Ziekenhuispastor, een praatpaal voor de patiënt SYMFONIEËN VAN BERLIOZ EN HAYDN SUITES VAN GRIEG Wat moet er in een kerkelijke belijdenis staan? HET KROMME.. St'f 30 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT ZATERDAG 10 NOVEMBa ZIEKENHUISPASTORAAT RAAKT GEÏNTEGREERD IN HET ZIEKENHUIS VLISSINGEN 'De geestelijke verzorging In het ziekenhuis zou moeten worden geïntegreerd in het ziekenhuisorgaan op voet van gelijkheid met de medische, verpleegkundige en paramedische diensten in het zie kenhuis'. Deze stelling, uitgesproken door de IJmuidense internist Lampe tij dens de eerste vergadering van de leden van de provinciale Zeeuwse contactgroep van de nationale ziekenhuisraad op 24 oktober in Vlis- singen laat weinig aan duidelijkheid te wensen over: hij kent grote, waarde toe aan het goed functioneren van liet ziekenhuispastoraat naast alle andere diensten in het ziekenhuis. Uit de praktijk is gebleken dat de meeste ziekenhuispatiënten de aan dacht van de ziekenhuispastor op prijs stellen, ook al is er geen rechtstreekse band (meer) met een kerkgenootschap. Het gebeurt nog al eens. dat het contact tussen ziekenhuispredikant en de patiënt het eerste is in vele iaren tussen man van de kerk en (ex-)gelovige. Zoals zoveel zaken op godsdienstig en medisch terrein ondergaat ook de geestelijke verzorging in de ziekenhuizen een zekere ontwikkeling. Problemen als stervensbegeleiding van de patiënt en euthanasie hebben ook te maken met het werk van de ziekenhuispastor. Voor de zieken huispastor bestaan overigens sinds geruime tijd al cursussen, waarin eveneens de recente ontwikkelingen in en rond het ziekenhuis worden bijgehouden. Wie eenmaal als ziekenhuispastor bezig is. heeft meer dan een dagtaak. Ds. P. Joosse. sinds twee maanden full-time werkzaam als ziekenhuis- pastor in het ziekenhuis Bethesda-Sint Joseph in Vlissingen. gaat in bijgaand gesprek in op zijn taak in het ziekenhuis. VLISSINGEN De meeste zieken huispatiënten zien in een ziekenhuis pastor eerder iemand die vanwege het ziekenhuis komt dan vanwege de kerk. In feite is dat ook zo: het ziekenhuis, voor zover het een con fessionele basis heeft, heeft als re gel ook een ziekenhuispastor in dienst. Het Vlissingse ziekenhuis Bethesda-St.-Joseph heeft er sinds de samenwerking tussen het pro testantse Bethesda en het rooms- katholieke Sint-Joseph twee: één in gedeeltelijke dienst voor de rooms- katholieke patiënten en één in volle dige dienst voor alle niet-katholie- ke godsdienstige gezindten. „Als ik bij mijn patiënten kom, kom ik vanwege het ziekenhuis en niet vanwege lie kerk", zegt ds. Joosse. „Ik voel me niet kerk-gebonden en dat komt bij de mensen ook zo over. Vaak geeft dat openingen, want de image is nu eenmaal bij velen niet best. Ook niet-kerkelijke patiënten stellen een gesprek met de predikant vaak op prijs. Het ziekenbezoek neemt uiteraard een flink gedeelte van de dagtaak van de ziekenhuispredikant in beslag. „Ik kom in één week net alle afdelingen rond" vertelt ds. Joosse, die voor een bezoek aan een patiënt een ruime tijdsmarge kan nemen. Vaak worden het korte gesprekjes, maar ook is voor wie dat wil gelegenheid tot een meer 'diepgaand' gesprek. De zieken huisadministratie verschaft de predikant kaartjes van alle niet-katholieke godsdien stige gezindten. Indien de patiënt een be zoek op prijs stelt, kan hij dat kenbaar maken. „Eigenlijk kan je een ziekenhuispastor zien ZATERDAGKRANT als een soort praatpaal", zegt ds. Joosse. ..Iemand die daar in zo'n ziekenhuisbed ligt, ligt er als mens met zijn gewone zorgen en wil daar misschien wel eens wat over kwijt. De ziekenhuispredikant voor zover ik dat in de korte tijd dat ik hier werk kan bekijken heeft al snel de naam van iemand aan wie je wat kwijt kan". LAATSTE HULP? Wil men het werk als ziekenhuispastor goed doen, dan is er volgens ds. Joosse wel één voorwaarde: „Als je dit wilt doen, moet je met mensen willen omgaan. Doe je dat graag, dan zijn er hier ruimschoots mogelijkheden". .Al vaak is hem gevraagd wat hem bezielde om uitgerekend in een ziekenhuis te gaan werken. Velen beschou wen de ziekenhuispredikant als iemand die een 'laatste hulp bij ongelukken' verleent en als een soort hulpverlener in het aller laatste kwartiertje. Hoewel het begeleiden van een stervende een belangrijke taak is, is het aantal patiënten dat het ziekenhuis na kortere of langere tijd weer genezen verlaat veel en TEKST: TON HUIJSSOON veel groter. „Van wie hier binnenkomt geneest het overgrote merendeel" weet ds. Joosse, daarmee aangevend dat een zieken huis een groot doorgangshuis is met een steeds wisselende bevolking. „Je bent hier voortdurend in contact met andere mensen. Telkens zie je nieuwe gezichten. In de weken dat ik hier werk heb ik wel geleerd dat je een sndersge aard publiek hebt dan in een 'gewone' wijkgemeente, zoals ik er vier heb gehad. Je zou alleen kunnen zeggen dat bij velen er het stof een beetje afblazen Is in hun verhouding met familie, kinderen, vrouw of man of God, kortom in hun verhouding met alle relaties". Ds. Joosse vervolgt: „Dat is ook het aan trekkelijke van dit werk: je kan de men sen helpen in een bedreigde situatie. Je kunt iemand die in een ziekenhuisbed ligt soms een helpende hand toesteken. Na tuurlijk kan dat ook wanneer je als domi nee of pastoor in de wijk werkt. Er zijn hier, ais je met iemand in gesprek komt vaak situaties waarin je voelt dat de achtergronden van iemands problemen thuis liggen. Je praat er wat over, je luistert en je probeert samen met hem of haar iets op te lossen". „In vergelijking met een 'gewone' wijk zijn de contacten vaak korter, maar wel indringender. Velen komen als ik bij ze langskom voor het eerst sinds jaren weer eens in aanraking met iemand van de kerk. Zoals gezegd ben ik officieel wel gereformeerd predikant, maar voel ik me niet direct kerkgebonden. De mensen vra gen zich toch wel eens af: kunnen we nog wel bij hem terecht, nu we al jaren niet meer in de kerk komen. Ik zeg dan altijd: daar zit. ik hier niet voor. Tenslotte is 'uit de kerk weg" nog niet altijd 'uit het geloof weg', vindt ds. Joosse. fn het ziekenhuis wereldje is het niet alle maal ellende. „Als er ergens humor voor het grijpen ligt, is het hier wel" vindt de heer Joosse, die vindt dat als je 't werk van ziekenhuispastor wilt doen, je wel een erva ring als pastor nodig hebt. Ds. Joosse: „Je moet je kunnen verplaatsen in wisselende omstandigheden. Het komt wel voor, dat ils een patiënt het moeilijk heeft en tot tranen toe bewogen is, ik met hem kan meehuilen. Maar wanneer ik even later iemand bezoek die blij is, kan ik met hem of haar meelachen. Het huilen is geen toneel en het lachen ook niet: het. is een kwestie van overstapjes maken". Hij vindt het werk als ziekenhuispredikant wel veel intensiever als dat van een 'gewo ne' predikant in de wijk:,je maakt mis schien wat minder uren, want de vergade ringen en de catechisaties zijn er niet meer maar de uren die je werkt zijn vermoeien der. Omdat je werk zo wisselend is vraagt het veel meer soepelheid". Overigens houdt hij een scheiding aan tussen zijn werk en dat van de collega-pastores: zijn zorg strekt zich alleen uit tot het zieken huis. Wordt iemand als patiënt ontslagen dan verdwijnt hij uit zijn werkterrein en kan de plaatselijke geestelijk verzorger het werk weer overnemen. BEGELEIDING Vergt, zoals opgemerkt, het bezoek aan patiënten wel veel tijd, er zijn ook nog andere taken voor de ziekenhuispastor. „Afwisselend met voorgangers van protes- tanse kerken preek ik eens in de 14 dagen in een zondagse dienst voor de patiënten, hou ik dinsdag een avondsluiting en dan zijn er contacten met de collega's". Ds. Joosse neemt deel aan wekelijkse bespre kingen in de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis, waar artsen, verpleegkundi gen en vertegenwoordigers van het consul tatiebureau voor alcohol en drugs en van het maatschappelijk werk deelnemen. Sa men leveren ze hun inbreng in het begelei den van de patiënt op deze afdeling. Met de lessen die worden gegeven aan verpleegkundigen in opleiding komt alles neer op meer dan een dagtaak voor de Vlissingse ziekenhuispredikant, die in feite ongewild één van de stellingen op de vergadering van de contactgroep onder streept, dat de ziekenhuispastor geen 'ex tra of luxe' meer is, maar een volledig geïntegreerde medewerker naast arts en patiënt. De Vlissingse praktijk loopt samengevat eigenlijk vooruit op de wensen zoals die tijdens de vergadering van de contact groep naar voren kwamen: het ziekenhuis heeft de pastor in dienst, hij wordt in het ziekenhuis geïntegreerd en ook de verzor ging van bijvoorbeeld islamitische patiën ten buitenlandse werknemers kan tot zijn taak behoren: wordt er een buiten landse werknemer in het Vlissingse zieken huis opgenomen, dan zal hij ook de zie kenhuispastor ontmoeten. Het beeld dat men na de gemeenschappelijke synodale vergadering van de hervormde en de gereformeerde kerken van juni dit jaar, in de dagbladen zag staan, was dat van de zingende moderamina achter de 'bestuurstafel'. Eerst, netjes in de rij, het moderamen van de synode der Gereformeerde Kerken en daarna dat van de N.H. Kerk, de twee praesides keurig in het midden. Dat beeld heeft bb'jkbaar op de redacties de meeste indruk gemaakt, want we vonden het in alle bladen die ons onder ogen kwamen en sommige commen taren sloten daarbij aan, zo in de geest van: als men zo van harte samen kan zingen, moet er meer mogelijk zijn. Prof. dr. H. Ridderbos sloot er later bij aan: „Vreemd, dat men zoveel beter, en eerder, en langer! met elkaar zingen dan met elkaar praten kan". Het ging op die gezamenlijke synodale bijeenkomst over twee zaken, over het belijden van de kerk en over de kerkorde en beide onderwerpen zijn van belang wanneer men samen wil verder gaan. Op die bijeenkomst heeft men waarlijk niet gesproken op de manier van: zand over het verleden dat de oorzaak van de scheiding is geweest. De functie van het belijden van de kerk en in verband daarmee de leertucht, kwam wel degelijk aan de orde en eveneens de vraag of er in de kerk uniform moet worden gedacht, dan wel of er op bepaalde punten verschillend kan worden gedacht. Nooit in de geschiedenis is de kerk een uniform-denkend gehele geweest, waar geen verschillen van mening naar voren kwamen, maar de gedachte dat men langer met elkaar kan zingen dan praten, heeft ons toch wel zeer aangesproken. De belijdenis van de kerk is óók een lofzang, waarin de kerk zingend getuigt. De belijdenis is meer. dat weten we. In een belijdenis zet. de kerk zich af tegen bepaalde gedachten die in het bestaan van kerken en sekten gestalte hebben gekregen. Zo zet de Nederlandse Geloofsbelijdenis zich af tegen bepaalde dingen in de kerk van Rome en tegen de Wederdopers. Zo zet de belijdenis van Barmen zich af tegen het. Nationaal Socialisme. Maar vooral wil de belijdenis toch een lofzang zijn, waarin de christelijke kerk met dankbaarheid ge tuigt van datgene wat zij door de openbaring van God, vooral de openbaring in Jezus Christus, ont. vangen heeft. Het is vooral in het lied dat de kerk hiervan getuigt. Daarnaast en daaruit voortvloeien de. zal zij het moeten doen door de daad. Langs de gelijkenis van de ^armhartige Samaritaan, zal zij ook nooit heen kunnen gaan. De gezamenlijke synoden van de N.H. en Geref. Kerken zullen zich dan nu bezig moeten houden o.a. met de vraag: wat moet er in een kerkelijke belijdenis staan? We kunnen ons echter niet voor stellen dat er geen andere kerken in ons land zouden zijn, die er wel niet direct bij betrokken zijn, maar die toch met belangstelling het gesprek hierover zullen volgen, want voor alle kerken ligt er dezelfde vraag wat het christelijk belijden, het kerkelijk belijden, in deze tijd zal moeten zijn. We leven nu eenmaal in een andere tijd en onder andere omstandigheden dan vier eeuwen geleden. Toen was de vraag, om een voorbeeld te noemen, hoe de kerk moet staan tegenover de joden, nauwelijks een vraag die opkwam. Luther kon nog denken dat, wanneer de joden maar in de kerk kwamen en het rechte evangelie hoorden, hun bekering een vanzelfsprekende zaak zou zijn. Dat denken we nu niet meer. En wanneer we nu aan de joden denken, hebben we ook te maken met de staat Israël. In de laatste weken hebben we gezien hoe hoog de kerkelijke gemoederen kunnen opvlam men wanneer er een extra collecte wordt uitge schreven voor joodse en Arabische slachtoffers van hun laatste oorlog. In een nieuw kerkelijk belijden in deze tijd zullen de kerken aan Israël niet kunnen voorbijgaan. Doch dit voorbeeld laat reeds zien welke moeilijkheden hier dagen. Twee weken geleden was er een hele rel in de synode van de Geref. Kerken. In haar vergadering van de komende januarimaand zal zij het ontwerp statuut voor een gemeenschappelijke N.H.-Geref. synode in behandeling nemen. Daartoe heeft men reeds besloten. Doch, dit ging niet dan na 'een verhitte discussie' naar aanleiding van een brief die het moderamen van de hervormde kerk had verzon den aan de vereniging van vrijzinnig hervormden. Dit moderamen wilde de ongerustheid wegnemen dat er. na een mogelijke hereniging, voor hen geen plaats meer zou zijn in de kerk. Het ging in de geref. synode vooral om deze zin: „In dit verhand willen we gaarne opmerken dat het van bijzondere betekenis is. te blijven bestuderen hoe ook in de Gereformeerde Kerken het verschijnsel van het zoge naamde vrijzinnig theologisch denken kerkelijk en theologisch verwerkt blijkt te kunnen worden". Stel je voor, de Geref. Kerken die ook al met een vrijzinnige modaliteit zouden zitten. „Wij maken onszelf ongeloofwaardig jegens de verontrusten in onze kerken, als wij gewoon voortgaan (samen met hervormden dus) zonder opheldering te krijgen". Hoe het met deze brief zit, zullen we later wel eens horen. Er is gesproken van een "bedrijfsongeval' en dat de brief per abuis was verzonden, maar ook dan kunnen we ons de irritatie op de gereformeer de synode wel indenken. In ieder geval laat deze kwestie weer eens erven gevoelen dat het geen gemakkelijke zaak zal zijn wanneer heide kerken gezamenlijk zullen moeten uitmaken wat er in een kerkelijk belijden concreet zal moeten staan. We kunnen niet zeggen dat althans de N.H. Kerk zich sinds de laatste wereldoorlog niet concreet met het belijden heeft beziggehouden al mag zij dan geen leertuchtprocessen hebben gekend. Daar toe was zij ook wel verplicht, gezien het aanvaar den van de nieuwe kerkorde, waarin duidelijk tot uiting komt dat zij wilde zijn een belijdende kerk en zal weren wat haar belijden weerspreekt. Een kerk kan niet zijn een vrije tribune waar een ieder maar kan verkondigen wat hij meent te moeten zegegn. De vereniging van vrijzinnig hervormden heeft dit toen aanvaard en we hebben bij haar, ook al was zij het niet met alles eens, een ontwikkeling in de richting van kerkelijk denken in verband met het belijden van de kerk kunnen waarnemen. We herinneren ons uit de maanden na het eindigen van de oorlog, dat het drietal Kraemer, Gravemey- er en Banning ons land doortrok om in de provincie op allerlei vergaderingen te spreken. Aan Banning werd ergens de vraag voorgelegd of hij kon instemmen met het belijden van de kerk over Christus, zoals het in de eerste eeuwen was gefor muleerd, dat hij was waarlijk God rat waarlijk mens. Ieder gevoelde dat hier aan de orde kwam een van de kernvragen van het kerkelijk belijden. Banning heeft toen ongeveer geantwoord dat hij dit aanvaardde, omdat de schrift zo van Christus Jezus getuigde. Toen was er een zekere spanning gebro ken. Hij zei er ook nog bij dat hij niet van vaste formules hield, maar niet wist hoe hij het in kort bestek anders zou moeten zeggen. Wanneer de beide kerken nu te zamen met het belijden van de kerk in deze tijd zich gaan bezighouden, zal hier zonder twijfel een uitgangspunt moeten liggen en daarmee hangen, kerkelijk gezien, weer een hele boel dingen samen. Of men wil volstaan met een formule van 1500 jaar geleden, of dat men het op een andere manier wil zeggen, bijvoorbeeld: in Christus Jezus kunnen wij God kennen voor zover het een sterfelijk mens mogelijk is Hem te kennen, wat voor ons persoonlijk dezelfde inhoud heeft (voor anderen misschien niet), dat zullen de twee kerken moeten uitmaken. Maar. dat hier de kern van het christelijk en daarmee van het kerkelijk belijden ligt, staat voor ons vast. En verder? Er zijn reeds een heleboel dingen aangedragen die in het gemeenschappelijk belijden zouden moeten voorkomen. Dr. H. B. Weyland heeft op de gemeenschappelijke synodale zitting een vier tal punten genoemd. In het getuigenis van twee jaar geleden van Van Niftrik en de zijnen, kwamen ook een aantal zaken aan de orde welke direct in verband staan met het belijden van de kerk. In het Hervormd Weekblad (confessioneel) van 18 oktober heeft ds. S. Kooistra ook een aantal onderwerpen aangedragen waarover men het bij dat gemeen schappelijk belijden zou moeten hebben. Over vele zaken rond welke men in de kerk van de eerste eeuwen zelfs bloedig (ook in letterlijke betekenis) heeft gestreden en waarom men in de tijd van de Reformatie uit elkaar is gegaan, zullen we nu niet meer kunnen strijden als toen het geval is geweest. Dat zelfde geldt ook voor de tijd van Afscheiding en Doleantie. Dit wil niet zeggen dat we de inhoud van het kerkelijk belijden minder belangrijk achten en dat we niet zouden geven om de rechte verkon diging van de kerk. Wanneer men nu over hereniging spreekt van de hervormde en gereformeerde kerken en wanneer men wil bezig zijn met het gemeenschappelijk belijden in deze tijd, komen ook zaken aan de orde waaraan men vroeger niet heeft gedacht en waaro ver men ook niet kon nadenken omdat men er niet mee werd geconfronteerd. Alle kerkelijk denken staat niet los van de werkelijkheid waarin men leeft. We hebben reeds genoemd de verhouding tot de joden en tot de staat Israël. Welke belijdenis een kerk ook heeft; of men blijft bij een oude, of dat men een nieuwe opstelt, het moet gaan over het belijden in deze tijd. En die tijd is niet meer dezelfde als in de 16e en 19e eeuw. Daarvan bleek men zich op de gemeenschappelijke synodale zitting wel degelijk bewust te zijn. Wanneer prof. H. Ridderbos schrijft dat vele gemeenteleden nauwe lijks meer weten waarom zij hervormd of gerefor meerd zijn, moeten we hem daarin gelijk geven. Het zal er om moeten gaan op welke wijze het kerkelijk belijden in deze tijd gestalte zal moeten krijgen. Dit belijden zal moeten samenhangen met de plaats en de roeping van de kerk in de wereld waarin we nu leven. Dan krijgt men te maken met politieke zaken, ook die van de wereldpolitiek, zoals men in de tijd van de Reformatie daarmee ook te maken had, denk bijvoorbeeld maar aan de Weder dopers. En juist hier worden de grootste verschil len openbaar, niet zozeer tussen de twee betrokken kerken onderling, als wel in ieder van deze kerken afzonderlijk en juist dit feit zal voor beide de opdracht van een nieuw belijden moeilijk maken. Tal van malen heb je er misschien overheen gelezen, tr dan ineens pakt een bijbelwoord je. Bijvoorbeeld ni zinnetje uit Prediker 1:15: 'Het kromme kan niet w* gemaald worden'. Je staat voor iets onherstelbaars, dan niet bij een vaas, die stukgevallen is, maar voor lew ontzettends, dat niet meer ongedaan te maken Is. En Jt hebt schuldeigen schuld Het kromme, dat niet recht gemaakt kan worden. Misschien zijn kinderen door eigen schuld van je vervreemd, misschien is er een leegte in het huwelijk ontstaan, we hebben ie mand de eenzaamheid inge stuurd door eigen schuld 'het kromme'. Dagelijks gaan we met veel mensen om, maar weten we eigenlijk wel. hoeveel narigheid we bij anderen hebben aangericht? Natuur lijk hebben we onze veront schuldigingen van: niet zo kwaad bedoeld, er geen erg in gehad, enz. Maar praat jes vullen geen gaatjes. Het kromme kan niet recht ge maakt worden. Of toch wel? Het is waar- gedane zaken nemen geen keer. Je kunt het nooit meer overdoen. Maar de boodschap van de bijbel is. dat schuld weggedaan kan worden, dat er en dit is een heel groot woord vergeving is. Is dit niet de boodschap van advent: troost, troost mijn volk. Wat krom is. dat zal recht den. Zo staat ftd fo 40-4. Maar dat lift een tuiten anlsr itó dat van ons mnssf God doet! Als Hij gen Zoon zendt om bet u recht te maken, fc wereldomvattend- w heeft met alle maken. Ik. de t uw Heelmeester het weer heeLHei wordt toch weer rw^^ omstandigheden vergeving. gcn ;t moeten we hl 6e Ct is. is mogelnk Hij maakt een^^,: Door de hee\ Jrken voor wereld wei» bloeien overa- V&&-' .Deutsche Grammophon heeft in dit jaar van het 75-jarig bestaan kwistig met forse albums gestrooid. Albums, waarin de vrijwel complete symfoniën van de belangrijk ste componisten in dit genre zaten, van Mozart tot Mahler. Ook van Haydn, maar die ging niet compleet zoals bij Deeca. DGG beperkte zich tot de laatste twaalf Haydn- symfonieën. Natuurlijk schoten ook enkele andere sym fonie-componisten er bij in, Prokofieff en Rachmaninoff om er twee te noemen. Het is met het oog daarop wel aardig twee 'toegiften' van DGG te signaleren, losse uit gaven van symfonieën, die er in het symfonische repertoire nadrukkelijk ook bijhoren: de Tantastique' van Berlioz en twee Haydn-werken uit de tijd kort voor het Londen- se twaalftal, de nnmmers 88 en 89. den, men kan dt geven aan een licht» spiritueler Ha-,-is geest van cte ma» raak getroffen en houding tussen de dés fraai in balans. Een i opgezette Haydn, dit opnametechnisch a!> n wordt gedaan. Voor de synfonische een ling van Hector Berlioz vroeg DGG het Boston Symphony Orchestra met dirigent Seijn Ozawa naar de opnamestudio's. Ozawa heeft zich de afgelopen ja ren doen kennen als met name een virtuoos vertol ker van romantische wer ken en een aantal orkestra le paradepaarden uit deze eeuw: Strawinsky, Bartok, Janatchek. Wel, deze muzi kale 'Episode de la via d'un artiste' lijkt ons in ieder geval uit het oogpunt van orkestrale brille en virtuoos musiceren een fraaie aan winst. Een vergelijking met de begin dit jaar versche nen Decca-opname met het Chicago Symphony Orche stra onder leiding van Solti eindigt wat ons betreft onbeslist: gelijkwaardig or- kestspel, en tegenover de expressiever, dramatischer benadering van Solti staat bij Ozawa een 'natuurlij ker'. vloeiender aanpak, zonder veel te expressie ve tempo-fluctuaties. Ozawa en het orkest van Boston brengen meer sfeer in de scène op het land dan Solti deed, al overtuigt daar het pauken-onweer sterker. Solti zorgde wel voor een indrukwekkender mars naar het schavot, die op de DGG-uitgave naar ons gevoel te snel gaat, Het eerste deel en de hek sensabbat ziin in beide op namen prachtig. De DGG- plaat klinkt wat 'afstande lijker", maar in niet minder briljant stereo dan de Dec- ca-uitgave. (DGG 2530 358, stereo). vende combinatie vóór het luisteren, een veel gevende combinatie na het aanho ren. Laatst lazen we er gens. dat een geëerd diri gent. die wordt bejubeld in hel, romantisch repertoire, bij Mozart maar vooral bij Haydn lelijk door de mand kan vallen. Bij Haydn luisteren vorm en inhoud zeer nauw, men moet bij deze 'muziek van vóór de zondeval' type ring van J. Reichenfeld van zeer goede huize ko men om dat essentiële evenwicht te halen. Böhm is niet alleen een bejubeld dirigent van Wagner en Strauss, hij tekende ook voor Mozart-interpretaties van grote allure. En al is dit zijn eerste Haydn-opna- me die we kennen. er zit in zijn uitvoeringen een prachtig evenwicht tussen de delen van heide symfo nieën. Men kan de bezet ting van de met elan spe lende Wiener Fhilharmoni- ker aan de zware kant vin- (DGG 2530 343, KARAJAN Een derde orkesfnle m uitgave. De fed; Gyntsuites ra drie dei»" 'Sigurd Jorsaifar' tb vard Grieg. Driemui ft traal showwerk, dat bert von Karaian, de BK ner Philharmonike: g DGG-technici wel is \r trouwd. Inderdaad: w zeischap leven fee - jes in orkestcuKce Karajan kiest voor te; bloedige, stevige van Peer G.vnt, hij &v. i orkestrale delen uit Sire Jorsalfar too.sfe te mezzo en huldfeï nogal trsar, sfeervol zijn de urse gen in hoge mate, de e tendstemming uit d; er-, Peer-Gyntsuite d«; 't Debussyaans nan t ligt. mede aan ré j?~.- staf die groots* fe teit Dan Haydn. Haydn en Karl Böhm en de Wiener Phil- harmoniker. Een veelbelo-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1973 | | pagina 30