„Ze moeten op mijn
graf maar zetten:
was een ijverig
IlMTISi
DOCTOR P. J. MEERTENS
mi
ZATERDAG 18 MEI 1974
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
17
„Geen dromerige vorser, die met het hoofd in de wolken loopt, maar een
bewoon mens, die aan grote kennis een gezond en nuchter verstand paart
en zeer zakelijk denken en spreken kan", stelt de PZC van 25 oktober
1951 vast, nadat ook het uiterlijk van deze 'gewone mens' volgens de
stijl van die dagen onderwerp van bespreking is geweest: „zijn gezicht
vertoont duidelijk de sporen van lange en diepgaande studie, maar het
is een prettig en opgewekt gezicht, waarover een vriendelijke lach ge
spreid ligt, die zich in een paar heldere ogen weerspiegelt."
In bespreking zijn: leven en werken van doctor P. J. Meertens, weten
schapsman en 'doorgewinterd socialist' in, tussen en rond de twee steden
die een groot deel van zijn leven mede hebben bepaald, Amsterdam
en Middelburg.
Doctor P. J. Meertens, man des ge-
loofs, doorgewinterd socialist, man
van wetenschap en vriendschap
houdt één vingc-r op een van zijn
drie Underwood-schrijfmachines
van het bouwjaar 1930. Hij zegt: „Ik
heb wel eens gezegd: ze moeten op
mijn graf maar zetten 'Hij was een
ijverig man'. Als hij staat bij het
raam van den ouden Samsom aan
de Prinsengracht, moet ik denken
aan onze eerste ontmoeting, jaren
geleden tijdens een vergadering van
het Zeeuwsch Genootschap. Ik ken
de Meertens niet maar toen hij het
woord vroeg en in een halve minuut
net iets verder kwam dan de andere
sprekers in drie kwartier, wist ik
'Meertens'. Ik vond hem een econo
misch spreker, op het zuunige af,
een weinig gul heer die weet wat
'afpassen' is. Ik heb een andere
Meertens leren kennen. Zou het wel
toevallig zijn dat T)e Wijde Blik'
juist voor zijn ramen ligt?
Tn Middelburg, zijn geboorteplaats, heet
net huis 'De spelende Leeuw'. Het staat
aan de Dam, achttiende eeuws, de 'Zeeuw
se burcht' van Meertens. De wanden bui
gen er van de Zeelandica. Het is er stil.
«oog. koel en vooral erg rustig, een huis
dat. oij Meertens hoort en bij het Zeeuwse
deel van zijn wezen.
In Amsterdam, Prinsengracht, zegt de ge
vesteer. "In den ouden Samsom' anno
1670. het vroegere Utrechtse veerhuis.
■Meertens heeft er uitzicht op een stuk
gracht, een stukje hemel en een woonboot
me men m een optimistische bui "De
uijae Blik' heeft genoemd. Boven de Prin
sengracht hangt een enkele meeuw aan het
uiteinde van zijn kunnen. Zijn makkers
Krijsen verderop: de gracht is een kleine
halteplaats en het lolckende gat in de lucht
erboven oneindig veel groter. In de groene
achtertuin doet een duif zijn meiplichten.
•Het is hier. midden in de stad, erg
nishg." zegt Meertens. „Soms zit er 's
uachts een uil in de tuin."
GRIJS
Piet Meertens wordt, juist voor de eeuw
wisseling, in Middelburg geboren. Het stof
der eeuwen hangt er in de straten. Er is
wat goudstof bij dat aan vroeger dagen
herinnert. Er zijn deftige famillies, op de
grens van vermogend. De telgen ervan
bekijken de andere telgen en vullen in
stilte rang, stand en kans op omgang in.
De mensen die buiten de coterie staan,
hebben iets anders te doen. Zeker, ze zien
het goud wel, maar weten feilloos dat hun
eigen grijs overheerst. Door die straten
jaagt, de prille Piet Meertens met de
andere jongens zijn hoepel en doet ontdek
kingen die hij nu zo'n 65 jaar later
vertellend opnieuw beleeft. „We deden alle
straten en het ging er dan om dat je je
hoepel niet kwijtraakte. Je zag dan het
verschil in straten. Ik herinner me dat ik
in de Geere een huisvrouw aan de wastob
be zag staan en die vrouw leek op mijn
moeder. En toen dacht ik, gunst, wat erg.
bij ons doet de meid dat. Wat erg dat je
eigen moeder aan de tobbe moet staan.
Misschien is dat wel een eerste impuls
geweest van sociaal gevoel. Ik kan nu dat
huis nog wijzen. Ik heb als jongen de
armoe gekend. Niet thuis. Ik kom uit een
burgerlijke familie die nooit enige rol heeft
gespeeld. Aan de liberale kant, iets boven
de kleine burgerij. We woonden eerst op
cie Vlasmarkt, daarna de Dam en het
Wijnkopershuis. Dat is nu weg. Er was.
om een naar woord te gebruiken, veel
bourgeoisie in dat Middelburg, v'erburg
heeft er in het Zeeuws Tijdschrift erg
indringend over geschreven. Er was, moet
ik toegeven, een aristocratie waarvan nog
al wat leden dermate onderlegd waren dat
ze ook de moeite waard waren. Je kunt
daar zelfs een zeker respect voor hebben.
In die kringen bestond echt zoiets als een
grote deernis met het proletariaat. Denk
maar aan De Witte Hamer. Tak, Wibaut,
Berdenis van Berlekom. Maar toch. de
armoe overheerste."
GELOOF
Een uil in de tuin van wijsheid en weten
schap, zaken waar P. J. Meertens een
leven lang aan gebouwd heeft. Hij wordt
dit jaar 75, zo'n 55 daarvan zijn zeer
rechtstreeks gewijd aan het onderzoek naar
.het hoe en waarom van veel dingen.
Meertens is er eenvoudig over: „Ik heb
een sterke neiging om veel te weten." Van
de resultaten van die neiging hebben in de
loop der jaren zeer velen kennis kunnen
nemen: Meertens' belangrijke werk als di
recteur van de bureaus voor dialect, volks
kunde en naamkunde van de koninklijke
academie van wetenschappen, zijn boeken
en publikabies op het brede terrein van de
letteren en meer verscholen maar niet
minder belangrijk zijn stimuleren van
Meertens, een man met een schrijnend
tekort aan minuten, heeft geen spijt van
dit volle leven. „Het is een onvoorstelbaar
voorrecht om wetenschappelijk werk te
mogen doen. Er zijn veel begaafder men
sen die er, om welke reden ook, nooit aan
toe zijn kunnen komen."
Dit soort aanrakingen met het leven zijn
echter, zegt Meertens, niet alleen-bepalend
voor zijn consequent socialisme. „Dat is,
geloof ik, totaal niet in Zeeland geworteld.
We stonden daar van huis uit wat buiten.
Mijn socialisme is een rechtstreeks gevolg
van mijn geloof. Zeker, ik ben godsdien
stig. Het geloof staat primair in mijn
leven. Ik kan gewoon niet zonder. Voor
mijn familie was dai. anders, hoewel ik
mij herinner dat ik als kleine jongen van
mijn grootvader een kinderbijbel kreeg. Ik
ging ook wel op de catechisatie, bij ds.
Van Empel, de vader van Piet. Het geloof
is in mijn leven de allesbeheersende factor
geworden en voor mij is de kern ei-van
het op zoek zijn naar het nieuwe Jeruza
lem, de voltooiing van de eerste christen
gemeenten zodat gezegd kan worden 'Zij
hadden alles gemeen'. Ik ben Nederlands
Hervormd maar ik heb dat in die kerk
nooit zó sterk gevonden als in de Studen
ten-ecclesia waar ik nu elke zondag kom.
Daar is dat. Oosterhuis. Van Kilsdonk, Ton
van der Stap, die hebben daar prachtige
diensten mét de mensen. Dat is vaak
ontroerend. Er is een dienst geweest over
Marx, over Rosa Luxemburg, over Rosa
Marx, over Rosa Luxemburg, over Allende.
Daar kan ik nog de tranen van in mijn ogen
krijgen.
Het is de vreugde van mijn ouderdom dat
ik dat. die sfeer, dat samenzijn, nog mee
mag maken". „Ik ben", zegt Meertens
tPvdA), „nooit, bij de SDAP gegaan.' Ik
ging er van uit dat die partij het in
Nederland nooit zou halen vanwege de
wat typische godsdienstige structuren. Ik
ging voor de oorlog wel bij de CDU, een
kleine partij. Van Houten zat er voor in
de kamer. Er was een klein Amsterdams
clubje dat regelmatig bijeenkwam: Buskes,
Fedde Schürer die toen nog onderwijzer
in Amsterdam was, Henk van Randwijk,
Hein de Bruin eh nog wat mensen. We
zagen daarin wél toekomst en stonden
zeer dicht bij het socialisme In de oorlog
hebben we die bijeenkomsten voortgezel,
hier bij mij in de voorkamer. Maar het
werd niet groot en na de oorlog heb ik de
PvdA gevonden. Ik ben nog steeds lid.
fervent
HOOGMOED
wis- en natuurkunde. Je moest je bijna
verontschuldigen. Het werd een dwaasheid
en hoogmoedswaanzin genoemd. In 1924
studeerde ik af. Ik werd leraar op de HBS
te Woerden, daarna aan het gymnasium van
Doetinchem en vervolgens werkte ik in de
Universiteitsbibliotheek van Utrecht. Toen
kwam in 192.9 mi in benoeming tot
directeur van het dialectbureau, puur we
ten schapswerk, een kolfje naar mijn hand.
Ik ben er geweest tot 1965, tot mijn
zesenzestigste."
Meertens promoveert pas in lö-t„
.Een lange geschiedenis. Ik voel me sterk
aangetrokken tot de mystiek en heb dat
indertijd ook als bijvak genomenIk wilde
daarop eigenlijk wel promoveren. Ik had
gedacht dat bij professor Titus Brandsma
in Nijmegen te doen, maar er was juist in
die tijd een nogal anti-katholieke tendens
in Uirecht. dus dat ging niet door. Ik ben
van onderwerp veranderd en heb de socia
le denkbeelden in Nederland gekozen. Daar
kwam ook mets van en ik ben uiteindelijk
toch bij professor De Vooys terechtgeko
men. Mijn dissertatie, erg lijvig, eer. heie
studie, werd gunstig ontvangen. Ze behan
delt het letterkundig leven in Zeeland,
zestiende- en zeventiende-eeuws. Ik heb
daar een wezenlijk genoegen aan beleefd."
Pief Meertens gaat :n 1919 in Utrecht
studeren. Nederlandse taal- en letterkunde.
„Ik had dat vak gekozen na lang aarzelen.
Nee, ik heb er nooit spijt van gehad dat
het Nederlands geworden is. Geen mo
ment. Alleen als ik het nu zou moeten
overdoen dan koos ik sociologie. Dat was
er toen nog niet. Het was in die tijd
bepaald geen gewoonte dat je ging stude
ren. Dat gebeurde eenvoudig niet. Bij ons
wel. Mijn moeder heeft doorgezet. Mijn
jongere broer ging gelijktijdig met mij.
PROFESSOR
Heeft Meertens, als bezegeling van zijn
.wetenschappelijk werk en belangstelling,
nooit een professoraat geambieerd?
„Neen, er is wel tweemaal sprake van
geweest, ook na mijn pensionering. On
danks die leraarsjaren en mijn colleges in
Amsterdam moet ik zeggen dat ik geen
docent ben. Stond ik voor de banken, dan
had ik minder verheven gevoelens. Mij
interesseert het eten. niet het doorgeven
van kennis. Je hebt gelijk als je zegt: dat
is a-sociaal. Ik spreek graag over de
gemeenschap, maar ik ben in feite hele
maal geen gemeenschapsmens. Ik zou een
kluizenaar kunnen" zijn. Ik weet niet wat
eenzaamheid is. voor mezelf niet. De be
hoefte aan een druk gemeenschapsleven
ontbreekt totaal. Je zou kunnen zeggen dat
voor mij de hoogste vorm van genot een
gesprek is, een persoonlijk gesprek, waar
in je echt van gedachten kunt wisselen."
Op het bureau van de koninklijke acade
mie wordt al die jaren met grote vasthou
dendheid gewerkt: de dialectatlas komt er,
er worden worden stappen gezet op het
nog praktisch niet ontgonnen terrein van
het Nederlandse volkskarakter, de Neder
landse familienamen worden gerubriceerd
en 'in hun omgeving' geplaatst. Meertens
vindt daarnaast de tijd om zich bezig te
houden met de pure taal- en letterkunde,
de liefde en eerbied voor het boek en de
publikaties die er het gevolg van zijn.
TIENJARENPLAN
Er verschijnen essays, tekstuitgaven, ency-
clopediekölommen, schrijversprentenboe
ken. Meertens: Ik kan gerust zeggen dat ik
een werker ben. Dat ben ik altijd geweest.
Ik neb elke minuut die me gegeven is ook,
nodig. Vakantie? Daar heb ik zo weinig
mogelijk aan gedaan. Nu helemaal niet
meer. Er zijn nog zoveel dingen die ik
echt graag zou willen doen. Als je mij
naar een tienjarenplan vraagt, zal ik zeggen
dat ik een boek zou willen maken over
Middelburg in de negentiende eeuw. Sa
men met Verburg, die zou dat uitstekend
kunnen, maar als hij commissaris van de
koningin wordt, heeft hij daarvoor geen
tijd. Het zou trouwens volgens mijn op
rechte mening een uiterst geschikte com
missaris zijn. Goed. dat is dan één object.
Dan heb ik bergen gegevens over het
volksleven in Zeeland. Dat. is een boek dat
in serieverband zou kunnen worden uitge
geven. een mooi deeltje in 'Neerlanös
Volksleven'. Het gaat mij daarbij om het
gewone dagelijkse leven. Wat deden de
mensen? Welke kleren droegen ze? Hoe
aten ze? Gewoon, dus. Er zou ook iets
moeten worden gedaan aan een zo goed
als braakliggend terrein: theologie in Zee
land. Dat kan zeer boeiend zijn. Evenals
trouwens de Illustere school var. Middel
burg en haar strijd met Leiden. En aan
ben ik ook betrokken bij de samenstelling
van de Zeeuwse Encyclopedie. Ik doe daar
de afdelingen letterkunde, net grootste
deel althans, en het socialisme. Daar zit
heel wat werk in. maar ik vind wei nodig
dat zo n boek er komt. Ja, als ik eindeloos
bleef leven, zou ik toch ook wat doen aan
Jean de Labadie. Je begrijpt gewoon niet
dat men zo'n figuur tot nu toe eigenlijk
volledig heeft laten liggen."
Waar al die werkkracht vandaan komt?
„Ik ben gewoon doorgegaan, nooit gestopt.
Ik viqd in mijn werk zeer veel voldoening,
dat maakt het gemakkelijker. Bovendien
heb ik het geluk dat ik nu nog werken
kan. De meesten van mijn tijdgenoten heb
ben veel eerder bakzeil moeten haien. Ik
merk de laatste tijd overigens wel dat ik
wat meer vergeetachtig ben. Een beetje gek
voor mij misschien is dat ik uitgerekend
de namen het snelst vergeet. Ik vind
werken heerlijk en ik ben blij dat dit
DOOR:
ANDRÊ OOSTHOEK
FOTO:
CHARLES STRIJD
soort werken kennelijk ook andere, jonge
mensen trekt. Zon boek als dat van
Dekker over Zui-d-Bevelana. aat lees ik
niet zomaar, dat lees ik meerdere malen,
als een roman haast. Ik heb wel grote
moeite met de jongste literatuur en taal
kunde. Ik durf er niet meer over te
schrijven, omdat ik niet meer zo in de
ontwikkeling sta dat ik me ook werkelijk
safe genoeg kan voelen voor bijvoorbeeld
het recenseren van nieuw werk op dat
gebied. De letterkunde na vijftig kun je
daar eigenlijk bij rekenen, hoewel bij mij-
het literair-historische altijd voorop heef:
gestaan."
Voorkeuren zijn er ook op cat deelgebied.
.Mystiek. De middeleeuwse religieuze lite
ratuur. De schilderkunst ook. D.e kunst is
in feite eigentijds Er wordt daarin nu. op
dit moment geleefd. Dat heeft een eeuwige
betekenis, maar het grote wordt zo vaak
als naïef verstaan. Het leven komt bij je,
het is er, je hoeft er niet naar toe".
VRIENDEN
Piet Meertens, b«ig met morgen, praat
over vrienden van vandaag en die van
gisteren. Ze hebben zijn leven zoveel rij
ker gemaakt dat hij het woord Vriend'
niet achteloos gebruikt. Hij praat over
Henriette Roland Holst, over Gerrit Ach
terberg en Henk van Randwijk, hij praat
over Van Schagen en andere Zeeuwse
mensen, Arthur Lehning. Sam de Wolff, de
grauwe oorlogsjaren. Vrij Nederland. De
Vonk en De Vlam er. wat hij noemt 'de
gelukkige jaren 1945-1952.
Hij praat over Middelburg en Amsterdam,
het nieuwe Jeruzalem en het Jeruzalem
van Jacob Israel de Haan.
„Wat De Haan had met Amsterdam en
Jeruzalem, heb ik met Amsterdam en
Middelburg. Het is eigenlijk een beetje
haat-liefde-verhouding. Als ik in Amster
dam zit en ik ga naar Middelburg, vind ik
dat een fijne gedachte. Zit ik eenmaal in
Middelburg, dan kan ik me alweer op de
terugreis verheugen. In beide gevallen be
valt het verblijf me bovendien ook nog.
dus ik mag niet klagen. Ik heb me vroeger
wat tegen Middelburg afgezet. Ik moest er
loskomen uit een milieu dat met het mijne
was Er heerste iets van een kleingeestig
heid die benauwend was. Als jongen heb
ik wel gedacht „ben ik nu gek of die
Middelburgers". Het was allemaal wat be
krompen. Dat is nu anders. Ik heb de
balans gevonden. Ik kan niet zonder het
een en ook niet zonder het ander."
g. AFSCHEID
Het werk van de Middelburgse Amster
dammer/Amsterdamse Middelburger heeft
hem vaak buiten die steden gebracht, met
behoud evenwel van de sfeer die de weten
schapsmens Meertens zo aanspreekt.
Volgende maand verkeert hij op uitnodi
ging van vakgenoten in Moskou en in
september neemt hij in Budapest afscheid
van een groot deei van die internationale
kreng. die de zijne is geworden. Hij kijkt
dan wellicht even i terug op een leven dat
hem letterlijk lief is.
.Er is een gedicht van Troeïstra met deze
regels
In kringen ligt het
leven om ons heen.
Daar zit veel in. De kringen schuiven en
maken het patroon. Het leven is zeer de
moeite waard. Ik heb mijn hele lever, veel
geluk gehad en gevonden wat ik wilde
vinden. Ik wee; dat er mensen zijn die dat
niet hebben en dat betekent dat ik bevoor
recht ben. Waarom? Daar staat een vraag
teken achter."