MOEDER' 'kastelen monumentale documentaire VOGELBOEKEN IN ALLERLEI SOORTEN Ischa Meijer 'BRIEF AAN MIJN gjgINNEN ©UITEN Öathjk?^™ eXtra h6bben belaSt' t0t WCTd later de toege" mtafSjlL56ben ,00r z' Bel s "pi"»steulrkan -46 een zoon op zoek naar zijn identiteit en bestaansrecht Oktober is voor de vogelliefhebbers van ouds 'de maand van de grote vogeltrek' ieder tochtje naar buiten met ae kijker levert verrassingen op. Speurt men de hemel af dan ziet men tien tegen een iets bijzonders, een zwerm trekvogels, een roofvogelen zelfs in de tuintjes observeert men menige Vogel op doortocht. Daarbij kan men de aardigste tegenstellin gen zien. Zo stond ik vanmiddag <14 oktoberbij voorbeeld te genieten van de natuur aan de onvolpre zen Oosterschelde nabij het Goese Sas, en ik zag daar tegelijkertijd late Visdiefjes (die nu zwarte snavels hebben en meestal een wit voorhoofd, wat in vrijwel geen enkel vogelboek staat, zodat je je suf zoekt naar de soort, als je dat niet weet) en grote zwermen Rotganzen, echte wintergasten die hun kwartieren daar weer tot het voorjaar betrokken hebben. De zomers- aandoende kreet van de Visdiefjes klonk dooreen met het echt winterse gekoller van de Rotganzen. Vaker dan ooit zal men in deze maand naar een determineer- boekje grijpen, en dan blijkt de grote moeilijkheid: meestal is het diertje dat we waarnemen geen 'man netje in prachtkleed' of zelfs geen karakteristiek getekend vrouwtje, maar een jong of een vogel in overgangskleed dat in de verste verte niet op het. plaatje lijkt. Toch, wat zijn er tegenwoordig vee) uitstekende, practische handboekjes. In mijn jeugd moest ik het doen met boekjes als 'Wat. vliegt daar' en 'Zien is Kennen', waarvan ik geen kwaad wil zeggen, maar ze halen toch niet bij een schitterend boekje als "De Europese Vogels in Kleur', gids voor alle vogels van Europa, Noord- Afrika en het Midden-Oosten, door H. Heinzel, R. S. R. Fitter en J. F. Parslow, voor Nederland vertaald en bewerkt door Jaap Taapken en Henk J. Lichtenbeld. (Elsevier, Amsterdam». Het is werkelijk onvoorstelbaar hoeveel informatie dit boekje in een goede driehonderd pagina's zakformaat biedt Meer dan 2200 (dit is geen zetfout!) gekleurde afbeel dingen van 1000 soorten, vaak in zeer karakteristieke houdingen, details, aparte kleden, allemaal speciaal voor dit boekje gemaakt door een voortreffelijke vogelschilder. Zo geeft dit boekje bijvoorbeeld wèl een plaatje van Visdief en Noordse Stern in winter- kleed, dus met zwarte snavel en witte voorhoofdplaat. Nu wil ik niet zeggen dat ik het betreur dat. ik als jongeman zo lang heb moeten zoeken tot ik die "bijzondere stemsoort' had gedetermineerd, integen deel, ik heb er veel van geleerd, maar het is toch wel héél gemakkelijk als je het in één oogopslag ziet. De plaatjes zijn zoals gezegd bijzonder mooi, en fraai van kleur geproduceerd. De beschrijvingen zijn beknopt en duidelijk; zeshonderd verspreidingskaartjes tonen door diverse kleuren waar de vogelsoort voorkomt, broedt, overwintert. Nogmaals: er bestaan echt veel goede vogeldetermineerboeken, maar ik ben voor een keer eens geneigd de slogan die achter op dit werkje staat te onderschrijven: ,X>eze vogelgids overtreft alle ande re velagidsen'. En ik zou dan als voorbeeld willen noemen, dan kunt u het zelfs even in de boekhandel voor u het boekje eventueel koopt, controleren: kijk eens naar die uitvoerige reeks afbeeldingen van meeu wen, al die jeugdkleden b.v. van pag. 154 tot pag. 157, of die enorme serie tapuiten vanaf pagina 245, zoiets geeft zelfs een groot standaardwerk nauwelijks! Het formaat is werkelijk nog dat van een zakboekje dat gemakkelijk mee kan op reizen naar Noord-Afrika, Egypte, het Midden-Oosten en de Grevelingendam. En lijk alle vogels do meest sublieme foto's cv. in ieder geval ook grandioze tekeningen van talloze kunste naars. Welnu, je houdt het niet •■•oor mogelijk welk een wonderlijk allegaartje hier bij elkaar is geharkt, het 1» een heel scala van de meest uiteenlopende plaatjes en prentjes en foto's. Er zijn werkelijk prachtige kleuren foto's, ik noem als voorbeeld de w i.;fj es roodstaart die een jonge koekoek voer in deel 2. pa;r. 398. of het portret van de Vlctoriakroonduif op pag. 209 van hetzelfde deel. en er zijn ook heel redelijke gekleurde tekeningen, zoals bijvoorbeeld die van de eenden in deel 1. Het overgrote deel is echter berieden de maat. ouderwets, stijfjes, tot Intens slecht; afschuwelijk zijn b.v. die Struisvogels op pag. 112. de Scboenbekooie- vaars, maraboes, 252-3 in deel 1, en dar. die onmogelij ke plaatjes op pag. 186 in deel 2. Of dat. nog niet genoeg was, heeft de uitgever er geen been in gezien om vele illustraties zo ontzettend krap a! te snijden, dat niet alleen staarten en vleugels van de vogels afgesneden werden, wat al niet erg fraai is, maar soms zelfs de halve., kop!, zoaLs bij de graauwe gans ln deed 1 of de Reuzengierzwaluw in deel 2, en ik leg nu maar niet op alle slakken zout. Een plaat van een vogel met een halve kop in een zo kostbaar boek, ik noem het een blamage. Netjes zal het boek wel blijven: de banden lijken me van een onverwoestbaar soort kunst leer gemaakt. "Vogelbescherming' bestaat dit jaar 75 jaar (Tussen haakjes, het lidmaatschap kost. 15, per jaar voor volwassenen, jeugdleden tot 17 jaar 6,—, giro 75775, Utrecht» en ter gelegenheid van dit feest gaf Thomas Rap, die behalve een bekend uitgever van prachtig verzorgde literaire teksten ook een hartstochtelijke 'vogelaar' is, het boekje Vogels leren kennen' uit, van Hugh P. Gallacher. met Illustraties van H. J. Slijper en een omslag van Peter Vos. De uitgave werd mogelijk gemaakt door de Nederlandse Cretiietbank N.V., Bert Garthoff schreef de inleiding. Het is bedoeld als een boek voor jonge mensen die heel serieus vogels willen gaan bestuderen, want het is geen 'gemakkelijk' boek, het is zelfs een tikje 'degelijk'. Het geeft. o-a. wenken voor het ordenen en verwerken van gegevens, over dê burgerlijke stand van de vogels (tellen en inventarise- re), studies over vogelgedrag (baltsen, dreigen, verde digen territoria trek». Van harte aanbevolen. (Erven Thomas Rap, Spui 283, Amsterdam). Uonumentotjaar 1975 werpt al en- Mkcle lichtstraaltjes voortui. Ei lorden comilê's gevormd, een Zon" publlkalles is in voorberei- dins en, om de noodzaak van al die gihiiten te onderstrepen, stort u r en daar nog net voor 19,a een oude gevel in. Die zijn we dan, als Kr windel «'at aan onze monu menten te doen, ook en zeker m liet ecwest Zeeland waar bij alle zorg I aan de dag wordt gelegd - enJse extra zorg bepaald is geboden. w,,r vinden we die monumenten? Jv£n van het (cultuur-) landschap, hele dorpen soms, stadsgedeelten, „bouwen, kerken, huizen, een hek ot e*n boerenerf, een haventje, een tóite polder. Kijk maar rond, si monumentum requiris... Ze zijn het behoud waard en ook in van activiteiten gonzend monu mèntenjaar een jaar dat hij een normaal deugdelijk beheer van cul tuurgoederen, eigenlijk ongepast zou Om even in Zeeland te blijven, laatst had ik een kort gesprek met de ex-kasteelheer F. G. Sprenger, huraaneester van Domburg, vroeger bewoner van het inmiddels fraai eerestaureerde Duinbeek te Oostka nt beheerder van het met verval bedrei"de Westhove, nog steeds een vandemooiste overblijfselen van een Nederlands middeleeuws kasteel (PZC zaterdag 22 juni). Westhove, eai dergelijk in het oog vallend monument heeft zo kwam vast te slaan zo'n jaar van extra- «ndacht broodnodig en dat gaat evengoed (of even slecht) op voor vele van zijn broeders. Het wordt duidelijk in de door Monumentenbe scherming hevig aanbevolen uitgave ■kastelen', een mooi boekwerk dat, juist vroeg genoeg om in 1975 volop te kunnen functioneren, enkele dagen geleden van de pers kwam. Er is zeer veel gedaan en door al die inspanning is naast het vele dat verloren ging, een machtig kastelen- best overgebleven. Voor het over grote deel is dat bezit algemeen geworden en het hoort eigenlijk niet anders; er gaat immers een enorme slok gemeenschapsgeld in de mees te restauraties zitten. Een documen tóre uitgave als dit Kastelen' laat echter ook zien dat er op pijnlijk vel plaatsen nog pijnlijk veel moet gebeuren om de simpele instandhou ding van cultuurerfenissen te kun nen garanderen. Tl; heb geen moment geaarzeld 1 deze uitgave een documentaire te noem De opzet en uitvoering 'rechtvaardigen dat volkomen: zo'n 180 foto's, een korte vermelding van bijzonderheden en een heldere inlei ding van A. I. J, Ms Schellart, direc teur ran de Kastelenstichting. Die Inleiding is precies op maat, door zichtig, en behandelt zonder .poeha de geschiedenis van bouw, ontwikke ling, gebruik en bewoning. Het is uiteraard geen diepdel vers werk, maar tenslotte is de uitgave er ook niet op de eerste plaats voor de vakman. De foto's, van Ger Dekkers, zijn zeer ongelijk van kwaliteit: van verbluf fend goed tot net niet informatief genoeg en ik denk hij 'informatie' echt niet aan het ansichtenplaatje. De toelichting per kasteel heeft voor mij het nadeel dat er of niets of bar weinig wordt meegedeeld over de bewoners, een zaak die naar ik aanneem toch binnen de interes sesfeer van velen zal liggen. En dan, als niet zo gemakkelijk uit te wissen vlek op deze documentai re: het ontbreken van een verant woording. In de inleiding krijgt men geen rechtstreeks antwoord op de vraag wat nu in feite helemaal een kasteel is en welk bouwsel niet. Dat antwoord is ook moeilijk (of niet) te geven omdat begrippen en om standigheden zeer uiteenlopen. Men had echter wel moeten vermelden waarom algemeen als kastelen be kende bouwwerken niet zijn opgeno men. Het antwoord zal waarschijn lijk luiden dat het boek anders nog dikker dan 222 pagina's en duurder dan negenenzeventig gulden gewor den zou zijn. Maar wat clan nog, op welke gronden is er geselecteerd? En. was het met 1975 voor ogen, nu echt niet mogelijk geweest eens alle kas telen op te nemen? Nu kom ik af en toe tot weinig aanzienlijke behuizingen gedegra deerde kastelen tegen, terwijl glorie rijke "huizen met een historie die nu nog van invloed is, buiten het fraaie, linnen omslag zijn gehouden. Zeeland was eens zeer rijk aan kas telen, thans zijn er nog maar weinige over. Dat hoeft dan nog niet te betekenen dat kastelen met. een mid deleeuws verleden als Duinbeek en Ter Hooge het boek niet gehaald hebben. Dat geldt ook voor de Mun- nikenhof, en Oud Sabbinge's Hooge WESTHOVE, restauratie 1970. Foto Wirn Riemens). Huys, Zeeland begint en houdt op met Westhove, Haamstede en Moer- mond. geen slechte keus maar een zeer beperkte. Dergelijke lijstjes van missers zijn voor elke provincie te maken. Jammer. Over de uitvoering van dit boek druk. vormgeving, papier, clïché's, omslag niets dan lof. Het ziet er werkelijk voorbeeldig uit en dat heeft het boek inhoudelijk on danks de aanmerkingen best ver diend. Ik zie met verwachting uit naar het nog te verschijnen 'tweede deel' dat het Adellijk Landhuis zal behandelen. ANDRÉ OOSTHOEK 'Kastelen', uitgaven Ankn-Hermes Deventer. Tekst A. I. J. M. Schellart, foto's Ger Dek kers, Samenstelling A. A. C, Maaskant, voor woord H. J. L. Vonhoff (Monumentenbe scherming Stichting). OI/NW u in 's h Liet overgrote deel van de mensen wordt wel 11'onbedoeld' geboren, en de meeste kinderen zijn dus toevalsprodukten, behept met talloze goede, minder goede en slechte eigenschappen van de voorgeslachten, Ik bedoel: je hebt liet niet helemaal (eerder: helemaal niet) voor het zeggen, ook als je C-ED kint' hebben pakt het vaak anders uit dan je denkt, want welke spermatozoïde bereikt welke eicel? Maar goed, er is een kind, al dan niet gewild, of zo opzettelijk en volgens plan als maar mogelijk is, verwekt- Dan ben je daar als ouders (ook een keer op die manier ontstaan) met al je gewone goede en slechte eigenschappen, je be kwaamheden en tekorten. We nemen aan dat er liefde is, ook voor het kind. Meestal is die er wel, maar vaak ook wordt het kind van het begin af als een nandenbmder en soms als een wig gevoeld. En ook wie liefheeft maakt grove fouten, zegt verkeerde r^eert onberekenbaar en scliiet te kort. •Het and groeit op, het is misschien een lief kind, isschien een lastig of zelfs heel naar kind; liet Beantwoordt wel, of een beetje, of totaal niet aan <w verwachtingen die zijn ouders er van hebben, net neen eventueel broers of zusters waar liet dol op is of die hem totaal niet liggen, en jawel, het to t t"?' tlJsscn de generaties. Het mt tot afschuwelijke conflicten, tot het ogenblik zich afvragen 'Waarom hebben snaam op de wereld gezet", en Jullie - ben verwijt: „Waarom hebben Het hon m i' 'iemc's naani op de wereld gezet", generat 660 ant\voord is er niet op, en een n-„. J6 ontstaat er hoogstwaarschijnlijk «eer een precies eender conflict. geval' zoals er honderdduizenden ajn, dagelijks. Ze hebben niets bijzonders, niets mS' ze?®horen het gewone menselijke tè wijtenJe het z°2ezegd helemaal aan jezelf Ewkomenookgevallen voor, waarin de tragiek wèl stanriiohiu? i waarhi althans buitengewone om- zün (Sq1S dat..van Iscl,a Meijer (31 thans) en onthutsend' s1 geeft daarvan schrijnend en 5c?iVaeM-m zyn briaf 'Brief "M mijn ren. de werd in februari 1943 gebo- althans vow!- e en beslist 'gewenste' zoon se mensend?,^? I"oerler) van twee jonge jood- teerd waren mi? w moment n°2 niet gedepor- worden Lsehi^ a met de baby> weldra zouden m was een zeer orthodoxe jood, geassimileerd volbloed jodin' stamde uit een fitthï ÏÏJT en zij had een enorme aversie worden doch zas^d De Vader rabbijn willen terwille van ziirflrr °P het laatste nippertje nisleraar eon uw van at. en werd geschiede- De moedér 'dommi3?-"^110 en publicist- vlot haar Linsf t mt het gezin die niettemin melijk, met het kfnitl haar man- Zij overleefden na- isch ;rbSiaimf de kampen-maar h°e- mensen u geweest, en wat deze toois bijna nooit mil 20 erg at er later bij hen TT werd gesproken, neerde relaties en i?°? ?ijde nog al wat gefortu' de bevrifdhw 'd! Hon het gebeuren, dat kort na ging om daar vu? moeder met Ischa naar Amerika "e' m'i"m to" «Wi teleurstellingen. An- dries (een oom), zou, naar uw zeggen, bij onze aankomst al, ontkend hebben dat hij de reis had willen bekostigen, even later werd ik getroffen door een combinatie van kinderverlamming en encephali- tits. Andries wees (volgens uw zeggen) u en mij de deur omdat hij bang was dat zijn eigen kinderen door mij aangestoken zouden worden. Geen zieken huis wilde mij accepteren, maar een bevriend emigranten-echtpaar nam ons liefderijk op en bij die mensen lag ik ziek. Achteraf besef ik dat u mij toen wél voorgoed opgegeven moet hébben, en die conclusie kan ik ook passen in het beeld dat mijn oom Andries mij later van u schetste: een door het kampleven verwilderde vrouw, met wie geen land te bezeilen viel, elk menselijk verkeer ontwend, niet in staat tot enige aanpassing, radeloos" p.20 Ischa's moeder ontdekte bovendien dat ze opnieuw zwanger was— Ik geef speciaal eerst dit citaat uit deze schokkende 'Brief aan mijn moeder' en schets even een paar ach tergronden om geen verkeerde indruk te wekken van dit boek. Deze brief is weliswaar een vernietigende aanklacht, er staan vreselijke dingen in, waarvan ik straks ook een paar voorbeelden geven zal, maar Ischa Meijer toont ook de keerzijde van de. zaak. Hij is een zoon, vertwijfeld op zoek naar zijn identiteit en zijn bestaansrecht, twee zaken die zijn ouders hem vrijwel ontnomen hebben, maar hij is eerlijk en ruim genoeg om te laten zien dat zijn ouders voor een door de omstandigheden al te zware taak hebben gestaan. Er kwamen nog een zusje en een broertje, daarmee waren er geen moeilijkheden: het waren 'zoete kinderen' schrijft Ischa zelf, 'normale kinderen' vol gens de moeder. Want Ischa was volgens haar niét normaal. Zijn brief aan haar is van begin tot eind cursief doorspekt met citaten; uitdrukkingen van zijn moeder die hem hebben gegriefd, gekweld en vernietigd. Zij moest een geraffineerd gemeen in stinct gehad hebben om het kind dodelijk te wonden, en clan smeerde ze daar direct weer een zalfje op: dat hij het niet kon helpen, dat ze toch zo'n meelij met hem had, etcetera. Een tuiltje van die uitspraken: „Jij was altijd ziek". „Er moet toch ergens een rest zitten" (na de kinderverlamming bedoelde ze). „Die normale kinderen (d.w.z. broer en zus), die zo van jou te lijden hebben-" Enzo voorts. Zo werd deze eerstgeboren en 'door de kampen gesleepte' zoon een afgezonderde, een soort uitge stotene, anders dan anders. Zelf voelde hij zich als de zondebok waarop zijn ouders al hun ellende, vroegere en huidige afreageren. Dat werd nog toegespitst doordat hij inderdaad in het gezin werd gebruikt als bumper tussen de ouders die het erg moeilijk met elkaar hadden. De vader, die terwille van zijn vrouw, zijn studie voor rabbijn opgegeven had, wordt toch weer een vurig aanhanger van het joodse geloof, de moeder blijft afwijzend. Dan besluit de vader van zijn eerstgeboren zoon 'een fij ne joodse jongen' te maken; Ischa wordt gedresseerd als een aapje, met alle gevolgen van dien, Hoe het toeging in deze giftige atmosfeer is mogelijk het beste te illustreren aan één scène: „De naam van God mag je als jood nooit uitspre ken", zegt vader tegen mij. U lacht en zegt treiterend, wel drie of vier keer: „Jehova, Jehova, Jehova, JE-HO-VA!"Mijn vader zegt: „Joden die de vijfletterige naam van God durven uitspreken, zul len door de bliksem worden getroffen." U steekt uw tong tegen hem uit." (p. 44). Wat de jongen verder allemaal te kennen gegeven of verweten wordt, lijkt wel uit een Hogere Treiter- school afkomstig. Als hij gedichtjes schrijft vist zijn moeder die uit de prullemand, laat ze luidkeels door zijn vader voordragen, waarna hij uitgelachen wordt: 'Het mislukte genie!' Heeft hij eens een vriendinnetje, dan gaat het als volgt: „Ik had een vriendinnetje, wier vader overleden was. dat bij haar moeder woonde. Daar was ik welkom, hoeveel ik aanvankelijk doodsbenauwd was om ook in het milieu van die twee aardige wezens te veel te zijn. Uiteindelijk lukte het mij toch mezelf min of meer op mijn gemak te voélen bij het meisje en haar moeder. Toen hebt u die vrouw opgebeld met de mededeling dat u het best vond dat uw zoon omgang had met een oudere vrouw ("altijd beter dan een hoer", luidde uw letterlijke verklaring) „maar dat mocht niet in strijd komen met mijn huiswerk". Door die opmerking moest de relatie met de vrouw en haar dochtertje wel verbroken worden" (p.51) Zelfs het feit dat tengevolge van de kinderverlam ming zijn gezicht een ongevoelige en onbeweegba re kant heeft, werd tegen hem uitgespeeld: de slechte kant van zijn karakter viel van zijn gezicht af te lezen, hij had 'twee kanten' (p. 57). Op de achtergrond houdt Ischa Meijer ons op de hoogte over de lotgevallen van het gezin: emi gratie naar Suriname, dreigende scheiding, maar uit eindelijke zeer grondige hereniging van de ouders, die zich toen allebei tegen hun zoon keerden en hem, nog voor hij eindexamen deed. op kamers zetten. Zij hadden toen een enorm fortuin geërfd van' een oom van moederszijde. En eigenlijk is, wat volgde, ook zo klassiek: dat Ischa toenadering zocht tot- een meisje, dat er een kind van moest komen, dat dit meisje, een begaafd kind uit een heel eenvoudig milieu, vóór haar eindexamen gymnasium van school moest, dat de samenleving een vreselijke mislukking werd, op de valreep afgesloten met een huwelijk plus scheiding. Dat Ischa Meiier een hoerenloper werd (hij is naar mijn idee daar wat al te uitvoerig in zijn belevenissen, het idee "Brief aan mijn moeder' lijkt me daar een beetje uit het. oog verloren) dat zijn tweede huwelijk nog sneller mislukte en dat hij toen, in zijn wanhoop, deze verschrikkelijke brief aan zijn moeder begon te schrijven (hij heeft er langer dan een jaar over gedaan) een brief die, hoe verpletterend ook, toch één ingehouden schreeuw is om liefde, het eeuwige moeder waarom leven wij", eerbiedig eigenlijk ook: ...in mijn poging om mij tot u te richten, v werkelijk te benaderen, ?it bij voorbaat al een noot stuk schaamte ingebouwd: uw hoongelach is, haast als conditie, daarbij ingecalculeerd: mijn stijl is daarom, bij wijze van zelfbescherming, met opzet afstandelijk gehouden: de mogelijkheid om u te 'aken, wordt belemmerd door ons beider onvermogen en angst om aan wezenlijke zaken te komen die nooit uitgesproken zijn, laat staan verwerkt: ik ben bijna genoodzaakt mij net zo te gedragen als u: het onzegbare ongeluk te aanvaarden als een vanzelf sprekendheid wie zich in de affaire mengt, moet worden uitgestoten, te beginnen bij onszelf(P.62) En ami het slot: „Voor zover er uit dit schrijven een conclusie getrokken moet worden: u heeft mij niet willen hébben. In dat opzicht waren wij beiden inderdaad slachtoffers van De Grote Oorlog. Ik maak u geen enkel verwijt ook niet uit angst dat u mij wee- eens uit zou lachen." „Het was allemaal gewoon ie veel voor it" (P. 92) Helemaal aan het slot ziet Ischa toevallig zijn moe der terug: (een jaar voordat hij deze brief begon te schrijven): „De laatste keer: Ik wandel door Amsterdam en plotseling zie ik u bij een tramhalte staan. Ik loop op u toe en wil u een zoen geven. Maar u draait zich van me af. De tram komt eraan en u stapt snel in" „Ik zou ook zo graag afscheid van u nemen. Daarom schreef ik u deze brief, om u in zekere zin ook weer te kunnen zien, lopend, ergens, even opduikend uit de grote massa: u herkent mij niet, want ook u zult een andere vrouw zijn, een gevjone passant. Zo, door iets voor u te voelen, door u tenminste te voelen, wil ik u verliezen - en met anders" (p. 94). Er is geen oplossing- Je zit, als lezer, mét Ischa Meijer en mét zijn ouders, met de afschuwelijke brokken, en kunt enkel hopen dat deze brief een zuiverende, genezende werking heelt. Dat hij daar bij een prozaöocument van zeer hoge rang is, is meegenomen. l9Cha Meijer: Brief aan mijn moeder, Bert Bakker, Deo Eaag. ISCHA MEIJER (Foto Pieter Boersma).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1974 | | pagina 23