IN ALLES
ZIT
EEN
GODDELIJKE
LEIDING"
IR. HENDRIK VAN ROSSUM,
SGP-TWEEDE KAMERLID:
JATERDAG 19 APRIL 1975
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
17
IZAIERDAG KR ANT
DEN HAAG „Geen ding geschiedt bij geval.
God heeft met alles zijn bedoeling". De stem van in
genieur Hendrik van Rossum trilt een beetje. Hij
vertelt over de dood van zijn eerste vrouw, tien maan
den nadat hij in 1948 met haar trouwde. Over zijn
eenzaamheid daarna, over zwerven door Nederland
omdat zijn huis leeg was. Over zijn zuster die het
huishouden deed toen hij weduwnaar was. Vlak bij
zijn woning was een -ziekenhuis. Zijn zuster ging er
werken. Toen ze verpleegster was kon ze zich inzet
ten voor de zending. Ze werd directrice van een zie
kenhuis in Nigeria. „Geen ding geschiedt bij geval".
Hij komt daar steeds op terug die
woensdagmiddag waarop we lang praten:
Gods Hand, Gods Leiding in alle dingen.
Jb hij daarover spreekt, is hij licht ont
roerd- Niet zwaarmoedig. Want zo is Van
Rossum niet. Binnen de Staatkundig Gere
formeerde Partij, waarvoor hij lid is van
de Tweede Kamer, gaat Iiij door voor een
vrolijke SGP'cr. Tijdens drie uur onafge
broken praten wordt me duidelijk hoe dat
beeld over hem ontstaan is. Hij lacht vaak
heel luid of alleen met zijn ogen als
hij vertelt over zijn loopbaan, zijn beleve-
Voor ik hem bezocht, vertelde een ken
ner van de SGP me, dat Van Rossum
enkele jaren geleden binnen zijn partij
niet voor iedereen even aanvaardbaar was.
Men vond dat hij binnen de Tweede Ka
mer te weinig getuigend optrad en teveel
aandacht besteedde aan praktische zaken.
Hij beaamt dat- „Destijds waren die be
zwaren er wel ja. Ik ga er de laatste tijd
niet erg onder gebukt. Het is eenvoudiger
je uitsluitend t.e beperken tot getuigenis,
maar ik vind dat je je ook moet laten
horen over de praktische kanten van de
dingen die in het parlement aan de orde
komen. Dat doe ik ook. Maar altijd in de
volle overtuiging dat er een hogere leiding
is, waarvan de overheid zich rekenschap
moet geven. Dat staat voor mij altijd
voorop".
Hendrik van Rossum. een vrolijke
SGP'er en sinds 1967 lid van de Tweede
Kamer- Hij „doet" verkeer en waterstaat,
landbouw en visserij, volkshuisvesting en
ruimtelijke ordening, buitenlandse zaken
en ontwikkelingssamenwerking en Surina
me. Een veelheid van onderwerpen, die
een mens duizelingen zou bezorgen. „Het
eerste jaar was het ook verschrikkelijk
hoor. Ik wist mijn noorden en mijn zui
den niet meer", bekent hij. „Maar je groeit
erin. Ik heb veel profijt van wat ik in
mijn vroegere banen heb meegemaakt, van
het vele reizen naar allerlei uithoeken van
de wereld".
De banen van Van Rossum, die samen
zijn loopbaan vormen: hij heeft ze niet
gezocht. Ze zijn op hem afgekomen door
de loop van de gebeurtenissen. Om ter
wille van de volledigheid bij het begin te
beginnen: hij werd in 1919 in Melissant
geboren. Zijn vader was boer, een broer
van Hendrik van Rossum zit nu op het
bedrijf. Zelf toonde hij nooit grote belang
stelling voor het bedrijf, althans niet in
die zin dat hij erin wilde. Wel had en
heeft hij belangstelling voor de landbouw
..maar dan in een andere zin dan met
Paard en tractor", zegt hij.
In Dirksland bezocht hij de lagere
school, daarna liep hij de mulo af in
Middelharnis en vervolgens ging hij naai
de christelijke hbs in Rotterdam. In Mid
delhamis was wel een rijks hbs- maar zijn
vader wilde niet dat hij daar heenging-
»0m twee redenen", verklaart hij. „Het
was geen christelijke school en .het; was
Biet zo'n beste school, In de krant stond
dan na de examens het bericht, dat zes
leerlingen van de rijks hbs gezakt waren.
De schoolleiding liet daar niet bij weten,
dat de hoogste klas maar zes leerlingen
bad geteld, En ben ik dus naar cle christe
lijke hbs in Rottei-dam gegaan, toen ik
zestien jaar was. raakte ik al op kamers.
Ib 1938 haalde ik mijn diploma en daarna
b®B ik in Delft waterbouwkunde gaan
ouderen. Ik heb er negen jaar over ge
daan, want van 1942 tot 1945 was ik er
tussenuit".
kamp
Tan Rossum kwam in 1942 in het kamp
van Vught terecht. Werd met een groot
aantal anderen opgepakt in de collegezaal
en verdween voor een paar maanden ach
ter prikkeldraad. Hij praat er afstandelijk
over. „Je had in het kamp wonderlijkë
kruisverhoren, die nóu niet direct zó ver
liepen zoals wij nu met elkaar praten. Het
kwam geregeld voor dat medestudenten
zonder vorm van proces werden doodge
schoten. Ik geloof dat het erg zwaar
gezegd is als ik zeg dat het een stempel
op mij heeft gedrukt, maar je denkt er
wel aan terug. Aan de willekeur- Je denkt
eraan, als je over Amin leest. Het was een
vorm van gezagshandhaving die mij niet
aanspreekt. Rechtszekerheid is erg belang
rijk voor een geordende samenleving. Na
vier maanden Vught kon ik naar huis. Je
had toen die toestand met het tekenen van
de loyaliteitsverklaring. Wie in die jaren
studeerde, had niet de goede instel
ling".
Het betrekkelijke isolement van Goeree
Overflakkee na dolle dinsdag zou dat
veranderen in een complete afgeslotenheid
van de rest van Nederland betekende
niet dat Van Rossum met de armen over
elkaar moest gaan zitten. „De zaak zat op
het eiland wat vast. Door stormen waren
de strandhoofden bij Ouddorp kaduuk ge
raakt. Er moest wel iets aan gedaan
worden, maar de Duitsers lieten geen
mensen van buiten het eiland toe om
toezicht te houden. Eén van de professo
ren in Delft kwam op de gedachte dat er
toch een vent op Flakkee zat en dat die
maar opzichter moest worden. Als practi-
cant. In die tijd is een belangrijke band
met de rijkswaterstaat ontstaan- We had
den niet te doen met spectaculaire wer
ken, maar het leverde me wat connecties
op".
„Het werk op het strand duurde tot
dolle dinsdag, toen lieten de Duitsers nie
mand meer toe. Ze besloten Schouwen en
Flakkee te inunderen. Indirect dan, dus
door de bemaling stop te zetten. Het
oostelijke gedeelte van het eiland werd
ontruimd. Dorpen als Dirksland en Som-
melsdijk, daar mochten dijkjes rond ge
legd worden om het droog te houden.
Daar werd ik bij ingeschakeld. Tot de
bevrijding heb ik dat gedaan- Het was
technisch werk, maar er kwam ook wel
wat bestuurlijks aan te pas. Ik heb er nog
altijd wel plezier van. Het is geen verloren
tijd geweest. Je moest inventief zijn. Wer
ken met paarden en karren".
herstel
Toen in mei 1945 de bevrijding kwam,
stonden de eilanden nog steeds onder
water. Gemalen waren niet direct bruik
baar omdat ze omgebouwd waren op hout
of een andere tijdelijke brandstof, de dijk
jes die Van Rossum kort geleden in elkaar
had helpen knutselen, pasten niet direct in
het schema. De hele zaak moest worden
hersteld- Van Rossum zou zijn studie op
zijn v-roegst in september kunnen hervat
ten en omdat hij zo'n beetje elke duikel
en boerensloot op het eiland kende, werd
hij als een aangewezen figuur beschouwd
om de zaak weer in het reine te helpen
brengen. In juni werd hij ingedeeld bij cle
staf van de rijksdienst landbouwherstel
inspectie Zuid-Holland, een dienst die nog
uit de grond gestampt moest worden. Hij
bleef daar anderhalf jaar lang, terwijl hij
intussen zijn studie afmaakte.
Hij lacht als hij over die tijd vertelt.
„We hebben de vreemdste dingen meege
maakt, toestanden met polderbesturen, die
moesten meebetalen aan herstel. Een heel
gekke geschiedenis in Katwijk. Je had
daar de Willem van den Bergstichting, een
psychiatrische inrichting. De directeur
daarvan kwam op het geweldige idee, dat
zijn patiënten wel zelf zouden kunnen
werken aan het dempen van een tank
gracht, die de Duitsers over het terrein
van de inrichting hadden gelegd- Hij vond
het een soort therapie. Onze dienst zou
rails en kipkarren beschikbaar stellen en
zij zouden het werk daar dan zelf klaren.
Er is geen stuk tankgracht in Nederland
dat zo duur geworden is. De patiënten
hebben het gedicht met kipkarren. Ze
laadden die vol en reden ze dan compleet
in de tankgracht, waarna je ze er nooit
meer uitkreeg".
Van 1947 tot 1953 werkte de inmiddels
afgestudeerde Van Rossum op het tech
nisch bureau van de Unie van Waterschap
pen. De dijkgraaf van Flakkee wilde toen
graag iemand hebben die het eiland, dat
onder water stond, kende- Van Rossum
werd uitgeleend aan het waterschap en
werkte drie, vier maanden aan het dijkher
stel. Toen was het dicht.
eenzaam
Intussen was de regering op de gedachte
gekomen om de herverkavelingswet Wal
cheren, die al sinds kort na de oorlog van
kracht was. van toepassing te verklaren
voor de delen van Zeeland waarin na de
ramp orde op zaken moest worden ge
steld. Van Rossum: ,,P. J. J. Dekker, de
voorzitter van de Zeeuwse polder- en wa-
terschapsbond zocht contact met het bu
reau van de Unie van Waterschappen om
iemand te vinden die door de waterschap
pen als ingenieur in het bureau van uitvoe
ring van de herverkavelingscommissie be
noemd kon worden. Zo ben ik in Zeeland
terechtgekomen. Ik heb de concentratie-
perikelen van de waterschappen meege
maakt. Pnilipse was toen lid van Gedepu
teerde Staten. Toestanden waren het. Eind
1954 ging ik over in rijksdienst. Ik kreeg
de leiding van de afdeling waterbouwkun
de van de Cultuurtechnische Dienst".
In de periode tussen 1949 en 1951
reisde Van Rossum veel in Nederland.
Hij was weduwnaar en voelde zich de
meest aangewezene om het mobiele werk
te doen bij de Unie van Waterschappen
„Van hotel naar hotel ging ik, het kon mij
niets schelen. Ik was eenzaam ja. Ais je
praat over iets dat een stempel op mijn
leven heeft gezet, is het dat verlies van
mijn eerste vrouw. De leegte die ont
stond".
Later, toen hij bij de Cultuurtechnische
Dienst werkte, moest hij opnieuw nogal
eens op reis, maar nu buiten Nederland.
„Als civiel ingenieur bij landbouw werd je
automatisch een soort contactfiguur, je
wordt de verbindingsman tussen landbouw
en visserij en verkeer en waterstaat. Op
die manier leer je verkeer en waterstaat
beter kennen dan wanneer je er zelf
werkt, omdat je dan maar met een deel
van het departement te maken hebt. Een
andere kant van de functie was, dat je
veel internationaal werk moest doen, con
gressen over drainage en irrigatie. Ik ben
ik weet niet waar geweest. In New Delhi,
in Salesbury, Madrid, Tasjikent. Het geeft
je een bepaalde kijk op de dingen, waar je
later iets mee kunt doen. In mijn werk in
hot parlement heb ik veel profijt van mijn
vroegere bezigheden. Als je mijn loophaan
zo bekijkt, dan zie je dat in alles een
goddelijke leiding zit- U kunt, het geloven
of niet, maar het zit erin".
voorkeursactie
In de zestiger jaren begon Van Rossum
binnen de SGP op te vallen als een man
met een ruim werkterrein. In 3956 zette
men hem laag op de kandidatenlijst. „Ik
beschouwde het als een soort bladvulling.
In 1963 was ik opgeschoven naar de
achtste plaats, dus duidelijk niet met de
bedoeling dat ik kamerlid zou worden. Er
ontstond toen een voorkeursactie- U ziet
dat dat zelfs binnen de SGP mogelijk is.
Een aantal mensen in de SGP vond dat
we een beetje een domineëspartij werden
en men wilde naast de principiële lijn wat
praktische politiek".
„Het hoofdbestuur was er niet erg mee
ingenomen, met die voorkeursactie. Maar
ik kreeg vrij veel stemmen en het slot van
de affaire was, dat ik bij de volgende
verkiezingen als nummer drie op de lijst
kwam. Ik had er zelf geen moeite voor
gedaan, de acte ging buiten mij om. Nu
ik erin zit, heb ik veel genoegen aan mijn
werk- Het hoeft niet tot mijn negenenze
ventigste te duren, maar ik zal er zelf niet
direct mee kappen. Het is een breed
terrein dat je bestrijkt in een kleine
fractie. Je verdiept je in veel onderwerpen.
Het lijkt er niet op dat dat gauw zal
veranderen, dat we opeens een grote frac
tie zullen zijn, nee. Maar u weet, zeven is
een kritiek getal. Dan gaat het boem- Dat
zie je aan de boeren, aan D'66 en
DS'70".
Hij lacht luid. Als ik Van Rossum vraag
naar zijn mening over het kabinet-Den Uyl.
is hij terughoudend, zoekt hij zorgvuldig
naar een formulering. „Ieder land krijgt
een regering van boven. Dat moet men
altijd bedenken- Je mag niet zeggen dat
iedereen in het kabinet fout zit. Als ik dat
zou beweren, zou ik zelf principieel fout
zitten. Als ik vergelijk, dan moet ik zeg
gen, dat Dc Jong een duidelijker beleid
voerde, ook al waren we het in lang niet
alles met de regering-De Jong eens. Nu
spreken ministers elkaar geregeld tegen,
schrijven tegengestelde brieven.- Het ram
melt. Een kabinetsformatie is ook zondig
mensenwerk- Maar toch speelt ook daarin
Gods Hand. je moet dus het gezag van de
regering aanvaarden".
gezag
De aanvaarding van het gezag Van
Rossum is er bezorgd over, zoals over
veel eigentijdse verschijnselen en uitingen.
„Op een bepaald moment is een besluit
genomen en dan moet de knoop- worden
doorgehakt, ook al is niet iedereen het
ermee eens. Toestanden zoals in Amster
dam dat kan toch niet. Inspraak is een
goede zaak hoor, maar als het zo geïnter
preteerd wordt, dat een besluit pas mag
worden uitgevoerd als iedereen het ermee
eens is, dan komt er nooit iets tot stand.
De democratie geeft de mensen gelegen
heid het gezag te corrigeren door gepaste
volksinvloed- Men moet ermee rekening
houden, dat Gods gezag van boven af
straalt op het aardse gezag. Soms moet
men God meer gehoorzamen dan mensen.
Als overheden het volk laten zondi
gen".
Hoewel Van Rossum geen directe ver
oordeling uitspreekt over de overheid van
dit moment, meent hij dat de regering op
een aantal punten op de verkeerde weg is.
„Men mag abortus niet toelaten en niet
legaliseren. Het is een vorm van doodslag
die in strijd is met Gods wetten"-
Als ik hem vraag of uitvoering van de
doodstraf de SGP pleit voor herinvoe
ring daarvan niet in strijd is met die
wetten, zegt hij: „Nee. Een moordenaar
mag de doodstraf hebben. Die mag natuur
lijk nooit worden uitgevoerd bij verden
king, maar uitermate sporadisch zou de
doodstraf moeten worden toegepast. Die
Van Z. mogen ze van mij een kopje
kleiner maken. De drie van Breda hadden
destijds ook de doodstraf moeten hebben;
nu kan dat niet meer- De overheid draagi
het zwaard niet tevergeefs. Wie bloed
vergiet, diens bloed zal vergoten wor
den".
Als ik ook maar eens citeer .Mij
komt de wrake toe" zegt Van Rossum:
„Je komt dan op het verschil tussen het
kerkelijk en het burgerlijk gezag. Het
kerkelijk gezag mag nooit in Juridische zin
bezig zijn. Ik ben vele jaren ouderling in
de Gereformeerde Gemeente. In het kerke
lijk bestuur moet je barmhartigheid be
trachten- Zelfs zeventig maal zeven maal
vergeven, zoals in de Bijbel staat. Maar in
het maatschappelijk bestel heeft de over
heid de taak te straffen. Overheid en kerk
staan beide onder het goddelijk gezag,
maar op een verschillende manier".
De kerk en het maatschappelijk bestel.
Het gaat er niet goed mee, meent Van
Rossum. „Het gaat bergafwaarts- Er is een
algemene verwildering", zegt- hij. „De nor
men zoals die golden, schijnen te verdwij
nen. Er worden woningen gekraakt, men
kent het verschil tussen mijn en dijn niet
meer. Het gaat niet de goede kant op. Er
is een vervreemding van de kerk en van
de geestelijke notie- De oorzaak? Het is de
geest van de tijd".
stenen voor brood
Ik zeg hem, dat die uitleg wat ruim
bemeten is en hij antwoordt: „Wij hebben
nog wel volle kerken. Maar mogelijk zijn
er kerken waar men stenen voor brood
geeft. Het is niet passend aan te wijzen
wie dit en wie dat fout doet. Maar ik zie
een tekort aan geestelijke begeleiding. In
plaats van de verticale relatie tussen God
en de mens staat de horizontale relatie
tussen de mensen onderling primair- Men
moet bedenken, dat er twee grote geboden
zijn: God liefhebben boven alles en je
naaste als jezelf. Groen van Prinsterer
heeft ooit eens gezegd ik geloof dat hij
het ook citeerde dat het- nooit goed zal
worden met de rechten van de mens als
de rechten van God niet erkend worden.
Dat is een belangrijke uitspraak".
weer om buiten te spelen. De serredeuren
hoeven niet dicht om rustig te kunnen
praten want de dochters van Van Rossum
en een serie kleine buurtgenoten vermaken
zich in vrede. Hendrik van Rossum glim
lacht. Zegt: „We hebben een groot gezin.
Eén zoon en zes dochters- De verzorging
in huis is dus uitstekend. Een vorstelijk
gezin inderdaad, naar de hedendaagse
maatstaven gerekend". En hij komt op het
steeds terugkerende thema terug. „Als ik
mijn kinderen zelf zou moeten bescher
men zou er weinig van terechtkomen-
Maar er- is een goddelijke leiding. Daar
zouden we niet zonder kunnen"-
vrouwen
Later praten we in een ander verband
over vrouwen en kinderen; als het gaat
Van Rossum in zijn gezin. Terwijl we
praten in de huiskamer van zijn voortref
felijk gelegen woning in Zeist, brengt zijn
vrouw enkele malen thee en koffie. Zo nu
en dan hoor ik haar zingen in de keuken-
In een zijkamer rumoert een hele schare
kinderen. Het is paasvakantie en geen
over het Jaar van de Vrouw en overbevol
king. Ik veronderstel dat op vergaderingen
van de SGP vrouwen niet welkom zijn en
ik blijk het mis te hebben. „Ik zie op
spreekbeurten, die ik zo in het land houd.
wel vrouwen en daar is geen bezwaar
tegen hoor", zegt Van Rossum. „Dat ver
schilt van de ene plaats tot de andere. Ik
geloof niet dat het tot de taken van de
vrouw behoort in de actieve politiek te
zijn. De taak van de vrouw is als regel
een andere- Ligt als het buiten haar gezin
is meer in de sociale sfeer. En dat kan
misschien in bepaalde gevallen samenval
len met de politieke sfeer".
„Ik kan overigens moeilijk bezwaar ma
ken tegen de werkende gehuwde, vrouw,
De koningin werkt de hele dag. Discrimi
natie van vrouwen? Ik kom misschien met
veel wonderlijke vrouwen in aanraking,
maar ik ontmoet er niet zoveel die zich
gediscrimineerd voelen. Ik ben bestuurslid
van een pedagogische academie- Jongens
en meisjes krijgen daar gelijke kansen. Je
moet eens op een reünie kijken. Meisjes
die tien jaar geleden het onderwijs ingin
gen: voor tachtig procent zijn ze ge
trouwd, hebben ze gekozen voor het gezin-
Veel vrouwen beleven daar genoegen in en
dat is toch niet onbegrijpelijk. Ik zeg nie-
dat er nooit gediscrimineerd wordt, maar
het wordt sterk overdreven".
Over overbevolking van ae wereld: „We
moeten ons niet verbeelden dat wij daar
hier in het Westen iets aan zouden kunnen
veranderen in wereldverband- In de onder
ontwikkelde landen is het gros van de
mensen analfabeet. Het bevolkingsjaar, de
gedachte die daarachter zit, bereikt die
mensen niet. Men moet tot een zekere
geestelijke verheffing komen, wil men niet
elk jaar een kind erbij in een gezin
hebben. Er zal een grens zijn aan de
wereldbevolking, maar in wereldverband is
die niet bereikt. Er is nog zeer veel
vruchtbare grond".
„Nee, wij hebben geen bezwaar tegen
ontwikkelingshulp- Wel tegen de manier
waarop het nu gebeurt. Er wordt te veel
uitgegaan van het geven van een bepaald
percentage van het bruto nationaal inko
men. zonder dat goed bekeken wordt wat
precies het na te streven effect is. Het
gaat te veel om prestigeobjecten. Men
bouwt een grote stuwdam voor irrigatie en
energie, maar voor het kleine werk is niet
genoeg begrip. De slootjes vanaf het stuw
meer naar de boeren toe worden niet
gegraven. Ik ben zendingsdeputaat van de
Gereformeerde Gemeente- Op die i
kom ik met de Derde Wereld in a
En ik ben een paar keer in Nigeria
geweest, waar mijn zuster directrice was
van een zendingshospitaal- Daar leer je
meer van ontwikkelingssamenwerking dan
minister Pronk ons kan bijbrengen".
niet wereldvreemd
„Ik kijk de kamer rond, mis een televi
sietoestel en vraag of Van Rossum zich
niet via dat medium wil laten informeren.
„In een gezin met zeven kinderen wil Ik
geen televisie hebben. Dat wil ik ze niet
aandoen en ze staan er ook bepaald niet
om te dansen", zegt hij- „Ik moet niet alle
toestanden in mijn huiskamer hebben. We
worden toch wel voldoende geïnformeerd.
Ik heb beslist niet bet idee- dat wij
SGP-ers nou zo'n afzijdige groep vormen.
Zo wereldvreemd zijn we niet. Persoonlijk
houd ik me wel op de hoogte. Ook van
moderne literatuur ja- Van Van het Reve
en Wolkers heb ik wel eens wat gelezen;
met afschuw. Het kost me moeite. Het
genoegen in zulke literatuur conflicteert zó
met de geestelijke leiding die van de kern
moet uitgaan. Die leiding is van levensbe
lang. En ik zie zo'n duidelijke leiding Gods
in ieders leven. Ik twijfel daar nooit a3n-
Nee."