HOE KAN VLISSINGEN UIT
DE IMPASSE VAN DE
SOUBURGSE BRUG KOMEN?
nb
Een boekje over, en een nieuwe bundel van Ida Gerhardt
nb
wt
J^DAG 16 MAART 1974
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
19
'at moet het gemeente
bestuur van Vlissingen
aan met het hooglopende
protest tegen de 'inruil' van
cle bestaande Souburgse
brug vor de bouw van een
nieuwe half-hoge brug over
tiet kanaal door Walcheren?
Aan de ene kant is het college met de financiering
van het project, waaraan nu al weer ettelijke jaren
hard wordt getrokken, een flink stuk op dreef
geraakt. Er is voor een bedrag van 9 miljoen aan
toezeggingen binnen. Daartegenover staat de voor
Souburg onverteerbare voorwaarde van het ministe
rie van verkeer en waterstaat dat de Souburgse
brug moet worden opgeruimd, wil Vlissingen toe
stemming krijgen om de brug te bouwen. Waarbij
dan bovendien de financiering in het geding is:
minister Westerterp van verkeer en waterstaat
beeft een bedrag van 3 miljoen aangeboden, dat
met als een subsidie mag worden beschouwd, maar
eerder een afkoopsom is voor de Souburgse brug.
Vlissingen krijgt uitgekeerd wat het rijk bespaart
&ls deze verbinding niet langer hoeft te blijven
bestaan.
Wie probeert om wat orde te scheppen m de
argumenten, die de Souburgers de afgelopen weken
met emmers tegelijk hebben leeggegooid boven de
hoofden van burgemeester en. wethouders, moet
vaststellen dat het gemeentebestuur toch wel in een
vervelende positie is gemanoeuvreerd. Men is met
een bijzonder netelig resultaat van de onderhande
lingstafel met verkeer en waterstaat bij de bevol-
nng te biecht gegaan, terwijl de gemeenteraad van
Vlissingen in november 1972 een motie had aange-
wmen waarin bepaalde verwachtingen zijn gewekt,
je raad sprak zich in principe uit voor de bouw
vin de half-hoge brug onder het uitdrukkelijke
voorbehoud 'dat de bestaande Souburgse brug niet
ral verdwijnen voordat hier een alternatieve oplos
sing is gevonden voor de verbinding tussen Oost- en
West-Souburg'. De rumoerige en massaal bezochte
hoorzittingen in Souburg hebben geen oplossing
opgeleverd, waarmee het gemeentebestuur van Vlis
singen uit de nu ontstane impasse raakt. Souburg
beeft laten weten dat het weinig gevoelig is voor de
worden opgeruimd als de wijken West-Souburg en
redenering van b. en w. de brugverbinding kan ook
worden opgeruimd ate de wijken West-Souburg en
Westerzicht in versneld tempo aan die eigen voor
zieningen worden geholpen, waarvoor de bevolking
nu op Oost-Souburg Is aangewezen. Het zal de raad
dus moeilijk vallen om in die zin een interpretatie
m de motie te geven. Souburg heeft om een
verbinding over het kanaal gevraagd, op de dezelfde
plaats waar nu de oude brug ligt. Het heeft er alle
schijn van dat deze kwestie in de gemeentepolitiek
een beduidende rol gaat spelen. Vooral tegen de
achtergrond van het 'oud zeer' dat er in Souburg
altijd nog zit over de herindeling van gemeenten op
Walcheren en dat nu weer eens heel opvallend aan
de oppervlakte is gekomen.
Nu de zaken er dus een beetje klemvast voor
staan mag natuurlijk wel eens de vraag worden
gesteld of het nog een zaak van de gemeente
Vlissingen alleen ls om uit te maken of een
kennelijk door grote groepen van de bevolking van
belang geachte verbinding maar moet verdwijnen.
Het gaat tenslotte om twee wijken van één en
dezelfde gemeente, die worden doorsneden door een
rijksspoorweg, een rijkskanaal en een provinciale
weg. Heeft men zich bij verkeer en waterstaat wel
gerealiseerd hoe hoog de functie van de huidige
brug wordt aangeslagen? Heeft men daar eigenlijk
niet wat onredelijke eisen aan de gemeente Vlissin
gen gesteld? Heeft men Vlissingen vorig jaar sep
tember niet wat al te gemakkelijk opgezadeld met
het moeilijkste deel van de procedure om de
Souburgse brug aan het verkeer te onttrekken?
Langzamerhand wordt het toch tijd dat men zich
ook bij dit departement nog eens waagt aan een
'waardering' van de functie van de huidige brug. En
is het dan van verkeer en waterstaat werkelijk te
veel gevraagd om te helpen meedenken in de
richting van een tussenoplossing?
De uitgangspunten voor een tussenoplossing kunnen
overigens alleen worden geformuleerd als alle tot
nu toe geldende argumenten nog eens naast elkaar
komen staan en tegen elkaar worden afgewogen.
Wanneer daarbij de Souburgse brug in zijn volle
bekeken
NADER BEKEKEN
T bekeken
waardigheid als een vitale verbinding voor voetgan
gers, fietsers en bromfietsers wordt 'meegenomen'
moet het voor alle partijen mogelijk zijn om uit de
gerezen moeilijkheden te raken. Zonder het een
tegen het ander weg te strepen, zonder opnieuw
jaren te verliezen, zonder de kwestie nu maar
meteen naar een eindbeslissing toe te drijven en
zonder als reactie daarop in een moeizame beroeps
procedure terecht te komen.
Er lopen in deze kwestie nogal wat zaken door
elkaar heen die hoognodig moeten worden ont
ward. Bij het plan voor de bouw van een half-hoge
brug over het kanaal door Walcheren gaat het in
wezen om vier groepen van belangen. 1. die van het
(doorgaande) wegverkeer van rijksweg 58, van
Oost-Souburg en van het Sloegebied naar de stad
Vlissingen en een deel van Walcheren, 2. die van de
scheepvaart op het. kanaal en die van de spoorwe
gen, 3. die van de sociale en maatschappelijke
functie van de Souburgse brug als voetgangers- en
fietsersverbinding, 4. die van de financiën.
Je ontkomt bij het overzien van deze nu al zo lang
slepende zaak niet aan de indruk dat de voorrang
van de scheepvaart op het wegverkeer van
oudsher een min of meer heilig gegeven ook in
dit geval erg hoog ls genoteerd. In de voorstudie en
de onderhandelingen tussen verkeer en waterstaat
en de gemeente Vlissingen is dat primaat van de
scheepvaart ongetwijfeld uitvoerig afgewogen tegen
dat van het wegverkeer als totaal Maar is daarbij
ook bedacht dat het wegverkeer eigenlijk in tweeën
uiteenvalt: in het autoverkeer dat belang heeft bij
een snellere verbinding en in het voetgangers- en
fietsersverkeer dat vooral veel waarde hecht aan
een korte, gemakkelijk bereikbare verbinding? Op
de weegschaal tussen wegverkeer en scheepvaart
verkeer wordt een brug erbij vertaald in: hinder
voor de scheepvaart. Een nieuwe half hoge brug
over het kanaal door Walcheren levert voor ruw.
weg 50% van de scheepvaart extra hinder op. de
rest kan er ongehinderd onderdoor Wanneer de
bestaande brug bij Souburg wordt opgeheven blijft
de hinder voor de scheepvaart niet gelijk met de
au bestaande situatie, maar ze wordt zelfs met 50%
verminderd. De helft van de scheepvaart kan na de
Keersluisbrug bij Vlissingen ongehinderd doorvaren,
voor de rest moet straks de half-hoge brug omhoog.
Waarbij dan nog als aanvulling vermeld dat er
tussen 9 uur 's avonds en 5 uur in de ochtend bij
de diverse bruggen op het kanaal niet wordt
gedraaid.
Het voordeel van de hindervermindering voor de
scheepvaart is met de eis tot 'inruil' van de
Souburgse brug omgezet in een nadeel voor het
voetgangers- en fietsersverkeer tussen de beide
Souburgen. De vraag zou nu op tafel kunnen komen
in hoever het mogelijk is om voor Juist dat
voetgangers- en fietsersverkeer een brugverbinding
over het kanaal te houden of te maken, die do-
hinder voor de scheepvaart op het 'peil' van dit
moment houdt. In deze wat subtielere afweging van
de belangen die in deze kwestie spelen zouden de
gedachten kunnen uitgaan naar een brug(getje)
voor met name de categorie die zo zwaar tegen het
verdwijnen van de huidige verbinding aankijkt
wandelaars, moeders met kinderwagens, schoolkin
deren, fietsers en bromfietsers. Een brug van een
lichte constructie, met een snel op- en neergaande
klap of met een in het midden schuivend stuk
wegdek, dat snel kan worden geopefta voor de
scheepvaart. Voor zo'n voetgangers- en fietsersbrug
zou misschien zelfs een deel van de huidige pijlers
en de aanbruggen kunnen worden -gebruikt Wan
neer het belang van de scheepvaart werkelijk zo
hard moet worden gemaakt dat de hinder van een
"blijvende Souburgse brug' moet worden verkleind
zou een dergelijke oplossing tegenover de sociale
functie voor de beide Souburgen op het. belangen-
lijstje moeten komen. We hebben alle reden ervan
uit te gaan dat men bij rijkswaterstaat bereid is
om het "bezwarenpakketvan de Souburgse hoorzit
tingen opnieuw te wegen en in de richting van een
dergelijke technische tussenoplossing te denken.
Tenslotte zal ook in deze provincie in de naaste
toekomst het belang van de fiets en de bromfiets
naast dat van de auto aandacht moeten krijgen.
Bovendien zou zo'n snel te bedienen brug een
logisch vervolg zijn op de tunnel die provinciale
waterstaat bij Soubqrg onder de Nieuwe «dubbel
haans) Vlissingseweg heeft gelegd In de onderhan
delingen met het ministerie van verkeer en water
staat is ook steeds naar voren gebracht dat ophef
fing van de spoorwegovergang bij de Kanaalstraat
in Souburg :n de hele zaak 'meeweegt'. Overigens is
nooit goed duidelijk gemaakt, waarom de huidige
spoorwegovergang niet zou kunnen blijven bestaan,
worden vervangen door een overgang met automa
tische halve bomen (ahob) of in de toekomst
worden bediend vanuit een even verderop te bou
wen nieuwe halte voor de Souburgse en Viissingse
treinreizigers.
Met opzet zijn hierboven de financiële consequen
ties buiten beschouwing gelaten. Het begint er
namelijk steeds meer op te lijken dat ze wat al te
ingewikkeld zijn verweven met de opheffing van de
bestaande Souburgse brug. Is er nu helemaal voor
het ministerie van verkeer en waterstaat geen
andere mogelijkheid om de gemeente Vlissingen
een financiële bijdrage te leveren voor de nieuwe
half-hoge brug? De planologische en infrastructurele
consequenties van het rapport van de Commissie
Claasesz over de afsluiting van de Oosterschelde
zullen waarschijnlijk de Dammenweg op Walcheren
met aansluitend een nieuwe hoge brug over het
kanaal door Walcheren bij Abeele of ten noorden
van Middelburg een stuk langer in de tijd vooruit
schuiven. Wanneer dus binnenkort zou blijken dat
de Dammen weg van het rijkswegenplan kan worden
geschrapt heeft dat vrij vergaande gevolgen voor
de toekomstige functie van de nieuwe half hoge
brug bij Vlissingen. Het zou best wel eens kunnen
zijn dat aan die brug straks een meer bovenstede-
tijk karakter moet worden toegekend: ze krijgt dan
immers veel meer doorgaand verkeer naar de
zuidwesthoek van Walcheren te verwerken dan
aanvankelijk in de bedoeling heeft gelegen. In dat
geval zal rijkswaterstaat mogelijk ook hogere eisen
ian de brug en de toeleidende wegen stellen. In dat
geval ook lijkt de mogelijkheid aanwezig om het
ministerie van verkeer en waterstaat op een andere
:itel dan "besparingen op de exploitatie van de
Souburgse brug* aan het Nieuwe Viissingse project
e laten meefinancieren- In dat geval hoeft minister
Vesterterp niet langer ƒ3 miljoen aan te bieden als
sen afkoopsom. Met de aanbieding op zich «vorig
<aar september) heeft dit ministerie overigens du:-
lelijk aangetoond dat men er bereid was daadwer
kelijk te zoeken naar een manier om de kosten van
iet Viissingse project te helpen dragen. En dat mag
•yoen i
1 staat
latuurlijk in de hele discussie ook niet worden
vergeten.
Nu we het toch over financiële medewerking heb
ber. misschien ligt er voor bet provinciaal bestuur
van Zeeland ook nog wed een aanleiding om bij eer.
veranderende weeenstructuur op Walcheren ook
eens te denken aar. een injectie voor een verbinding
over het kanaal tussen de beide Souburgen: Het
zou de onder de weg aangelegde vorig» Hf ritunrwl
in de boeken tol een meer rendabele investering
optrekken. Vlissingen» wethouder van openbare
werken F. G. Smit heeft deze week op een hoorzh-
ting in Souburg erkend dat die tunnel er bij
opheffing van de bestaande brug natuurlijk "voor
Jan Klaassen' bij komt te liggen- Komt nog bsj dat
de provincie in het belang van de verkeersveiligheid
en dat van het behoud van bestaande verbindingen
tussen kleine gemeenschappen wel eens meer flinke
sommen geld uitgeeft. De bouw van een verkeers-
tunnel onder de weg van Goes naar de Zeeland-
brug bij het dorp Kata is daar een voorbeeld van.
minister Westerterp van verkeer er. water
staat vorig Jaar september op de herdenkingsbij
eenkomst rondom "honderd jaar kanaal' in de
Viissingse Grote Kerk met het aanbod van 3
miljoen kwam werd de indruk gewekt alsof het om
het laatste woord in deze kwestie ging Van V.issin-
gen werd gevraagd kiezen of kabelen. Intussen
lijkt er een mogelijkheid aangebroken voor een
meuw gesprek met ditzelfde ministerie, voor nieu
we onderhandeiingsuitgartgspunien misschien. Voor
Vlissingen heeft deze hele zaak te vergaande finan
ciële en intern bestuurlijke en politieke consequen
ties dan dat de andere partners de gemeente zo
maar in de kou mogen laten staan. Er rijn
miljoenen toegezegd en die kunnen toch moeilijk
worden teruggegeven onder de mededeling: jam
mer. we zijn niet in de positie om ze te gebruiken.
De manoeuvreerruimte van b. en w en van de
gemeenteraad moet worden verbreed. Er schijnt
intussen wat licht aan de lucht boven de brug te
komen: de onttrekkingsprocedure voor de Souburg
se brug is voorlopig nog even opgehouden, minister
Westerterp komt op 26 maart naar Vlissingen om
over de zaak te praten en de behandeling in de
gemeenteraad is in leder geval met een maand
uitgesteld. Misschien is het laatste woord nog niet
gezegd over bet laatste woord van verkeer en
waterstaat.
KEES VAN DER MAAS
OVER IDA GERHARDT (geboren 11 mei 1905) en haar poëzie is tot nu toe weinig geschre-
iffl- Wie haar wilde leren kennen moest liaar bundels lezen en herlezen en vond verder
ranig steun bij studies of beschouwingen. Daarin is nu verandering gekomen, doordat
H-H. van der Zeyde een boekje van oen goede honderd bladzij's geschreven heeft. "De
and van de dichter, over Ida Gerhardt', dat gelijktijdig met een nieuwe bundel van de
dichteres, 'Vijf Vuurstenen' die aan Marie van der Zeyde opgedragen is, verschenen is.
H. M. van der Zeyde (zelf o.a- bekend van de psalm-vertalingen, de Thomas More-ver-
laling enzovoorts) is een goede vriendin van dr. I. G. M. Gerhardt. Zij kenden elkaar al
raag op het Erasmianum in Rotterdam, en later beter als studenten in Utrecht. Nog weer
gingen zij samen wonen en ook samen werken: Ida Gerhardt leerde op latere leef
tijd nog Hebreeuws en zo vertaalden zij samen de psalmen.
beeft Marie van der Zeyde dan een boekje over
n-.endin geschreven, en dat boekje heeft me,
gezegd, op vele plaatsen onaangenaam ge-
Ik kan niet aannemen dat Ida Gerhardt er
Sa kennis van genomen heeft vóór het naar de
Cffwr ging; het moet wel met haar fiat de
Z*-4 ingestuurd zijn, het moet dus een beeld van
["•'oproepen dat haar goed, eerlijk en representa-
lijkt. Dat is nog het meest onthutsende er van.
"Ti M H. van der Zeyde uit bewondering en
Eenheid voor haar vriendin gedreven een studie
soms haast hagiografische trekken geschreven
[«it is, voor een vrouw van haar formaat, al een
°*tje vreemd. Dat Ida Gerhardt geen stokje voor
Publicatie in deze vorm stak, is voor een vrouw
baar formaat, nog vreemder. Want nu staan
af en toe lichtelijk voor schut, en dat is het
"«naatste wat je als bewonderaar van hun werk
cessen. Ida Gerhardt is naar mijn mening ik
dl' iedere keer als ik een bundel van haar
■Btondigde laten merken) een zeer groot dichte-
•®-met zomaar een dichteres met talent, maar
«««lijk een dichteres van formaat. Het enige wat
a,ïl baar werk wel eens irriteert (in de minder
werken, meestal) en daar heb ik dok wel
omzichtig op gewezen, is haar pose van wat
profetes. Wanneer zij te keer gaat tegen
affe. verzinkende Holland' is ze niet alleen wat
w», maar werkelijk wel eens potsierlijk. Dit
"^i® gedicht spreekt ook een verongelijkt, te kort
J®™30 mens. Ik vond dit haar zwakke plek;
rfrna3st staan immers tientallen gedichten die
vT,, maal of zo goed als volmaakt zijn, en dat is het
«Rijkste: er zijn dichters die je tot de groot-
^"rekent om een handjevol verzen, en bij haar is
«slist méér dan een handvol.
Ook is Ida Gerhardt allesbehalve 'miskend.' Zij is
een laatbloeister en geen veelschrijfster, maar voor
haar betrekkelijk geringe aantal bundels heeft zij
heel wat onderscheidingen gekregen! De P- C.
Hooftpnjs heeft zij nog met ontvangen (en ik
spreek graag de hoop uit dat zij die de eerstvolgen
de keer zal krijgen, als er iemand is die daar recht
op heeft, dan is zij het!) maar verder heeft zij voor
haar dozijn publicaties sedert 1940 ontvangen: de
Van der Hoogtprijs, driemaal de Poëzieprijs van de
stad Amsterdam, de Marianne Philipsprijs, de Mar-
tinus Nijhoff-vertaalprijs en de Culturele Prijs van
Arnhem. Dit is haar blijkbaar niet voldoende, want
het eerste vers uit haar nieuwe bundel "Vijf Vuur
stenen' heeft weer al de regels:
Het ongeeerd zijn in uw eigen land.
Dat zich de minste boven u verheft.
En ja, we lezen het bij Van der Zeyde op pag. 50:
„Intussen had men wèl na '45 Bertus Aafjes jui
chend ingehaald ('de jongste der Meesters'); was er
om Achterberg heen een ware cultus ontstaan ('de
Magiër'); maakte men zich alweer gereed om alles
op de afvalhoop te werpen ter wille van Lucebert
('de keizer der vijftigers')."
En niemand bekommerde rich om Ida. 'de Sappho
van Kampen.' Wat heeft zij dan toch verwacht? Ida
Gerhardt gaat wel te keer over het verval van
"Holland' maar ze heeft blijkbaar nooit gepeild
hoevér "Holland' (en niet alleen dkt) wel gezonken
was. Wat Ida Gerhardt schrijft wordt door bijna
niemand meer verstaan, dat is de waarheid, en
"Holland" beseft dat af en toe nog wel eens, en
deelt dan maar vlug wat bekroningen uit, als
"Holland' de moeilijke en alles opeisende verzen van
de laureate dan alsjeblieft maar niet hoeft te lezen,
want die zeggen Holland' zo goed als niets meer,
daarvoor is het veel te ver verloederd. Dat is de
bittere waarheid. Wie schrijft zoals Ida Gerhardt
schrijft en wie leeft zoals Ida Gerhardt leeft, mag
er niet op rekenen dat zijn naam al bij zijn leven
op aller lippen is. Wanneer zie je Ida Gerhardt op
tv kunstjes vertonen? Wanneer omhelst zij een
voetballer of een schaatser, of schrijft ze er een
Ode voor? Wanneer zie je haar kopje op een
lucifersdoosje? Voor wat, hoort wat, je krijgt
Holland' niet naar de Olympos. Nee, ik vind het
doodgewoon een wonder dat haar poëzie althans
nog een beetje weerklank vindt, vaak herdrukt
wordt zelfs.
Nu zult u zeggen: dit lijkt ook wel hagiografisch,
persoonsverheerlijking. Ja. En toch heb ik grote
bezwaren tegen de wijze waarop M. H. van der
Zeyde over haar vriendin geschreven heeft. Haar
aanpak mist alle natuurlijke, vanzelfsprekende be
scheidenheid- Eenvoudig gezegd: iemand is groot,
en dan blijkt dat of laat je dat blijken, en dan
wordt het heus wel gezien. Maar pijnlijk is het als
van een groot iemand aldoor gezegd wordt, wat is
hij toch groot, daar zou je toch echt niemand naast
kunnen zetten, die kan alleen maar omgaan met de
grootste geesten uit het verleden en heden (die dan.
nota bene ook nog genoemd worden!) Daar is
Marie van der Zeyde aldoor mee bezig. Het per
soonlijke- en familievlak nu maar terzijde latend
(Ida was natuurlijk de grote onbegrepene in het
gezin, nuances ontbreken, de tegenstem kan niet
meer worden gehoord, we moeten het maar gelo
ven van H. M. van de Z. die het "via" heeft!) en me
beperkend, wat me wel zo lief is, tot de literatuur,
een paar voorbeelden.
Toen Ida als studente van een jaar of negentien
voor het eerst een gedicht van haarzelf voorlas.
maakte dit op Marie een diepe indruk: ik wist
met volstrekte zekerheid, dat degene die tegenover
mij zat een dichter was. Een schokkende ontdek
king om helemaal op je eentje te doen. als je zeif
ook nog maar negentien bent. Een dichter laten wij
zeggen van ae rang van Marsman, over wie wij
juist met veel bewondering hadden gesproken."
Dit bij klankje, een onzuiver bijklankje, trilt door
tot aan het slot, p. 101, waar regels te vinden zijn
als: „Maar eigenlijk vind ik in de Nederlandse
poëzie niemand waar ik Ida 'naast' zou kunnen
zetten. Ook niet bij de vrouwen: rij is geen zusje
van Vasalis, geen tweede Henriëtte Roland Holst,
geen late nazaat van Hadewych Alleen één vergelij
king dringt zich aan mij op, de laatste jaar of tien
steeds sterker: de vergelijking met Yeats" „De
latere Yeats en de latere Ida Gerhardt, ik ben
overtuigd dat die elkaar zouden hebben verstaan
Telkens weer klinkt deze toon op. De dames wonen
in Eefde „...een noodoplossing, alles is er voor
een kunstenaarschap van dit formaat te klein
van afmetingen" .Desondanks lijdt Ida dagelijks
onder Holland'... Ook de gedachte dat je met Ida
Gerhardt best gewoon en gezellig kunt omgaan,
zonder er je het geringste van aan te trekken dat
zij een dichter is, berust op een miskenning van de
verhoudingen: die dichter is zij namelijk zelf...'
Maar eigenlijk nooit is deze poëzie alleen maar
Hollands. Niet alleen omdat er ook andere achter
gronden in voorkomen, maar vooral omdat hetgeen
eigenlijk gezegd wordt. Holland voortdurend te
boven en te buiten gaat."
Jammer, want verder bevat dit boek, de eerste
belangrijke studie over Ida Gerhardt, veel wetens
waardigs. en veel moois ook. Het boekje beeft
naast die onuitstaanbaar-irriterende toon ook wel
een voorname tood- Het interessantste wat ik er uit
geleerd heb. is dat ook Ida Gerhardt, zoals de
meeste grote dichters, in haar gedichten situaties
oproept, heel plastisch en overtuigend en levens
echt, die zich niettemin nooit zo hebben voorge
daan, ook niet al spreekt zij van 'ik'. Het Carillon'
brengt iets onder woorden wat zó beleefd is. Maar
het is duidelijk dat rij bijvoorbeeld nooit op een
"hooggewielde wagen' over een polderdijk heeft
gereden, een dravend paard mennend. Zo heeft zij
ook wel nooit ergens gewoond waar het drinkwater
uit een welput geschept werd. zoals in "Brief (p.
31) Zo lijkt mij in haar nieuwste bundel het zo
bekoorlijke en aandoenlijke Pasen' 'gecomponeerd
Was het hele boekje van Marie van der Zeyde maar
op deze manier geschreven! Daarnaast verscheen
dus "Vijf Vuurstenen.' Ida Gerhardts nieuwe bundel.
Een prachtige, sterke bundel met vele heldere,
volmaakte en aangrijpende gedichten. De bundel
eindigt met een zeer groots. lang vers "Een Herfsta
vond'» waarin de dichteres op een onvergetelijke
manier het lot van een grote Ierse ram «mannetjes
schaap i tekent, een dier dat zij blijkbaar, toen bet
ten dode gedoemd was. in werkelijkheid of u.
droom heeft vrijgekocht, en dat nu nog. mogelijk,
ergens langs de Ierse rotsen voortstapt. Dit grandi
oze gedicht eindigt:
Vaarwel. Heer Ram. met ken ik
de tijd u toegemeten
ginder, waar thans de nacht valt.
zult ge. als uw kracht gaat stremmen.
aan mensenmacht onttrokken
uw eigen einde vinden
wellicht doordat ge insneeuwt,
of stortte van een sleenwand.
of zomaar ingeslapen
Hoe brandend kan een wens zijn
die stom wordt omgedragen.
God. die mij kent. bescherm mij:
laat het mij niet ontzegd zijn
om, als het komt, gevrijwaard
voor overmacht van mensen
en het oneerbaar uitstel
mijn eigen dood te sterven.
Men moet natuurlijk dit hele gedicht lezen om de
volle waarde van dit slot te voelen «en ook het
vers Testamentair'); ik kan enkel zeggen dat ik in
lang niet zo getroffen, geslagen was. Een grote
dankbaarheid vult je als iemand je dit geeft. En er
staan veel buitengewoon goede verzen in deze
bundel. Geweldig is ook «ziet u ze. voelt u bet
rythme) deze:
THRACISCHE JONGENSDAHS
Die bars de schildpadlier bespant,
het Thracisch lied weet aan te slaan,
hij Chiron, danig grijs gebaard,
gebiedt de dansers in de baan
Steigerend komt hun branding aan.
deelt zich in vervoerde vaart,
wisselt de standen naar de trant,
laat cirkels om elkander gaan.
Met handgeklap, met voetgestamp
met kreten vogelhoog ontsneld
en door de bergwand teruggemeld
Rond hem die. danig grijs gebaard,
de dans regeert met oog en hand
en hoel slag davering van geweld,
die onbarmhartig oordeel velt.
Die bars de schildpadlier bespant.
Uniek het deels speelse, deels zeer ernstige "Vroeg
op weg', wijs en bitter de Xof van het Onkruid'
je zou ze allemaal willen citeren. Ik schrijf oog
over dit:
ZIEKENBEZOEK
Wanneer een mens. door pijn getaloueerd.
afwerensmoe zich op de zijde keer',
het zweet nog tracht te wissen met het laken:
wellicht, wellicht dat ge éindelijk zwtjgen
leert.
M H ran der Zeydr Dj hand ran de djobter. orar ld» O
hardt ld» Gerhardt, vyf Vuurstee» Be.de uigaren: h-trrme
Rrtok A Van Gennep, Xoeeerttezn.