KEES SWENNEN EN ZIJN VOGELS SCHAAlVERGROTING IN LANDBOUW VEROORZAAKT OPHEFFING VAN BEDRIJVEN 32 DE GROTE IJSSELMEERPOLDERS ZIJN TOCH NIET GROOT GENOEG SSX PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT ZATERDAG 10 NOVEMBER ijq Massale sterfte van zeevogels wordt veroorzaakt door een geringe vervuiling van de zee, waardoor de oppervlaktespanning van hel water wordt verlaagd. Tot deze ontdekking is de bioloog Kees Swenncn (45 jaar) gekomen hij research In het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee op Texel. Een ontdekking van wereldomvattende betekenis, aldus do NIOZdireetouren prof. dr. H. Pos tin a en dr. .1. J. Zijlstra. Het wordt nu mogelijk de vogels van do open zeo beter te bestuderen omdat de ontdekte doodsoorzaak kan worden weggenomen bij het houden van zeevogels in gevangenschap. Volgend jaar zullen de zeekoe ten, papegaaiduikers en alken op Texel vermoedelijk voor de eerste maal in gevangenschap voor nakomelingen kunnen zorgen. De bioloog Swennen heeft vastgesteld hoe hoog de spanning van het oppervlaktewater moet zijn om geen gevaar voor deze vogels op te leveren. Het voortgezette onderzoek zal zich ook gaan richten op het ontwikkelen van apparatuur, waarmee in zee de spanning kan worden vastgesteld en de verschillen in spanningen over de hele wereld in kaart worden gebracht. De resultaten van het onderzoek, dat door de Shell werd gefinancierd, zijn ook interessant voor dierentuinen en vogelparken waar men er namelijk zelden in geslaagd is zeevogels in leven te houden. In zekere zin geldt dat ook voor pinguins. Een onzer verslaggevers doorkliefde de oppervlaktespanning van liet Marsdiep en had een gesprek met de uitvinder. (Van onze correspondent) TEXEL Om een goed beeld van de 'vogelman' Kees Swennen te krijgen is het nodig een jaar of wat terug te gaan. Hij zat op VI ieland en stuitte daar op een nest eidereenden, waarvan het wijfje een bestorming van stookolie niet had overleefd. Vijftien kuikens: wat deed de bioloog ermee? Hij besloot om te proberen de moeder te vervangen, zwom als een kloek in de sloot achter zijn huis, gin g met ze wandelen en rustte van tijd tot tijd met ze uit te midden van de grassprieten va n een weiland. „Dat doet die moe ook en daarom heb ik het precies zo gedaan". Kees Swennen, een even bescheiden als sympathieke ontdek ker, die de natuur bemint en de pest heeft aan vervuilers. Die uw verslaggever vraagt om dat sigaretje met rust te laten. Wc staan in 't Horntje op Texel voor enkele kooien met bassins vol stromend zeewater, waar circa 70 drie teen meeuwen, alken, papegaaiduikers en zeekoctcn zich in gevangenschap opmerkelijk vrij voelen. „Ze zien eruit alsof ze wild zijn", zegt Swennen trots als liij zijn blik over zijn vogels laat gaan. Het is de oogst van het voorjaar 1.972, toen hij met enkele medewerkers in een speciaal ingerichte vrachtwagen de rotskust van Schotland opzocht. De plekken waar zeevogels zich veilig wanen en jaar lijks broeden. Een expeditie die na tien dagen met. de vangst van 50 kuikens werd afgerond. „We hebben wat tijd nodig gehad, want eerst wilden we welen hop dat in zo'n broedkolonie toegaat. Hoe verzorgen ze hun jongen? Dat moes ten we weten omdat we die taak moesten overne men. In de vrachtauto hadden we ingevroren vis, maar er was heel erg de spanning van: willen ze eten van je vloer en accepteren ze dat kouwe visje? Daar had ik eindeloos de boeken op nagelezen. Uiteindelijk is het allemaal goed gegaan en ze zijn nóg allemaal in leven. Als je dat bedenkt, is het wel een beetje fantastisch". Het is een wondertje, want tot dusver was de wetenschap laat staan amateurs er nog niet in geslaagd om een antwoord te vinden op de vraag, waarom de vogels van de wilde zee ondanks alle goede zorgen in gevangenschap niet of nauwe lijks in leven konden worden gehouden. De puzzel waarvoor ook Swennen kwam te staan. De sleutel voor hem was dat dode zeevogels goede indicatoren zijn van vervuiling. „Je ziet het", zegt hij, „tenminste eerder dan aan een dood schelpje. Je ziet dat de oceaan aan het vervuilen is, maar deze vogels zijn moeilijk te volgen op zee en daarom moet je ze dus in gevangenschap houden. Normaal begin je met een gezonde vogel, maar na een paar maanden is-ie helemaal versleten. Dan is het een vies gevalletje geworden". ..Daarom zie je ze ook niet in dierentuinen. Ze hebben het wel geprobeerd, maar de vogels werden al gauw „nat" en gingen dood. Men heeft altijd gedacht: er mankeert iets aan het menu. Je moet ze meer vitaminen geven, werd er gezegd. Het zou allemaal komen door een slecht functionerende stuitklier. Dat is onjuist gebleken; liet punt is, dat ze absoluut schoon water en schone veren moeten hebben". „We hebben ons onderzoek toen gericht op de kwaliteit van het zeewater, want we hadden het vermoeden dat het essentieel zou kunnen zijn. We begrepen ook dat zeewater in een bak geen zeewa ter meer is en kwamen toen op de kwestie van de oppervlaktespanning. Het is zo dat de moleculen van zeewater elkaar nogal stevig vasthouden en daarom niet in de veertjes doordringen. Dat is het geheim". ,Doe je er olie een paar druppeltjes hebben al een enorm effect of een wasmiddel bij, wordt de spanning minder en zie je dat zo'n vogel geleidelijk drijfnat wordt. Dan is-ie reddeloos. Een zeevogel drijft namelijk op de lucht tussen zijn veren en als daar water bijkomt, verdrinkt-ie of gaat-ie dood aan longontsteking of iets dergelijks. Dat gaat hard; binnen twee dagen zijn ze NIET PESSIMISTISCH Geen vrolijk perspectief met het toenemende ge weld van de olietankers op de wereldzeeën. Die tankers morsen olie en het dunste olievliesje is bij kalm weer-dodelijk voor de vogelscharen. „Dat mag niet te veel gebeuren, want bij deze vogels duurt het enkele jaren voordat ze volwassen zijn en dan produceren ze ook nog maar één ei. Dat is erg weinig in vergelijking met een roodborst je of een mus, die er wel vijf of zes hebben. Vandaar dat een klap bij deze dieren veel harder aankomt". Toch is Swennen niet zo vreselijk pessimistisch over de omvang van deze oliemorserij. Hij wijst erop dat deze „vlekken" zich iang niet zo snel uitbreiden als het zeetransport en zegt: „We zijn aan de winnende hand. Als het zo doorgaat als nu hebben we het probleem vóór het. eind van deze eeuw onder de knie. maar dat is dan ook net op tijd". Er is nog een andere vijand: de zee, die zelf olie produceert. Daarvoor is het plankton-in-bloe; verant woordelijk. „Bij kalm en warm weer zie je dan, dat vissen en vogels ook in het wilde milieu doodgaan. Op de Waddenzee hadden we dat in 1964 en deze zomer was het ook bijna weer raak. Het is gewoon net op tijd gaan waaien". De Texelaar constateert zulke dingen opvallend nuchter. Niet zo onlogisch als je wetenschappelijk werk doet. Maar dat is pas de laatste tien jaar. „Van kinds af aan ben ik met zeevogels bezig geweest. Ik heb ook wel geprobeerd die dieren te voeden. Of dat lukte? Nee, helemaal niet," „In Engeland heeft men nu een nieuw middel on kiekt, waarmeè je heel goedkoop en efficiënt de olie van de veren kimt krijgen. Wij zijn nu in staat om zo'n teerbal als-ie nog maar een beetje leeft in drie dagen weer waterdicht te krijgen, zodat- ie binnen een week weer kan worden losgelaten. Maar je moet niet vergeten dat wat je nog levend in handen krijgt, slechts een fractie is van het totale aantal slachtoffers. Bovendien is het. erg tijdrovend. Je moet ze helemaal schoonmaken en dan nog eens zeker twee uur laten drogen bij een kacheltje". „Van deze vogels wisten we maar heel weinig. Alleen wat er op de broedplaatsen gebeurde, maar daarna vliegen ze weg en worden niet meer gezien. We zijn nu bezig de koloniën te tellen. Zo zijn er ten minste nog een paar miljoen zeekoeten. In het gebied van Portugal tot in het pakijs van de Noordpool. Duidelijk achteruit gaan de vogels in het Kanaal. Maar ja, daar heb je de meeste scheepvaart en wordt dus ook de meeste olie verloren". De ontdekking van Swennen heeft bloed, zweet en bijna ook tranen gekost. „In het begin hadden we zo'n dingetje een Skimmer om de waterspie gel schoon te houden, maar toen die vogels groter werden, ging dat niet- goed meer. Er was toen de angst dat het mis ging, dat we er niets aan zouden kunnen doen. Een hele spannende tijd, we hebben de bassins toen moeten -beregenen". BROEDEILAND (Opgewekter): „Met deze vogels gaan we nu broeden. We hebben een broedeiland ontworpen, maar ik kan hier natuurlijk geen echte rotsen in gooien. Wat is het essentiële van een rots? Dat er een droog kantje is. Nou, dat kunnen we ook wel maken, maar je moet met veel dingen rekening houden. Wat is de sprongkracht van zo'n vogel en welke afstand moet je hebben tussen de «sa' Dat is heel gering. In het berin zijn ze sj vechtlustig maar daarna accepteren ze de buret Aan een paar decimeter heeft-ie zat. Volgend Jur hebben we de derde zomer; ik hoop dat ze dan e« ei produceren". Wat doet dit werk hem? „Een bioloog k tóyj meer betrokken bij zijn materiaal dan een cnau cus. En al helemaal als je met levende diero werkt. In feite gaat het nu pas goed beginwo We moeten nog zoveel van deze vogels to ten. Zaken als: wat is het formaat vissen, dat a in kunnen slikken? Hebben ze een voorkeur nemen ze alles? Je hebt met verschillende infcv duutjes te maken. Dat weten we al, Het is rrét zomaar een groep, waar ze door elkaar heen Ieren 'Een paar hebben altijd een voorkeursplaatsje", Kees Swennen speelt met zijn' vogels, Als we «c koppeltje alken wat dichterbij willen hebben - voor de foto steekt hij zijn zakdoek door kt gaas. „Ze zijn nieuwsgierig en komen wel", eké hij. Dat klopt. Voor de zeekoeten heeft hj een andere verrassing in petto. Hij springt omhoog houdt zijn handen boven de kooi. Op hetzelfde moment zijn de dieren verdwenen om pas ns e® halve minuut weer boven te komen. „Dat doen ze, omdat ze denken dat er roofvogel langsvliegt. Ze zijn ontvettend sï- e vliegen ook onder water. Dat moet ook we, to-: hoe moeten ze anders die jonge haring te jaïis krijgen. Onder water durven ze trouwens vee! raer. Ze zwemmen brutaal tussen je benen door av pikken in je schoenen". Swennen heeft zijn „Schotten" genummerd Vu, één tot vijftig. Er zit er eentje tussen met naam. Jopie. „Die kwam van een merazr? b Hilversum, die 'm uit de olie had opgepikt e. 'z wilde verzorgen. Maar ze kon 'm toch riet tafel en toen heeft ze ons gebeld. Het is raar, maar h« zijn steeds vrouwen die bellen. Maar gced, w zwemt Jopie mee rond". We nemen afscheid van onze vogelna: e eiland en spoeden ons naar de boot. Aas 'mi a mariniers over de olieloze zondag ZATE RDAGKRANT iiiiiiiiiiHi LELYSTAD De Noordoostpolder en Oostelijk Flevoland, kort geleden nog het beloofde land voor agrariërs met ambitie, moeten landbouw- en fruitteelt- bedrijven kwijt. De uitgestrekte lappen land .eerst goed genoeg om een modern en rendabel bedrijf te stichten zijn toch niet groot genoeg geble ken om de ontwikkeling van schaalvergroting in de landbouw te kunnen op- In de Noordoostpolder zijn al veel agrarische bedrijven beëindigd. Deze ontwikkeling staat nu even stil als gevolg van betere conjuncturele omstandigheden. In het in 1957 drooggevallen Oostelijk Flevoland loopt alles nog betrekkelijk goed, maar ook daar zal men in de toekomst er niet omheen kunnen, dat er bedrijven weg moeten om andere gelegenheid te geven tot uitbreiding. (Van onze correspondent) LELYSTAD In oostelijk Flevoland moeten voor een goede ontwikkeling ongeveer 150 land bouwbedrijven en 64 fruitteeltbedrijven worden vergroot. Daarvoor is ruim 1200 hectare nodig. Zo'n 40 bedrijven met een omvang van 30 hectare zouden dan moeten verdwijnen, zo kan uit deze cijfers worden geconcludeerd. Dat wil zeggen, als de nu nog te kleine bedrijven willen voldoen aan de mi nimum-eisen voor 1977. Formeel is dit allemaal geen heilig moeten, want deze cijfers en conclusies zijn van de Raad voor de Bedrijfsontwikkeling in de IJsselmeerpolders, die over deze zaken een discussie op gang heeft gebracht. Dat gebeurde in 1970, toen deze instantie waarvan het secretariaat in Zwolle is gevestigd, de nota over de landbouw structuur in de IJsselmeerpolders uitbracht. Eind vorig jaar kwam daarop een aanvulling, die de situatie belicht zoals die er in 1977 uit kan zien. Deze aanvulling splitst de situatie in twee delen: zoals ze er uitziet als er niets gebeurt en hoc die er uitziet, als de bedrijven zich aan de dan geldende moderne eisen zouden aan passen. Doel van de nota is een duidelij ker inzicht te krijgen in de proble men en een betere basis te geven aan het te voeren beleid en de te ondernemen activiteiten. Betekent het ontstaan van deze problemen, dat er in de IJsselmeerpolders van meet af aan structurele fouten zijn gemaakt? De secretaris van de Raad voor Bedrijfsontwikkeling in de IJssel- meerpolders, ir. J. Jepma, vindt van niet,. Hij schrijft de problemen die volgens hem met name in Ooste lijk Flevoland nog niet zo'n vaart lopen toe aan de schaalvergroting in de landbouw. En al is regeren dan vooruitzien, toch is het moeilijk om zo ver in de toekomst te kijken. dat rekening kan worden gehouden met een situatie, die over tien of vijftien jaar bestaat. Te meer, daar de ontwikkelingen in de agrarische sector ook nog zo duidelijk worden beïnvloed door de economische ont wikkelingen en in korter tijdsbe stek het volgende verloop van de conjunctuur. Zo is in Oostelijk Flevoland een kenmerkend verschijnsel zichtbaar. Bedrijven die tien tot vijftien jaar geleden zijn gepland, zijn voor een deel te klein. De later geplande be drijven zijn groter. INVESTERING Nog een factor maakt het moge lijk bij het plannen maken ver voor uit te lopen. Wil men in de toe komst een aangepast en groter of arbeidsintensiever bedrijf hebben, dan vergt, dat in de huidige situatie, waarin die noodzaak nog niet be staat. grotere investeringen. En wie wil en kan die gok wagen? Automatische vermindering van het aantal bedrijven, zo is met name al in de Noordoostpolder aan het. licht gekomen, is niet voldoende om genoeg plaats te maken voor uitbrei ding van bedrijven. Automatische vermindering ontstaat door het op heffen van bedrijven waarvoor óp het bedrijf zelf geen opvolger be schikbaar is. Nog meer agrariërs zouden de schop in de schuur moeten zetten en wat is logischer om met die bedrij ven te beginnen, die toch al geen optimale resultaten meer halen, of zullen halen? De raad voor de bedrijfsontwikke ling heeft de lijnen al uitgezet. De bedrijven in Oostelijk Flevoland zou den volgens de aanvullende nota in 1977 aan de volgende eisen moeten voldoen: eenmans akkerbouwbedri.i- ven minimaal 35 hectare, eenmans rundveehouderijbedrijven minimaal 24 hectare, eenmans fruitteeltbedrij ven minimaal 12 hectare waarvan acht hectare ingeplant. Toepassing van deze normen volgens de aanvullende nota leidt bot de conclusie dat in Oostelijk Flevoland' 166 akkerbouw- en drie gemengde en 64 fruiteeltbedrijven over te weinig grond beschikken voor een gezonde ontwikkeling. Au tomatische vermindering in Ooste lijk Flevoland speelt de eerstkomen de jaren nog geen rol, omdat daar in meerderheid jongere bedrijfs- hoofden zijn. Bedrijfsvergroting zonder wijzi ging van de oppervlakte is ook mo gelijk, maar ook alweer moeilijk in Oostelijk Flevoland. In deze polder ontbreekt namelijk in de dierlijke veredelingsproduktie de centrum functie. Toch wordt verwacht-, dat enkele bedrijven op deze manier tot be- drijfsvergroting zullen komen. Voorts biedt het feit dat in Ooste lijk Flevoland in de omgeving van te kleine bedrijven nog niet uitgegeven cultuurgrond aanwezig is, ook enig soelaas. Deze maiges zijn echter klein en misschien zet de schaalver groting in de agrarische sector nog wel veel sneller door dan nu kan worden voorzien. Het aantal van ongeveer 40 land bouw- en tuinbouwbedrijven dat zo als kan worden geconcludeerd in totaal uit Oostelijk Flevoland zou moeten verdwijnen, is gebaseerd op de akkerbouwbedrijven van 30 hec tare. Wat moet er met. de verdwijnende agrariërs gebeuren? Een deel zal te oud zijn om nog iets nieuws te beginnen, een ander deel zal te wei nig kapitaalkrachtig zijn om nieuwe investeringen in een nieuw bedrijf te doen, 'n deel zal, omdat ze te weinig zekerheden zien, ook uit, de land- of tuinbouw verdwijnen en er zal ten slotte mogelijk een deel solliciteren naar nieuwe cultuurgrond, met na me in de nieuwe polder Zuidelijk Flevoland. De vraag aan de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders in Lelystad, of er agrarische bedrijven in Oostelijk Flevoland weg moeten, levert deze reactie op: „Daar is bij ons niets van bekend". Op de vraag of er uit die polder al aanvragen zijn voor grond in Zuidelijk Flevoland, ant woordt de woordvoerder dat deze zaak nog lang niet aan de orde is. ZUIDELIJK FLEVOLAND Ook kan hij niet zeggen wanneer in Zuidelijk Flevoland wordt begonnen met het uitgeven van grond: „Dat duurt nog wel even". Over de voor genomen grootte van de verschillen de soorten agrarische bedrijven is, naar hij zegt, ook niets bekend. Het grootste deel van de bednjfs- beëindigers zal het in een ander beroep moeten zoeken en veel 'in- taan ter beschikking voor van voorlichting, het ver- i faciliteiten voor herscho- orie erg logisch, gebeurt dat zelden. Techi^ wellicht mogelijk m aantrekkelijk weerstanden Slechts in eei - gefuseerd. Moeilijkheid ta drijfshoofden kaDitaai fers zijn en kapitaal in m werkgever en tor. m tart taaKera»» kgever De agraner is veeia» dig om serieus sso denken. h ie Daarentegen heeft rich rische sector em Mangro verlening., onhvi^1^^ loonbedrijven). land is een zogenaamde ma»"-* in oprichting. tab Waar het met de na bouw in de IJsseWwn^ toe moet, is m „n(jere vn« gezien duidelijk. Ee nbeTey«® is. of de ^^frffbecWis»^' van de raad vwr <te «au van de raad keling volgd. De tuinbouw agrariërs in plaats van hun bedrijf te beëindigen niet met 3 collega's fuseren? De heer i vindt die mogelijkheid in the- van in, tfiW Van die kant^rdt® uitvoerige en Wi-t Maar

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1973 | | pagina 32