r
ZOU IK HET
GOEDE WEL
AANVAARDEN
EN HET
KWADE NIET?
WILLEM WOUTERS, VEEHOUDER, LANDBOUWER
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
Het moet een goed jaar geleden zijn,
dat iemand de opmerking tegen me maakte
„Praten over 't weer?
Da's het enige waar ik het niet over heb. Dat vind ik zo'n armoe."
Het schiet me te bin en als ik
minder dan een week voor kerstmis
onderweg ben naar Willem Woutersveehouder-landbouwer te Vrouwenpolder.
In de vijf kilometer tussen Serooskerke en Vrouwenpolder
kun je precies zien wat het weer heeft aangericht.
Op een ondergelopen bouw
land hebben tientallen water
vogels het zeer naar de zin, ver
derop zijn twee bietenrooiers
te de weer, er ligt land omge
ploegd, glimmend vers en er
staan bruine bonen ruïneus ge-
ruiter d, verregend, verstormd,
verpauperd. Negentien decem
ber vierenzeventig.
Willem Wouters (47). Gereformeerd.
Getrouwd. Vijf kinderen. Bram (20)
zit op de landbouwhogeschool in Wa-
geningen, Jannie (19) volgt in Den
Haag de hogere opleiding kinderver
zorging en opvoeding, Riet (17) doet
de christelijke pedagogische acade
mie in Middelburg, Ad (13) de chris
telijks scholengemeenschap Middel
burg, havo, en Els zit op de christe
lijke basisschool in Vrouwenpolder.
Wouters is secretaris van dat school
bestuur, en bestuurslid van de CBTB,
en was raadslid van Veere en ouder
ling van de gereformeerde kerk.
Willem Wouters, veehouder en land
bouwer te Vrouwenpolder, 'de laat
ste boerderij op Walcheren als je
naar de Veerse Gatdam rijdt', had-ie
gezégd. Een gemengd bedrijf, veer
tien hectare weiland, acht hectare
akkerbouw. Vijfendertig koeien en
vijfentwiting stuks jongvee, drie hec
tare suikerbieten, anderhalve hectare
bruine bonen, anderhalve hectare
mais, één hectare uien en één hec
tare aardappels alleen van de
aardappels zit de helft nog in de
grond: „Komt er nog gelegenheid
dan haal ik ze d'r uit voor de koeien.
„Een ongewoon bouwplan. Teveel
hakvruchten. Maar het kan omdat
ik veel stalmest heb. Zo kan ik met
een kromme stok toch een rechte
slag geven."
Toen Wouters in drieenvijftig trouw
de en het bedrijf van zijn schoon
ouders overnam, begon hij met drie
melkkoeien. „Maar drie koeien moet
je ook mesten en melken. Ik ben van
lieverlee gaan uitbreiden. Temeer,
omdat die koeien me wel liggen. Je
moet ze verzorgen, je moet er van
houen en als je iets doet moet je het
goed doen. 't Is levend materiaal."
De drie koeien werden er elf, de elf
vijftien, de vijftien na verloop van
tijd veertig. „Veertig koeien bieden
een bestaan op een gemengd een
mansbedrijf. Zover heb ik de zaak
kunnen volgen. Nu hebben ze het
over bedrijven tussen de zestig en
tachtig koeien maar voor mij
staat niet vast dat één boer samen
met z'n vrouw voor tachtig koeien
kan zorgen, 't Lijkt me een te zware
mentale belasting. En denk eens aan
de afnemende meeropbrengst.
's Avonds rond half twaalf loop ik
met Wouters mee de stal in om de
werking van het automatisch melken
en de meststang in de grippe te la
ten uitleggen. Poezen. Geknisper van
bonestroo, gerammel van kettingen,
geklets van plakken. Wouters veegt
de meest recente de grippe in hij
zou aan de gang kunnen blijven,
veertig koeien moet je rekenen. „Als
je 't alleen moet doen, is het niet
eenvoudig. Als je vrouw alleen af en
toe over de onderdeur komt kijken
Gelukkig voelt m'n vrouw d'r ook
veel voor. Als je d'r alleen voorstaat,
kun je d'r binnen ook zo moeilijk
samen over praten."
Veertig melkkoeien, acht hectare ak
kerbouw. Uit een eerste gesprek: „Al
jaren hebben we tegen mekaar als
boeren wel gezegd: als het een keer
anders wordt in de natuur, halen
we niet alles van het land. We waren
de laatste jaren wat verwend met
goed weer in september, je had geen
waarschuwing gehad. Nu werden we
wel met slecht weer geconfronteerd.
In 1960 was het ook moeilijk, ook
een beroerd najaar. Maar toen had
d elandbouw nog veel meer man
kracht en veel meer paarden. En als
er nu al paarden warenje had er
de mankracht niet meer voor."
Het tweede gesprek is donderdag
avond, nadat ik de kerstviering van
de kleuterschool had bijgewoond,
waar de juffrouw vroeg: „En wat
brachten de wijzen voor Jezus mee?"
en een meisje antwoordde: „Een
bokspakje." Tussen Serooskerke en
Vrouwenpolder ploegen een paar
trekkers door het land, het is al een
paar dagen droog.
In de kamer staat Colditz aan, we
kijken even en raken zo benieuwd of
die Fransman het haalt, dat we ook
het slot niet meer willen missen.
Daarna offreert Wouters een sigaar
tje uit de door Sinterklaas achterge
laten voorraad en loopt drie maan
den regen na. De planning in de land
bouw zegrt Wouters lag later
dan gewoonlijk mede ais gevolg van
het droge voorjaar. Het gaf bij nie
mand problemen, de ervaringen van
vorige jaren hadden uitgewezen dat
de oogst ook iets later wel zou bin
nenkomen.
„Toen het twee weken achter elkaar
regende, gaf dat geen paniekstem
ming. We hoopten op oktober. Je
TEKST: KEES CYSOUW
FOTO'S WJM RIEMENS
bent als boer gewend aan de grillen
van de natuur. Een fabriek heeft z'n
planning,z'n werkorganisatie als
er niks breekt of stopvalt loopt-ie
gesmeerd. Een boer is gewend aan
economische overorganisatie van z'n
werk. Daar heeft iedere boer mee le
ren leven, hij weet niet anders. Maar
da's de zwakke schakel in onze be
drijven, een boer kan zich aan z'n
planning niet altijd houden."
„Het blééf regenen. Nog altijd geen
paniek. Als je een week droog weer
hebt, dan sta je d'r van te kijken
wat je kunt beginnen. Zeker met
die machines, je kunt dag en nacht
doorgaan. We schoven het werk dus
weer een week op. En we moesten
lijdelijk wachten tot er een droge
periode kwam maar die kwam
niet. Daar kim je opvliegend, onge
duldig, zenuwachtig van worden. D'r
spelen meer factoren mee. Je finan
ciële consequenties van een groot
deel van het jaar liggen óók buiten
in de regen. Je ziet je inkomen ver
regenen. Uien, aardappelen daar
zit een geweldig kapitaal in voor ze
zijn geoogst. Die drodukten kwamen
in de knel en dat heeft een zware
wissel op de geestelijke draagkracht
van de boeren getrokken. En doet
dat nog."
,Drie maanden regen is op zich al
neerdrukkend, als je d'r dan ook nog
in moet werken is het dubbel depri
merend. Je zat elke dag in de zorgen.
Eind september moest ik het vee al
's nachts ophouden en overdag moest
je ze de bagger injagen. Half okto
ber heb ik ze op stal gezet, een
maand vroeger dan normaal. Je kijkt
naar je voorraad eten, je moet biete
koppen hebben, je geeft eerst je
voorraad ingekuilde, als die op zijn,
kim je nog steeds niet met fatsoen
op 't land komen, maar je moet wel
als veehouder: er moet voer zijn. Je
moet omswitsen, meegenomen is nu,
dat ik tot nieuwjaar bietekoppen
van het land heb, de bieten zijn d'r
net uit. En je slaat extra pulp in."
„Je maakt een soortement plannen,
maar je kunt niks doen. In de aard
appels niet. In de uien niet. In de
bieten niet. Toch moet je bietekop
pen hebben. Je vee. dus bezig met
de zorg voor het voer. Da's een ze
kere ontspanning bij alle spanning,
't Leidt af. Een echte grote akkerbou
wer zal het moeilijker hebben gehad
dan ik. Hij moest lijdelijk uitkijken
over grote oppervlakten waarop is
niks kan doen. Ze hadden het licha
melijk wel makkelijker, maar gees
telijk moeilijker."
Aan de andere kant signaleert Wou
ters, dat op de akkerbouw het psy
chologisch effect van alle hulp niet
te onderschatten is. „Die hulp was
fantastisch, alleen al ómdat ze er
was." De akkerbouw betoogt hij
kan daarnaast hoe dan ook reke
nen op een schaderegeling, de vee
houderij valt daar in eerste instan
tie buiten: Extra kosten vanwege het
vroeg opstallen, de inkoop van extra
krachtvoer, de in vergelijking tot vo
rige jaren vroegere uitstoot van vee
mindere prijzen de oogstder-
ving van gevallen en in de blubber
gereden mais en het verlies aan bie
tekoppen.
„Zó'n jaar heb ik nog nooit meege
maakt. Niemand eigenlijk, 't is sinds
mensenheugenis niet voorgekomen.
Maar toen m'n mais binnen was, gaf
dat voor mij een-grote zorg minder.
De derde week van oktober. Als je
voer moet kopen dat bijna niet be
taalbaar is waar moet je dan met
veertig koeien naar toe? Voor veel
collega's die minder geluk hebben
gehad dan ik, is het een verschrik
king geweest en nog. 't Heeft alle
maal een beetje mensenvlees gekost."
Gebaar naar de broeksband. „Elk
jaar zo'n toestand zou niet gaan. Ik
ken heel wat collega's met plooien
in het gezicht. Onze bedrijfsvoering
is niet meer op zulke omstandighe
den gebaseerd. Ze rekent met ma
chines en grote hoeveelheden. Vol
gend jaar dat wordt ook niet
eenvoudig."
'Dankdag?' Een korte aarzeling. „Wel
meer bewust beleefd dan andere ja
ren. Onder normale omstandigheden
ga je naar de kerk, je offert, je be
tuigt je dank. Het geloof is voor mij
geen automatische zaak, maar dank
dag is er een telkens terugkerend iets
in- Nu was je er vooraf telkens mee
bezig. Kan ik uit dankbaarheid naar
de kerk? Als je gaat nadenken is
er nog heel wat om dankbaar voor
te zijn. Je hebt een jaar mogen wer
ken. We hebben geen tegenslagen ge
had in het gezin, ik kan me niet her
inneren dat we als familie iets in
grijpends hebben beleefd. M'n vader
zei altijd: zolang de tegenslag maar
in de schuur blijft, is 't niet zo erg."
„Nou moet je niet denken, dat je
met al deze dingen bezig bent als je
tot aan je knieën in de modder staat.
Achteraf denk je erover na. Ik ben
geen humorist, maar ik ben wel op
timistisch ingesteld. Als je die gave
hebt, moet je hem wel ten dienste
van de mensen gebruiken vind ik.
Ik ben geen humorist, maar ik pro
beer wel de mensen op te beuren.
Iedereen in de landbouw heeft het
moeilijk, de materiële zorgen zijn
voor geen mens eender. Maar het
gaat om een gemeenschappleijke
zorg en dat geeft ook een beetje ver
lichting."
.Dankdag gaat voor mij verder dan
alleen een dankdag voor de boer.
Het heeft voor mij ook te maken
met de rust en de vrijheid. We mo
gen schelden op de regering of op
dit of dat maar we leven in een
land met welvaart, al zou je dat
misschien tussen aanhalingstekens
gaan zetten. Er zijn vergeten groe
pen, maar globaal genomen is er ze
ker reden tot dankbaarheid dat we
hier een plaatsje hebben. Je gelooft,
je aanvaardt, dat Hij je leven be
stiert, dat hij het wereldgebeuren in
zijn hand heeft en dat Hij ook de
natuur beheerst- Ik wil hier de kant
uit, dat Hij een oordeel uitspreekt,
of straft voor de zonde".
„De prediking van dankdag?" 'Over
Abraham', zegt mevrouw Wouters.
.Abraham, die werd gevraagd zijn
zoon te offeren. We hebben het er
thuis nog over gehad." Als de tekst,
die hem het meest aanspreekt bij de
situatie avn de landbouw noemt
Wouters een woord van Job. Citeert
uit het hoofd: „Zou ik het goede wel
aanvaarden en het kwade niet?" Aar
zelt erover, zegt: De moet niet den
ken, dat hier een soort supermens
zit, we heben weieens moeilijke tij
den gehad. Ik heb in Indië gezeten,
ben daar meer dan eens in levens
gevaar geweest en heb er toch ook
de bewarende hand ervaren.
Mevrouw Wouters neigt naar een an
dere tekst, „Haoakuk drie. Ook ai
zijn de stallen leeg, dan nog za! u
de Heere danken." Wouters staat op,
pakt in de keuken de bijbel. Leest,
licht gedragen:
„AI 7oo de vljceboom niet bloeien, en
de vrucht van den nlJjfbooro tclnir*u-)lcn:
al ToudeD de akker* reen spijs opleveren,
de schapen nlt de kooi verdreven zijn
en er treen runderen Jn de staiJInxen rijn
Wouters doet half twaalf Sa
de stal het licht uit tot de andere
ochtend half zes. De staldeur staat
op de haak, de geluiden van koeien
glippen naar buiten. Twee poezen
vluchten van het erf voor het licht
van de koplampen. Op de dijk la
het nacht. Tussen Vrouwenpolder en
Serooskerke zijn de trekkers van het
land verdwenen. De wind Guit om de
auto. onder de banden slist de slik.
..Ferm. dróógzaam weer", had Won-
ters gezegd. ,Als 't zo blijft zul Jt
eens zien wat ze tussen nu en nieuw
jaar nog van 't land kriege."
y