'MIJN BENUL',
HS&RSt
ROG EEN BUNDEL NAGELATEN PROZA
m LAN HANLO (1912-1969)
IS ER EEN ANDERE
KERKELIJKE INDELING
OP KOMST?
ONHEILSPROFETEN
was een van ons
#lgwG NOVEMBER^
PROVINCIALE ZEEUV/SE COURANT
21
w nn «IW po<>rt"";1
i« Vaak is er sprake
P^i kwaliteit'dat de prep
STip zich kunnen staan
diende tekst, Dat is
werit dat in oor-
ÏÏL» Is om een tekst
tfiti het zegt evenwel
V**fdé mogelijkheden van
bfjko^tlgheden. Poort-
Poortvliet heeft nu, in "Hij
•arwiv jiet leven van
én daarmee een
een ió platgereden jaag-
i™* ®^|j|ke opdracht tot een
tejinzwekkend goed ein-
Mra is kennelijk hang geweest
dat oude teksten het niet zo
«jmeer zouden doen in deze
Lr de geest van de tekeningen
Tsllaminst moderne) uitgave
-H ajn dan alle registers van
1 ffihljn-alledaagse taal openge-
Steen om voor zich sprekende
ve'den van een 'lekkere' onderra-
"d ,e voorzien. Het resultaat
i. -W wie geen zin heeft om
-. tob», blijven de gruwels
Hij kan ook en het lijkt
- net doen alsof die
watis er niet staan en ge-
'm verder kijken. Ieder zal
-M voor zich invullen wat voor
'sMj het beeld past.
M dit alles niet omdat ik een
iV'Üng van oude, geijkte tek-
rails een profanatie ervaar,
f^van dat, ik heb met over
zit») van dat soort geen en-
«i'Hnoeienis.
Ik heb ook en juist voor dit
onderwerp geen enkel bezwaar
legen gewone omgangstaal, maar
dat is wat anders dan een verza
meling banaliteiten die voort
komt uit een streven naar gewild
ongewild doen.
Het heeft allemaal een beetje te
maken met fotografieën die men
van tijd tot tijd in degelijke
periodieken aan kan treffen. Men
ziet een vorstelijk figuur of ie
mand van andere bloede met de
zoeven verplicht gestelde glim
lach op het gelaat naar de meest
ideale hoek blikken, nèt of daar
elk moment iemand met de hon
derdduizend kan aankomen. On
derschrift: 'dle-of-die poseerde on
gedwongen.' De armetierigheid
van de teksten heeft daar nauw
mee te maken omdat ze 'onge
dwongen' voor vlot 'poseren', ter
wijl ze naar de zin en
beeldkramp te oordelen de
vruchten van uiterst gedwongen
maakwerk zijn. Ik ervaar zoiets
als een schepje boven op de vele
liturgische ongein die men tegen
woordig in kerkboeken aantreft,
produkten waar nauwelijks mee
te werken is, produkten van al te
vlotte heisa-hopsa-kapelaans en
ouwe-jongens-krentenbrood-do-
minees die eerder op weg lijken
naar een (miror) literair festival
dan naar een werkbare en vooral
ook dienstbare liturgie.
En dan, terugkerend tot dit spe
ciale 'geval', is het droef te
bedenken dat Poortvliet het beel
dend gedeelte zo indringend heeft
gemaakt, zo eerlijk klein èn mo
numentaal als hoort, dat er geen
enkel vorm van tekst bij de pla
ten nodig was geweest. Nemen of
niet nemen? Toch maar doen,
vanwege het beeld.
Het boek is mooi en goed uitge
geven en moet dan ook wat kos
ten. Over de prijs lopen de me
ningen uiteen: het is te koop
voor 75. Een andere versie is
dat het met ingang van 1 novem
ber 95 is geworden en weer
anderen vertellen ons dat die
twintig guldens er pas met in
gang van 15 december boven op
komen. Hoe dan ook: ik zie het
in de Zeeuwse boekhandel overal
voor 75 staan en -laar is het
goed mee betaa-ld.
P,s. Zou de titel naar algemeen
geldende opvattingen niet moeten
zijn: 'Hij is een van ons,' of
simpelweg 'Een van ons'?
Holkema en Warendorf-Semper Agendo,
Bussum-Apeldoorn. Auteur: R-ien Poort
vliet. Teksten: Hans Bouma. Boekver
zorging: Jan Bouman.
BIDDEN
'HIJ v
uitgave Van
Zo ongeveer het tegengestelde
op het gebied van de taal
vind ik in het nieuwe gebeden
boek Doe uw aangezicht over
mij lichten.' Het zijn gebeden,
eerder uitgesproken tijdens de
bijeenkomsten van de Christus
broederschap, verzameld door de
'moeder' Hanna Hümmer. Ik
schrijf even over wat er op de
omslag over die broederschap
staat: een evangelische orde van
zusters en broeders, leeft als een
groot gezin, zonder persoonlijk
bezat, ongehuwd en in gehoor
zaamheid. Werken: bidden, kunst
zinnige arbeid, ziekenzorg, ziels
zorg, geloofsverkondiging. Wat
hier in 230 bladzijden bijeenge
bracht is, vormt de 'neerslag' van
vrij uitgesproken gedachten die
op een bandje zijn gezet en later
voor het zinsverloop
slechts gering aangepast aan de
eisen van een boek, een gebeden
boek. Ds. H. J. Teutscher van
Borssele maakte er direct aan
sprekend Nederlands van, om
gangstaal van nü die gisteren
•kon' en het ook morgen wel zal
doen. Ik neem aan dat velen met
deze tekens van eenvoud, die niet
alleen om eenvouds wil zijn ge
schreven, tot de 'eenheid van ge
luid' zullen komen die het boekje
bedoelt.
O.
'Doe uw aangezicht over mij liccten',
gebeden verzameld door Hanna Hüm
mer, vertaald door ds. H. j. Teutscher
m.m.v. ds, e. Kochs (DEG). Uitgave
215 van de BijbeUdoskvereniging, Drie-
Jan Hanlo, die nooit een veelschrijver is geweest, lijkt wel een literaire suikeroom: tel
kens verrast hij ons uit zijn nalatenschap met nieuwe surprises, deze keer zelf een erg
dik boek van 375 pagina's, dat de mooie titel 'Mijn Benul' heeft meegekregen, naar
een notitie van 14 feb. 1969: 'titel van mijn volgende boek: Mijn Benul, Benul is het
eerste besef van expressie. Het is eerlijk'.
Zoals nu ondertussen overbekend, veronge
lukte Jan Hanlo in 1969 met zijn motor
fiets. Hij was zijn leven lang een enorme
motormaniak geweest, hij had soms drie
motorfietsen tegelijkertijd, en dat die lief
de er van jongsaf ingezeten heeft blijkt nu
uit dit boek. In 'Mijn Benul' zijn een stuk
of wat schoolopstellen van Hanlo opgeno
men. Het oudste daarvan, 'Op excursie', op
zestien- of zeventienjarige leeftijd geschre
ven en te vinden op pagina 129 van dit boek,
gaat over een tochtje op een gehuurde mo
torfiets door het Valkenburgse. Het was
een zware P.N. en toén al een langgekoes
terde wens. En menig ander stukje in de
ze bundel gaat over motoren en de lief
de voor motoren. Over. het 'bij jezelf ach
terop zitten' ('Om het echt mooi te maken
deed ik of ik in slaap was gevallen. Krom,
het hoofd scheef en sterk knikkebollend
met de hoge ouderwetse Gromwell-helm
op. De armen over elkaar, bijna uit elkaar
glijdend door de intense maar niet onbe
haaglijke sluimering die mij klaarblijkelijk
te pakken had. Onnodig te zeggen dat ik
door-mijn bijna gesloten ogen het wegdek,
de zijwegen en eventueel verkeer op de ei'
gen weg terdege in de gaten hield. Zo wer
den dan toeschouwers gepasseerd, een oud
vrouwtje waarvan ik hoopte dat het haar
handen althans geestelijk met ontzet
ting over zulk een rampzalige situatie ten
hemel zou heffen, of een man die er zich
in weerwil van zijn scepsis niet van kon
weerhouden te kijken tot de door Morpheus
hezeten passagier uit het oog verdwenen
was', pag. 158.) (De Verloren Bestuurder)
Over de zaligheid van het eindeloos sleu-
telen aan een oud vehikel in 'Een Machine
heeft een soort ziel', 160, en 'Ringetje inzet
ten' (136), en 'Wacht maar'.
!lerL Is e®n merkwaardige bezetenheid van deze
vr»mhS lichtelijk zonderlinge en wereld
mtie, poëtische dromer. Het helderst is zijn
'complex' misschien verwoord in het stukje Snel
heid is betrekkelijk, zoals veel' (p. 197). Ik scbrijf
het in zijn geheel over, het is namelijk Jan Hanlo
in een notedop:
..Ik weet niet meer wat voor een merk het was
maar achterin zaten twee kleine jongetjes, het zou
een tweeling geweest kunnen zijn van 5. Ik zat er
op m'n Black Night achterwe reden ruim 160. Ik
ging 'm toen passeren. Het was eeen dubbele
verkeersweg. Ik had me heel plat op de tank gelegd
hoewel m'n winterjasje met als een fuik staande
capuchon daarbij niet de snelste kleding is. windzak
is eigenlijk beter gezegd) en rustte met mijn hoofd
ongeveer op het instrumentenbord (de Black
Knight heeft 'n soort instrumentenbord om het
stuur gebouwd) met mijn gezicht naar het interi-
teur van de wagen gewend. Ik zag dat er geen
voertuigen in zicht waren en concentreerde mij
blijkbaaralleen op de afstand van ongeveer
een meter die ik van de auto moest houden. Pa
.Meld de weg wel in de gaten, nam ik aan. We
gleden rustig voort. De wagen kon blijkbaar niet
harder maar ik passeerde rustig het kamertje op
ivielen rechts van me. En onvergetelijk zijn die vier
ogen, de twee dromerig-verblufte snuitjes van die
tweeling die daar links van hun een meneertje
op een 'brommer' hun snelle Pa. hun snelle Fiat.
Audi, Ford, Opel of wat was het nee Audi was
het niet maar in die doosjes zit oolc ivat in hun
snelle droomkamer, zagen voorbijglijden. Een me
neertje dat, rustig alsof luj op een bank lag.
ironisch en bewonderend naar hun keek."
De hele Hanlo is hier aanwezig: zijn in alle
opzichten geïnteresseerde belangstelling voor jonge
tjes, zijn motor, de overwinning op de 'onbekende
vader', de afstand, de ironie en de bewondering. Ik
denk dat een psycholoog heel wat uit dit ene stukje
zal kunnen puren.
Doch laat ik nu eerst iets over de opzet van 'Mijn
benul zeggen. Het boek begint met een herdruk
met lichte wijzigingen van "Moelmer', dat zijn daD
de eerste 125 pagina's. Over "Moelmer' heb ik bij
eerste verschijnen in '67 al uitvoerig geschreven, en
ook Andreas Oosthoek heeft vorige week nog in de
PZC een herdruk van die bundel warm aanbevolen
Ik meen daarom nu te kunnen volstaan met
Moelmer' pro memorie te vermelden. Het wordt
voorafgegaan door een 'Gesprek met Jan Hanlo in
mei 1954' door Adriaan Morriën, dat in Tirade' 14
van 15 feb. 1958 heeft gestaan. Adriaan Morriën is
een van de mensen die Jan Hanlo geregeld heef'
aangemoedigd men herinnere zich de achtergron
den van 'Zonder geluk valt niemand van het dak
(1972). Het is een voortreffelijk weergegeven ge
sprek, want Jan Hanlo komt er geheel in over als-
in zijn werk, en daarvan kun je, om met Dick
Hillenius te spreken, "houden'. Er staat namelijk op
het omslag van 't boek een tekstje van Hillenius:
„Meestal heb je met kunst een hele hiërarchie van
dat is een groot kunstenaar, die doet 't zus en die
doet 's magistraal en wat doet ie 't prachtig, het
enige kriterium wat tenslotte overblijft is of je van
die pridukten kunt houden, en ik kan bij Hanlo
helemaal niet aanwijzen wat er knap en niet knap
aan is, maar de grote waarde van dit werk is dat
je d'r van kunt houden. En dat is heel zeldzaam'.
Zo heel zeldzaam vind ik dat persoonlijk gelukkig
nu ook weer niet, maar verder wordt hier wel iets
essentieels gezegd: Hanlo is erg sympathiek, en
daarom mag hij gerust zeuren, leuteren, banaal
zijn, onderwerpen aansnijden waar hij zo goed als
niets van af weet: hij blijft een bevriende, verwante
ziel, want doen we dat niet allemaal? We weten het
hoogstens wat beter te camoufleren, wat geen ver
dienste is. Voorbeeldje: Jan Hanlo doet heel vrolijk
een ontdekking:
„Ik heb vroeger geprobeerd (op een responsie
college bij wijlen prof. Vogelzang, kunstpróf in
Utrecht) het schone te herleiden tot het goede. Ik
weet niet of dit juist was. Maar aangenomen dat
het juist zou zijn dan staat men toch voor het
eind. Of men zou nog kunnen stellen: het goede (en
het schone) is het ware. Maar dat, dat ware. is dan
toch niet meer tot iets anders te herleiden: „dat
wat werkelijk bestaat en zich toont, onvermengt en
duidelijk" (p. 214).
Nu heeft Hanlo, meen ik, het gymnasium bezocht,
hij kent althans grieks en latijn, en hij zou dus
moeten weten dat het 'kalos kai agathos' (het
schone goed, het goede schoon) een haast vaste
griekse regel was. vooral als hij één regel hoger
mee Plato schermt of hij die door en door kent
(hij noemt hem op pag- 229 een dichter).
Zo liefhebberend schrijft Hanlo. er maar op los, hij
doet uitvindinkjes, waagt zich herhaaldelijk aan ha
chelijke filosofische problemen als daar zijn: de vrije
wil, of aan religieuze: christen of niet-christen zijn,
en dan nog wel speciaal rooms-katholiek, de tegen
strijdigheden van de bijbel. Ik vind Jan Hanlo als
hij zulke problemen entameert niet op zijn best
veel leuker is hij, als hij zoals in het stukje "Hegel
over Das Leben', twee bijna waanzinnige filosofi
sche teksten klakkeloos overschrijft, helemaal sec,
en dan besluit: „Mag een dom mens hierna even
knipogen? Nee natuurlijk.Bijzonder aardig schrijft
hij ook altijd over dieren en kinderen. Minder
boeiend is hij weer als hij een hele bladzij meent
te kunnen vullen met een opmerking als „Ik ben
tijdelijk niet zo geïnteresseerd in gedichten" (189)
of „Ieder is zijn eigen broer" (337) of als hij
mopjes en grapjes navertelt (en dat doet hij vaak
en graag) afzakkend tot dit peil: „Wat is een
kapitein? Een kapitein is een itein met een kap op."
Of- „Southampton betekent Zoute ham in een ton
Idioter en meliger kan haast niet.
Een bezwaar van dit soort samengeraapte uitgaven
die Hanlo zelf niet meer heeft kunnen nazien, is
ook wel dat hij zich zo dikwijls herhaalt, Het
engelse kleuterrijmpje over de koekoek staat er
drie keer in, idem een uitdrukking van van Scha-
gen.
Maar ook hier geldt weer: je houdt van Hanlo of
je houdt niet van hem, 't is zo'n beetje als met
Léautaud; als Hanlo oud geworden was, was hij
mogelijk net zo'n rare kletskous geworden die je
toch wel met plezier leest. En er komt nog meer:
Van Oorschot is van plan ook Hanlo's corresponden
tie uit te geven, en dat is nog al wat, drie delen
dundruk.
Het gewone proza is nu blijkbaar, met 'Mijn benul'
uitgeput.
Jan Honlo. Mijn benul, G.
Oorst
erdom 24,50.
In onw? Jeugd brachten we nog al ren»
een deel van de vakantie door in een van
de vele stedekes waaraan de provincie
Gelderland nog al rijk is. Inmiddels Is ook
deze plaats uitgedijd. Daar waren maar
I wee kerken, in de volksmond de grote en
de kleine genoemd. I>e grote was dan de
hervormde en de kleine de gereformeerde,
die hoofdzakelijk stamde uit de tijd van
de Afscheiding, waarna ze door de Dolean
tie een kleine uitbreiding had ondergaan.
Met was in ieder geval ook een grote
gereformeerde kerk. Deze zomer waren we
er weer eens. Toen we informeerden naar
de kerken, was liet beeld grondig veran
derd. De Vrijmaking had diep ingegrepen
Het grootste deel van de gereformeerden
liad zich achter Schilder en de zijnen
geplaatst. Met kleinste deel was synodaal
gebleven. Toen er roering kwam in de
vrijgemaakte gereformeerde kerken liet
deze dit stadje niet onberoerd, zodat men
beleefde een vrijmaking van de vrijge
maakte gercf. synode, intussen was hier
ook een christelijk Gereformeerde kerk
'geïnstitueerd." zoals dat in de geref. ker
kelijke taal heet. Het was maar een klein
groepje, doch van het begin af aan had
zich rond hem een kring van sympathisan
ten geschaard, die kwamen, zowel uit de
drie gercf. kerken als ook uit de hervorm
de kerk. Gil de hervormde kerk hadden
zich leden losgemaakt die tezamen met
anderen een protestantenbond stichtten en
aan de reeks kerkelijke gebouwen nog één
toevoegden. En om het verhaal te beëindi
gen; er was ook nog opgericht een afdc
ling van het Geger des Heils, die haar
leden trok uit de verschillende kerken,
zelfs één uit de protestantenbond. Het
waren mensen die vonden dat de kerk
waartoe zij behoorden niet genoeg getuig
de en in sociaal opzicht niet genoeg aan
pakte.
Tot zover dan het verhaal dat we kregen
op onze vraag naar het kerkelijk leven.
Het is daar dus zeer bloeiend. Het is
misschien boeiend voor sociologen, maar
mijn zegsman was er toch niet zo geluk
kig mee. Hij vond dat dit van het goede te
veel was. Er was in zijn stadje iets
verstoord. Aldoor pratende kwam de
vraag of we leefden in een tijd dat he;
kerkelijk leven toegroeide naar een geheel
nieuwe indeling. Er waren gereformeerden
met nieuwe psalmberijming en anderen
die er niets van moesten weten. Er waren
vrijgemaakten met de nieuwe bijbelverta
ling en anderen die zich hielden aan de
oude overzetting van de Staten enz. In de
Chr. Geref. Kerk had je dezelfde proble
men, wat begrijpelijk is, gezien haar sa
menstellende delen. Er waren hervormden
die het ook helemaal bij het oude wilden
laten en anderen die wat betreft de bijbel
vertaling en psalmberijming meer voor
vernieuwing voelden. En nu hebben we de
gezangenkwestie nog helemaal niet aange
roerd, wat een nummer apart is. En zo
kwamen er nog meer dingen ter sprake
die in het kerkelijk leven van dat stadje
een nog al belangrijke rol speelden. Maar
die vraag of we heengingen naar een
geheel nieuwe kerkelijke indeling heeft ons
toch het meest bezig gehouden. Waarom
zijn mensen niet meer tevreden met hun
eigen kerk? Nu ja, ontevredenen heb je
altijd en overal gehad, maar waarom is
net- 'grensverkeer' tegenwoordig een meer
voorkomend verschijnsel dan dat vroeger
het geval was en waarom doen ze nu de
stap om uit hun kerk te treden en zich te
voegen bij een andere kerkelijke formatie?
Is dat nu gemakkelijker dan dat vroeger
het geval was? We hebben het ook gehad
over de oecumenische gedachte, doch
maar heel even. Gezien de gisting die zich
hier in de laatste dertig jaren heeft voor
gedaan. is het te begrijpen dat het aldaar
niet direct een vruchtbare bodem was.
Nu mag dit stadje een sprekend voorbeeld
zijn van het geen er in de laatste tiental
len jaren op het kerkelijk terrein is omge
gaan, we hebben zo het gevoel dat het
toch wel een beeld geeft van wat er overal
in protestant Nederland gaande is. In de
ene plaats en streek is dit in meerdere, in
de andere in mindere mate het geval,
maar overal merk je toch iets van diezelf
de golfslag van het kerkelijk leven, dit dan
genomen in de brede zin. Men ontdekt
kerken die men beter vindt dan de eigen
kerk; althans kerken waar men zich meer
thuis gevoelt, om wat voor reden dan ook.
En met die oecumenische toenadering is
het over heel de linie nog niet om over te
juichen, zelfs niet bij kerken die zijn
aangesloten bij een oecumenische instan
tie. Na de kerkenconferenties die in sep-
tember-oktober van dit jaar zijn gehouden,
werd door mensen die in de Raad van
Kerken in ons land een bepaalde positie
innemen, dit ook openlijk gezegd. Het is
waar dat de verhoudingen tussen de ker
ken onderling sinds de laatste wereldoor
log anders zijn geworden, waarover we
ons alleen maar kunnen verheugen, maar
er zijn anderen die er zich allerminst over
verheugen- Het lijkt me zo toe dat, wan
neer het gaat om de kerken in haar
geheel, we nog altijd te doen hebben met
een weerbarstig blok. De scherpe kanten
die er vroeger waren, zijn er dan nu wel
wat af, doch er blijven in iedere kerk nog
genoeg leden over bij wie die scherpe
kanten er nog wel degelijk zJtien. Telkens
weer hebben we kunnen constateren dat
oecumenische toenadering meer eer. zaak
is van enkelingen die gegrepen zijn door
het ideaal van de eenheid der kerk, dan
dat. ze gedragen wordt door brede lagw
uit de kerken zelf. En wanneer synoden en
episcopaat (om die er nu ook maar bij te
nemen i er mee te maken krijgen, wordt
het gewoonlijk helemaal eer. moeilijke
zaak. Waarop zit di' -lies vast? Ir. het tie
historie die remmend werkt? Is hel ae
belijdenis die al dan niet gekend en ge
handhaafd wordt en op wei ka wijze moet
dat dan gebeuren? Is r,ct rif structuur van
een kerk die ons vreemd doet staan tegen
over een andere? Is het de Meer" die :n
een kerk wordt aangetroffen'? Zijn het een
aantal van deze facetten met eikaar? We
weten op a! deze vragen zo geen antwoord
te geven er) evenmin hebben we een ant
woord klaar op de vraag wat mensen bij
■grensovergangen' :n die andere kerk dan
aantrekt. Dit alles ligt vanzelfsprekend
vooral in het persoonlijk beleven en dar.
kun je als buitenv-U-ander alleen maar
raden en veronderstellingen maken.
Het is nu zestien maanden geleden dat
er te Utrecht een gezamenlijke -synoda
le vergadering werd gehouden van de
hervormde en gereformeerde kerken.
Wie die vergadering heeft meegemaakt
keerde hoopvol terug wanneer hij aan de
toekomst dacht, Die vergadering werd ge
houden in een kerk van een van de
buitenwijken van die stad, waar het sa
mengaan van die twee kerken reeds een
bepaalde gestalte had gekregen. Waarom
zou zo iets over heel de linie niet. kunnen
plaats vinden? Vooral mag dat worden
verondersteld sinds de Geref. Kerken de
grote hindernis van de Wereldraad van
Kerken hadden genomen. In die tijd wer
den beide kerken opgedreven 'een te sterk
woord misschien) door de werkgroep 'Sa
men op weg'. Allerlei publikaties zijn er
verschenen over de verhouding tussen de
ze twee kerken, die toch zo dicht bij
elkaar staan, zodat men het zelfs waagde
een 'federatiemodel' op te stellen. Behalve
in die Utrechtse wijk is dat te 'Samen op
weg' in meerdere gemeenten te zien.
Hoofdzakelijk zijn dit jonge gemeenten,
zoals in de Zuiderzeepolder:; en in nieuwe
stadswijken of in dorpen d:e zijn uitge
groeid tot hele en halve steden. Merkwaar
dig is dat natuurlijk allerminst, want daar
zijn mensen komen wonen die door hun
verhuizing zijn losgeslagen van hun oude
vertrouwde omgeving. Maar over heel de
linie? Daarover valt vooralsrwg niet te
roemen. Er hebben zich na die Utrechtse
vergadering wat wrijvingen voorgedaan.
De brief van het breed moderamen van de
hervormde synode aan de Ver. van Vrijzin
nig Hervormden, die tenslotte niet door
het breed moderamen behandeld bleek te
zijn, had een vinnig rumoer in ae geref.
synode tot gevolg. We denken hier ook
aan de behandeling op de hervormde syno
de van het stuk over een hedendaags
belijden van de geref. hoogleraren G. C.
Berkhouwer en H. Ridderbos. Het. werd
gekraakt, nog wel in beider tegenwoordig
heid. Al mag er naaien vanuit verschillen
de hervormde classes een protest tegen
deze behandeling zijn gekomen, dit neemt
toch niet weg dat hetgeen we zioëven
'wrijvingen' hebben genoemd, dieper at
dan dat het alleen maar een onbetekenen
de oppervlakkige zaak zou zijn.
We hebben dit opgehaald als een voor
beeld dat het niet zo maar gaat om twee
kerken te laten samengaan en dan zijn het
hier twee kerken die dicht bij elkaar
staan, die in deze tijd precies dezelfde
vragen en problemen hebben. Let maar op
de agenda van beider synoden. Stel u voor
dat beide synoden besloten zouden hebben
dat zij per 1 jan. 1975 over heel ae linie in
federatief verband zouden gaan samenwer
ken. Dan zou dit weer heel wat kerkelijk
rumoer, zo niet erger, hebben gegeven en
de 'grensovergangen' zouden misschien
meerdere haast hebben gekregen. Wat op
de ene plaats mogelijk is, blijkt in de
andere (nog) niet mogelijk. Wel zien we,
wat we ook bij Rome kunnen opmerken
waar verschillende kerkprovincies vrijer
zijn komen te staan tegenover het centrale
gezag, dat ook in de Geref. Kerken deze
tendens zich voordoet van plaatselijke ker
ken tegenover ae synode. In de hervormde
kerk was dat reeds lang het geval.
Zijn we pessimist wanneer we denken aan
een oecumenisch samengaan van de ker
ken? Dat niet. De kerken hebben elkaar nu
eenmaal nodig in een wereld waar de
saecularisatie steeds meer om zich grijpt.
Laat men echter in dezen niets overhaast
doen. maar wèl de gelegenheden aangrij
pen waar en wanneer die er zijn. Mocht er
een geheel nieuwe kerkelijke indeling ko
men (wat wij nog niet zien) dan zal men
toch weer voor dezelfde vragen staan. Wie
zal zeggen hoe een komend geslacht aan
onze huidige kerkelijke problemen vertier
zal breien.
Soms staan ze op de hoe
ken van de straten, of bij
de in- en uitgangen van de
stations... een enkele keer
bellen ze bij je aan om te
zeggen dat het einde nabij
is... dat de maat van Gods
toorn vol is. Een enkeling
durft het zelfs aan om dag
en uur aan te geven dat
Gods vergelding zal los
barsten. En dan is er maar
één zaak meer de moeite
waard... en dat is- jezel)
bekeren (wat men daaron
der ook moge verstaan) en
jezelf afsluiten van de boze
wereld. Ja. dit sooort mense-
ijke gedragingen is niet van
vandaag of gisteren: Paulus
werd er al mee geconfron
teerd. In 1 Thessalonïcen
zen hoofdstuk 2 lees ik
„wij moeten u echter ver
zoeken, broeders, in ver
band met de komst van
onze Heer Jezus Christus
en onze hereniging met
Hem, niet zo gauw uw be
zinning te verliezen en u
niet te laten opschrikken
ioor profetieën... die bewe-
ren dat de dag van de Heer
is aangebroken." Zou het
niet meer dan de moeite
waard zijn om door de bij
belse beeldspraak heen te
kijken. De schriften spre
ken heel dikwijls... en soms
in barre en bizarre beeld
spraak— over de dag des
Heren. Dat lijkt mi) heel
wat zinvoller dan al je
energie te verspillen aan
zogenaamde dogmatische
meningsverschillen... dan je
vastrijden in opvattingen
en zienswijzen die je ver
stikken en onvruchtbaar
maken. Neen. onheilsprofe
ten zijn er al genoeg ge
meest... en ook mensen die
door hun fanatisme of een
zijdigheid vleugellam wer
den gemaakt. Wie er in
slaagt om het woord Gods
op zich te laten afkomen
zoals het door de gewijde
schrijver is bedoeld (en
dat is heus moeilijker dan
sommige 'eigenwijze' men
sen denken) zal veeleer
ontdekken dat de bedoeling
•:an Jezus' komst niet zo
zeer was om onheil aan te
kondigen, maar voorname
lijk om heil aan te kondi
gen en heil te brengen. En
Jezus Christus' optreden no-
iigt ons uit om in Zijn
■:oetspoor en in Zijn licht
en kracht heil aan te kon
digen en heil te brengen.
En 'heil' is alles wat heel
en gelukkig maakt. Dat is
soms iets heel kleins en
soms iets heel groots. Dat
ligt soms heel erg voor de
hand. maar is soms heel
verstrekkend