'MIJN BENUL', HS&RSt ROG EEN BUNDEL NAGELATEN PROZA m LAN HANLO (1912-1969) IS ER EEN ANDERE KERKELIJKE INDELING OP KOMST? ONHEILSPROFETEN was een van ons #lgwG NOVEMBER^ PROVINCIALE ZEEUV/SE COURANT 21 w nn «IW po<>rt"";1 i« Vaak is er sprake P^i kwaliteit'dat de prep STip zich kunnen staan diende tekst, Dat is werit dat in oor- ÏÏL» Is om een tekst tfiti het zegt evenwel V**fdé mogelijkheden van bfjko^tlgheden. Poort- Poortvliet heeft nu, in "Hij •arwiv jiet leven van én daarmee een een ió platgereden jaag- i™* ®^|j|ke opdracht tot een tejinzwekkend goed ein- Mra is kennelijk hang geweest dat oude teksten het niet zo «jmeer zouden doen in deze Lr de geest van de tekeningen Tsllaminst moderne) uitgave -H ajn dan alle registers van 1 ffihljn-alledaagse taal openge- Steen om voor zich sprekende ve'den van een 'lekkere' onderra- "d ,e voorzien. Het resultaat i. -W wie geen zin heeft om -. tob», blijven de gruwels Hij kan ook en het lijkt - net doen alsof die watis er niet staan en ge- 'm verder kijken. Ieder zal -M voor zich invullen wat voor 'sMj het beeld past. M dit alles niet omdat ik een iV'Üng van oude, geijkte tek- rails een profanatie ervaar, f^van dat, ik heb met over zit») van dat soort geen en- «i'Hnoeienis. Ik heb ook en juist voor dit onderwerp geen enkel bezwaar legen gewone omgangstaal, maar dat is wat anders dan een verza meling banaliteiten die voort komt uit een streven naar gewild ongewild doen. Het heeft allemaal een beetje te maken met fotografieën die men van tijd tot tijd in degelijke periodieken aan kan treffen. Men ziet een vorstelijk figuur of ie mand van andere bloede met de zoeven verplicht gestelde glim lach op het gelaat naar de meest ideale hoek blikken, nèt of daar elk moment iemand met de hon derdduizend kan aankomen. On derschrift: 'dle-of-die poseerde on gedwongen.' De armetierigheid van de teksten heeft daar nauw mee te maken omdat ze 'onge dwongen' voor vlot 'poseren', ter wijl ze naar de zin en beeldkramp te oordelen de vruchten van uiterst gedwongen maakwerk zijn. Ik ervaar zoiets als een schepje boven op de vele liturgische ongein die men tegen woordig in kerkboeken aantreft, produkten waar nauwelijks mee te werken is, produkten van al te vlotte heisa-hopsa-kapelaans en ouwe-jongens-krentenbrood-do- minees die eerder op weg lijken naar een (miror) literair festival dan naar een werkbare en vooral ook dienstbare liturgie. En dan, terugkerend tot dit spe ciale 'geval', is het droef te bedenken dat Poortvliet het beel dend gedeelte zo indringend heeft gemaakt, zo eerlijk klein èn mo numentaal als hoort, dat er geen enkel vorm van tekst bij de pla ten nodig was geweest. Nemen of niet nemen? Toch maar doen, vanwege het beeld. Het boek is mooi en goed uitge geven en moet dan ook wat kos ten. Over de prijs lopen de me ningen uiteen: het is te koop voor 75. Een andere versie is dat het met ingang van 1 novem ber 95 is geworden en weer anderen vertellen ons dat die twintig guldens er pas met in gang van 15 december boven op komen. Hoe dan ook: ik zie het in de Zeeuwse boekhandel overal voor 75 staan en -laar is het goed mee betaa-ld. P,s. Zou de titel naar algemeen geldende opvattingen niet moeten zijn: 'Hij is een van ons,' of simpelweg 'Een van ons'? Holkema en Warendorf-Semper Agendo, Bussum-Apeldoorn. Auteur: R-ien Poort vliet. Teksten: Hans Bouma. Boekver zorging: Jan Bouman. BIDDEN 'HIJ v uitgave Van Zo ongeveer het tegengestelde op het gebied van de taal vind ik in het nieuwe gebeden boek Doe uw aangezicht over mij lichten.' Het zijn gebeden, eerder uitgesproken tijdens de bijeenkomsten van de Christus broederschap, verzameld door de 'moeder' Hanna Hümmer. Ik schrijf even over wat er op de omslag over die broederschap staat: een evangelische orde van zusters en broeders, leeft als een groot gezin, zonder persoonlijk bezat, ongehuwd en in gehoor zaamheid. Werken: bidden, kunst zinnige arbeid, ziekenzorg, ziels zorg, geloofsverkondiging. Wat hier in 230 bladzijden bijeenge bracht is, vormt de 'neerslag' van vrij uitgesproken gedachten die op een bandje zijn gezet en later voor het zinsverloop slechts gering aangepast aan de eisen van een boek, een gebeden boek. Ds. H. J. Teutscher van Borssele maakte er direct aan sprekend Nederlands van, om gangstaal van nü die gisteren •kon' en het ook morgen wel zal doen. Ik neem aan dat velen met deze tekens van eenvoud, die niet alleen om eenvouds wil zijn ge schreven, tot de 'eenheid van ge luid' zullen komen die het boekje bedoelt. O. 'Doe uw aangezicht over mij liccten', gebeden verzameld door Hanna Hüm mer, vertaald door ds. H. j. Teutscher m.m.v. ds, e. Kochs (DEG). Uitgave 215 van de BijbeUdoskvereniging, Drie- Jan Hanlo, die nooit een veelschrijver is geweest, lijkt wel een literaire suikeroom: tel kens verrast hij ons uit zijn nalatenschap met nieuwe surprises, deze keer zelf een erg dik boek van 375 pagina's, dat de mooie titel 'Mijn Benul' heeft meegekregen, naar een notitie van 14 feb. 1969: 'titel van mijn volgende boek: Mijn Benul, Benul is het eerste besef van expressie. Het is eerlijk'. Zoals nu ondertussen overbekend, veronge lukte Jan Hanlo in 1969 met zijn motor fiets. Hij was zijn leven lang een enorme motormaniak geweest, hij had soms drie motorfietsen tegelijkertijd, en dat die lief de er van jongsaf ingezeten heeft blijkt nu uit dit boek. In 'Mijn Benul' zijn een stuk of wat schoolopstellen van Hanlo opgeno men. Het oudste daarvan, 'Op excursie', op zestien- of zeventienjarige leeftijd geschre ven en te vinden op pagina 129 van dit boek, gaat over een tochtje op een gehuurde mo torfiets door het Valkenburgse. Het was een zware P.N. en toén al een langgekoes terde wens. En menig ander stukje in de ze bundel gaat over motoren en de lief de voor motoren. Over. het 'bij jezelf ach terop zitten' ('Om het echt mooi te maken deed ik of ik in slaap was gevallen. Krom, het hoofd scheef en sterk knikkebollend met de hoge ouderwetse Gromwell-helm op. De armen over elkaar, bijna uit elkaar glijdend door de intense maar niet onbe haaglijke sluimering die mij klaarblijkelijk te pakken had. Onnodig te zeggen dat ik door-mijn bijna gesloten ogen het wegdek, de zijwegen en eventueel verkeer op de ei' gen weg terdege in de gaten hield. Zo wer den dan toeschouwers gepasseerd, een oud vrouwtje waarvan ik hoopte dat het haar handen althans geestelijk met ontzet ting over zulk een rampzalige situatie ten hemel zou heffen, of een man die er zich in weerwil van zijn scepsis niet van kon weerhouden te kijken tot de door Morpheus hezeten passagier uit het oog verdwenen was', pag. 158.) (De Verloren Bestuurder) Over de zaligheid van het eindeloos sleu- telen aan een oud vehikel in 'Een Machine heeft een soort ziel', 160, en 'Ringetje inzet ten' (136), en 'Wacht maar'. !lerL Is e®n merkwaardige bezetenheid van deze vr»mhS lichtelijk zonderlinge en wereld mtie, poëtische dromer. Het helderst is zijn 'complex' misschien verwoord in het stukje Snel heid is betrekkelijk, zoals veel' (p. 197). Ik scbrijf het in zijn geheel over, het is namelijk Jan Hanlo in een notedop: ..Ik weet niet meer wat voor een merk het was maar achterin zaten twee kleine jongetjes, het zou een tweeling geweest kunnen zijn van 5. Ik zat er op m'n Black Night achterwe reden ruim 160. Ik ging 'm toen passeren. Het was eeen dubbele verkeersweg. Ik had me heel plat op de tank gelegd hoewel m'n winterjasje met als een fuik staande capuchon daarbij niet de snelste kleding is. windzak is eigenlijk beter gezegd) en rustte met mijn hoofd ongeveer op het instrumentenbord (de Black Knight heeft 'n soort instrumentenbord om het stuur gebouwd) met mijn gezicht naar het interi- teur van de wagen gewend. Ik zag dat er geen voertuigen in zicht waren en concentreerde mij blijkbaaralleen op de afstand van ongeveer een meter die ik van de auto moest houden. Pa .Meld de weg wel in de gaten, nam ik aan. We gleden rustig voort. De wagen kon blijkbaar niet harder maar ik passeerde rustig het kamertje op ivielen rechts van me. En onvergetelijk zijn die vier ogen, de twee dromerig-verblufte snuitjes van die tweeling die daar links van hun een meneertje op een 'brommer' hun snelle Pa. hun snelle Fiat. Audi, Ford, Opel of wat was het nee Audi was het niet maar in die doosjes zit oolc ivat in hun snelle droomkamer, zagen voorbijglijden. Een me neertje dat, rustig alsof luj op een bank lag. ironisch en bewonderend naar hun keek." De hele Hanlo is hier aanwezig: zijn in alle opzichten geïnteresseerde belangstelling voor jonge tjes, zijn motor, de overwinning op de 'onbekende vader', de afstand, de ironie en de bewondering. Ik denk dat een psycholoog heel wat uit dit ene stukje zal kunnen puren. Doch laat ik nu eerst iets over de opzet van 'Mijn benul zeggen. Het boek begint met een herdruk met lichte wijzigingen van "Moelmer', dat zijn daD de eerste 125 pagina's. Over "Moelmer' heb ik bij eerste verschijnen in '67 al uitvoerig geschreven, en ook Andreas Oosthoek heeft vorige week nog in de PZC een herdruk van die bundel warm aanbevolen Ik meen daarom nu te kunnen volstaan met Moelmer' pro memorie te vermelden. Het wordt voorafgegaan door een 'Gesprek met Jan Hanlo in mei 1954' door Adriaan Morriën, dat in Tirade' 14 van 15 feb. 1958 heeft gestaan. Adriaan Morriën is een van de mensen die Jan Hanlo geregeld heef' aangemoedigd men herinnere zich de achtergron den van 'Zonder geluk valt niemand van het dak (1972). Het is een voortreffelijk weergegeven ge sprek, want Jan Hanlo komt er geheel in over als- in zijn werk, en daarvan kun je, om met Dick Hillenius te spreken, "houden'. Er staat namelijk op het omslag van 't boek een tekstje van Hillenius: „Meestal heb je met kunst een hele hiërarchie van dat is een groot kunstenaar, die doet 't zus en die doet 's magistraal en wat doet ie 't prachtig, het enige kriterium wat tenslotte overblijft is of je van die pridukten kunt houden, en ik kan bij Hanlo helemaal niet aanwijzen wat er knap en niet knap aan is, maar de grote waarde van dit werk is dat je d'r van kunt houden. En dat is heel zeldzaam'. Zo heel zeldzaam vind ik dat persoonlijk gelukkig nu ook weer niet, maar verder wordt hier wel iets essentieels gezegd: Hanlo is erg sympathiek, en daarom mag hij gerust zeuren, leuteren, banaal zijn, onderwerpen aansnijden waar hij zo goed als niets van af weet: hij blijft een bevriende, verwante ziel, want doen we dat niet allemaal? We weten het hoogstens wat beter te camoufleren, wat geen ver dienste is. Voorbeeldje: Jan Hanlo doet heel vrolijk een ontdekking: „Ik heb vroeger geprobeerd (op een responsie college bij wijlen prof. Vogelzang, kunstpróf in Utrecht) het schone te herleiden tot het goede. Ik weet niet of dit juist was. Maar aangenomen dat het juist zou zijn dan staat men toch voor het eind. Of men zou nog kunnen stellen: het goede (en het schone) is het ware. Maar dat, dat ware. is dan toch niet meer tot iets anders te herleiden: „dat wat werkelijk bestaat en zich toont, onvermengt en duidelijk" (p. 214). Nu heeft Hanlo, meen ik, het gymnasium bezocht, hij kent althans grieks en latijn, en hij zou dus moeten weten dat het 'kalos kai agathos' (het schone goed, het goede schoon) een haast vaste griekse regel was. vooral als hij één regel hoger mee Plato schermt of hij die door en door kent (hij noemt hem op pag- 229 een dichter). Zo liefhebberend schrijft Hanlo. er maar op los, hij doet uitvindinkjes, waagt zich herhaaldelijk aan ha chelijke filosofische problemen als daar zijn: de vrije wil, of aan religieuze: christen of niet-christen zijn, en dan nog wel speciaal rooms-katholiek, de tegen strijdigheden van de bijbel. Ik vind Jan Hanlo als hij zulke problemen entameert niet op zijn best veel leuker is hij, als hij zoals in het stukje "Hegel over Das Leben', twee bijna waanzinnige filosofi sche teksten klakkeloos overschrijft, helemaal sec, en dan besluit: „Mag een dom mens hierna even knipogen? Nee natuurlijk.Bijzonder aardig schrijft hij ook altijd over dieren en kinderen. Minder boeiend is hij weer als hij een hele bladzij meent te kunnen vullen met een opmerking als „Ik ben tijdelijk niet zo geïnteresseerd in gedichten" (189) of „Ieder is zijn eigen broer" (337) of als hij mopjes en grapjes navertelt (en dat doet hij vaak en graag) afzakkend tot dit peil: „Wat is een kapitein? Een kapitein is een itein met een kap op." Of- „Southampton betekent Zoute ham in een ton Idioter en meliger kan haast niet. Een bezwaar van dit soort samengeraapte uitgaven die Hanlo zelf niet meer heeft kunnen nazien, is ook wel dat hij zich zo dikwijls herhaalt, Het engelse kleuterrijmpje over de koekoek staat er drie keer in, idem een uitdrukking van van Scha- gen. Maar ook hier geldt weer: je houdt van Hanlo of je houdt niet van hem, 't is zo'n beetje als met Léautaud; als Hanlo oud geworden was, was hij mogelijk net zo'n rare kletskous geworden die je toch wel met plezier leest. En er komt nog meer: Van Oorschot is van plan ook Hanlo's corresponden tie uit te geven, en dat is nog al wat, drie delen dundruk. Het gewone proza is nu blijkbaar, met 'Mijn benul' uitgeput. Jan Honlo. Mijn benul, G. Oorst erdom 24,50. In onw? Jeugd brachten we nog al ren» een deel van de vakantie door in een van de vele stedekes waaraan de provincie Gelderland nog al rijk is. Inmiddels Is ook deze plaats uitgedijd. Daar waren maar I wee kerken, in de volksmond de grote en de kleine genoemd. I>e grote was dan de hervormde en de kleine de gereformeerde, die hoofdzakelijk stamde uit de tijd van de Afscheiding, waarna ze door de Dolean tie een kleine uitbreiding had ondergaan. Met was in ieder geval ook een grote gereformeerde kerk. Deze zomer waren we er weer eens. Toen we informeerden naar de kerken, was liet beeld grondig veran derd. De Vrijmaking had diep ingegrepen Het grootste deel van de gereformeerden liad zich achter Schilder en de zijnen geplaatst. Met kleinste deel was synodaal gebleven. Toen er roering kwam in de vrijgemaakte gereformeerde kerken liet deze dit stadje niet onberoerd, zodat men beleefde een vrijmaking van de vrijge maakte gercf. synode, intussen was hier ook een christelijk Gereformeerde kerk 'geïnstitueerd." zoals dat in de geref. ker kelijke taal heet. Het was maar een klein groepje, doch van het begin af aan had zich rond hem een kring van sympathisan ten geschaard, die kwamen, zowel uit de drie gercf. kerken als ook uit de hervorm de kerk. Gil de hervormde kerk hadden zich leden losgemaakt die tezamen met anderen een protestantenbond stichtten en aan de reeks kerkelijke gebouwen nog één toevoegden. En om het verhaal te beëindi gen; er was ook nog opgericht een afdc ling van het Geger des Heils, die haar leden trok uit de verschillende kerken, zelfs één uit de protestantenbond. Het waren mensen die vonden dat de kerk waartoe zij behoorden niet genoeg getuig de en in sociaal opzicht niet genoeg aan pakte. Tot zover dan het verhaal dat we kregen op onze vraag naar het kerkelijk leven. Het is daar dus zeer bloeiend. Het is misschien boeiend voor sociologen, maar mijn zegsman was er toch niet zo geluk kig mee. Hij vond dat dit van het goede te veel was. Er was in zijn stadje iets verstoord. Aldoor pratende kwam de vraag of we leefden in een tijd dat he; kerkelijk leven toegroeide naar een geheel nieuwe indeling. Er waren gereformeerden met nieuwe psalmberijming en anderen die er niets van moesten weten. Er waren vrijgemaakten met de nieuwe bijbelverta ling en anderen die zich hielden aan de oude overzetting van de Staten enz. In de Chr. Geref. Kerk had je dezelfde proble men, wat begrijpelijk is, gezien haar sa menstellende delen. Er waren hervormden die het ook helemaal bij het oude wilden laten en anderen die wat betreft de bijbel vertaling en psalmberijming meer voor vernieuwing voelden. En nu hebben we de gezangenkwestie nog helemaal niet aange roerd, wat een nummer apart is. En zo kwamen er nog meer dingen ter sprake die in het kerkelijk leven van dat stadje een nog al belangrijke rol speelden. Maar die vraag of we heengingen naar een geheel nieuwe kerkelijke indeling heeft ons toch het meest bezig gehouden. Waarom zijn mensen niet meer tevreden met hun eigen kerk? Nu ja, ontevredenen heb je altijd en overal gehad, maar waarom is net- 'grensverkeer' tegenwoordig een meer voorkomend verschijnsel dan dat vroeger het geval was en waarom doen ze nu de stap om uit hun kerk te treden en zich te voegen bij een andere kerkelijke formatie? Is dat nu gemakkelijker dan dat vroeger het geval was? We hebben het ook gehad over de oecumenische gedachte, doch maar heel even. Gezien de gisting die zich hier in de laatste dertig jaren heeft voor gedaan. is het te begrijpen dat het aldaar niet direct een vruchtbare bodem was. Nu mag dit stadje een sprekend voorbeeld zijn van het geen er in de laatste tiental len jaren op het kerkelijk terrein is omge gaan, we hebben zo het gevoel dat het toch wel een beeld geeft van wat er overal in protestant Nederland gaande is. In de ene plaats en streek is dit in meerdere, in de andere in mindere mate het geval, maar overal merk je toch iets van diezelf de golfslag van het kerkelijk leven, dit dan genomen in de brede zin. Men ontdekt kerken die men beter vindt dan de eigen kerk; althans kerken waar men zich meer thuis gevoelt, om wat voor reden dan ook. En met die oecumenische toenadering is het over heel de linie nog niet om over te juichen, zelfs niet bij kerken die zijn aangesloten bij een oecumenische instan tie. Na de kerkenconferenties die in sep- tember-oktober van dit jaar zijn gehouden, werd door mensen die in de Raad van Kerken in ons land een bepaalde positie innemen, dit ook openlijk gezegd. Het is waar dat de verhoudingen tussen de ker ken onderling sinds de laatste wereldoor log anders zijn geworden, waarover we ons alleen maar kunnen verheugen, maar er zijn anderen die er zich allerminst over verheugen- Het lijkt me zo toe dat, wan neer het gaat om de kerken in haar geheel, we nog altijd te doen hebben met een weerbarstig blok. De scherpe kanten die er vroeger waren, zijn er dan nu wel wat af, doch er blijven in iedere kerk nog genoeg leden over bij wie die scherpe kanten er nog wel degelijk zJtien. Telkens weer hebben we kunnen constateren dat oecumenische toenadering meer eer. zaak is van enkelingen die gegrepen zijn door het ideaal van de eenheid der kerk, dan dat. ze gedragen wordt door brede lagw uit de kerken zelf. En wanneer synoden en episcopaat (om die er nu ook maar bij te nemen i er mee te maken krijgen, wordt het gewoonlijk helemaal eer. moeilijke zaak. Waarop zit di' -lies vast? Ir. het tie historie die remmend werkt? Is hel ae belijdenis die al dan niet gekend en ge handhaafd wordt en op wei ka wijze moet dat dan gebeuren? Is r,ct rif structuur van een kerk die ons vreemd doet staan tegen over een andere? Is het de Meer" die :n een kerk wordt aangetroffen'? Zijn het een aantal van deze facetten met eikaar? We weten op a! deze vragen zo geen antwoord te geven er) evenmin hebben we een ant woord klaar op de vraag wat mensen bij ■grensovergangen' :n die andere kerk dan aantrekt. Dit alles ligt vanzelfsprekend vooral in het persoonlijk beleven en dar. kun je als buitenv-U-ander alleen maar raden en veronderstellingen maken. Het is nu zestien maanden geleden dat er te Utrecht een gezamenlijke -synoda le vergadering werd gehouden van de hervormde en gereformeerde kerken. Wie die vergadering heeft meegemaakt keerde hoopvol terug wanneer hij aan de toekomst dacht, Die vergadering werd ge houden in een kerk van een van de buitenwijken van die stad, waar het sa mengaan van die twee kerken reeds een bepaalde gestalte had gekregen. Waarom zou zo iets over heel de linie niet. kunnen plaats vinden? Vooral mag dat worden verondersteld sinds de Geref. Kerken de grote hindernis van de Wereldraad van Kerken hadden genomen. In die tijd wer den beide kerken opgedreven 'een te sterk woord misschien) door de werkgroep 'Sa men op weg'. Allerlei publikaties zijn er verschenen over de verhouding tussen de ze twee kerken, die toch zo dicht bij elkaar staan, zodat men het zelfs waagde een 'federatiemodel' op te stellen. Behalve in die Utrechtse wijk is dat te 'Samen op weg' in meerdere gemeenten te zien. Hoofdzakelijk zijn dit jonge gemeenten, zoals in de Zuiderzeepolder:; en in nieuwe stadswijken of in dorpen d:e zijn uitge groeid tot hele en halve steden. Merkwaar dig is dat natuurlijk allerminst, want daar zijn mensen komen wonen die door hun verhuizing zijn losgeslagen van hun oude vertrouwde omgeving. Maar over heel de linie? Daarover valt vooralsrwg niet te roemen. Er hebben zich na die Utrechtse vergadering wat wrijvingen voorgedaan. De brief van het breed moderamen van de hervormde synode aan de Ver. van Vrijzin nig Hervormden, die tenslotte niet door het breed moderamen behandeld bleek te zijn, had een vinnig rumoer in ae geref. synode tot gevolg. We denken hier ook aan de behandeling op de hervormde syno de van het stuk over een hedendaags belijden van de geref. hoogleraren G. C. Berkhouwer en H. Ridderbos. Het. werd gekraakt, nog wel in beider tegenwoordig heid. Al mag er naaien vanuit verschillen de hervormde classes een protest tegen deze behandeling zijn gekomen, dit neemt toch niet weg dat hetgeen we zioëven 'wrijvingen' hebben genoemd, dieper at dan dat het alleen maar een onbetekenen de oppervlakkige zaak zou zijn. We hebben dit opgehaald als een voor beeld dat het niet zo maar gaat om twee kerken te laten samengaan en dan zijn het hier twee kerken die dicht bij elkaar staan, die in deze tijd precies dezelfde vragen en problemen hebben. Let maar op de agenda van beider synoden. Stel u voor dat beide synoden besloten zouden hebben dat zij per 1 jan. 1975 over heel ae linie in federatief verband zouden gaan samenwer ken. Dan zou dit weer heel wat kerkelijk rumoer, zo niet erger, hebben gegeven en de 'grensovergangen' zouden misschien meerdere haast hebben gekregen. Wat op de ene plaats mogelijk is, blijkt in de andere (nog) niet mogelijk. Wel zien we, wat we ook bij Rome kunnen opmerken waar verschillende kerkprovincies vrijer zijn komen te staan tegenover het centrale gezag, dat ook in de Geref. Kerken deze tendens zich voordoet van plaatselijke ker ken tegenover ae synode. In de hervormde kerk was dat reeds lang het geval. Zijn we pessimist wanneer we denken aan een oecumenisch samengaan van de ker ken? Dat niet. De kerken hebben elkaar nu eenmaal nodig in een wereld waar de saecularisatie steeds meer om zich grijpt. Laat men echter in dezen niets overhaast doen. maar wèl de gelegenheden aangrij pen waar en wanneer die er zijn. Mocht er een geheel nieuwe kerkelijke indeling ko men (wat wij nog niet zien) dan zal men toch weer voor dezelfde vragen staan. Wie zal zeggen hoe een komend geslacht aan onze huidige kerkelijke problemen vertier zal breien. Soms staan ze op de hoe ken van de straten, of bij de in- en uitgangen van de stations... een enkele keer bellen ze bij je aan om te zeggen dat het einde nabij is... dat de maat van Gods toorn vol is. Een enkeling durft het zelfs aan om dag en uur aan te geven dat Gods vergelding zal los barsten. En dan is er maar één zaak meer de moeite waard... en dat is- jezel) bekeren (wat men daaron der ook moge verstaan) en jezelf afsluiten van de boze wereld. Ja. dit sooort mense- ijke gedragingen is niet van vandaag of gisteren: Paulus werd er al mee geconfron teerd. In 1 Thessalonïcen zen hoofdstuk 2 lees ik „wij moeten u echter ver zoeken, broeders, in ver band met de komst van onze Heer Jezus Christus en onze hereniging met Hem, niet zo gauw uw be zinning te verliezen en u niet te laten opschrikken ioor profetieën... die bewe- ren dat de dag van de Heer is aangebroken." Zou het niet meer dan de moeite waard zijn om door de bij belse beeldspraak heen te kijken. De schriften spre ken heel dikwijls... en soms in barre en bizarre beeld spraak— over de dag des Heren. Dat lijkt mi) heel wat zinvoller dan al je energie te verspillen aan zogenaamde dogmatische meningsverschillen... dan je vastrijden in opvattingen en zienswijzen die je ver stikken en onvruchtbaar maken. Neen. onheilsprofe ten zijn er al genoeg ge meest... en ook mensen die door hun fanatisme of een zijdigheid vleugellam wer den gemaakt. Wie er in slaagt om het woord Gods op zich te laten afkomen zoals het door de gewijde schrijver is bedoeld (en dat is heus moeilijker dan sommige 'eigenwijze' men sen denken) zal veeleer ontdekken dat de bedoeling •:an Jezus' komst niet zo zeer was om onheil aan te kondigen, maar voorname lijk om heil aan te kondi gen en heil te brengen. En Jezus Christus' optreden no- iigt ons uit om in Zijn ■:oetspoor en in Zijn licht en kracht heil aan te kon digen en heil te brengen. En 'heil' is alles wat heel en gelukkig maakt. Dat is soms iets heel kleins en soms iets heel groots. Dat ligt soms heel erg voor de hand. maar is soms heel verstrekkend

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1974 | | pagina 21