ZOON VAN KLEINE RIJSTBOER PRESIDENT SOEHARTO: DE ECHTE WELVAART IS NOG VER WEG" MIJN DROOM IS NOG GEEN REALITEIT" PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 19 De zoon van een kleine rijstboer uit het dorpje Kemoesoek in Midden-Java, opgeklommen tot leider van het „zachtste volk op aarde", de president van de Republiek Indonesië, generaal Soeharto, ontvangt zijn gasten zonder enige staatsie in zijn persoonlijke werkvertrek in het tot „Istana Merdeka" omge doopte paleis van de vroegere gouverneui van Oost-Indië. Waar eertijds aan de met zijde beklede wander, de portretten hebben gehangen van de nazaten van Jan Pieterszoon Cocn, prijken nu vredige taferelen van Indonesisch landleven in olieverf. Hoewel enige elementaire kennis van de Nederlandse taal hem ongetwijfeld zal zijn bijgebleven sinds hij als sergeant van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger commando's gaf aan blootsvoetse ondergeschikten, accentueert de aanwezigheid van een tolk eens te meer dat de tijden veranderd zijn. Het feit dat het op 27 december van dit jaar 25 jaar geleden Is dat in het kille Den Haag vader Willem Drccs officieel de soevereiniteit overdroeg aan de Federatie van Indonesische Republieken op één na, Nieuw-Guinea, zegt de glimlachende generaal uiterst weinig. Mocht Nederland behoefte hebben aan een feestje op de derde kerstdag vanwege het zilveren jubileum van de laatste poging tot bevoogding van de jonge staat, dan dient het te weten dat er in Indonesië nauwelijks een van de 130 miljoen zielen te vinden is die enig belang aan die datum hecht. Immers, op 17 augustus 1945 was de Republiek Indonesia al uitgeroepen, die het daarna nog vier jaren met wisselend succes moest opnemen tegen de overmacht van het inderhaast uit de resten van de Tweede Wereldoorlog samengeraapte Nederlandse leger. Die vertraging heeft het nationalistisch bewustzijn van de Indonesiër slechts versterkt en hem een gegeven geleverd voor een brok barokke historie, geïllustreerd door teutoonse beelden groepen op de vroegere kleinsteedse Hollandse pleinen van Djakarta, dat eens Batavia was. Een verfraging die overigens geduurd heeft tot 1962, toen onder leiding van niemand anders dan generaal Soeharto het laatste restant van Hollands paterna lisme, de tot zelfstandigheid gebombardeerde natie der Papoe a's, Nieuw-Guinea, onder het oog van een lamgeslagen keur korps Mariniers als Irian Barat bij de onafhankelijke republiek werd Ingelijfd. Pas van dat moment af was het karwei voor de jonge republiek geklaard. Wat door gezond verstand reeds in 1945 bereikt had kunnen zijn, werd zonder het peetschap van Willem Drees en Joseph Luns ten minste 17 jaar vertraagd, met als resultaat dat Nederland zo goed als alles in het schone Insulinde had verloren. Niet alleen waren alle vaderlandse ondernemingen uit het koloniale tijdperk genationaliseerd, hadden alle 300.000 blauwo- glgen hun koelies en djongo's voorgoed vaarwel moeten zeggen, waren door een verkeerde voorstelling van zaken per ongeluk 37.000 Zuidmolukkers de „blanda's" maar vast achterna gereisd, in de verwachting van een eigen republiek; alle verhoudingen tussen de vroegere meester en zijn eigenwijze onderdanen waren zoek. En als er een jubileum gevierd zou moeten worden, dan zou dat het koperen moeten zijn, omdat het feitelijk pas twaalf en een half jaar geleden is dat Nederland leerde dat een klein land ook groot kan zijn in het afstand doen van gebieden waar het overduidelijk geen rechten meer op bezat. Ook Nederland heelt door schade en schande moeten leren wat het maken van grote politiek is. Hoewel in vergelijking met 350 jaar koloniaal profijt uil rubber, olie, suiker en specerijen, de huidige bijdrage van ons land aan de economische ontwikkeling van de jonge staat slechts mondjesmaat is, blijkt het oude moederland nog steeds een bevoorrechte plaats in te nemen. Wie nog drie woorden Nederlands kent, zal zich haasten die te spuien tegen de nazaat van de toeans van weleer. De gulden is een veel gevraagd muntstuk voor de om industriële investeringen roepende econo men, en de vroegere kennis van land en volk van de „Gordel van Smaragd" blijkt onontbeerlijk voor een versnelde ontwikke ling. Om die bevoorrechting te beklemtonen, blijkt een gesprek met president Soeharto, waarvoor aanvankelijk met grote reserve een half uur was uitgetrokken, tot anderhalf uur te kunnen worden gerekt. (Door GPD-hoofdredacteur Jan van Beek) DJAKARTA „Nederland zou veel meer voor Indonesië kunnen !oen!" President Soeharto wil een vergroting van de Nederlandse -ilp aan zijn land niet helemaal zien als het afkopen van een chuld, ontstaan na 350 jaar koloniale exploitatie. ik terugkijk naar de economische uitbuiting van dit land in !ët verleden en een vergelijking trek 'met de hulp die wij de laatste jiren ontvangen, dan is er geen sprake van dat de balans in even wicht is. Maar dat vragen wij niet, dat is een schuld die niet te ver effenen is. De 350 jaar koloniaal verleden zijn niet te bekorten, die kunnen wel de grondslag vormen voor goede verhoudingen in de vele jaren die nog komen. Nederland kan als voorzitter van de Inter Governmental Group for Indonesia een belangrijke rol spe len, omdat Nederland dit land heter kent. Ook bilateraal zou Ne derland aanmerkelijk meer kunnen doen. Dat zou andere landen kunnen inspireren tot grotere financiële hulp". Pr evident Soeharto frechtsin gesprek met Jan van Beek flinks •eneraal Soeharto, in maart M opnieuw voor een periode an vijf jaar gekozen als presi- lent van Indonesië, is na 25 ar turbulente onafhankelijk- sid niet van plan het verleden geten. Zelfs al heeft de onge staat in het eerste lus een historie moeten ührijven waarin bijna even ed bloed is vergoten als in het ïle koloniale tijdperk, haalt ij de Atjeh-oorlog aan, waar oor wij generaal Van Heutz ïen, maar de Indonesiërs de rote leider Teuku Umar. De historie heeft nu eenmaal altijd jee gezichten, en de waarheid ligt «aas met een klewang tussen de "iben onder de rubberbomen- Maar de Indonesische geschiedenisboe- a zijn de Molukkers Thomas Ma- %y en Pattimora, de Javaane bas Diponegoro, de Sumatraan Tu- »n Imam, de vorsten van Goa in lid-Celebes en Singa Mangaraja, de wing van de Bataks, de vroege «den van de vrijheidsstrijd. Zo «Drijft de jonge natie terecht histo- NATIE VAN KOELIES ■Als ik terugkijk naar de jaren Jor 1962 en vóór 1940, dan over- ®rst bij mij het gevoel dat wij in f lange historische periode geen Ens hebben gekregen om als natie 'groeien. Alles werd beheerst door «Nederlandse administratie". De oosterse glimlach verdwijnt ;5' van het gezicht van de „smiling Sieral" als hij constateert dat het -ollandse bewind zijn volk heeft gegradeerd tot het lage niveau 51 -een natie van koelies", die "hesten leven van twee en een hal- ,'cent per dag. De grote opbreng en van de rubber- en suikerplanta- verdwenen in de enorme zakken in het Nederlandse kapitalisme en jaren niet. voor het Indonesische weggelegd •Wij kunnen de geschiedenis niet fWgdraaien. Wij kunnen alleen «ar wensen dat de droevige en «ere ervaringen van mijn volk waardevolle lessen zijn voor een goede verstandhouding in de verre en lange toekomst". Die verhoudingen zijn bitter slecht gebleven tot na de overdracht in 1962 van Nieuw-Guinea. „Eigenlijk zijn Nederland en Indonesië pas twaalf jaar hezig om met weder zijds respect de wonden van het verleden te vergeten. Er is nu een goede grondslag voor verbetering van de verhoudingen"- ZUID-MOLUKKERS Een van de erfenissen van dat verleden vormen de 37-000 Ambone zen en Zuidmolukkers, die zonder eigen identiteit en nationaliteit nog in Nederland verblijven, deels om hun ongenoegen over hun weinig te benijden situatie tot uiting te bren gen door het trekken aan de nood rem van haastige treinen in het mekka van de welvaart, de Rand stad Holland. Is het mogelijk dat deze mensen ooit weer naar Indone sië repatriëren? „De aanwezigheid van deze 37.000 mensen in Nederland is een direct gevolg van de Nederlandse houding in de jaren tussen 1945 en 1949. Het is dus geen probleem van Indonesië, maar van Nederland en van de Zuid molukkers zelf. Volk en regering van Indonesië willen diegenen onder hen die zich Indonesiër voelen, graag verwelkomen en hun dezelfde rechten geven als andere Indone siërs. Zij moeten op hun beurt be reid zijn om zich aan de plichten ten opzichte van de jonge staat te houden. Als zij zich willen houden aan dc regels van de Indonesische samenle ving, hebben zij, als zij de Indonesi- nche nationaliteit aanvaarden, het recht om hier te leven. Zij kunnen ook terugkeren naar de eilanden waar zij oorspronkelijk vandaan ko men, waar zij kunnen deelnemen in d-e pogingen tot ontwikkeling naar grotere welvaart". MISSIE EN ZENDING In het Indonesië van vandaag ver blijven nog 1500 Nederlandse zende lingen en missionarissen. Een groot deel van hen is er al meer dan 40 jaar. Uitgezonden om het geloof te verkondigen in het oude „Ons In- dië", dienen zij nu de jonge staat- Een deel van hen heeft daarvoor de Indonesische nationaliteit; aangeno men- Heeft Indonesië deze mensen nog nodig, of zijn de nationale ker ken sterk genoeg om zichzelf te bedruipen? President Soeharto maakt er geen geheim van, dat het hem hef zou zijn als de Indonesische kerken vol doende eigen personeel zouden heb ben om het zonder buitenlanders te kunnen stellen. „Zolang dat niet het geval is, zijn de buitenlanders welkom, wanneer zij zich houden aan wat de constitu tie van 1945 stelt omtrent de vrij heid van godsdienst. Missie en zen ding hebben over het algemeen de politiek van het onafhankelijke Indo nesië bekwaam gevolgd, zowel tij dens de strijd in de veertiger jaren als daarna. In een vroeg stadium hebben zij het recht op onafhanke lijkheid erkend. Sommigen hebben zijn verdwenen". Het doel van missie en zending moet zijn voldoende Indonesisch personeel op te leiden om de taak van de buitenlanders over te nemen. Het volk wil dominees en priesters uit eigen kring. Die kennen de Indo nesische „way of life" heter. Zolang dat nog riiet het geval is, zijn zelfs jongere buitenlandse religieuzen wel kom, wanneer hun komst staat in de context van de opleiding van Indonesisch personeel. „Wij zien de verbreiding van de godsdiensten die volgens onze beginselen vrij zijn niet als een vorm van religieus kolonialisme"- SPECIALE POSITIE Komt in het kader van de verdere ontwikkeling van Indonesië aan Ne derland een speciale positie toe? „In principe willen wij geen dis criminatie van landen in het kader van de samenwerking. Maar Neder land begrijpt van alle hulpverlenen de landen Indonesië het best en kan daardoor een bijzondere rol spe len". „De behoefte aan buitenlandse hulp bij de industrialisering van In donesië is zo groot, dat wij deze in een lange reeks van jaren nog niet kunnen missen". Tot nu toe is Indonesië aangewe zen op de steun die door de IGGI (Inter Governmental Group for In donesia) wordt gegeven. Van de 900 miljoen dollar die het land dit jaar krijgt, neemt Nederland 70 miljoen voor zijn rekening. Inmiddels zijn besprekingen met landen van het westerse socialistische blok en met de OPEC-landen gaande voor uitbrei ding van de hulp. Tegelijkertijd wordt de oliewinning in Indonesië zelf een steeds belangrijker hulpmid del voor de ontwikkeling. Waar blijft de IGGI, die de eerste kolen uit het ontwikkelingsvuur heeft ge haald, als Indonesië zichzelf kan hel pen? De glimlach verdwijnt een ogenblik van zijn gezicht. Economi sche problemen maken in de strijd geharde generaals altijd somber. „Indonesië bezit slechts twee pro cent van de wereldreserve aan olie. Wij halen op dit moment maximaal 1,5 miljoen barrels per dag uit de grond. Erg weinig in vergelijking met de andere olieproducerende lan den, te meer daar Indonesië een bevolking van 130 miljoen te voeden heeft; een veelvoud van de bevolkin gen van de OPEC-landen- Het van oorsprong agrarische Indonesië moet stap voor stap geïndustriali seerd worden- Daarbij hebben wij hulp nodig. Het eerste vijfjarenplan is achter de rug. Er moeten er nog vier volgen. Al die tijd is hulp onontbeerlijk, niet alleen van de IG GI, ook van andere landen. De rol van de IGGI is nog een lange tijd van groot belang. onafhankelijkheid te KRITIEK LANGE WEG De jonge geschiedenis van het zelfstandige eilandenrijk is voor een deel met bloed geschreven. Soekar- no is de tweestrijdige personificatie geworden van de onafhankelijkheid in van de politieke en economische chaos. Op 30 september 1965 smoor de zijn regime in de dood en de arrestatie van honderdduizenden communisten. Ervoor in de plaats kwam de „law and order" van in bet buitenland opgeleide technocrat ten en van „smiling" maar ijzerhar de generaal Soeharto. Is na vijf jaar strijd tegen de Nederlanders en 25 jaar onafhankelijkheid, de doodge wone Indonesiër waar het toch allemaal om draait werkelijk vrij? „Als wij naar de idealen kijken die ons hebben beheerst in onze strijd om de onafhankelijkheid, dan Is daarvan bereikt dat wij een vrij an verenigd land zijn geworden dat zich uitstrekt van Sabang tot Merau- ke. Deze onafhankelijkheid moet nog vorm krijgen. Een gelijke verdeling van de welvaart is nog geenszins bereikt- Er ligt een lange weg voor ons. voordat ons volk werkelijk vrij is. Een rechtvaardige staat, opbou wen, kost een gezamenlijke inspan ning die zeker even zwaar is als de strijd die wij hebben moeten Ieve- In de westerse wereld wordt de politieke ontwikkeling in Indonesië niet zonder kritiek bezien. De „Nieu we Orde" van Soeharto en de zijnen wordt herhaaldelijk afgeschilderd als een mengeling van Gaullisme, corporaiïvismenationaal syndicalis me en een accumulatie van macht in de persoon van de president, die slechts te vergelijken is met de situatie tijdens de Nixon-administra- tie. „Ik moet die kritiek absoluut en categorisch van de hand wijzen. Wij proheren slechts onze constitutiën en beginselen van onze staat, de Pancasilla, uit te voeren". Pancasilla is de filosofische basis van de staat Indonesië en kent vijf principes: Geloof in rechtvaardige en selijkheid; de eenheid van Indonesië; democratie, verstandig geleid door overleg tussen vertegenwoordigers van het volk; sociale rechtvaardigheid voor het gehele volk van Indonesië. „In dit kader ligt de hoogste autoriteit bij het volk, bij de Natio nale Afvaardiging, die elke vijf jaar door vrije verkiezingen wordt geko zen. Deze Nationale Afvaardiging kiest de president, die moet uitvoe ren wat de wil van de volksverte genwoordiging is. Als hij in zijn uitvoerende taak faalt, zal hij zijn mandaat moeten teruggeven. De Nieuwe Orde in Indonesië probeert eerlijk en oprecht om de staat te leiden volgens de regels van de con stitutie en de Pancasilla- In mij is de macht niet gecentraliseerd, zij is slechts gedelegeerd aan mij"- tast. Is dat niet een wat te simplisti sche verklaring? „Corruptie komt in de hele we reld voor", vergoeilijkt president Soeharto: „Wij willen het echter uit roeien. Er zijn vele maatregelen genomen, zowel repressief als pre ventief; met wisselend succes. Bij de bestrijding van deze ziekte van de staat, moeten wij naar de oorzaken zoeken. Welnu, wij hebben gemerkt dat de mentaliteit van het Indonesi sche volk verziekt en corrupt is door het systeem van onderdrukking waaraan wij in het koloniale verle den onderhevig waren". „Dit systeem leidde ons op tot dienaren, het kneedde ons tot onder werping aan de overheerser. Wij noemen dat de houding van de amb tenaar, die alleen maar probeert om rijn baas tevreden te stellen. Dat is mentale corruptie. Die is nog aange wakkerd door de moeilijke tijden die wij doormaakten tijdens onze revolutie- Er was gebrek aan alles ;n dat verleidde de mensen tot on oprechtheid- Wij moeten ons volk zodanig opvoeden dat wij die ambt© aaren-mentaliteit, die de Hollanders ons hebben opgelegd, kwijtraken. Dat kost grote moeite. De stelselma tige ondermijning van de mentaliteit gedurende meer dan driéhonderd jaar verander je niet op slag. Wij moeten daarbij offers van de bevol king vragen en dat kost tijd". GEVANGEN VAN B0ER0E CORRUPTIE Een van de grootste problemen, die de ontwikkeling van Indonesië in de weg staan, is de corruptie. In zijn regeringsverklaring van 17 au gustus van dit jaar heeft president Soeharto dit. probleem erkend en ingrijpende maatregelen afgekondigd om er paal en perk aan te stellen. Hij doet het echter voorkomen alsof de corruptie een uitvloeisel is van het koloniale verleden. De Hollandse kolonialist heeft het moreel en de hoge waarden van het volk aange eiland Boeroe. dat ook al in de koloniale tijd als een soort „duivels eiland" werd gebruikt voor tegen standers van de koloniale overheer sing. Komen deze mensen ooit vrij? „De aanstichters van de commu nistische coup van 30 september 1965 zijn verdeeld in drie groe pen: Categorie A rijn de leiders van wie het aandeel in de coup te bewij zen is. Zij komen voor de rechter, maar dat vergt veel en langdurig onderzoek (Van de 2000 gevangenen zijn er inmiddels 200 berecht); categorie B zijn degenen van wie wij weten dat zij betrokken zijn geweest, maar waars-oor bewijzen ontbreken. Zij moeten voor bepaal de tijd getraind worden in goed staatsburgerschap; categorie C waren ook mensen die onder verdenking van deelname aan de coup stonden. Maar zij zijn in middels allen vrijgelaten". .Als de gevangenen van de cate gorie ,3" de principes van Pancasil la aanvaarden, herkrijgen zij dezelf de rechten als alle andere Indonesi sche staatsburgers en kunnen zij bewegen. Door Boeroe te isoleren, geven wij ze de kans Pancasilla te omhelzen en te rug te keren in de samenleving"- Het is dan toch op zijn minst vreemd dat er na negen jaar isolatie slechts, zegge en schrijve één zoda nig is omgeturnd dat hij is vrijgela ten- Alle anderen zitten nog. Zij mogen hun beroep niet uitoefenen, of zij nu arts. hoogleraar of onder wijzer zijn. Zij mogen aileen in de landbouw werken, twaalf uur per dag. Zit „het zachtste volk op aar de", onder leiding van de .glimla chende generaal", moreel niec ver schrikkelijk in de knoop met zo'n onaanvaardbare situatie? 1 ve in hun eigen hun oorspronkelijke beroep uitoefenen, zoveel zij willen. Zij krijgen daarbij alle steun. Ook de artiesten kunnen hun eigen werk doen". De generaal bedoelt ongetwijfeld het. huisorkest dat de gevangenen hebben gevormd. Maar nog geen twee weten geleden is opnieuw een bewaker vermoord. Het aantal zelf moorden neemt schrikbarend toe. evenals het aantal gevallen van psy chische storingen. Hoe verklaart hij dat? „Degenen die moorden, of zelf moord plegen, zijn de echte .die hard" van de communistische kern. Zij bewijzen met hun daden slechts dat zij de werkelijke net volk zijn". DROOM Het lijkt na deze monoloog gepast de president te vragen of hij een droom heeft gehad toen hij in de reertiger jaren voor de onafhanke lijkheid vocht en of die droom nu, Ï5 jaar later, is uitgekomen? „Die droom is nog niet uitgeko- nen; al zijn wij onafhankelijk, de echte welvaart is nog ver weg- Tot iie droom hoort ook het geven van ïen bijdrage aan de wereldvrede. De conflicten in de wereld van vandaag ondermijnen de hoop op een blijven de vrede- Zolang die er niet is, is mijn droom nog geen realiteit".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1974 | | pagina 19