Aan de Hitler-nausse is nog
steeds geen eind gekomen
Verkijk: Omvangrijk, degelijk maar vermoeiend
Nieuw werk van
Louis Paul Boon
SENTIMENTELE
AARDRIJKSKUNDE:
KLASSIEK BOEKSKE OVER
HET OUDE ZEELAND
VAN EN
VOOR DE
BOEKENPLANK
mama
IAIB»AG 18 MB PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 19
Er komt nog steeds geen einde aan de Hitler-hausse- ook in het Neder
landse taalgebied, verschijnen allerlei biografieën over deze Duitse
dictator. Kennelijk een verschijnsel waarvoor een ruime markt be
staat. Het lijkt een beetje op de Napoleon-cultus van de vorige eeuw,
met dien verstande dat de Hitler-literatuur over het algemeen een
kritische inslag heeft in tegenstelling tot vele levensbeschrijvingen
van Napoleon. De meeste Hitler-biografieën zijn van Duitse bodem
een wat lugubere uitdrukking als men althans aan de term 'bloed
en bodem' denkt maar ook in andere landen houdt men zich met
dit weinig opwekkende verschijnsel bezig. Zo is er bij Elsevier een
biografie van Hitier verschenen, geschreven door de Engelse journa
list Robert Payne.
Deze auteur werd in 1911 geboren en
maakte de Spaanse Burgeroorlog als
jong oorlogscorrespondent mee. In 1937
ontmoette hij Hitier, aan wie hij werd
voorgestelddoor Rudolf Hess. Payne
schrijft niet abstract over zijn onder
werp: hij heeft de sfeer van de dertiger
jaren in Duitsland in Europa als
geheel geproefd, hij heeft er in
geleefd en in die dagen als kranteman
er over gerapporteerd. Uit deze biogra
fie blijkt dat de auteur zijn eigen
ervaringen heeft weten te combineren
met een grondige studie.
Zijn werk is vooral journalistiek van
karakter: hij gaat niet al te diep in op
de omstandigheden in het Duitsland
van toen, omstandigheden die niettemin
van groot belang waren voor de op
komst van Hitler. In de Verenigde
Staten waar Payne thans woont
trok dit boek sterk de aandacht. Het
valt op door een levendige verteltrant,
in de vertaling van Dolf Koning goed
overgekomen. Opvallend is dat Payne
vasthoudt aan de theorie dat Hitler ln
1912 een bezoek aan Engeland bracht,
namelijk aan zijn broer die toen :r.
Liverpool woonde. In de meest/.- Ie
vensbeschrijvingen wordt deze theorie
niet verdedigd. Fen boeiend boek. goed
geïllustreerd 'Robert Payne: Hitler, een
leven voor de dood, Elsevier-Amster-
dam/Brussel
Bij de uitgeverij In den Toren ver
scheen het eerste deel van een
zeer omvangrijk werk over Adolf
Hitler, een biografie geschreven door
Joachim Fest. Dit eerste deel begint bij
Hitiers geboorte en eindigt in 1933. het
jaar waarin hij aan de macht kwam.
Fest registreert niet alleen feiten, maar
probeert het fenomeen Hitier te ont
raadselen in relatie tot wat er des-:je
in Duitsland omging. Waaraan, dankte
Hitier zijn grote stuwkracht? Wat was
de oorsprong van zijn succes? Hoe was
zijn verhouding tot bepaalde groeperin
gen in het Duitse volk? Het is een
benadering die met name de Duitsers
zelf aanspreekt: vandaar dat- dit boek
bij de verschijning in de Bondsrepu
bliek intensief werd besproken- Fest
schetst Hitier niet als een op zichzelf
staand verschijnsel, maar trekt voort
durend lijnen naar de Duitse samenle
ving. In dit verband citeert hij Burck-
hardt, die in zijn studie "Welteeschicht-
llche Betrachtungen' sprak over 'net
geheimzinnig samengaan' van enerzijds
het egoïsme van de belangrijke enke
ling en anderzijds de algemene wil.
Volgens Fest is Hitlers leven een voort
durende demonstratie van deze gedach
te. ten thematiek die hij in deze
biografie uitvoerig aan de orde stelt.
(Joachim C. Fest: Hitier. een bloRrafie.
vertaling R. D. Dalman, uitgeverij In
den Toren. Baarrn. Het tweede deel
van dit boek verschijnt eind Juni.
Bij de uitgeverij West-Friesland kwam
een vertaling uit van een werk dat al
geruime lijd geleden in Duitsland is
verschenen, namelijk H. S. Hegner 'In
de ban van de waanzin'. Een nogal
dramatische titel: bet origineel was
heel wat soberder. "Die Reichskanzlei
1933-1945'. Hegner heeft Jarenlang de do
cumenten van Hitlens regering be
studeerd cn heeft via interviews
met. overlevenden allerlei details en
achtergronden van Hitiers politieke be
slissingen nagegaan. In een aanhangsel
worden korte biografieën gegeven van
tal van personen, die in de bewuste tijd
een belangrijke rol speelden. Vooral als
documentaire ©en goed boek.
Tenslotte vermelden we een uitgave
van Brunii. namelijk de vertaling
een rapport dat de Amerikaanse psyi
ater Walter C. Langer :n 1943 voor
Amerikaanse inlichtingendienst
bracht over Hitier. Een merkwaar
document: Lang schreef zijn atai
over dt 'patiënt' Hitier zonder de r
zelf te kmnen. maar maakte j:ebr
van alle beschikbare documenten
rapporten, aangevuld met verklarin
van mensen. d:e Hitler vóór de ooi
hadden gekend. Zo bestudeerde d
Amerikaan Hitlers achtergronden.
angsten, zijn Messias-complex, zijn
getarisme en andere karaktcristiei
Steunend op zijn psychiatrische en-a
ring was hij In staat Hitlers groeiende
vereenzaming en de algemene verslech
tering van diens geestelijke toestand
aan te kondigen. Hoewel hek vrijwel
onmogelijk ls personen te analyseren
met wie geen direct contact bestaat,
blijkt toch uit deze studie dat een
vakman heel ver kan komen met rake
en verhelderende karakterbeschrijvin
gen. In kritische situatie-s zoals in dit
geval de tweede wereldoorlog kun
nen zij mede als hulpmiddel fungeren
bij het nemen van bepaalde bwh.vr.n-
gen. (Walter C. Langer, Een psycholo
gisch portret van Adolf Hitler. Bruna,
Utrecht-Antwerpen
miU'H-UM,]
Het boek van Dick Verkijk over 'Radio "Hilversum 1940-1945' heeft
zoveel vóórpublxciteit gehad, dat het haast onmogelijk is nog iets
nieuws over dit zeer omvangrijke werk mee te delen. Het lijkt ons
dat veel van deze publiciteit het boek in een verkeerd daglicht heeft
geplaatst. Het is nu namelijk naar huiten gekomen als een soort na
slagwerk, waarin men ai niet gretig kan nazoeken welke oudere
radio- en tv-medewerkers van thans in de oorlog niet helemaal s
waren. En dat nu is een onbillijke houding.
Onbillijk jegens de auteur, onbil
lijk ook jegens betrokkenen. Som
migen van hen komen in het werk
pan Verkijk er heel anders he
ter en evenwichtiger uit dan in
e publikaties werd gesug-
anderen hadden amper
de jaren des onderscheids bereikt
en rolden in de Hilversumse oor
logsmolen op een argeloze ma
nier, die hen achteraf zoveel
jaren later, zoveel jaren ouder
vooral vermoedelijk als meer
dan verbazingwekkend voorkomt.
Wat het boek zelf betreft: zijn grote
verdienste is naar ons gevoel gelegen in
de omstandige wijze, waarop Verkijk
de oorlogsjaren In het Nederlandse om-
roepwereldje van dag tot dag in kaart
heeft gebracht.
En daarmee heeft hij tevens de listige
salami-taktiek van de Duitser uitste
kend beschreven- millimeter voor milli
meter werd de Nederlandse omroep
ingekapseld daarbij gebruik makend
van de fanatieke omroepliefae de
radio was nog een jong medium en
werd gedragen door zowel toegewijde
bestuurders als medewerkers onder
diegenen die het in Hilversum tot 1940
voor het zeggen hadden. In dit
opzioht is het een uitermate triest
boek: het verhaal van een ondergang,
de ondergang van onafhankelijke en
levensbeschouwelijke omroepen in een
nationaal-socialistisch propaganda-appa-
raat.
Wat compositie betreft is het een wat
vermoeiend boek: Verkijk heeft zijn
studie per onderwerp gerubriceerd en
daardoor vallen allerlei 'lagen in de
tijd' door en over elkaar. Men wordt
gedwongen tijdssprongen te maken, die
oponthoud geven bij het lezen van het
boek. Misplaatst lijkt ons het opnemen
van fragmenten uit Verkijks eigen oor
logsdagboek. dat hij als HBS-er bij
hield. Voor hemzelf gaat het hier onge
twijfeld om ervaringen van grote waar
de: hij koppelt op deze manier zijn
eigen bevindingen, oordeelvellingen en
vraagtekens van toen aan wat hij nu
heeft gereconstrueerd. Het lijkt ons ech
ter dat voor de lezer deze binding veel
minder of helemaal niet spreekt: we
hebben in het begin gepoogd de frag
menten te lezen. maar ze algauw
overgeslagen als niet ter sake doende
interrupties. Nog een subjectief element
in het overigens zo objectief genoteerde
verslag: de epiloog over de radiomen
sen in augustus 1968 in Praag. Met dit
stuk wordt een relatie gesuggereerd die
er niet is: de Praagse omroepmensen
beschikten over heel andere ervaringen
dan de Nederlanders in 1940, de twee
tijdvakken zijn onvergelijkbaar.
Afgezien van deze- opmerkingen: we
hebben het boek dagenlang op onze
schrijftafel gehad, het steeds weer ter
hand genomen omdat, het in alle droog
heid en alle feitelijkheid een boeiend
relaas bevat over een angstige, afschu
welijke tijd. Een boeiend relaas ook
over een deel van de beztting. waar
over tot nu toe heel weinig bekend was.
Dr. L. de Jong noemde in bet eerste
boek van deel vijf van zijn geschied
schrijving Verkijk studie waarvan
hij in manuscript kennis nam 'waar
devol'- Hij ontleende er verscheidene
gegevens aan voor zijn eigen werk. De
kwalificatie 'waardevol' lijkt ons juist
en terecht: het is een boek dat geschre
ven moést worden. (Dick Verkijk: Ra
dio Hilversum 1940-1945, Uitgeverij De
Arbeiderspers
GROOTVADER WORDEN IS, het blijkt al
om, niet een doodgewone, maar een vol
komen unieke gebeurtenis. Wie het nog niet
ondervonden heeft, kan er eenvoudig niet
over meepraten. Ikzelf bijvoorbeeld, hoewel
ik de leeftijd er voor heb bereikt, en blijk
baar ook het uiterlijk, want een paar jaar
geleden kreeg ik een voorproefje. Ik stond
op een zonnige meidag op de bus naar Zie-
rikzee te wachten, en raakte in gesprek met
een jongmeisje, dat ik aardig vond. Dacht
ik veel aan mijn leeftijd, ik voelde me twin
tig of daaromtrent. Vóór ons stond een dik
ke mevrouw met een jochie op de arm. Het
kind draait zich opeens om, z'n ogen begin
nen te stralen, z'n armpjes komen naar me
toe, en het kraait verrukt: „Opa, opa".
Dt kan alleen zeggen dat ik zelden zoveel tact
paraat nodig heb gehad als op dat moment om
mendeljjk te reageren op de moeder van dat
ongetwijfeld schattige kind, belangstelling te vein
zen voor de opa in kwestie die even ongetwijfeld
•nn evenbeeld zal zijn geweest, en ook nog een iet
wat evenwichtige houding ie bepalen tegenover het
meisje dat natuurlijk aan een proestbui toe was.
Het valt niet mee om op slag in de opa-groep te
worden geklasseerd, het gaat toch al vlug genoeg,
uaaris ieder het althans over eens, ook Boon zelf.
net lijkt nog zo kort geleden dat je achter op zijn
ooeken een foto zag van een jongeman met een
□elite regenjas aan en met een nog al borende, wat
□lustere blik. Thans staat er achterop zijn boeken
ff1 Sullige wat dikke opa die klinkt met zijn
Kleinzoon. En het is waar, Boon wordt dit jaar
tweeeenzestig jaar, we worden ouder, als je het
met zou merken, dan zie je hel wel.
Louis Paul Boon is, na een inzinking, die deed
"ezen dat hij uitgeschreven was, de laatste jaren
weer erg produktief. Zijn werk is echter sterk
wisselend van kwaliteit. Naar mijn smaak heeft het
Peil van zijn twee grandioze boeken "De Kapelle-
Kensbaan' en 'Zomer te Ter Muren' nooit meer
oereikt. Ook niet met het indrukwekkende 'Pieter
dat eerder een produkt van ijver en
oorzetten dan van echte inspiratie vind. En soms
met hij kans absolute rommel te schrijven, door-
speict met zulke flauwe grapjes en onnozel of
psrfh^f'^k e™bsch gefantaseer, dat je eerder aan
heel slechte conferencier moet denken dan aan
t, Sroot schrijver. Of aan voortijdige senilitas.
n is, op zijn beste, gedreven momenten beslist
sroot schrijver,
tin nieuwe werk, Davids jonge dagen', een boek
over het grootvaderschap, behoort tot het lichtere,
meer oppervlakkige genre, maar als lichte lectuur
is het heel aangenaam. Het staat nergens uitdrukke
lijk vermeld, maar ik vermoed dat het een bunde
ling van krantencursiefjes is, en als zodanig dus te
vergelijken met een bundel van Carmiggelt (die ook
kostelijk over het grootvaderschap heeft geschre
ven). En als we aan toch aan het vergelijken zijn:
Boon is misschien hartelijker van toon dan Carmig
gelt, maar waarom toch is hij zo dikwijls banaal?
Boon poseert graag, en vaak, ieder weet het, als
een likkebaardend bewonderaar van vrouwelijk
schoon. Zijn collectie erotische prenten schijnt
formidabel te zijn en niemand die hem dat genoe
gen misgunt. Maar is het nu nodig om in een
boekje van honderdveertig bladzijs minstens drie
maal de flauwe woordspeling te maken dat het
'appeltje niet ver van de Boon valt' als het
kleinzoontje bijvoorbeeld onder het rokje van een
popje tast, of 'dikke kont' roept als hij een
winkeljuffrouw ziet bukken? Hetzelfde als het over
een biertje of een glaasje sterke drank gaat, er
klinkt dan zo'n paternalistische toon op, zelfs uit
deze luchtige stukjes, zo alsof het in Aalst en
omgeving nog steeds doenlijk en stoer is dat de
mannen van jongsaf het vrouwenvlees op hoeveel
heid en kwaliteit moeten weten te schatten en druk
het staminé moeten bezoeken, althans wanneer ze
voor vol aangezien willen worden. En een
vraag: zijn de hedendaagse Belgische vrouwen
een dergelijke toon gediend? Ik heb dat ook al
eens afgevraagd naar aanleiding van een kookboek
van Boon, "Eter. op zijn Vlaams', overigens een oer-
genoeglijk boek met heerlijke recepten.
En dat is het eigenlijk waar Boon je altijd weer
mee weet te winnen, met zijn lekker-bezig-zijn'
zoals een criticus het onlangs eens noemde. Of hij
nu schrijft of schildert, of knutselt, of gekke dingen
op ready-mades boetseert, of bezig is met zijn
erotica, of kookt, hij is lekker bezig op een
aanstekelijke manier. Daarom vergeef je hem een
heleboel gedreutel.
Wortelend in Vlaanderen en in het heel eigen leven
en verleden komt Boon soms tot het peil dat
wereldliteratuur oplevert. Maar als zijn fantasie
gaat spelen op het gebied van de erotiek, het
sadisme, de misdaad, drugs e.d., en hij dat door
spekt met mondaine film- en society-toestanden
wordt hij niet zelden doodgewoon vervelend, mist
hij iedere greep op de stof, schiet hij in haast alle
opzichten te kort.
Als voorbeeld daarvan noem ik het vorig jaar
verschenen boek De meisjes van Jesses'. Zoals uit
vele andere boeken blijkt, heeft Boon grote belang
stelling voor de wereld van de film en voor de
kringen waarin drugs worden gebruikt. De combina
tie van deze twee vond hij in de berichten over de
moord op de filmster Sharon Tate, een van de
bijbehorende toestanden betrat. Boon heeft alle
meest afgrijselijke misdaden van de laatste jaren,
verbijsterend ook wat de algehele situatie en de
namen veranderd, maar verder vrij getrouw de ge
beurtenissen, reconstructies, processen, verhoren en
speculaties gevolgd.
Het is een tamelijk onbenullig boek geworden, zo
kan ieder die schrijven kan wel iets in elkaar
draaien. Hier zou stof zijn voor een van de meest
verbijsterende romans van deze tijd. Als Boon kans
gezien had zich werkelijk in te leven in die
losgeslagen, verdorven, satanische wereld: als hij
van biimen-uit Jesses en zijn heksen enerzijds, en
de al haast even vreemde groep rond Brigitte Beryl
(zo heet Sharon Tate bij Boon) had weten uit te
beelden, dan was hier de kans geweest voor een
vreselijke engrandioze roman. Nu komt hij niet
verder dan een met een zekere flair in elkaar gezet
overzicht, oppervlakkig, vrijwel helemaal van buiten
af. en eerlijk gezegd: zonder eigen standpunt. Boon
is tegen het gebruik van drugs, hij heeft daar nare
gevolgen van gezien, en verder heeft hij een
voorgeschotelde en wat gemakkelijke Freudiaanse
verklaring van het optreden van Jesses, de Satan-
Jezus. Een heel enkele keer, maar veel te terloops,
haalt hij uit tegen het optreden van de politie, de
allervreemdste maatstaven, aangelegd bij de rechts
pleging, een enkele maal ook is er iets als een
glimp van de satanische macht die Jesses uit
straalde: van de verblindende, uitzinnige verslaving
van de meisjes, de "heksen', aan him leider.
Een heel enkele maal is er zelfs iets van een
uitdieping naar het verleden toe: Boon heeft heel
goed aangevoeld dat deze hedendaagse heksen met
hun praktijken en drugs en alles wat er rondom
hen heen is, niet zo heel erg veel verschillen van de
middeleeuwse heksen die nog in ons aller romanti
sche herinnering leven. Maar nogmaals: meer dan
aanstippen heeft hij niet gedaan.
In plaats van zichzelf werkelijk in te zetten en zo
een waarlijk meesterwerk te creëren (ik betwijfel
overigens of hij het had gekimd, hier ligt zijn
kracht niet) heeft hij een laf smakend afkooksel
gemaakt en dat hier en daar overgoten met een.
altijd klaarstaand garum-sausje uit de Boon-keuken,
en dat heeft nu eenmaal een eigen, pikant, smaakje.
En dan diste hij alles nog op met de tekst van de
Openbaring van Johannes. Het redt de zaak niet.
Gemiste kansen, maar daarom nu nog niet direct
een snertboek, al lees ik, eerlijk gezegd, dan liever
de echte verslagen en processen van de Sharon-
Tate-murders.
Louis P3ul Boon: Davids Jonge daten en de meisjes van Jesses,
Arbeiderspers, Amsterdam, grote ABC-boeien 231 en 207.
Het is zo langzamerhand een klassiek boek over Zeeland
geworden: Ritters 'Sentimentele Aardrijkskunde'. Bij Ad
M. C. Stok (Zuid-Hollandsche Uitgeversmaatschappij)
verscheen onlangs de vierde druk van de versie zoals die
in 1951 door Ritter zelf werd samengesteld.
De inleiding van de auteur
waar is de tijd naar toe dat hij
met zijn merkwaardig stemge
luid voor de AVRO-microfoon op
zondagmiddag het oordeel gaf
over de Nederlandse literatuur:
„Luisteraars, ik besprak voor u
het nieuwe werk van..." de
inleiding dus van de auteur
geeft duidelijk het karakter van
het boek aan. Het gaat om
„Zeeland vóór zijn geschonden
heid. Zoals het eenmaal geëtst
werd in mijn herinnering, zo
wil het wederom aan den lezer
verschijnen."
Met 'geschondenheid' bedoelde
Ritter toen nog de rampen van
de oorlog. Later herkende hij
een zelfde geschondenheid in ce
ramp van 1953, echter ook in
het deltaplan. We herinneren
ons van hem een tafelrede in de
Campveerse toren in Veere,
waarin hij fulmineerde tegen in
genieurs, die rechte lijnen door
Zeeland wensten te trekken. Te
genover het werk van de inge
nieur wenste hij 'de ziel van de
dichten' te stellen: de dichter
kent geen rechte lijnen, hij be
leeft een geheel andere werkelijk
heid- Voor Ritter viel de werke
lijkheid van de dichter samen
met de werkelijkheid van het
oude Zeeland.
Dat oude Zeeland nu heeft hij
in woorden vastgelegd, dat oude
Zeeland is door Anton Pieck in
dit boek men moet. hier
eigenlijk over een
spreken in tekeningen
legd. Sommige van Ritters
rokke, gebeeldhouwde zinnen
zijn befaamde geworden onder
Zeeuwen en hen die zich in
Zeeland thuis voelen. Bijvoor
beeld: „Wie het Abdijplein mijdt
zal nimmer ingaan tot Zeelancs
wezen. Ik weet niet of er op
héél de wereld één plaats is als
deze. een toe-gebouwde zaal on
der de open hemel, waar het
stadsleven door gewelfde poor
ten voorzichtig wordt toegela
ten, en aanstonds binnen haar
stemmige sfeer tot inkeer
komt." Of over de Zeeuwse
stromen: ..Varen op Zeelanös
stromen, het is-met geen enkele
vaart ter wereld te vergelijken,
omdat de vergezichten die aan
de einder rijzen nimmer con
creet worden."
Bladerend in het toch zo
bekende boekske trof ons in
dit oude vertrouwde, aan
tachtigers verwante proza weer
allerlei wat als nieuw op ons
overkwam. Maar ook werd ons
weer de grens duidelijk, die Rit
ter hier heeft gemarkeerd, de
grens tussen het oude Z-eeiand
en het nieuwe. Ook hiervan een
citaat, een ervaring die de au
teur noteerde in Veere. Zijn
gastvrouw 'ging naar het kla
vier, en in de diepe aandacht,
die bijna als een beklemming
over ons was, hoorden wij zin
gen gedempte akkoorden, en
dan opééns, een vrouwenstem,
hoog, rein en smartelijk,
zong in het oude Veere het
oude lied: O wüszt ich doch der.
Weg zurück. der. lieben Weg
zum Kinderland'. 3ij het, lezen
van met name dit Duitse citaat
werden we er aan herinnerd dat
precies dezelfde regels zijn ge
bruikt door Bonhoeffer in i
brief uit de gevangenis m juk
1944. En deze Duitse predikant
voegde er aan toe: „Die weg
terug is er niet." De weg naar
het oude Zeeland is voor het
grootste deel eveneens afgeslo
ten. Maar dankzij Ritter is de
herinnering er aan nog altijd
levend: ze kreeg gestalte in de
ze 'Sentimentele Aardrijkskun
de'.