Prees: kantoren overheidsgebouwen zijn te tropisch
„LEVEN IN HET OERWOUD IS
EEN THERAPIE VOOR MIJ"
exti*
CINEAST AAT DEN OUDEN:
WOENSDAG 15 JANUARI 1975
ZEEUWSCH-VLAANDEREN
(Van onze parlementaire redactie)
DEN HAAG „Zelfs op een koude winterdag kun je het beste
een t-ropenkostuum aantrekken als je een overheidsgebouw bin
nenloopt. In een winterpak is het er niet om uit te houden". Dit
was vorige week in de tweede kamer een nauwelijks opvallend
tussendoortje tijdens het debat over de ontginning van het Ber
gense aardgas. Achter de regeringstafel zat o.a. minister Lubbers
(economische zaken), verantwoordelijk voor het energiebeleid.
De smalende opmerking kwam uit de mond van W. Drees, frac
tieleider van DS '70.
Zijn vermanende woorden leken
veg te zinken in de 20 miljard m!i
aardgas, waarover de discussie op
dat ogenblik ging. Toch schoten na
afloop van het debat diverse colle
ga's Drees aan om hun instemming
te betuigen. Het overheidsgebouw
waarin zij de meeste ervaring heb
ben opgedaan, is het Tweede-Kamer
gebouw. Ook zij vinden dat de ka
chel op het Binnenhof te hoog
staat.
Drees kan van minstens twee de
partementen weten hoe warm het er
kan zijn: op financiën, waar hij een
lange staat van dienst heeft en op
verkeer en waterstaat-, waar hij, als
minister, aanzienlijk korter verkeer
de. Het is hem ernst met zijn woor
den. De dag na het aardgasdebat
loopt hij het statige kamerrestau
rant binnen, trekt bijna demonstra
tief zijn •"-,h°rtje uit en hangt het
keurig ov stoel. Een handjevol
bezoekers i- utuige van.
„Ik vind de energienota van Lub
bers erg goed. Maar de regering
doet- niks. Lubbers heeft het over
consumptiebeperking. Er zijn cam
pagnes gevoerd. Een jaar geleden
midden in de oliecrisis kwam het
begrip Lubberiaans in zwang; gordij
nen eerder dicht, dubbele ramen la
ten inbouwen, kachels lager. Van die
mentaliteit is niets meer overgeble
ven. En er wordt ook niets aan
gedaan door Lubbers"-
Mentaliteitsverandering
Drees zit weer in hemds
mouwen op zijn werkkamertje op
het Binnenhof. Zijn cv-raóiator is
uit. Het zal er tussen de 13 en 20
graden zijn. ,,De centrale verwar
ming kan ik rustig uitzetten. Er
straalt nog zoveel warmte af van de
belendende kamers", zegt Drees.
Lubbers' heeftnaar aanleiding van
zijn kritiek gezegd dat het moeilijk
is verbruiksbeperkingen wettelijk te
regelen. „Hoeft ook niet", aldus
Drees. „ik denk helemaal nog niet
aan wetten. Je kunt al veel bereiken
door een mentaliteitsverandering. De
overheid moet daarbij het voorbeeld
zijn. Als je de mensen vraagt zuinig
te zijn en ze merken dat in de
overheidsgebouwen het kacheltje
hoog staat is dat ongeloofwaar
dig".
Als het aan Drees zou liggen, was
het temperen van de kachels op óe
overheidskantoren nog maar het be
gin van zijn strijd. Want voor open
bare gebouwen als warenhuizen
met nun liehtzee, hun temperatuur
en hun stroomslurpende luxe-roltrap
pen heeft hij evenmin een goed
woord over. Ook kan hij zich. zo
vlak voor de feestelijke december
maand, mateloos ergeren aan de
advertenties die consumenten „2ui-
makende" apparaten aanprateg als
electrische messenslijpers en snijma
chines en vaatwasmachines. Of hij
bij zijn strijd huiten zijn partij
nog politieke medestanders heeft
gevonden? Drees: ..Het zijn vreemd
genoeg eigenlijk alleen de nieuwere
partijen: DS'70, PPR en D'66.
Lubbers schrijft in zijn energieno
ta dat het aardgasgebruik voor ver
warmingsdoeleinden 5 procent daalt
als in huizen en kantoren 1 graad
minder warm wordt gestookt.
Drees: „De laatste jaren is de ge
middelde 'temperatuur in huizen en
openoare gebouwen gestegen. Alle
instellingen in de overheidssector
zouden een voorbeeld moeten zijn.
Ik weet niet precies hoe warm hef
tegenwoordig mag zijn. Maar terug
naar de 38 graden zou in ieder geval
een graad of twee dus tien pro
cent van het verwarmingsgas
schelen. Bovendien ligt er een taak
voor de overheid om de mentaliteit
van de mensen te veranderen door
voorlichtingscampagnes op scholen
en andere instellingen".
Geen vaste normen
Voor overheidsgebouwen geldt op het
ogenblik geen bepaalde norm voor t
stoken. In de tijd van de kolenka»
chels was er een regeling dat niet/
voor oktober gestookt mocht worden.*
Die is met de komst van de olie en 't
aardgas afgeschaft. Een woordvoer-,
der van binnenlandse zaken: „Er
zijn geen vaste normen voor de
overheidsgebouwen. Dat kan ook
moeilijk, want in een postkamer
moet het bijvoorbeeld minder vana/
zijn dan op een kamer van secreta
resses. Die bewegen minder. En dan
moeten wij er ook rekening mes
houden dai dames het in het alge-'
meen eerder koud hebben dan man
nen".
Drees erkent dat. „Ook ouderen*
hebben wat meer behoefte aan,
warmte. Ik heb de indruk dat veel.
mensen zich best wat warmer kun
nen kleden. Aan de hele zaak zit ook"
duidelijk een aspect van de volksge
zondheid; door de grote tempera
tuursverschillen van binnen en bui-
ten loopt men al snel de kans een
kou te vatten".
(Van onze correspondent)
AMSTERDAM Wat is een oerwoud? Een angstaanjagend bos vol aanstormende tijgers,
sissende slangen en legers boosaardige termieten die de .boom opvreten waarin je ligt te
slapen? Geen sprake van: een oerwoud is een weldadig stuk natuur dat iedere dag anders
is en nooit verveelt. Het relaas van Robinson Crusoe's ontberingen? Flauwekul!
O zeker, het bloed kleeft je na een dag kappen
wel aan je handen. Je bent hondsmoe, Je hebt
eigrotc blaren onder je voeten. Je zit vol met
musldetensteken. En je bent voortdurend door
weekt: van transpiratie, van de vochtige oerwoud-
lucht. En vooral, je moet je niet willen haasten, je
moet geen 30 kilometer per dag willen afleggen. Je
hebt dan kans dat je een enkel verzwikt of je
lichaam onvoldoende hebt „nagevloold" op eventuele
ontstekingen. Je moet zorgen dat je dié (zo'n enkel
of een ernstige ontsteking of nóg erger) niet krijgt.
Want 'n ziekenhuis is er niet, natuurlijk.
De cineasten Aat den Ouden en Theo van de
Sande hebben tweeëneenhalve maand in zo'n oer
woud doorgebracht. Ze legden varend, wadend en
lopend circa 700 kilometer af in een deel van de
Surinaamse jungle dat door deskundigen ondoor
dringbaar wordt genoemd. Dat deel bevindt zich in
het zuidwesten van Suriname en in het zogeheten
„betwiste" gebied tussen Suriname en Guyana.
Aat den Ouden (32), sinds zondagavond laat weer
terug in de „beschaafde" wereld, bruin, verweerd,
ernstig gezicht, zegt in zijn huis aan de Amsterdam
se Jacob van Lennepkade: .Mensen die het weten
kunnen zeiden tegen ons dat we geen schijn van
kans hadden. Het gebied is ontoegankelijk, er zijn
nog nooit "mensen geweest. Jullie overlevingskans is
tien tot vijftien procent. Maar wij hebben die
voorspellingen gelogenstraft. Gezond als vissen zijn
we 'weer uit de jungle te voorschijn gekomen. Het
enige waar' we op het laatst mee te kampen hadden
was gebrek aan voedsel. Onze noodrantsoenen raak
ten op.
De essentie van het oerwoudbes.taan is: hoe, blijf,
ik in leven, hoe kom' ik 'aan etën?' „Eten is er'
genoeg. Wij aten vooral anjoemara, een grote vis
waar kilo's heerlijk vlees aanzit, of 'powiesie, een
vogel die betrekkelijk eenvoudig te schieten is. Je
wórdt op den duur wel totaal bosmens. Je staat er
niet meer bij stil dat je zo'n dier afmaakt. Je doet
het ook niet voor je plezier. Je slacht zo'n dier af
omdat je voedsel moet hebben".
GEEN GROENE HEL
De angst die er is voor het oerwoud is volgéns
Aat den Ouden de angst, voor het onbekende. „Nee,
jgeen groene "hel is het. 'I Is wél de totale eenzaam
heid. Je .moet niet vergeten: we zijn niet op
ontdekkingsreis geweest in gezelschap van geologen,
biologen of andere wetenschappers. We hadden ook
geen hulp van bosnegers. Wij waren met z'n tweeën.
En als dan de zon ondergaat en je maakt je hang
mat met muskietengaas klaar, dan voel je ineens erg
duidelijk dat je helemaal zonder bescherming
bent".
Aat den Ouden zegt: „In onze moderne betonwe-
reld is ons benul van afstanden' volledig verdwenen.
Duizenden kilometers overbrug je in vliegtuigen in
enfcelé uren.- Maar in het oerwoud is afstand
eigenlijk je enige echte rij and. Je denkt in de
jungle niet meer in uren, maar in dagen. Het
oerwoud is geen uitgebreid Vondelpark. We hebben
dagen gehad dat we niet meer dan een paar
honderd meter per dag aflegden".
Hun uitrusting: een kano (een klepper-vouwboot
van de Nederlandse marine, de „Aerius II", ge
noemd naar de vrouwen van Aat en Theo, beiden
rammen volgens het sterrenbeeld), hangmat met
zeiltje en muskietengaas, twee pannetjes en twee
kopjes, twee dolken, twee kapmessen, een buks met
50 patronen, 30 kilo noodrantsoenen, koffie, thee,
bouillonblokjes, suiker, sambal en cacao. Plus film
camera, fotocamera en bandrecorder: zeer modern,
en erg licht materiaal.
Op 22 augustus kwamen Aat en Theo in Parama
ribo. aan. Met een Cessna naar een landingsstrip ip
Sipaliwini, in het uiterste zuiden van Suriname: het
startpunt van de oerwoudtocht- „In deze woeste
gebieden moet je so-wie-so het grootste gedeelte via
de rivier afleggen. We voeren de Sipaliwini-ririer af
tot aan de grens tussen Suriname en Guyana. Na
enkele dagen de grens (rivier) te hebben aangehou
den, zijn we in zuidwestelijke richting gegaan.
Smalle kreekje bevaren en zo'n achttien kilometer
gelopen. Dat is 'n hele -afstand als je samen 160
kilogram moet dragen. Ten slotte kwamen we op
de New River terecht. En vandaar via de Oronoque
naar Coeroenie, het eindpunt van onze reis. Van
Coeroenie terug met een vliegtuig, naar Paramari
bo".
JAAR VOORBEREIDING
Een jaar lang heeft Aat den Ouden zich op zijn
Surinaamse oerwoudreis voorbereid. Hij las boe
ken, achterhaalde kaarten van het gebied, vervoegde
zich bij hoogleraren. Tenslotte schreef hij een
scenario. „Oronoque: een dubbelzinnige expeditie".
Dubbelzinnig, omdat het half uur film dat hopelijk
ooit op de televisie of in de bioscoop wordt
vertoond, het verhaal vertelt van een expeditie door
een onherbergzaam stuk Zuidamerikaans oerwoud,
maar bovendien laat zien hoe twee mensen uit de
b'ewoonde westerse wereld zich in de jungle hand
haven.
„Ik heb' nog nooit gejaagd en gevist. Maar in het
oerwoud ben je na een paar dagen de beste jager
en visser ter wereld. Je móet wel. Het leven in het
oerwoud lijkt een eentonig leven. Dagelijks zat je
gehurkt voor je vuurtje, rooster je je vlees, verzorg
je je muskietensteken en verwondingen die je door
stekels hebt opgelopen. Als apen onderzoek je
eikaars licham op „ongerechtigheden". Je drukt de
teken en muskietenlarven uit eikaars lijf. Verder
ben je van 's morgens vroeg tot 's avonds laat aan
het gymnastieken: peddelen, hakken, vlees en ris
schoonmaken, vuren maken, kamp opbouwen,
schrijven (we hebben allebei een dagboek bijgehou
den), fotograferen en filmen".
De filmheelden zullen duister zijn. In het oer
woud zie je geen zon. Je leeft onder een zwarte
koepel van groen. Je vecht je door het hos heen.
Door de hoge vochtigheid krijg je snel eczeem
tussen je teen. Voor ontstekingen moet je zoals
gezegd oppassen. Ze helen niet snel in die vochtige
atmosfeer. En dan kunnen ze uitgroeien tot tropen-
zweren. En aan een stuk door word je geplaagd
door wespen, termieten en mieren. Maar toch: het
leven in een oerwoud moet niet worden overdreven.
Het is er overdag hetfijnste klimaat van de
wereld. En de natuur is steeds heel dicht om je
heen. Dat werkt ongelooflijk bevrijdend en geest
verruimend, Het oerwoud werkt op mij in als een
accu. Ik ben helemaal opgeladen als ik weer thuis
ben. Dan kan ik er weer een paar maanden
tegen".
Aat den Ouden noemt zich zelf een „verschrikke
lijk moeilijk mens". „Ik vond zelf ais kleine jongen
al dat ik goed kon tekenen en een goed verstand
had. Ik v/as een rotjongetje, dat altijd de sterkste
van de klas moest zijn. Als het maar even kon,
bleef ik van school weg en rende ik door het
Zuiderpark en de duinen (ik ben in Den Haag
geboren). Ik ben altijd een mager maar pezig
baasje geweest, een boefje dat ook met de justitie
in aanraking kwam. De mensen worden gek van
mij- Ik weet altijd alles beter. Ze zeggen tegen me:
je kan zo goed tekenen, zo goed expedities maken,
zo goed fotograferen en filmen, maar dóé er dan
eens iets mee!"
„Maar dat is het vreemde met mij: ik heb er
geen behoefte aan om me te bewijzen. Ik heb altijd
veel van Slayerhoff gehouden. Dat was ook een
etterbak. Een reiziger, een overgevoelig mens dat
contact zocht met zijn hogere ik. Een man ook die-
het niet kon bolwerken en daarom rottig ging doen
en vroeg aan de drank en verdovende middelen
ging".
„Ik kan erg moeilijk tegen alleen zijn. De echte
vrienden die ik heb zijn heel erg belangrijk voor
mij. Het enige dat van werkelijk belang is, is dat ik
die vrienden verhalen kan vertellen die zij op prijs
stellen. Ik vind het fijn als ik iets voor deze
mensen kan betekenen. Meer wil ik eigenlijk niet.
Als ik dood ga, is het niet meer belangrijk of ik
iets gewichtigs, tot stand heb gebracht. Dan vind ik
het alleen maar belangrijk dat er misschien een
paar mensen van me hebben gehouden".
Studeren wilde Aat dus niet. Wél ontdekkingsrei
ziger v/orden. Hij nam een studie landmeetkunde
van LOI ter hand. „Ik deed alles om „grenzen te
overschrijden". Maar tekenen zonder lineaal leek
hem al gauw leuker. Toen hij twintig was, ruilde
hij in Zuid-Frankrijk zijn kapotte auto tegen een
ezel en reed ermee naar het verdorde platte
hoogland voor Madrid. Hij ging verder naar Marok
ko („toen verdomd ver weg"): „Super aardige
mensen: die boeren en nomaden. Nog nauwelijks
toerisme. Je bevond jedirect in een heel woest
land".
Twee jaar latei' trouwde hij met zijn (inmiddels
weer ex-) vrouw.,„Wij moesten niet zo nodig, maar
het was 'handig^vöor het reizen: Dan' had je geen
moeilijkheden met. aparte kamers in-hotels of bij
ambassades". Ze spaarden wat geld, Aat in een
restaurant,/ zijn vrouw als onderwijzeres. Eén week
na him huwelijk vertrokken ze. Het werd een reis
vol tegenslag: geldgebrek, ziekte (3 maanden geel
zucht), geweld (aanranding). Toch kwamen ze in de
Sahara.
BOEIEND LANDSCHAP
Aat: „Ik vond het prachtig.Ik ben er nu tien
keer geweest. Het is geen maffe zandvlakte, maar
een waanzinnig boeiend landschap met ontzettend
goede mensen. Het is er volkomen onbewoonbaar,
maar die nomaden zijn gelukkig. Mannen zijn daar
nog mannen: ze kunnen goed vuur maken, ze
kunnen goed schapen en geiten hoeden, ze voelen
zich fijn met hun gezinnen. En ze lachen veel. Dat
zie je 's morgens in de tram niet".
Via de rivier de Niger kwam hij voor de eerste
maal in contact met het- oerwoud. „Eindelijk had ik
gevonden waar ik naar zocht, ik voelde me bevrijd
van de knellende banden van de stenen steden. Die
betovering van het licht. Onvoorstelbaar".
Hij reisde Afrika verderdoor en deed vooral
„oerwoud-ervaring" op op de grens van Ivoorkust
en Liberia. Om de oversteek naar Zuid-Amerika te
maken moest "opnieuw geld worden verdiend. Maar
als buitenbeentje lukte hem dat niet. Zijn vrouw
had wél snel werk. Er ontstond een breuk. Aat
zakte alleen de rivier de Cestos af (door Liberia
naar zee) en kwam toen tot de conclusie: ik kan
over het oerwoud schrijven, ik kan het tekenen en
nu zou ik het het liefst in combinatie met muziek
willen filmen.
In 1966 zoekt hij daarom (en kreeg hij; werk
bij Joop Geesink als assistent-cameraman. „Twee
jaar binnen, twee jaar in het donker, ik v/erd gek".
In '68 en '69 maakte hij twee reizen door Afghanis
tan (steeds 3 a 4 maanden). Inmiddels had hij
vriendschap gesloten met George Sluizer. Hij werk
te mee aan opnamen voor liet Kralingse popfestival
en kreeg in "72 het „fantastische" aanbod om
produktie en opnamen voor de film „Joao" (Slui-
zers eerste speelfilm) in Brazilië mee te maken-
Cineast Theo van de Sande had hij eerder .leren
kennen. „Die drie maanden in Zuid-Amerika was ik
manusje-van-alles: produktieassistent. still-fotograaf.
regieassistent en script-„girl".
Eind '72 werd hij geveld door drie messteken
toen hij een bedreigd meisje ergens in Amsterdam
wilde beschermen. „Wég, al mijn plannen, Daar ging
altijd zo gezonde Aat. Ik verloor mijn contacten
met de filmwereld. Een jaar lang liep ik in de w.w.
Maar wonder boven wonder vond ik mezelf terug.
Begin *73 maakten Theo en ik een voettocht door
de Sahara: 19 dagen lopen (360 km), los van alle
luxe, de buikriem aantrekken, de vriendelijkheid
ontmoeten van de Beaoeinen, werkelijk contact met
mensen, echte hartelijkheid".
„Theo is ook sterk, taai en nuchter. Hij heeft veel
lef. Eri op filmgebied is hij veel technischer dan ik.
Toen ontstond het plan om de Zuidamerikaanse
oerwouden te bereizen. Theo wilde wel, maar om te
filmen- Dit is zó exclusief, daar kunnen we geld
voor vragen, zei hij. Ik had m'n leven lang gereisd,
ik kon me dat niet voorstellen. Ik heb nog nooit,
één cent met reizen verdiend".
Aat den Ouden verdiepte zich in de voorbereidin
gen voor de tocht naar Suriname goedkoopste
mogelijkheid om het oerwoud van Zuid-Amerika te
bereizen) en maakte een uitvoerig filmscenario. Hen
ministerie van CRM gaf f 90.000 subsidie. Augustus
van dit jaar konden Aat en Theo vertrekken.
„Wat, ik op reis van mijn metgezellen verg, grenst
aan het onmogelijke. Achteraf heb ik me gereaö-
seerd dat wat ik op een tocht door Maurètaaié
(leegste land van Afrika) midden 1973 van Els en
de kinderen heb geëist, het onbetamelijke nabij
kwam. Ik liep de hele dag te commanderen. De
kinderen werden ziek, waren op het laatst vel ovjgr
been. Maar ik weet niet hoe je op een andere
manier deze tochten,moet volbrengen".
Aat den Ouden heeft die tochten nodig. Nfêt
omdat ze zo spannend zijn. Het risico om dood Je
gaan is op de Nederlandse wegen heel wat groter
dan in het oerwoud, zegt hij. Al die giftige slangeh
die almaar op de loer liggen, onzin. Aat heeft in die
tweeëneenhalve maand Surinaamse jungle geen
slang gezien. Het is wat anders. Het is een sooK
trots die over je komt als je het gevecht met ie
natuur moet leveren.
„Het is moeilijk uit te leggen. Je gaat rechtop
lopen, niet omdat je je keizer voelt. Maar omdat Je
je één voelt met het woud, met de dieren. Omdat
je ontdekt hoe klein en onbelangrijk je bent. Eri
hoe ongelooflijk het is v/at je allemaal bezig beet
te zien en te horen. Dit is werkelijk existeren, adem
halen, kijken, luisteren. Ik heb hier in Amsterdajn
veel contact met mensen aan de zelfkant van Se
maatschappij, jonge jongens die zich bijna kapot
hebben gespoten. Kinderen van nog geen vijftien
zien het met meer zitten in deze wereld van gias en
steen. Zo'n oerwoudbest aan zou een uitstékende
therapie zijn om de zin van het bestaan weer terug
te vinden. Dat gevecht om een dagelijks stuk vlees
maakt dat je 's morgens zingend wakker wordt. Er
is iedere dag toekomst..-"
En tot slot: „Zo'n reis is voor mij eigenlijk eer.
misschien wat ruwe vorm van in „retraite'' gaan, de
eenzaamheid te leren kennen om de werkelijke
waarden van het leven te kunnen schatten. In zori
woud kom je dichter tot de kern van alles. Het
oerwoud is eerlijk, bedondert je niet. Je kunt er
van op aan. Iedere dag".