ZEEUWSE WATERBOUWERS LOSSEN ELKAAR
AF BIJ VISSERUPROJECTEN IN PERU
JOSE D0N0S0 'DEZE PLAATS IS OVERAL'
Irhsê Loschacoff: „Land waar ik me gemakkelijk thuisvoel..."
EXPORT VAN 'TECHNISCHE DESKUNDIGHEID' NAAR DE DERDE WERELD
18
PROVINCIAL! ZKKUWSI COURANT
IATFRDAO 29 MAART 1971
Nederland heeft een legertje van 'technische deskundigen' op alle
mogelijke vakgebieden, die worden uitgezonden naar landen in de
derde wereld om daar zoals het officieel heet Tjestaande en
nieuwe kennis en ervaring zo over te dragen dat ze in het ontwik
kelingsland bijdragen tot de totstandkoming van een hecht gefun
deerd stelsel van kennis en vakbekwaamheid'. Er zijn drie soorten
programma's van technische samenwerking: 1. van de overheid,
2. van particuliere organisaties en andere instanties, 3. via interna
tionale organisaties.
De Directie Internationale Technische Hulp (DTH) van het mi
nisterie van buitenlandse zaken is belast met de verantwoordelijk
heid over de uitvoering van alle Nederlandse hulpprogramma's,
met uitzondering van het vrijwilligerswerk. Van de totale Neder
landse hulpgelden wordt ongeveer 80 procent uitgegeven aan fi
nanciële hulp (leningen en schenken). De rest (20 procent) gaat
naar programma's van technische samenwerking. Om de hulp zo
doelmatig mogelijk in te zetten wordt ze geconcentreerd op een
beperkt aantal landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. In het
verleden is wat al te gemakkelijk naar het middel van het advi
seurschap gegrepen. De praktijk van de internationale samenwer
king heeft geleerd dat het ontvangende land vaak niet wist wat het
verder met zo'n advies moest doen. Er was vaak verder geen geld,
het ontbrak een andere keer aan mankracht, aan eigen deskundig
heid of organisatie om de uitgebrachte adviezen uit te voeren.
Vandaar dat men een andere weg is opgegaan. Adviseurs kregen
mensen toegevoegd die het betrokken land hielpen om de aanbe
volen projecten op poten te zetten en uit te voeren. Verder wor
den opleidingsmogelijkheden geschapen voor mensen die later de
ontwikkelingsprojecten zouden moeten overnemen.
In Peru (Latijns-Amerika) zijn Nederlandse waterbouwers en vis
serijdeskundigen de laatste jaren intensief ingeschakeld bij de op
zet van een aantal projecten, waarvan men grote verwachtingen
heeft.
ZIERIKZEE Het lijkt nogal een overgang, zo twee keer per
jaar van de technische perfectie waarmee de Nederlandse rijks
waterstaat in de monding van de Oosterschelde een stormstuw-
caissondam wil bouwen naar de op het oog vrij simpele opzet van
een visserijhavencomplex aan de langgerekte kust van Peru. Maar
ir. José Loschacoff (47), hoofd afsluitingswerken van de delta
dienst van de rijkswaterstaat blijft er stoïcijns onder. Zelfs als
hij zoals d«» laatste keer, ruim een maand geleden in de Pe
ruaanse fto.zustad Lima midden in een revolutionaire opstand
terecht komt, compleet met avondklok. Naast zijn dagelijkse job
is ir. Loschacoff topadviseur van de directie Internationale Tech
nische Hulp (DTH) van het ministerie van buitenlandse zaken.
Hij heeft als zodanig in Peru de supervisie over de technische
hulp die Nederland levert voor de ontwikkeling van een gezon
de consumptievisserij.
3Iet dat verschil in aanpak van wa
terbouwkundige problemen, in men
taliteit en in tempo heeft ir. Loscha
coff niet veel moeite. Hij is Argen
tijn van geboorte, kent grote delen
van het Zuidainerikaanse continent
als zijn broekzak en weet zich over
al elastisch aan te passen. Twintig
jaar Nederlandse waterbouw-erva-
ring hebben hem veel geleerd, maar
niet ontwend van LatijnSrAmerika.
„Peru Is een land waar ik me ge
makkelijk thuis voel", zegt hij. En
die soepelheid van opstelling komt
hem op zijn halfjaarlijkse missies
goed van pas. Op zijn jongste be
zoek ln Lima maakte hij zo onge
veer de aflossing van de wacht mee.
De Nederlandse projectieleider, ir. A
Hoekstra (35) stond op het punt om
te vertrekken. Zijn tijd zat erop.
Een dezer dagen neemt hij in Scha-
rendijke de leiding van de afdeling
compartimentering Oosterschelde
van rijkswaterstaats deltadienst. In
tussen is als zijn opvolger naar Peru
vertrokken ir. D. C. Verhage (28).
tot voor kort waarnemend hoofd
van de studiedienst rijkswaterstaat
Vlissingcn, specialist op het gebied
van golfonderzoek en havenaanleg.
Zo'n 300 kilometer ten zuiden van
Lima wil de Peruaanse regering met
Nederlandse hulp een visserijcom
plex bouwen, bij La Puntilla. Mo
dern van opzet moet het worden:
met een vismijn, vriescellen en een
conservenfabriek. Een team van vier
Nederlandse deskundigen zullen daar
inspringen: een procesingenieur, een
betontechnicus, een koeldeskundige
en een electro-expert. Nederland
heeft tegelijkertijd financiële hulp
geboden voor de aanschaf van aller
lei apparatuur en instrumentarium
dat bij de opzet en inrichting van
zo'n visserij complex nodig is.
vismeel-debacle
Waarom Peru er zo op gebrand is
om met Nederlandse assistentie een
evenwichtige visserij-industrie voor
de eigen markt en de export op te
bouwen? Om een lang verhaal kort
te maken even wat feiten op een rij.
Tot voor enkele jaren had het land
zich vooral gestort op de vismeel-
produktie. Er was een haast onvoor
stelbare hoeveelheid anchoveta (een
soort ansjovis) beschikbaar voor de
kust. een ideaal voedingsgebied in
de koude golfstroom, die door de
passaatwinden naar het noorden
werd gedreven. Daarop is eerlijk
gezegd roofbouw gepleegd en te
veel gespeculeerd. Peru bracht een
enorme vloot van vissersschepen in
het water. Met eenvoudige middelen
werd in korte tijd een produktie-
apparaa-t opgebouwd dat zijn weer
ga niet had en uitmuntte door een
voudigheid. Peru leverde 10 tot 12
miljoen ten vismeel per jaar, de
helft van de wereldproduktie. Een
echte infrastructuur havens en
losplaatsen was er niet voor
nodig. Per pijpleiding werd de ansjo
vis naar de vismeelfabrieken ge
perst. Alles was bestemd voor de
export.
De massale vismeelindustrie en de
volstrekte eenzijdigheid van de pro-
duktie zijn Peru danig opgebroken.
Toen de koude golfstroom voor de
langgerekte kust het moest afleggen
tegen een warme golfstroom en de
onuitputtelijke voorraad ansjovis
van de ene op de andere dag zeer
beperkt bleek ontstond er plotseling
een onrustbarende overproduktieca-
paciteit. De economie kreeg een ste
vige klap te incasseren. Er ontstond
grote werkloosheid in een bedrijfs
tak die enkels jaren een veelbelo
vend beeld had vertoond.
helpen zelf benaderen
Na dit debacle begon men zich in
Peru af te vragen hoe een evenwich
tiger visserijbedrijfstak kon worden
opgezet en bedreven. Want dat er in
de visserij wat te verdienen viel,
was duidelijk. De regering kwam
met de plannen om een overstap te
maken van de vismeelindustrie naar
de consumptievisserij. Maar dat be
tekende: een echte infrastructuur
voor de visserij, havens, kaden, lo-
piaatsen, vismijnen, koelinstallaties
transportmogelijkheden.
Het ministerie van visserij wilde
verspreid langs de 4000 kilometer
lange kust vijf grote visserijcom
plexen inrichten, maar daarbij graag
geassisteerd worden met deskundig
heid op het gebied van de water
bouw en de visverwerking. In 1969
benaderde Peru verschillende landen
en internationale instellingen met
het verzoek technische hulp te verle
nen bij het uitvoeren van de plan
nen. Nederland, de Sowjet-Unie, Ja
pan, Polen, Canada en twee VN-
organisaties boden hulp aan. Twee
jaar later schakelde de directie In
ternationale Technische Hulp in Ne
derland ir. Loschacoff in. Net terug
van een tiendaags bezoek zegt hij:
„In het begin was het vooral verken
nend werk. Vier Nederlandse des
kundigen hebben eerst geprobeerd
de aandacht te concentreren op vis
serij en waterbouw. Op havengebied
hebben de Peruanen niet veel erva
ring. Maar als je daar begint moet
je natuurlijk wel goed uitkijken hoe
je de zaken aanpakt. De problemen
zijn vaak erg groot. En dan zijn wij
vaak geneigd om in grootse oplos
singen te denken. Dat doe je bij
voorbeeld ook automatisch als het
gaat om waterbouwkundige proble
men in een land als Bangla Desj. Ik
geloof dat het een verkeerde benade
ring is, zonder gevoel voor realiteit.
Waar het om gaat is: de mensen
daar helpen om de problemen met
gerichte oplossingen te benaderen.
Overdracht van kennis en ervaring al
leen is niet voldoende. De mensen
daar moeten zelf een helder inzicht
in de vraagstukken krijgen".
training en theorie
Hij komt met een voorbeeld. „Toen
we er arriveerden hadden de Perua
nen een leuk plekje uitgekozen voor
een fabriek aan de kust. Maar ze
hadden er geen idee van, wat het
betekent: havens bouwen aan rots
kusten. Kijk, het gaat erom dat ze
zelf over dit soort zaken kunnen
gaan oordelen. Vaak is men te veel
overgeleverd aan anderen. Er moet
gewerkt worden in de richting van
praktische training met theoretische
ondergrond". De Nederlandse water
houwers in Lima zijn ingeschakeld
bij het ontwerpen van de visserijha
vens. Ze vormen de kern van de
'Servicios de Ingenieria' (water
bouwkundige dienst). Daar worden
de studies gemaakt en beoordeeld,
worden constructies ontworpen en
uitgevoerd. Het gaat allemaal in
nauw overleg en samenwerking met
de Peruanen. Bij zijn halfjaarlijkse
bezoeken aan Peru doet ir. Loscha
coff in Lima ook aan vakonderwijs.
Hij houdt er lezingen over water
bouwkundige vraagstukken. Zoals
hij in Delft aan de TH college geeft
op een internationale cursus voor
buitenlandse ingenieurs.
'bureaucratisch...'
„De zaak moet breed worden aange
pakt, niet op één enkel onderdeeltje.
Het gaat moeizaam en langzaam,
men is er nogal bureaucratisch, er
volgt controle op controle, veel tijd
verlies. Als je gewend bent om vlot
te werken is dat erg wennen. Maar
er is een groeiend vertrouwen in de
Nederlandse hulp. Dat vind ik een
van de positieve dingen". Over de
omstandigheden waaronder de Ne
derlandse technische helpers moeten
werken: „Peru heeft een militair
regime. Men is er vrij paternalis-
tisch. Op agrarisch gebied worden
radicale hervormingen doorgevoerd.
Er wordt met coöperaties gewerkt.
Peru is een arm land. Het heeft
nauwelijks industrie en kampt met
enorme economische problemen.
Veel ondernemers trekken er weg.
Je zou kunnen zeggen dat zich een
geleidelijk proces van sociale veran
deringen voltrekt, die in wezen gera
dicaliseerd zijn. Maar het is op geen
stukken na te vergelijken met wat
zich bijvoorbeeld op Cuba en in
Chili enkele jaren terug heeft voor
gedaan".
Op zijn laatste missie was het nogal
rumoerig in Lima. Ir. Loschacoff
was er net toen de politie in staking
ging en er relletjes ontstonden. Vier
of vijf dagen kon hij zijn hotel niet
bereiken omdat er in het centrum
van de stad werd geplunderd en
geschoten. „We zijn toen maar bij
de ambassadeur ingetrokken", is de
lakonieke reactie achteraf.
'zachte voormaarden'
De hulp van Nederland aan Peru
rechtstreeks (bilateraal zoals dat
heet) beloopt in totaal op het ogen
blik een bedrag van 20 miljoen per
jaar. Financieel, op zogenaamde
'zachte voorwaarden', wordt 11
miljoen beschikbaar gesteld. De
technische hulp beloopt een bedrag
van 9 miljoen. Met Columbia, Ja
maica en Cuba behoort Peru tot de
'concentratielanden' van de Neder
landse ontwikkelingssamenwerking
in Zuid-Amerika.
Aanvankelijk was de hulp vooral
toegespitst op onderwijs en land
bouw. Peru heeft nu in hoofdzaak
gekozen voor een verdere ontwikke
ling van de visserij. Om de economi
sche kwetsbaarheid van het land te
verkleinen. Men heeft er zijn lering
getrokken uit het wilde vismeel-
avontuur. Naast de middelen voor
de aankoop van apparatuur en de
hulp bij de visserijcomplexen is nu
met Nederlandse assistentie ook een
bescheiden research-programma op
het gebied van de visserij opgezet.
Twee zesbiologen en een oceano-
graaf zijn betrokken bij onderzoek
werk en geven college in visserij1-
vraagstukken aan de universiteit van
Pisco. Er is verder hulp gevraagd
bij de opzet van een waterloopkun
dig laboratorium.
Ir. Loschacoff, terug achter zijn bu
reau in het kantoor van de delta
dienst van rijkswaterstaat in Zierlk-
zee: „De Peruanen hebben gevraagd
om het aantal Nederlandse deskun
digen met een man of tien uit te
breiden en het programma te verlen
gen. Ik ben daar erg gelukkig mee.
Het geeft aan dat we er met onze
aanpak kennelijk de juiste toon heb
ben getroffen".
KEES VAN DER MAAS
k._
J^e Chileense schrijver José Donoso (geboren 1924) werd
een paar jaar geleden wereldberoemd met zijn roman
'El obsceno pajaro de la noche' dat in vele talen vertaald
werd ('De obscene vogel van de nacht', oorspronkelijk ver
schenen in 1970). Van een paar jaar eerder, 1967 namelijk,
dateert de roman 'El lugar sin limites' dat thans, onder de
titel T>eze plaats is overal' vertaald werd door Mariolein
Sabarte Belacortu.
'Het boek heeft als motto een passage uit Marlowe's Doc
tor Faustus' meegekregen die veel verklaart:
Faust: Ik zal je eerst vragen stellen over de hel. Vertel eens. waar is
die plaats die de mensen hel noemen?
Mefisto/eles: Onder de hemelen.
Faust: Ja. maar waar precies?
Mefisto/eles: Diep in de ingewanden der elementen. Waar wij
gekweld worden en eeuwig en altijd blijven. De hel heeft geen
grenzen en is niet beperkt tot één bepaalde plaats, want de hel is
hier, waar wij zijn en hier. waar de hel is, moeten zoij blij
ven—
In het laatste antwoord van Mefistofeles ligt de kwelling begrepen
waarin de mensen leven die dit boek bevolken. Ze bewonen een
grenzeloos oora van enenae en wee, een ware hel op aarde, een
klein Zuid-Chileens dorpje. El Olivio genoemd. Er zullen wel zulke
plaatsjes bestaan, al zie ik ze niet 'overal' en eventueel wel zonder
grenzen: in elk geval beeft de er-orm evocatieve vertelkunst van José
Donoso er een geschapen. El Olivio is een plaats van doem en
ellende, het is zens vooi oesiemü om helemaal van de aardbodem te
verdwijnen. Er leeft slechis een handvol armzalige tobbers, de trein
stopt er maar een paar keer per week, de huizen van klei en
plaggen storten er in. Ze worden stuk voor stuk opgekocht door
Alejandro Cruz, de enige rijke in de streek, de grootgrondbezitter.
Wellicht heeft deze don Alejo er de hand in gehad dat de grote
verkeersweg juist niet door El Olivio aangelegd werd, en dat er ook
nooit de beloofde elektriciteit komt. Want zo trekken de laatste
uit het dorpje weg, hun huisjes worden met de grond gelijk
gemaakt en don Alejo breidt zijn wijngaarden uit. Hij terroriseert
het dorpje met zijn rijkdom en met zijn vier kolossale honden,
Maar er is één huis waar hij geen greep op heeft, het bordeel annex
café van La Japonesita, een achttienjarig lelijk meisje dat nog
steeds maagd is. Het is een onwaarschijnlijke geschiedenis, des te
vreemder omdat Donoso zijn lezers aanvankelijk een tijd in
onzekerheid houdt omtrent het geslacht van een van de hoofdperso
nen, zo niet dé hoofdpersoon, *La Manuela'. Het hoek begint zo.
..La Manuela kreeg met moeite haar oogleden van elkaar die door
het oogvuil vastgeplakt zaten, ze rekte zich nauwelijks uit en terwijl
ze la Japonesita die naast haar lag te slapen de rug toekeerde stak
ze haar hand uit om de wekker te pakken."
Het duurt echt wel een poosje voor je als lezer door hebt dat 'La
Manuela' een man is, en wel de vader van La Japonesita. En
eigenlijk staat of valt het boek een beetje met de aanvaardbaarheid
of onaanvaardbaarheid van deze figuur. Voor mij valt het, hoe knap
het verder ook is, hoe enorm gecondenseerd van sfeer en spanning,
hoe goed verteld. Het boek hangt op die 'vondst', en ik vind die
vondst oppervlakkig, te weinig doordacht. Donoso, die uit zo'n totaal
anuere iw.eid some aan zijn creatie, La Manuela, heeft hier, althans
naar mijn idee. met te weinig kennis van zaken een sfeer van hel en
ve>-rin9Tr'<>*v-= getekend die wei beklemt, maar niet helemaal over
tuigt. "La Manuela', eigenlijk Manuel Gonzalez Astica, is dus
uij wurüi ,.ui ne.e uoeK door een 'flikker' genoemd.
Hij wordt als zodanig mm of meer aanvaard door de kleine
dorpsgemeenschap, en eigenlijk alleen bij dronkenmansruzies komt
het tot conflicten waarbij hij strijk en zet wordt gemolesteerd. Hij
heeft "net niet gempi-k^Hik m' is ondertussen een zestiger geworden,
brandmager, gerimpeld, apelelijk en verloederd. Maar nog steeds wild,
jeiust inuiuien en ui-^ui, zijn succesnummer is de flamenca,
gedanst in een jurk vol strookjes strak over zijn naakte karkas. Als
hij, bij het geluid van een aftandse oude grammofoon, die dans ten
beste geeft kijken zelfs de jonge vrachtwagenchauffeurs nog hun
ogen uit. en dan zijn ze verlekkerder op hem dan op de dochter of
de hoertjes van het etablissement.
Een vreemd, boeiend gegeven, door Donoso's meeslepende, evoca
tieve stijl onvergetelijk neergezet. Maar nu de smalle basis, het
m.i. onaanvaardbare. We moeten terug in de tijd om er achter te
komen hoa «.u«c «taeroeid is. en dat doet Donoso dan ook,
Een jaar of twintig geleden werd de kroeg annex bordeel geleid
door La Japonesa Grande, een dikke, mollige vrouw die wegens haar
spleetogen de Japanse genoemd werd. De kroeg was toen bezit van
don Alejo, en ter gelegenheid van een verkiezingsoverwinning had La
Japonesa de landheer een groot feest aangeboden, waarvoor ze echte
muzikanten liet komen en een travestiet, de flamencodanser La
Manuela, toen dus even veertig, net zo oud als zij zelf. Wanneer de
mannen na het dansen van La Manuela erg opgewonden geraakt
zijn, nemen ze hem mee naar buiten, en in een roes van drank,
begeerte en afkeer ontstaat een handgemeen. La Manuela's jurk
wordt hem van het lijf gerukt, en men gooit hem naakt in de rivier.
Wanneer hij weer tegen de kant opkrabbelt, zien ze, hoe fors hij
geschapen is.
Moet je kijken, wat een prima tuig" Laat de vrouwen het
maar niet zien, die worden smoorverliefd op je."
En dan volgt het zinnetje waar ik geen ogenblik in geloof, en waar
het hele boek omheen scharniert:
..La Manuela die stond te bibberen van de kou antwoordde met een
schaterende lach. „Met dit apparaat kan ik alleen maar piesen." (p.
83).
Zelfs al zou La Manuela het geroepen hebben, dan wordt het
nergens gemotiveerd, het wordt als een soort vanzelfsprekendheid
aangenomen dat een homosexueel 'dus' impotent is. Het is, zonder
motivering van zijn gedrag, zeer moeilijk aanvaardbaar dat een
man, zo vernederd als hij op dat ogenblik, zichzelf nóg verder
vernedert-, op zinloze manier vernedert, tegenover zo'n groep man
nen die hem even bewonderen om iets wat hij heter of groter heeft
dan zij zelf. Maar Donoso had deze onwaarschijnlijke wending nodig
voor zijn plot: onder aanvoering van don Alejo gaan ze weer naar
La Japonesa, vertellen alle details, en dan wordt de gefrustreerde
vrouw verlekkerd en ontstaat een nieuw plan van lust en duivelse
gruwelijkheid. La Japonesa, aangeschoten en geil, meent dat La
Manuela alles zou kunnen, haar verleidingskunsten zijn immers
groot, en Alejo, ook al bezopen, gaat met haar een weddenschap
aan: als het lukt, en als ze allemaal toe mogen kijken, mag ze
vragen wat ze wil. La Japonesa vraagt het huis waarin ze woont, de
weddenschap wordt waar allen bij zijn aangegaan, en La Japonesa
gaat Manuel halen die in de keuken bij het vuur zit te bibheren. Zij
heeft oneindig veel moeite om hem over te halen. Hij wil niet.
Tenslotte lokt ze hem met de belofte hem overal in te laten delen:
de helft van het huis, de helft van alles, hij zal bij haar mogen
blijven wonen, enzovoorts. Bovendien zullen ze enkel een schijnvoor-
stelling geven, niemand die dat in de algemene dronkenschap en het
halfduister merken zal. Het wordt echter meer dan een schijnvoor-
stelling. Eenmaal over dit punt heen. wordt het boek weer heel
goed, grandioos soms. Het dorpje El Olivio verkommert, er gebeurt
niets. Don Alejo koopt de krotjes op die nog niet van hem zijn, aast
ook weer op de kroeg. De wegkomt dus elders te liggen, de
elektriciteit komt evenmin, hij doet zogezegd zijn best, maar voert
zijn eigen politiek. La Japonesa sterft, teleurgesteld, de kroeg komt
nu aan La Manuela en aan haar (zijn) dochter, La Japonesita. Dat
dochtertje is een keihard zakenvrouwtje; ondanks haar jeugd reg
ze alles, ze regeert de aftandse hoeren van het etablissement, ze
wekelijks een flink bedrag op de bank, ze weet zelfs haar
onhandelbare vader. La Manuela. enigszins binnen de perken te
houden, al breekt hij af en toe uit in een wilde tocht, is dan lang
aan de zwier. Maar La Japonesita heeft één zwak: ze is volkomen
verkocht aan het huis en aan haar lot, ze wil niet weg uit El
Olivio, ook al zou elders het fortuin haar toelachen. Ze hoopt er op
dat er kleine verbeteringen zullen komen, als elektriciteit, ze wil zo
dolgraag een jukebox, maar als het niet kan, niet komt, berust ze,
zit vast als een oester. Allen proberen haart over te halen elders te
gaan wonen, vooral haar vader. La Manuela, en don Alejo, die de
armzalige kroeg met de grond gelijk wil maken. Ook don Alejo
loopt nu op zijn laatste benen, hoewel hij het dorp nog terroriseert
met zijn honden. Maar terreur moet er zijn voor zulke armzalige,
onderdrukte mensen en zodra de macht van don Alejo ten einde
loopt duikt een nieuwe terreur op: die van de brute vrachtwagen
chauffeur Pancho, die op vreemde manier verslingerd is aan La
Manuela. In een gruwelijke evocatie van geweld, sex en sadisme
gaat alles ten onder. Het is een nachtelijk, uitzichtloos hoek, een hel
op aarde inderdaad. Wie iets meer over José Donoso wil weten kan
ik het interview aanraden met Mechtilt Meijer Greiner dat gepubli
ceerd werd in "Maatstaf,' oktober 1974.
i Sabnrte Belacortu, Arbei-