HOE KAN VLISSINGEN UIT DE IMPASSE VAN DE SOUBURGSE BRUG KOMEN? nb Een boekje over, en een nieuwe bundel van Ida Gerhardt nb wt J^DAG 16 MAART 1974 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 19 'at moet het gemeente bestuur van Vlissingen aan met het hooglopende protest tegen de 'inruil' van cle bestaande Souburgse brug vor de bouw van een nieuwe half-hoge brug over tiet kanaal door Walcheren? Aan de ene kant is het college met de financiering van het project, waaraan nu al weer ettelijke jaren hard wordt getrokken, een flink stuk op dreef geraakt. Er is voor een bedrag van 9 miljoen aan toezeggingen binnen. Daartegenover staat de voor Souburg onverteerbare voorwaarde van het ministe rie van verkeer en waterstaat dat de Souburgse brug moet worden opgeruimd, wil Vlissingen toe stemming krijgen om de brug te bouwen. Waarbij dan bovendien de financiering in het geding is: minister Westerterp van verkeer en waterstaat beeft een bedrag van 3 miljoen aangeboden, dat met als een subsidie mag worden beschouwd, maar eerder een afkoopsom is voor de Souburgse brug. Vlissingen krijgt uitgekeerd wat het rijk bespaart &ls deze verbinding niet langer hoeft te blijven bestaan. Wie probeert om wat orde te scheppen m de argumenten, die de Souburgers de afgelopen weken met emmers tegelijk hebben leeggegooid boven de hoofden van burgemeester en. wethouders, moet vaststellen dat het gemeentebestuur toch wel in een vervelende positie is gemanoeuvreerd. Men is met een bijzonder netelig resultaat van de onderhande lingstafel met verkeer en waterstaat bij de bevol- nng te biecht gegaan, terwijl de gemeenteraad van Vlissingen in november 1972 een motie had aange- wmen waarin bepaalde verwachtingen zijn gewekt, je raad sprak zich in principe uit voor de bouw vin de half-hoge brug onder het uitdrukkelijke voorbehoud 'dat de bestaande Souburgse brug niet ral verdwijnen voordat hier een alternatieve oplos sing is gevonden voor de verbinding tussen Oost- en West-Souburg'. De rumoerige en massaal bezochte hoorzittingen in Souburg hebben geen oplossing opgeleverd, waarmee het gemeentebestuur van Vlis singen uit de nu ontstane impasse raakt. Souburg beeft laten weten dat het weinig gevoelig is voor de worden opgeruimd als de wijken West-Souburg en redenering van b. en w. de brugverbinding kan ook worden opgeruimd ate de wijken West-Souburg en Westerzicht in versneld tempo aan die eigen voor zieningen worden geholpen, waarvoor de bevolking nu op Oost-Souburg Is aangewezen. Het zal de raad dus moeilijk vallen om in die zin een interpretatie m de motie te geven. Souburg heeft om een verbinding over het kanaal gevraagd, op de dezelfde plaats waar nu de oude brug ligt. Het heeft er alle schijn van dat deze kwestie in de gemeentepolitiek een beduidende rol gaat spelen. Vooral tegen de achtergrond van het 'oud zeer' dat er in Souburg altijd nog zit over de herindeling van gemeenten op Walcheren en dat nu weer eens heel opvallend aan de oppervlakte is gekomen. Nu de zaken er dus een beetje klemvast voor staan mag natuurlijk wel eens de vraag worden gesteld of het nog een zaak van de gemeente Vlissingen alleen ls om uit te maken of een kennelijk door grote groepen van de bevolking van belang geachte verbinding maar moet verdwijnen. Het gaat tenslotte om twee wijken van één en dezelfde gemeente, die worden doorsneden door een rijksspoorweg, een rijkskanaal en een provinciale weg. Heeft men zich bij verkeer en waterstaat wel gerealiseerd hoe hoog de functie van de huidige brug wordt aangeslagen? Heeft men daar eigenlijk niet wat onredelijke eisen aan de gemeente Vlissin gen gesteld? Heeft men Vlissingen vorig jaar sep tember niet wat al te gemakkelijk opgezadeld met het moeilijkste deel van de procedure om de Souburgse brug aan het verkeer te onttrekken? Langzamerhand wordt het toch tijd dat men zich ook bij dit departement nog eens waagt aan een 'waardering' van de functie van de huidige brug. En is het dan van verkeer en waterstaat werkelijk te veel gevraagd om te helpen meedenken in de richting van een tussenoplossing? De uitgangspunten voor een tussenoplossing kunnen overigens alleen worden geformuleerd als alle tot nu toe geldende argumenten nog eens naast elkaar komen staan en tegen elkaar worden afgewogen. Wanneer daarbij de Souburgse brug in zijn volle bekeken NADER BEKEKEN T bekeken waardigheid als een vitale verbinding voor voetgan gers, fietsers en bromfietsers wordt 'meegenomen' moet het voor alle partijen mogelijk zijn om uit de gerezen moeilijkheden te raken. Zonder het een tegen het ander weg te strepen, zonder opnieuw jaren te verliezen, zonder de kwestie nu maar meteen naar een eindbeslissing toe te drijven en zonder als reactie daarop in een moeizame beroeps procedure terecht te komen. Er lopen in deze kwestie nogal wat zaken door elkaar heen die hoognodig moeten worden ont ward. Bij het plan voor de bouw van een half-hoge brug over het kanaal door Walcheren gaat het in wezen om vier groepen van belangen. 1. die van het (doorgaande) wegverkeer van rijksweg 58, van Oost-Souburg en van het Sloegebied naar de stad Vlissingen en een deel van Walcheren, 2. die van de scheepvaart op het. kanaal en die van de spoorwe gen, 3. die van de sociale en maatschappelijke functie van de Souburgse brug als voetgangers- en fietsersverbinding, 4. die van de financiën. Je ontkomt bij het overzien van deze nu al zo lang slepende zaak niet aan de indruk dat de voorrang van de scheepvaart op het wegverkeer van oudsher een min of meer heilig gegeven ook in dit geval erg hoog ls genoteerd. In de voorstudie en de onderhandelingen tussen verkeer en waterstaat en de gemeente Vlissingen is dat primaat van de scheepvaart ongetwijfeld uitvoerig afgewogen tegen dat van het wegverkeer als totaal Maar is daarbij ook bedacht dat het wegverkeer eigenlijk in tweeën uiteenvalt: in het autoverkeer dat belang heeft bij een snellere verbinding en in het voetgangers- en fietsersverkeer dat vooral veel waarde hecht aan een korte, gemakkelijk bereikbare verbinding? Op de weegschaal tussen wegverkeer en scheepvaart verkeer wordt een brug erbij vertaald in: hinder voor de scheepvaart. Een nieuwe half hoge brug over het kanaal door Walcheren levert voor ruw. weg 50% van de scheepvaart extra hinder op. de rest kan er ongehinderd onderdoor Wanneer de bestaande brug bij Souburg wordt opgeheven blijft de hinder voor de scheepvaart niet gelijk met de au bestaande situatie, maar ze wordt zelfs met 50% verminderd. De helft van de scheepvaart kan na de Keersluisbrug bij Vlissingen ongehinderd doorvaren, voor de rest moet straks de half-hoge brug omhoog. Waarbij dan nog als aanvulling vermeld dat er tussen 9 uur 's avonds en 5 uur in de ochtend bij de diverse bruggen op het kanaal niet wordt gedraaid. Het voordeel van de hindervermindering voor de scheepvaart is met de eis tot 'inruil' van de Souburgse brug omgezet in een nadeel voor het voetgangers- en fietsersverkeer tussen de beide Souburgen. De vraag zou nu op tafel kunnen komen in hoever het mogelijk is om voor Juist dat voetgangers- en fietsersverkeer een brugverbinding over het kanaal te houden of te maken, die do- hinder voor de scheepvaart op het 'peil' van dit moment houdt. In deze wat subtielere afweging van de belangen die in deze kwestie spelen zouden de gedachten kunnen uitgaan naar een brug(getje) voor met name de categorie die zo zwaar tegen het verdwijnen van de huidige verbinding aankijkt wandelaars, moeders met kinderwagens, schoolkin deren, fietsers en bromfietsers. Een brug van een lichte constructie, met een snel op- en neergaande klap of met een in het midden schuivend stuk wegdek, dat snel kan worden geopefta voor de scheepvaart. Voor zo'n voetgangers- en fietsersbrug zou misschien zelfs een deel van de huidige pijlers en de aanbruggen kunnen worden -gebruikt Wan neer het belang van de scheepvaart werkelijk zo hard moet worden gemaakt dat de hinder van een "blijvende Souburgse brug' moet worden verkleind zou een dergelijke oplossing tegenover de sociale functie voor de beide Souburgen op het. belangen- lijstje moeten komen. We hebben alle reden ervan uit te gaan dat men bij rijkswaterstaat bereid is om het "bezwarenpakketvan de Souburgse hoorzit tingen opnieuw te wegen en in de richting van een dergelijke technische tussenoplossing te denken. Tenslotte zal ook in deze provincie in de naaste toekomst het belang van de fiets en de bromfiets naast dat van de auto aandacht moeten krijgen. Bovendien zou zo'n snel te bedienen brug een logisch vervolg zijn op de tunnel die provinciale waterstaat bij Soubqrg onder de Nieuwe «dubbel haans) Vlissingseweg heeft gelegd In de onderhan delingen met het ministerie van verkeer en water staat is ook steeds naar voren gebracht dat ophef fing van de spoorwegovergang bij de Kanaalstraat in Souburg :n de hele zaak 'meeweegt'. Overigens is nooit goed duidelijk gemaakt, waarom de huidige spoorwegovergang niet zou kunnen blijven bestaan, worden vervangen door een overgang met automa tische halve bomen (ahob) of in de toekomst worden bediend vanuit een even verderop te bou wen nieuwe halte voor de Souburgse en Viissingse treinreizigers. Met opzet zijn hierboven de financiële consequen ties buiten beschouwing gelaten. Het begint er namelijk steeds meer op te lijken dat ze wat al te ingewikkeld zijn verweven met de opheffing van de bestaande Souburgse brug. Is er nu helemaal voor het ministerie van verkeer en waterstaat geen andere mogelijkheid om de gemeente Vlissingen een financiële bijdrage te leveren voor de nieuwe half-hoge brug? De planologische en infrastructurele consequenties van het rapport van de Commissie Claasesz over de afsluiting van de Oosterschelde zullen waarschijnlijk de Dammenweg op Walcheren met aansluitend een nieuwe hoge brug over het kanaal door Walcheren bij Abeele of ten noorden van Middelburg een stuk langer in de tijd vooruit schuiven. Wanneer dus binnenkort zou blijken dat de Dammen weg van het rijkswegenplan kan worden geschrapt heeft dat vrij vergaande gevolgen voor de toekomstige functie van de nieuwe half hoge brug bij Vlissingen. Het zou best wel eens kunnen zijn dat aan die brug straks een meer bovenstede- tijk karakter moet worden toegekend: ze krijgt dan immers veel meer doorgaand verkeer naar de zuidwesthoek van Walcheren te verwerken dan aanvankelijk in de bedoeling heeft gelegen. In dat geval zal rijkswaterstaat mogelijk ook hogere eisen ian de brug en de toeleidende wegen stellen. In dat geval ook lijkt de mogelijkheid aanwezig om het ministerie van verkeer en waterstaat op een andere :itel dan "besparingen op de exploitatie van de Souburgse brug* aan het Nieuwe Viissingse project e laten meefinancieren- In dat geval hoeft minister Vesterterp niet langer ƒ3 miljoen aan te bieden als sen afkoopsom. Met de aanbieding op zich «vorig <aar september) heeft dit ministerie overigens du:- lelijk aangetoond dat men er bereid was daadwer kelijk te zoeken naar een manier om de kosten van iet Viissingse project te helpen dragen. En dat mag •yoen i 1 staat latuurlijk in de hele discussie ook niet worden vergeten. Nu we het toch over financiële medewerking heb ber. misschien ligt er voor bet provinciaal bestuur van Zeeland ook nog wed een aanleiding om bij eer. veranderende weeenstructuur op Walcheren ook eens te denken aar. een injectie voor een verbinding over het kanaal tussen de beide Souburgen: Het zou de onder de weg aangelegde vorig» Hf ritunrwl in de boeken tol een meer rendabele investering optrekken. Vlissingen» wethouder van openbare werken F. G. Smit heeft deze week op een hoorzh- ting in Souburg erkend dat die tunnel er bij opheffing van de bestaande brug natuurlijk "voor Jan Klaassen' bij komt te liggen- Komt nog bsj dat de provincie in het belang van de verkeersveiligheid en dat van het behoud van bestaande verbindingen tussen kleine gemeenschappen wel eens meer flinke sommen geld uitgeeft. De bouw van een verkeers- tunnel onder de weg van Goes naar de Zeeland- brug bij het dorp Kata is daar een voorbeeld van. minister Westerterp van verkeer er. water staat vorig Jaar september op de herdenkingsbij eenkomst rondom "honderd jaar kanaal' in de Viissingse Grote Kerk met het aanbod van 3 miljoen kwam werd de indruk gewekt alsof het om het laatste woord in deze kwestie ging Van V.issin- gen werd gevraagd kiezen of kabelen. Intussen lijkt er een mogelijkheid aangebroken voor een meuw gesprek met ditzelfde ministerie, voor nieu we onderhandeiingsuitgartgspunien misschien. Voor Vlissingen heeft deze hele zaak te vergaande finan ciële en intern bestuurlijke en politieke consequen ties dan dat de andere partners de gemeente zo maar in de kou mogen laten staan. Er rijn miljoenen toegezegd en die kunnen toch moeilijk worden teruggegeven onder de mededeling: jam mer. we zijn niet in de positie om ze te gebruiken. De manoeuvreerruimte van b. en w en van de gemeenteraad moet worden verbreed. Er schijnt intussen wat licht aan de lucht boven de brug te komen: de onttrekkingsprocedure voor de Souburg se brug is voorlopig nog even opgehouden, minister Westerterp komt op 26 maart naar Vlissingen om over de zaak te praten en de behandeling in de gemeenteraad is in leder geval met een maand uitgesteld. Misschien is het laatste woord nog niet gezegd over bet laatste woord van verkeer en waterstaat. KEES VAN DER MAAS OVER IDA GERHARDT (geboren 11 mei 1905) en haar poëzie is tot nu toe weinig geschre- iffl- Wie haar wilde leren kennen moest liaar bundels lezen en herlezen en vond verder ranig steun bij studies of beschouwingen. Daarin is nu verandering gekomen, doordat H-H. van der Zeyde een boekje van oen goede honderd bladzij's geschreven heeft. "De and van de dichter, over Ida Gerhardt', dat gelijktijdig met een nieuwe bundel van de dichteres, 'Vijf Vuurstenen' die aan Marie van der Zeyde opgedragen is, verschenen is. H. M. van der Zeyde (zelf o.a- bekend van de psalm-vertalingen, de Thomas More-ver- laling enzovoorts) is een goede vriendin van dr. I. G. M. Gerhardt. Zij kenden elkaar al raag op het Erasmianum in Rotterdam, en later beter als studenten in Utrecht. Nog weer gingen zij samen wonen en ook samen werken: Ida Gerhardt leerde op latere leef tijd nog Hebreeuws en zo vertaalden zij samen de psalmen. beeft Marie van der Zeyde dan een boekje over n-.endin geschreven, en dat boekje heeft me, gezegd, op vele plaatsen onaangenaam ge- Ik kan niet aannemen dat Ida Gerhardt er Sa kennis van genomen heeft vóór het naar de Cffwr ging; het moet wel met haar fiat de Z*-4 ingestuurd zijn, het moet dus een beeld van ["•'oproepen dat haar goed, eerlijk en representa- lijkt. Dat is nog het meest onthutsende er van. "Ti M H. van der Zeyde uit bewondering en Eenheid voor haar vriendin gedreven een studie soms haast hagiografische trekken geschreven [«it is, voor een vrouw van haar formaat, al een °*tje vreemd. Dat Ida Gerhardt geen stokje voor Publicatie in deze vorm stak, is voor een vrouw baar formaat, nog vreemder. Want nu staan af en toe lichtelijk voor schut, en dat is het "«naatste wat je als bewonderaar van hun werk cessen. Ida Gerhardt is naar mijn mening ik dl' iedere keer als ik een bundel van haar ■Btondigde laten merken) een zeer groot dichte- •®-met zomaar een dichteres met talent, maar «««lijk een dichteres van formaat. Het enige wat a,ïl baar werk wel eens irriteert (in de minder werken, meestal) en daar heb ik dok wel omzichtig op gewezen, is haar pose van wat profetes. Wanneer zij te keer gaat tegen affe. verzinkende Holland' is ze niet alleen wat w», maar werkelijk wel eens potsierlijk. Dit "^i® gedicht spreekt ook een verongelijkt, te kort J®™30 mens. Ik vond dit haar zwakke plek; rfrna3st staan immers tientallen gedichten die vT,, maal of zo goed als volmaakt zijn, en dat is het «Rijkste: er zijn dichters die je tot de groot- ^"rekent om een handjevol verzen, en bij haar is «slist méér dan een handvol. Ook is Ida Gerhardt allesbehalve 'miskend.' Zij is een laatbloeister en geen veelschrijfster, maar voor haar betrekkelijk geringe aantal bundels heeft zij heel wat onderscheidingen gekregen! De P- C. Hooftpnjs heeft zij nog met ontvangen (en ik spreek graag de hoop uit dat zij die de eerstvolgen de keer zal krijgen, als er iemand is die daar recht op heeft, dan is zij het!) maar verder heeft zij voor haar dozijn publicaties sedert 1940 ontvangen: de Van der Hoogtprijs, driemaal de Poëzieprijs van de stad Amsterdam, de Marianne Philipsprijs, de Mar- tinus Nijhoff-vertaalprijs en de Culturele Prijs van Arnhem. Dit is haar blijkbaar niet voldoende, want het eerste vers uit haar nieuwe bundel "Vijf Vuur stenen' heeft weer al de regels: Het ongeeerd zijn in uw eigen land. Dat zich de minste boven u verheft. En ja, we lezen het bij Van der Zeyde op pag. 50: „Intussen had men wèl na '45 Bertus Aafjes jui chend ingehaald ('de jongste der Meesters'); was er om Achterberg heen een ware cultus ontstaan ('de Magiër'); maakte men zich alweer gereed om alles op de afvalhoop te werpen ter wille van Lucebert ('de keizer der vijftigers')." En niemand bekommerde rich om Ida. 'de Sappho van Kampen.' Wat heeft zij dan toch verwacht? Ida Gerhardt gaat wel te keer over het verval van "Holland' maar ze heeft blijkbaar nooit gepeild hoevér "Holland' (en niet alleen dkt) wel gezonken was. Wat Ida Gerhardt schrijft wordt door bijna niemand meer verstaan, dat is de waarheid, en "Holland" beseft dat af en toe nog wel eens, en deelt dan maar vlug wat bekroningen uit, als "Holland' de moeilijke en alles opeisende verzen van de laureate dan alsjeblieft maar niet hoeft te lezen, want die zeggen Holland' zo goed als niets meer, daarvoor is het veel te ver verloederd. Dat is de bittere waarheid. Wie schrijft zoals Ida Gerhardt schrijft en wie leeft zoals Ida Gerhardt leeft, mag er niet op rekenen dat zijn naam al bij zijn leven op aller lippen is. Wanneer zie je Ida Gerhardt op tv kunstjes vertonen? Wanneer omhelst zij een voetballer of een schaatser, of schrijft ze er een Ode voor? Wanneer zie je haar kopje op een lucifersdoosje? Voor wat, hoort wat, je krijgt Holland' niet naar de Olympos. Nee, ik vind het doodgewoon een wonder dat haar poëzie althans nog een beetje weerklank vindt, vaak herdrukt wordt zelfs. Nu zult u zeggen: dit lijkt ook wel hagiografisch, persoonsverheerlijking. Ja. En toch heb ik grote bezwaren tegen de wijze waarop M. H. van der Zeyde over haar vriendin geschreven heeft. Haar aanpak mist alle natuurlijke, vanzelfsprekende be scheidenheid- Eenvoudig gezegd: iemand is groot, en dan blijkt dat of laat je dat blijken, en dan wordt het heus wel gezien. Maar pijnlijk is het als van een groot iemand aldoor gezegd wordt, wat is hij toch groot, daar zou je toch echt niemand naast kunnen zetten, die kan alleen maar omgaan met de grootste geesten uit het verleden en heden (die dan. nota bene ook nog genoemd worden!) Daar is Marie van der Zeyde aldoor mee bezig. Het per soonlijke- en familievlak nu maar terzijde latend (Ida was natuurlijk de grote onbegrepene in het gezin, nuances ontbreken, de tegenstem kan niet meer worden gehoord, we moeten het maar gelo ven van H. M. van de Z. die het "via" heeft!) en me beperkend, wat me wel zo lief is, tot de literatuur, een paar voorbeelden. Toen Ida als studente van een jaar of negentien voor het eerst een gedicht van haarzelf voorlas. maakte dit op Marie een diepe indruk: ik wist met volstrekte zekerheid, dat degene die tegenover mij zat een dichter was. Een schokkende ontdek king om helemaal op je eentje te doen. als je zeif ook nog maar negentien bent. Een dichter laten wij zeggen van ae rang van Marsman, over wie wij juist met veel bewondering hadden gesproken." Dit bij klankje, een onzuiver bijklankje, trilt door tot aan het slot, p. 101, waar regels te vinden zijn als: „Maar eigenlijk vind ik in de Nederlandse poëzie niemand waar ik Ida 'naast' zou kunnen zetten. Ook niet bij de vrouwen: rij is geen zusje van Vasalis, geen tweede Henriëtte Roland Holst, geen late nazaat van Hadewych Alleen één vergelij king dringt zich aan mij op, de laatste jaar of tien steeds sterker: de vergelijking met Yeats" „De latere Yeats en de latere Ida Gerhardt, ik ben overtuigd dat die elkaar zouden hebben verstaan Telkens weer klinkt deze toon op. De dames wonen in Eefde „...een noodoplossing, alles is er voor een kunstenaarschap van dit formaat te klein van afmetingen" .Desondanks lijdt Ida dagelijks onder Holland'... Ook de gedachte dat je met Ida Gerhardt best gewoon en gezellig kunt omgaan, zonder er je het geringste van aan te trekken dat zij een dichter is, berust op een miskenning van de verhoudingen: die dichter is zij namelijk zelf...' Maar eigenlijk nooit is deze poëzie alleen maar Hollands. Niet alleen omdat er ook andere achter gronden in voorkomen, maar vooral omdat hetgeen eigenlijk gezegd wordt. Holland voortdurend te boven en te buiten gaat." Jammer, want verder bevat dit boek, de eerste belangrijke studie over Ida Gerhardt, veel wetens waardigs. en veel moois ook. Het boekje beeft naast die onuitstaanbaar-irriterende toon ook wel een voorname tood- Het interessantste wat ik er uit geleerd heb. is dat ook Ida Gerhardt, zoals de meeste grote dichters, in haar gedichten situaties oproept, heel plastisch en overtuigend en levens echt, die zich niettemin nooit zo hebben voorge daan, ook niet al spreekt zij van 'ik'. Het Carillon' brengt iets onder woorden wat zó beleefd is. Maar het is duidelijk dat rij bijvoorbeeld nooit op een "hooggewielde wagen' over een polderdijk heeft gereden, een dravend paard mennend. Zo heeft zij ook wel nooit ergens gewoond waar het drinkwater uit een welput geschept werd. zoals in "Brief (p. 31) Zo lijkt mij in haar nieuwste bundel het zo bekoorlijke en aandoenlijke Pasen' 'gecomponeerd Was het hele boekje van Marie van der Zeyde maar op deze manier geschreven! Daarnaast verscheen dus "Vijf Vuurstenen.' Ida Gerhardts nieuwe bundel. Een prachtige, sterke bundel met vele heldere, volmaakte en aangrijpende gedichten. De bundel eindigt met een zeer groots. lang vers "Een Herfsta vond'» waarin de dichteres op een onvergetelijke manier het lot van een grote Ierse ram «mannetjes schaap i tekent, een dier dat zij blijkbaar, toen bet ten dode gedoemd was. in werkelijkheid of u. droom heeft vrijgekocht, en dat nu nog. mogelijk, ergens langs de Ierse rotsen voortstapt. Dit grandi oze gedicht eindigt: Vaarwel. Heer Ram. met ken ik de tijd u toegemeten ginder, waar thans de nacht valt. zult ge. als uw kracht gaat stremmen. aan mensenmacht onttrokken uw eigen einde vinden wellicht doordat ge insneeuwt, of stortte van een sleenwand. of zomaar ingeslapen Hoe brandend kan een wens zijn die stom wordt omgedragen. God. die mij kent. bescherm mij: laat het mij niet ontzegd zijn om, als het komt, gevrijwaard voor overmacht van mensen en het oneerbaar uitstel mijn eigen dood te sterven. Men moet natuurlijk dit hele gedicht lezen om de volle waarde van dit slot te voelen «en ook het vers Testamentair'); ik kan enkel zeggen dat ik in lang niet zo getroffen, geslagen was. Een grote dankbaarheid vult je als iemand je dit geeft. En er staan veel buitengewoon goede verzen in deze bundel. Geweldig is ook «ziet u ze. voelt u bet rythme) deze: THRACISCHE JONGENSDAHS Die bars de schildpadlier bespant, het Thracisch lied weet aan te slaan, hij Chiron, danig grijs gebaard, gebiedt de dansers in de baan Steigerend komt hun branding aan. deelt zich in vervoerde vaart, wisselt de standen naar de trant, laat cirkels om elkander gaan. Met handgeklap, met voetgestamp met kreten vogelhoog ontsneld en door de bergwand teruggemeld Rond hem die. danig grijs gebaard, de dans regeert met oog en hand en hoel slag davering van geweld, die onbarmhartig oordeel velt. Die bars de schildpadlier bespant. Uniek het deels speelse, deels zeer ernstige "Vroeg op weg', wijs en bitter de Xof van het Onkruid' je zou ze allemaal willen citeren. Ik schrijf oog over dit: ZIEKENBEZOEK Wanneer een mens. door pijn getaloueerd. afwerensmoe zich op de zijde keer', het zweet nog tracht te wissen met het laken: wellicht, wellicht dat ge éindelijk zwtjgen leert. M H ran der Zeydr Dj hand ran de djobter. orar ld» O hardt ld» Gerhardt, vyf Vuurstee» Be.de uigaren: h-trrme Rrtok A Van Gennep, Xoeeerttezn.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1974 | | pagina 19