MOEDER'
'kastelen monumentale documentaire
VOGELBOEKEN
IN ALLERLEI
SOORTEN
Ischa Meijer 'BRIEF AAN MIJN
gjgINNEN
©UITEN
Öathjk?^™ eXtra h6bben belaSt' t0t
WCTd later de toege"
mtafSjlL56ben ,00r z' Bel
s "pi"»steulrkan -46
een zoon op zoek naar zijn identiteit en bestaansrecht
Oktober is voor de vogelliefhebbers van ouds 'de
maand van de grote vogeltrek' ieder tochtje naar
buiten met ae kijker levert verrassingen op. Speurt
men de hemel af dan ziet men tien tegen een iets
bijzonders, een zwerm trekvogels, een roofvogelen
zelfs in de tuintjes observeert men menige Vogel op
doortocht. Daarbij kan men de aardigste tegenstellin
gen zien. Zo stond ik vanmiddag <14 oktoberbij
voorbeeld te genieten van de natuur aan de onvolpre
zen Oosterschelde nabij het Goese Sas, en ik zag daar
tegelijkertijd late Visdiefjes (die nu zwarte snavels
hebben en meestal een wit voorhoofd, wat in vrijwel
geen enkel vogelboek staat, zodat je je suf zoekt naar
de soort, als je dat niet weet) en grote zwermen
Rotganzen, echte wintergasten die hun kwartieren daar
weer tot het voorjaar betrokken hebben. De zomers-
aandoende kreet van de Visdiefjes klonk dooreen met
het echt winterse gekoller van de Rotganzen. Vaker
dan ooit zal men in deze maand naar een determineer-
boekje grijpen, en dan blijkt de grote moeilijkheid:
meestal is het diertje dat we waarnemen geen 'man
netje in prachtkleed' of zelfs geen karakteristiek
getekend vrouwtje, maar een jong of een vogel in
overgangskleed dat in de verste verte niet op het.
plaatje lijkt. Toch, wat zijn er tegenwoordig vee)
uitstekende, practische handboekjes. In mijn jeugd
moest ik het doen met boekjes als 'Wat. vliegt daar' en
'Zien is Kennen', waarvan ik geen kwaad wil zeggen,
maar ze halen toch niet bij een schitterend boekje als
"De Europese Vogels in Kleur', gids voor alle vogels
van Europa, Noord- Afrika en het Midden-Oosten, door
H. Heinzel, R. S. R. Fitter en J. F. Parslow, voor
Nederland vertaald en bewerkt door Jaap Taapken en
Henk J. Lichtenbeld. (Elsevier, Amsterdam». Het is
werkelijk onvoorstelbaar hoeveel informatie dit boekje
in een goede driehonderd pagina's zakformaat biedt
Meer dan 2200 (dit is geen zetfout!) gekleurde afbeel
dingen van 1000 soorten, vaak in zeer karakteristieke
houdingen, details, aparte kleden, allemaal speciaal
voor dit boekje gemaakt door een voortreffelijke
vogelschilder. Zo geeft dit boekje bijvoorbeeld wèl
een plaatje van Visdief en Noordse Stern in winter-
kleed, dus met zwarte snavel en witte voorhoofdplaat.
Nu wil ik niet zeggen dat ik het betreur dat. ik als
jongeman zo lang heb moeten zoeken tot ik die
"bijzondere stemsoort' had gedetermineerd, integen
deel, ik heb er veel van geleerd, maar het is toch wel
héél gemakkelijk als je het in één oogopslag ziet. De
plaatjes zijn zoals gezegd bijzonder mooi, en fraai van
kleur geproduceerd. De beschrijvingen zijn beknopt en
duidelijk; zeshonderd verspreidingskaartjes tonen door
diverse kleuren waar de vogelsoort voorkomt, broedt,
overwintert. Nogmaals: er bestaan echt veel goede
vogeldetermineerboeken, maar ik ben voor een keer
eens geneigd de slogan die achter op dit werkje staat
te onderschrijven: ,X>eze vogelgids overtreft alle ande
re velagidsen'. En ik zou dan als voorbeeld willen
noemen, dan kunt u het zelfs even in de boekhandel
voor u het boekje eventueel koopt, controleren: kijk
eens naar die uitvoerige reeks afbeeldingen van meeu
wen, al die jeugdkleden b.v. van pag. 154 tot pag. 157,
of die enorme serie tapuiten vanaf pagina 245, zoiets
geeft zelfs een groot standaardwerk nauwelijks! Het
formaat is werkelijk nog dat van een zakboekje dat
gemakkelijk mee kan op reizen naar Noord-Afrika,
Egypte, het Midden-Oosten en de Grevelingendam. En
lijk alle vogels do meest sublieme foto's cv. in ieder
geval ook grandioze tekeningen van talloze kunste
naars. Welnu, je houdt het niet •■•oor mogelijk welk een
wonderlijk allegaartje hier bij elkaar is geharkt, het 1»
een heel scala van de meest uiteenlopende plaatjes en
prentjes en foto's. Er zijn werkelijk prachtige kleuren
foto's, ik noem als voorbeeld de w i.;fj es roodstaart die
een jonge koekoek voer in deel 2. pa;r. 398. of het
portret van de Vlctoriakroonduif op pag. 209 van
hetzelfde deel. en er zijn ook heel redelijke gekleurde
tekeningen, zoals bijvoorbeeld die van de eenden in
deel 1. Het overgrote deel is echter berieden de maat.
ouderwets, stijfjes, tot Intens slecht; afschuwelijk zijn
b.v. die Struisvogels op pag. 112. de Scboenbekooie-
vaars, maraboes, 252-3 in deel 1, en dar. die onmogelij
ke plaatjes op pag. 186 in deel 2. Of dat. nog niet
genoeg was, heeft de uitgever er geen been in gezien
om vele illustraties zo ontzettend krap a! te snijden,
dat niet alleen staarten en vleugels van de vogels
afgesneden werden, wat al niet erg fraai is, maar soms
zelfs de halve., kop!, zoaLs bij de graauwe gans ln deed
1 of de Reuzengierzwaluw in deel 2, en ik leg nu maar
niet op alle slakken zout. Een plaat van een vogel met
een halve kop in een zo kostbaar boek, ik noem het
een blamage. Netjes zal het boek wel blijven: de
banden lijken me van een onverwoestbaar soort kunst
leer gemaakt.
"Vogelbescherming' bestaat dit jaar 75 jaar (Tussen
haakjes, het lidmaatschap kost. 15, per jaar voor
volwassenen, jeugdleden tot 17 jaar 6,—, giro 75775,
Utrecht» en ter gelegenheid van dit feest gaf Thomas
Rap, die behalve een bekend uitgever van prachtig
verzorgde literaire teksten ook een hartstochtelijke
'vogelaar' is, het boekje Vogels leren kennen' uit, van
Hugh P. Gallacher. met Illustraties van H. J. Slijper en
een omslag van Peter Vos. De uitgave werd mogelijk
gemaakt door de Nederlandse Cretiietbank N.V., Bert
Garthoff schreef de inleiding. Het is bedoeld als een
boek voor jonge mensen die heel serieus vogels willen
gaan bestuderen, want het is geen 'gemakkelijk' boek,
het is zelfs een tikje 'degelijk'. Het geeft. o-a. wenken
voor het ordenen en verwerken van gegevens, over dê
burgerlijke stand van de vogels (tellen en inventarise-
re), studies over vogelgedrag (baltsen, dreigen, verde
digen territoria trek». Van harte aanbevolen. (Erven
Thomas Rap, Spui 283, Amsterdam).
Uonumentotjaar 1975 werpt al en-
Mkcle lichtstraaltjes voortui. Ei
lorden comilê's gevormd, een
Zon" publlkalles is in voorberei-
dins en, om de noodzaak van al die
gihiiten te onderstrepen, stort
u r en daar nog net voor 19,a een
oude gevel in. Die zijn we dan, als
Kr windel «'at aan onze monu
menten te doen, ook en zeker m liet
ecwest Zeeland waar bij alle zorg
I aan de dag wordt gelegd -
enJse extra zorg bepaald is geboden.
w,,r vinden we die monumenten?
Jv£n van het (cultuur-) landschap,
hele dorpen soms, stadsgedeelten,
„bouwen, kerken, huizen, een hek
ot e*n boerenerf, een haventje, een
tóite polder. Kijk maar rond, si
monumentum requiris...
Ze zijn het behoud waard en ook
in van activiteiten gonzend monu
mèntenjaar een jaar dat hij een
normaal deugdelijk beheer van cul
tuurgoederen, eigenlijk ongepast zou
Om even in Zeeland te blijven,
laatst had ik een kort gesprek met
de ex-kasteelheer F. G. Sprenger,
huraaneester van Domburg, vroeger
bewoner van het inmiddels fraai
eerestaureerde Duinbeek te Oostka
nt beheerder van het met verval
bedrei"de Westhove, nog steeds een
vandemooiste overblijfselen van een
Nederlands middeleeuws kasteel
(PZC zaterdag 22 juni). Westhove,
eai dergelijk in het oog vallend
monument heeft zo kwam vast
te slaan zo'n jaar van extra-
«ndacht broodnodig en dat gaat
evengoed (of even slecht) op voor
vele van zijn broeders. Het wordt
duidelijk in de door Monumentenbe
scherming hevig aanbevolen uitgave
■kastelen', een mooi boekwerk dat,
juist vroeg genoeg om in 1975 volop
te kunnen functioneren, enkele dagen
geleden van de pers kwam.
Er is zeer veel gedaan en door al
die inspanning is naast het vele dat
verloren ging, een machtig kastelen-
best overgebleven. Voor het over
grote deel is dat bezit algemeen
geworden en het hoort eigenlijk niet
anders; er gaat immers een enorme
slok gemeenschapsgeld in de mees
te restauraties zitten. Een documen
tóre uitgave als dit Kastelen' laat
echter ook zien dat er op pijnlijk
vel plaatsen nog pijnlijk veel moet
gebeuren om de simpele instandhou
ding van cultuurerfenissen te kun
nen garanderen.
Tl; heb geen moment geaarzeld
1 deze uitgave een documentaire te
noem De opzet en uitvoering
'rechtvaardigen dat volkomen: zo'n
180 foto's, een korte vermelding van
bijzonderheden en een heldere inlei
ding van A. I. J, Ms Schellart, direc
teur ran de Kastelenstichting. Die
Inleiding is precies op maat, door
zichtig, en behandelt zonder .poeha
de geschiedenis van bouw, ontwikke
ling, gebruik en bewoning. Het is
uiteraard geen diepdel vers werk,
maar tenslotte is de uitgave er ook
niet op de eerste plaats voor de
vakman.
De foto's, van Ger Dekkers, zijn zeer
ongelijk van kwaliteit: van verbluf
fend goed tot net niet informatief
genoeg en ik denk hij 'informatie'
echt niet aan het ansichtenplaatje.
De toelichting per kasteel heeft voor
mij het nadeel dat er of niets of bar
weinig wordt meegedeeld over de
bewoners, een zaak die naar ik
aanneem toch binnen de interes
sesfeer van velen zal liggen.
En dan, als niet zo gemakkelijk uit
te wissen vlek op deze documentai
re: het ontbreken van een verant
woording. In de inleiding krijgt men
geen rechtstreeks antwoord op de
vraag wat nu in feite helemaal een
kasteel is en welk bouwsel niet. Dat
antwoord is ook moeilijk (of niet)
te geven omdat begrippen en om
standigheden zeer uiteenlopen. Men
had echter wel moeten vermelden
waarom algemeen als kastelen be
kende bouwwerken niet zijn opgeno
men. Het antwoord zal waarschijn
lijk luiden dat het boek anders nog
dikker dan 222 pagina's en duurder
dan negenenzeventig gulden gewor
den zou zijn. Maar wat clan nog, op
welke gronden is er geselecteerd? En.
was het met 1975 voor ogen, nu echt
niet mogelijk geweest eens alle kas
telen op te nemen?
Nu kom ik af en toe tot weinig
aanzienlijke behuizingen gedegra
deerde kastelen tegen, terwijl glorie
rijke "huizen met een historie die nu
nog van invloed is, buiten het fraaie,
linnen omslag zijn gehouden.
Zeeland was eens zeer rijk aan kas
telen, thans zijn er nog maar weinige
over. Dat hoeft dan nog niet te
betekenen dat kastelen met. een mid
deleeuws verleden als Duinbeek en
Ter Hooge het boek niet gehaald
hebben. Dat geldt ook voor de Mun-
nikenhof, en Oud Sabbinge's Hooge
WESTHOVE, restauratie 1970.
Foto Wirn Riemens).
Huys, Zeeland begint en houdt op
met Westhove, Haamstede en Moer-
mond. geen slechte keus maar een
zeer beperkte. Dergelijke lijstjes van
missers zijn voor elke provincie te
maken. Jammer.
Over de uitvoering van dit boek
druk. vormgeving, papier, clïché's,
omslag niets dan lof. Het ziet er
werkelijk voorbeeldig uit en dat
heeft het boek inhoudelijk on
danks de aanmerkingen best ver
diend. Ik zie met verwachting uit
naar het nog te verschijnen 'tweede
deel' dat het Adellijk Landhuis zal
behandelen.
ANDRÉ OOSTHOEK
'Kastelen', uitgaven Ankn-Hermes Deventer.
Tekst A. I. J. M. Schellart, foto's Ger Dek
kers, Samenstelling A. A. C, Maaskant, voor
woord H. J. L. Vonhoff (Monumentenbe
scherming Stichting).
OI/NW
u in 's h
Liet overgrote deel van de mensen wordt wel
11'onbedoeld' geboren, en de meeste kinderen zijn
dus toevalsprodukten, behept met talloze goede,
minder goede en slechte eigenschappen van de
voorgeslachten, Ik bedoel: je hebt liet niet helemaal
(eerder: helemaal niet) voor het zeggen, ook als je
C-ED kint' hebben pakt het vaak anders
uit dan je denkt, want welke spermatozoïde bereikt
welke eicel? Maar goed, er is een kind, al dan niet
gewild, of zo opzettelijk en volgens plan als maar
mogelijk is, verwekt- Dan ben je daar als ouders
(ook een keer op die manier ontstaan) met al je
gewone goede en slechte eigenschappen, je be
kwaamheden en tekorten. We nemen aan dat er liefde
is, ook voor het kind. Meestal is die er wel, maar
vaak ook wordt het kind van het begin af als een
nandenbmder en soms als een wig gevoeld. En ook
wie liefheeft maakt grove fouten, zegt verkeerde
r^eert onberekenbaar en scliiet te kort.
•Het and groeit op, het is misschien een lief kind,
isschien een lastig of zelfs heel naar kind; liet
Beantwoordt wel, of een beetje, of totaal niet aan
<w verwachtingen die zijn ouders er van hebben,
net neen eventueel broers of zusters waar liet dol
op is of die hem totaal niet liggen, en jawel, het
to t t"?' tlJsscn de generaties. Het
mt tot afschuwelijke conflicten, tot het ogenblik
zich afvragen 'Waarom hebben
snaam op de wereld gezet", en
Jullie - ben verwijt: „Waarom hebben
Het hon m i' 'iemc's naani op de wereld gezet",
generat 660 ant\voord is er niet op, en een
n-„. J6 ontstaat er hoogstwaarschijnlijk
«eer een precies eender conflict.
geval' zoals er honderdduizenden
ajn, dagelijks. Ze hebben niets bijzonders, niets
mS' ze?®horen het gewone menselijke
tè wijtenJe het z°2ezegd helemaal aan jezelf
Ewkomenookgevallen voor, waarin de tragiek wèl
stanriiohiu? i waarhi althans buitengewone om-
zün (Sq1S dat..van Iscl,a Meijer (31 thans) en
onthutsend' s1 geeft daarvan schrijnend en
5c?iVaeM-m zyn briaf 'Brief "M mijn
ren. de werd in februari 1943 gebo-
althans vow!- e en beslist 'gewenste' zoon
se mensend?,^? I"oerler) van twee jonge jood-
teerd waren mi? w moment n°2 niet gedepor-
worden Lsehi^ a met de baby> weldra zouden
m was een zeer orthodoxe jood,
geassimileerd volbloed jodin' stamde uit een
fitthï ÏÏJT en zij had een enorme aversie
worden doch zas^d De Vader rabbijn willen
terwille van ziirflrr °P het laatste nippertje
nisleraar eon uw van at. en werd geschiede-
De moedér 'dommi3?-"^110 en publicist-
vlot haar Linsf t mt het gezin die niettemin
melijk, met het kfnitl haar man- Zij overleefden na-
isch ;rbSiaimf de kampen-maar h°e-
mensen u geweest, en wat deze
toois bijna nooit mil 20 erg at er later bij hen
TT werd gesproken,
neerde relaties en i?°? ?ijde nog al wat gefortu'
de bevrifdhw 'd! Hon het gebeuren, dat kort na
ging om daar vu? moeder met Ischa naar Amerika
"e' m'i"m to" «Wi teleurstellingen. An-
dries (een oom), zou, naar uw zeggen, bij onze
aankomst al, ontkend hebben dat hij de reis had
willen bekostigen, even later werd ik getroffen door
een combinatie van kinderverlamming en encephali-
tits. Andries wees (volgens uw zeggen) u en mij de
deur omdat hij bang was dat zijn eigen kinderen
door mij aangestoken zouden worden. Geen zieken
huis wilde mij accepteren, maar een bevriend
emigranten-echtpaar nam ons liefderijk op en bij die
mensen lag ik ziek. Achteraf besef ik dat u mij
toen wél voorgoed opgegeven moet hébben, en die
conclusie kan ik ook passen in het beeld dat mijn
oom Andries mij later van u schetste: een door het
kampleven verwilderde vrouw, met wie geen land
te bezeilen viel, elk menselijk verkeer ontwend, niet
in staat tot enige aanpassing, radeloos" p.20
Ischa's moeder ontdekte bovendien dat ze opnieuw
zwanger was—
Ik geef speciaal eerst dit citaat uit deze schokkende
'Brief aan mijn moeder' en schets even een paar ach
tergronden om geen verkeerde indruk te wekken van
dit boek. Deze brief is weliswaar een vernietigende
aanklacht, er staan vreselijke dingen in, waarvan ik
straks ook een paar voorbeelden geven zal, maar
Ischa Meijer toont ook de keerzijde van de. zaak.
Hij is een zoon, vertwijfeld op zoek naar zijn
identiteit en zijn bestaansrecht, twee zaken die zijn
ouders hem vrijwel ontnomen hebben, maar hij is
eerlijk en ruim genoeg om te laten zien dat zijn
ouders voor een door de omstandigheden al te
zware taak hebben gestaan.
Er kwamen nog een zusje en een broertje, daarmee
waren er geen moeilijkheden: het waren 'zoete
kinderen' schrijft Ischa zelf, 'normale kinderen' vol
gens de moeder. Want Ischa was volgens haar niét
normaal. Zijn brief aan haar is van begin tot eind
cursief doorspekt met citaten; uitdrukkingen van
zijn moeder die hem hebben gegriefd, gekweld en
vernietigd. Zij moest een geraffineerd gemeen in
stinct gehad hebben om het kind dodelijk te
wonden, en clan smeerde ze daar direct weer een
zalfje op: dat hij het niet kon helpen, dat ze toch
zo'n meelij met hem had, etcetera. Een tuiltje van
die uitspraken: „Jij was altijd ziek". „Er moet toch
ergens een rest zitten" (na de kinderverlamming
bedoelde ze). „Die normale kinderen (d.w.z. broer
en zus), die zo van jou te lijden hebben-" Enzo
voorts.
Zo werd deze eerstgeboren en 'door de kampen
gesleepte' zoon een afgezonderde, een soort uitge
stotene, anders dan anders. Zelf voelde hij zich als
de zondebok waarop zijn ouders al hun ellende,
vroegere en huidige afreageren. Dat werd nog
toegespitst doordat hij inderdaad in het gezin werd
gebruikt als bumper tussen de ouders die het erg
moeilijk met elkaar hadden. De vader, die terwille
van zijn vrouw, zijn studie voor rabbijn opgegeven
had, wordt toch weer een vurig aanhanger van het
joodse geloof, de moeder blijft afwijzend. Dan
besluit de vader van zijn eerstgeboren zoon 'een fij
ne joodse jongen' te maken; Ischa wordt gedresseerd
als een aapje, met alle gevolgen van dien, Hoe het
toeging in deze giftige atmosfeer is mogelijk het
beste te illustreren aan één scène:
„De naam van God mag je als jood nooit uitspre
ken", zegt vader tegen mij. U lacht en zegt
treiterend, wel drie of vier keer: „Jehova, Jehova,
Jehova, JE-HO-VA!"Mijn vader zegt: „Joden die de
vijfletterige naam van God durven uitspreken, zul
len door de bliksem worden getroffen." U steekt
uw tong tegen hem uit." (p. 44).
Wat de jongen verder allemaal te kennen gegeven of
verweten wordt, lijkt wel uit een Hogere Treiter-
school afkomstig. Als hij gedichtjes schrijft vist
zijn moeder die uit de prullemand, laat ze luidkeels
door zijn vader voordragen, waarna hij uitgelachen
wordt: 'Het mislukte genie!' Heeft hij eens een
vriendinnetje, dan gaat het als volgt:
„Ik had een vriendinnetje, wier vader overleden
was. dat bij haar moeder woonde. Daar was ik
welkom, hoeveel ik aanvankelijk doodsbenauwd was
om ook in het milieu van die twee aardige
wezens te veel te zijn. Uiteindelijk lukte het mij
toch mezelf min of meer op mijn gemak te voélen
bij het meisje en haar moeder. Toen hebt u die
vrouw opgebeld met de mededeling dat u het best
vond dat uw zoon omgang had met een oudere vrouw
("altijd beter dan een hoer", luidde uw letterlijke
verklaring) „maar dat mocht niet in strijd komen
met mijn huiswerk". Door die opmerking moest de
relatie met de vrouw en haar dochtertje wel
verbroken worden" (p.51)
Zelfs het feit dat tengevolge van de kinderverlam
ming zijn gezicht een ongevoelige en onbeweegba
re kant heeft, werd tegen hem uitgespeeld: de
slechte kant van zijn karakter viel van zijn gezicht
af te lezen, hij had 'twee kanten' (p. 57).
Op de achtergrond houdt Ischa Meijer ons op de
hoogte over de lotgevallen van het gezin: emi
gratie naar Suriname, dreigende scheiding, maar uit
eindelijke zeer grondige hereniging van de ouders, die
zich toen allebei tegen hun zoon keerden en hem,
nog voor hij eindexamen deed. op kamers zetten.
Zij hadden toen een enorm fortuin geërfd van' een
oom van moederszijde. En eigenlijk is, wat volgde,
ook zo klassiek: dat Ischa toenadering zocht tot-
een meisje, dat er een kind van moest komen, dat
dit meisje, een begaafd kind uit een heel eenvoudig
milieu, vóór haar eindexamen gymnasium van
school moest, dat de samenleving een vreselijke
mislukking werd, op de valreep afgesloten met een
huwelijk plus scheiding. Dat Ischa Meiier een
hoerenloper werd (hij is naar mijn idee daar wat
al te uitvoerig in zijn belevenissen, het idee "Brief
aan mijn moeder' lijkt me daar een beetje uit het.
oog verloren) dat zijn tweede huwelijk nog sneller
mislukte en dat hij toen, in zijn wanhoop, deze
verschrikkelijke brief aan zijn moeder begon te
schrijven (hij heeft er langer dan een jaar over
gedaan) een brief die, hoe verpletterend ook, toch
één ingehouden schreeuw is om liefde, het eeuwige
moeder waarom leven wij", eerbiedig eigenlijk ook:
...in mijn poging om mij tot u te richten, v
werkelijk te benaderen, ?it bij voorbaat al een
noot stuk schaamte ingebouwd: uw hoongelach is,
haast als conditie, daarbij ingecalculeerd: mijn stijl
is daarom, bij wijze van zelfbescherming, met opzet
afstandelijk gehouden: de mogelijkheid om u te
'aken, wordt belemmerd door ons beider onvermogen
en angst om aan wezenlijke zaken te komen die
nooit uitgesproken zijn, laat staan verwerkt: ik ben
bijna genoodzaakt mij net zo te gedragen als u: het
onzegbare ongeluk te aanvaarden als een vanzelf
sprekendheid wie zich in de affaire mengt, moet
worden uitgestoten, te beginnen bij onszelf(P.62)
En ami het slot:
„Voor zover er uit dit schrijven een conclusie
getrokken moet worden: u heeft mij niet willen
hébben. In dat opzicht waren wij beiden inderdaad
slachtoffers van De Grote Oorlog. Ik maak u geen
enkel verwijt ook niet uit angst dat u mij wee-
eens uit zou lachen." „Het was allemaal
gewoon ie veel voor it" (P. 92)
Helemaal aan het slot ziet Ischa toevallig zijn moe
der terug: (een jaar voordat hij deze brief begon te
schrijven):
„De laatste keer: Ik wandel door Amsterdam en
plotseling zie ik u bij een tramhalte staan. Ik loop
op u toe en wil u een zoen geven. Maar u draait zich
van me af. De tram komt eraan en u stapt snel in"
„Ik zou ook zo graag afscheid van u nemen.
Daarom schreef ik u deze brief, om u in zekere zin
ook weer te kunnen zien, lopend, ergens, even
opduikend uit de grote massa: u herkent mij niet,
want ook u zult een andere vrouw zijn, een gevjone
passant. Zo, door iets voor u te voelen, door u
tenminste te voelen, wil ik u verliezen - en met
anders" (p. 94).
Er is geen oplossing- Je zit, als lezer, mét Ischa
Meijer en mét zijn ouders, met de afschuwelijke
brokken, en kunt enkel hopen dat deze brief een
zuiverende, genezende werking heelt. Dat hij daar
bij een prozaöocument van zeer hoge rang is, is
meegenomen.
l9Cha Meijer: Brief aan mijn moeder, Bert Bakker, Deo Eaag.
ISCHA MEIJER
(Foto Pieter Boersma).