de kerkgang. Zelfs op hoogtijdagen als het paasfeest, kun je de kerken nauwelijks halfvol vinden. Daartegenover hoorden we in Roemenië geen klacht over lege kerken, tenminste niet in het gedeelte waar wij zijn "geweest. En dat gold over heel de linie, zowel bij Roemeens-orthodoxen als bij protestanten en rooms-katholieken. Uit Hongarije kun je horen dat het gemeente besef is toegenomen. Men weet waarom men bij een kerk wil behoren. En dit zijn allemaal landen waar de kerk nu niet bepaald begunstigd wordt en waar van hen die een baantje hebben bij staat, gemeente of enige officiële of semi-offiële instantie, verwacht wordt dat zij zich niet met de kerk inlaten. Ze weten ook dat er moeilijkheden te wachten zijn wanneer ze dit wel doen. Zeker is dat het gevai met hen die bij het onderwijs werkzaam zijn. Op hun doen en laten tegenover de kerk wordt, nauwkeuriger dan bij ande ren, toegekeken. Van hen wordt ook ver wacht dat zij hun leerlingen de leerstellin gen van het atheïstisch communisme zul len inprenten en in verband daarmee de basis zullen leggen voor het historisch materialisme. Dit communisme moet zijn de godsdienst van het volk. En toch, ondanks alle propagandamiddelen waar over de staat beschikt en ondanks alle middelen die zij kan hanteren om de kerken onder druk te zetten, zijn die kerken blijven bestaan. En ondanks het feit dat zij weten in de toekomst een schamel bestaan te zullen hebben, wordt het getal van priesters en predikanten toch telkens weer aangevuld. Wanneer we het 'geheimenis van de gemeente' zouden willen bestuderen, kunnen we misschien daar het beste terecht. Of eigenlijk ook weer niet, want aan een geheimenis is uiteindelijk niet veel te bestuderen. We staan daar doodeenvoudig voor het feit dat in landen als Rusland de kerk is blijven bestaan. Zoals vroeger gaat het niet meer, maar niemand gelooft er meer in dat de kerk aldaar zal verdwijnen. Met ai haar propaganda en dwangmaatregelen heeft de regering haar greep op de jonge ren verloren. Dat is tenminste het oordeel van hen die beter tot oordelen bevoegd zijn aan wij. Dit alles wil geenszins zeggen dat de kerken in de communistisch geregeerde landen een gemakkelijk bestaan hebben. Bij alle wetten die vrijheid van godsdienst garanderen voor iedere burger, gaat het om het persoonlijk geloof. Dat wil men niet aantasten. Maar alle propaganda van dat geloof wordt verboden. Wanneer er nog kerken zijn en blijven, is dit voor de regering van deze landen een moeilijke zaak, want iedere openbare godsdienstoefe ning is ook daar in feite een stuk propa ganda. Van onze landen kunnen we dat moeilijk zeggen, maar daar is het wel het geval. Elk godsdienstonderricht aan jonge ren laat men in de meeste van die landen wél onder die verboden propaganda vallen. Zelfs begaan soms ouders die dit aan hun kinderen geven al een vergrijp, zoals het ,bijv. gestraft is op een afschuwelijke ma nier bij de afgescheiden baptisten in Rus land, We moeten ook niet denken dat de kerken, van wie het bestaan door de regering officieel is erkend, een rustig mi gemakkelijk leven hebben. Ze leven verder met de vraag: wat zal ons weer te wach ten staan? Een van de predikanten zei ons eens. toen we het hadden over de positie van de kerk in zijn land: Wc leven al* eenmaal Israël in de woestijn. We weten met waar we morgen zijn. Dat woord trof me toen bijzonder, omdat hel bijna letter lijk dezelfde uitdrukking was die ook ge bruikt werd dooi de kerken onder het kruis in de 16e eeuw, voordat in 1572 de opstand uitbrak. Zo ergens, dan worden gemeenten en kerken gevormd wanneer «J door de woestijn heen moeten. Toen In 1795 de Franse legers ons land maakten tot een bezet gebied, en de vrijheidsboom overal werd geplant, ontlaadde, naast de weggevaagde regering, de loom zich tegen de Nederduits Gereformeerde Kerk zaai* deze toen nog heette. Dat is te begrijpen, wan: zij was één geweest met die regering en zij was in ons land de heersende kerk. Nu bleek daarvan in het laatst van de 18e eeuw niet zoveel meer. in zoverre tenmin ste dat praktisch aan andere kerken er. godsdienstige bewegingen niet veel meer in de weg werd gelegd. Onder druk van de Verlichting hadden zij hun eigen kerken gebouwd, zij het dan ook dat aan de buitenkant niet mocht worden gezien dat het kerken waren. Wie in Amsterdam de vroegere schuilkerk 'Onze-Lleve-Heer op Zolder", nu een museum, bezoekt, kan daar sen plattegrond van de stad vinden waar op alle schuilkerken staan aangegeven en dat zijn er heel wat. Maar dergelijke bepalingen golden ook in ar.dere landen voor protestanten. Toen in 1976 de eerste Nationale Vergadering bijeen kwam was een van de eerste besluiten die zij nam dat van de absolute scheiding van kerk en staat, naar Frans mode'.. Het is nu vermakelijk om te lezen hoezeer men in de Nationale Vergadering verlegen zat met de godsdienst. Naar de Verlichting leerde, kon een volk niet zonder godsdienst, want er moest een Opjoerwezen zijn dat men zo maar niet kon passeren. Men heeft zitten peinzen over een eenheidsgodsdienst, waarin alle kerken konden worden gepast- In ieder geval heeft men zelfs een gebed opgesteld, waarmee de Nationale Vergade ring moest worden geopend. Om kort \i zijn. men beeft toen doodverlegen gezeten, niet alleen met de vroegere heersende kerk maar ook met de andere en dat niet alleen omdat deze hun rechten gingen opeisen. We moeten ons er niet over verbazen dat men in communistische lan den verlegen zit met de kerken, ook al is er uitgesproken een absolute scheiding van kerk en staat. In ons eigen land ligt op dit terrein ook nog altijd een probleem. Feite lijk had er in Rusland, na bijna zestig jaar van Volksrepubliek, geen kerk meer moe ten zijn. Wij, hier in het Westen, dachten in ons geloof, dat ze ook wel zou verdwij nen. Tot onze' beschaming moeten we vaststellen dat ze er nog wel is en leeft, zij het dan soms ook in de catacomben. Een eveneens moeten we vaststellen dat er van de uitgesproken scheiding van kerk en staat in de praktijk niet veel is terecht gekomen en evenmin van het beginsel dat ieder vrij is wat betreft zijn godsdienstige overtuigingen. De regeringen proberen zo veel mogelijk de kerk in haar greep t« houden en ze leggen bepaalde groepen van onderdanen op, aai ze er in feite niet aan mogen doen. tenminste niet openlijk. Dit moeten ze verbergen. Officieel moeten ze een ander gelaat tonen. Dit leidt tot span ningen die geen liefde tot de -heilstaat kweken. Dit alles kwam bij ons boven toen we onlangs een bericht lazen dat bij de Sowjet-Russische uitgeverij voor politie ke literatuur een brochure is verschenen: 'Staat en godsdienst', waarin een heftige aanval werd gedaan op kerkelijke liefda digheid. Mogen de kerken nog we! een diaconie hebben? Dit is het kernpunt van een hele discussie die er gaande is geweest en waaraan nu van regeringswege met het genoemde geschrift een einde wordt ge maakt. In deze brochure wordt gesteld, zo lazen we in dat bericht, „dat het recht op arbeid aan ieder mens de mogelijkheid geeft zijn bestaan veilig te steller., zonder dat hij een beroep heef: te doen op liefdadigheid". Liefdadigheid hoort thuis in de kapitalistische wereld. Ook de commu nistische wereld is echter geen paradijs. Dat weten we zo langzamerhand wel. En ook daar hjn mensen, zoals trouwens in iedere maatschappij vorm. die tussen kaai en schip vallen en in hun nood blij .gijn wanneer iemand naar hen omziet. Gezien de verhoudingen die er zijn, is het wel te begrijpen dat men zich keert tegen hulp die vanwege de kerk wordt geboden. Daar mee wordt een pressiemiddel enigszins ontkracht. fa. In de liturgie van deze zondag staat het gebed: God, Gij hebt ons de H. Geest beloofd om de ge zindheid vanm Jezus Chris tus. Uw Zoon. onder ons levend te houden. Open ons hart voor zijn wijsheid en schenk ons de edelmoedig heid te leven volgens zijn ingevingen. Als Paulus op de Areopaag in Athene komt. ontdekt hij veehunkering naar 'n on bekende God; in wezen door velen vereerd, zonder Hem te kennen. En Paulus speelt daar op in: Wat u zoekt, wil ik u graag verkondigen. De God. die de wereld en al wet daarin is gemaakt heeft, die de Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels door mensen- henden gemaakt. Ome tijd 'ijkt wat op die dagen van Paulus. Went meer dan me nigeen weet of vermoedt wordt er naar die onbeken de God gezocht, naar die Christus als ideaal aller tij den vol bovenaardse wijs heid en goedheid. Vele vor men van onvree en protest zijn uitingen van eerlijk zoeken naar ongerepte lief de en vrede, naar haast ongrijpbare rechtvaardig heid. Het hedft echter de schijn van een vruchteloos aftasten ven verre horizon met te vage kijker. De vrij gevochten mens van deze tijd koos het vrije sop zon der goed kompas. Het oude werd als verouderd en on bruikbaar verwijderd. Ei gen zoeken en eigen gezag kwam daar bij velen voor in de plaats. Een vruchte loos zoeken of ook een bouwen aan eigen tempel mei alle variaties, waarin mensen denken en elkaar bestrijden, maalde ons tot zwervende zoekers en zoe kende zwervers. Om een misschien onjuiste woord speling te gebruiken: zon der goed kompas missen wij ook de juiste compas sie met de medemens. Wij zetten hem óf op hei ver keerde spoor, óf wij lopen samen cast op doodlopend spoor. Gods Geest zal weer over ons moeten komen, om cms te vormen, ons Gods woord weer te doen verstaan, ons in Gods lief de samen te brengen, ons weer bezieling en offerbe reidheid te geven. A.ls u iets van de hunkering van deze tijd verstaat, bidr u mee dat ons aller hart zich voor hem moge ontslui ten. C. C. 's-Heermhrm*

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1975 | | pagina 21