Ziekenhuispastor,
een praatpaal
voor de patiënt
SYMFONIEËN VAN
BERLIOZ EN HAYDN
SUITES VAN GRIEG
Wat moet er in een kerkelijke belijdenis staan?
HET
KROMME..
St'f
30
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 10 NOVEMBa
ZIEKENHUISPASTORAAT RAAKT GEÏNTEGREERD
IN HET ZIEKENHUIS
VLISSINGEN 'De geestelijke verzorging In het ziekenhuis zou moeten
worden geïntegreerd in het ziekenhuisorgaan op voet van gelijkheid met
de medische, verpleegkundige en paramedische diensten in het zie
kenhuis'.
Deze stelling, uitgesproken door de IJmuidense internist Lampe tij
dens de eerste vergadering van de leden van de provinciale Zeeuwse
contactgroep van de nationale ziekenhuisraad op 24 oktober in Vlis-
singen laat weinig aan duidelijkheid te wensen over: hij kent grote,
waarde toe aan het goed functioneren van liet ziekenhuispastoraat
naast alle andere diensten in het ziekenhuis.
Uit de praktijk is gebleken dat de meeste ziekenhuispatiënten de aan
dacht van de ziekenhuispastor op prijs stellen, ook al is er geen
rechtstreekse band (meer) met een kerkgenootschap. Het gebeurt nog
al eens. dat het contact tussen ziekenhuispredikant en de patiënt het
eerste is in vele iaren tussen man van de kerk en (ex-)gelovige.
Zoals zoveel zaken op godsdienstig en medisch terrein ondergaat ook
de geestelijke verzorging in de ziekenhuizen een zekere ontwikkeling.
Problemen als stervensbegeleiding van de patiënt en euthanasie hebben
ook te maken met het werk van de ziekenhuispastor. Voor de zieken
huispastor bestaan overigens sinds geruime tijd al cursussen, waarin
eveneens de recente ontwikkelingen in en rond het ziekenhuis worden
bijgehouden.
Wie eenmaal als ziekenhuispastor bezig is. heeft meer dan een dagtaak.
Ds. P. Joosse. sinds twee maanden full-time werkzaam als ziekenhuis-
pastor in het ziekenhuis Bethesda-Sint Joseph in Vlissingen. gaat in
bijgaand gesprek in op zijn taak in het ziekenhuis.
VLISSINGEN De meeste zieken
huispatiënten zien in een ziekenhuis
pastor eerder iemand die vanwege
het ziekenhuis komt dan vanwege
de kerk. In feite is dat ook zo: het
ziekenhuis, voor zover het een con
fessionele basis heeft, heeft als re
gel ook een ziekenhuispastor in
dienst. Het Vlissingse ziekenhuis
Bethesda-St.-Joseph heeft er sinds
de samenwerking tussen het pro
testantse Bethesda en het rooms-
katholieke Sint-Joseph twee: één in
gedeeltelijke dienst voor de rooms-
katholieke patiënten en één in volle
dige dienst voor alle niet-katholie-
ke godsdienstige gezindten.
„Als ik bij mijn patiënten kom, kom ik
vanwege het ziekenhuis en niet vanwege
lie kerk", zegt ds. Joosse. „Ik voel me niet
kerk-gebonden en dat komt bij de mensen
ook zo over. Vaak geeft dat openingen,
want de image is nu eenmaal bij velen
niet best. Ook niet-kerkelijke patiënten
stellen een gesprek met de predikant vaak
op prijs.
Het ziekenbezoek neemt uiteraard een
flink gedeelte van de dagtaak van de
ziekenhuispredikant in beslag. „Ik kom in
één week net alle afdelingen rond" vertelt
ds. Joosse, die voor een bezoek aan een
patiënt een ruime tijdsmarge kan nemen.
Vaak worden het korte gesprekjes, maar
ook is voor wie dat wil gelegenheid tot
een meer 'diepgaand' gesprek. De zieken
huisadministratie verschaft de predikant
kaartjes van alle niet-katholieke godsdien
stige gezindten. Indien de patiënt een be
zoek op prijs stelt, kan hij dat kenbaar
maken.
„Eigenlijk kan je een ziekenhuispastor zien
ZATERDAGKRANT
als een soort praatpaal", zegt ds. Joosse.
..Iemand die daar in zo'n ziekenhuisbed
ligt, ligt er als mens met zijn gewone
zorgen en wil daar misschien wel eens
wat over kwijt. De ziekenhuispredikant
voor zover ik dat in de korte tijd dat ik
hier werk kan bekijken heeft al snel de
naam van iemand aan wie je wat kwijt
kan".
LAATSTE HULP?
Wil men het werk als ziekenhuispastor
goed doen, dan is er volgens ds. Joosse
wel één voorwaarde: „Als je dit wilt doen,
moet je met mensen willen omgaan. Doe
je dat graag, dan zijn er hier ruimschoots
mogelijkheden". .Al vaak is hem gevraagd
wat hem bezielde om uitgerekend in een
ziekenhuis te gaan werken. Velen beschou
wen de ziekenhuispredikant als iemand die
een 'laatste hulp bij ongelukken' verleent
en als een soort hulpverlener in het aller
laatste kwartiertje.
Hoewel het begeleiden van een stervende
een belangrijke taak is, is het aantal
patiënten dat het ziekenhuis na kortere of
langere tijd weer genezen verlaat veel en
TEKST: TON HUIJSSOON
veel groter. „Van wie hier binnenkomt
geneest het overgrote merendeel" weet ds.
Joosse, daarmee aangevend dat een zieken
huis een groot doorgangshuis is met een
steeds wisselende bevolking.
„Je bent hier voortdurend in contact met
andere mensen. Telkens zie je nieuwe
gezichten. In de weken dat ik hier werk
heb ik wel geleerd dat je een sndersge
aard publiek hebt dan in een 'gewone'
wijkgemeente, zoals ik er vier heb gehad.
Je zou alleen kunnen zeggen dat bij velen
er het stof een beetje afblazen Is in hun
verhouding met familie, kinderen, vrouw
of man of God, kortom in hun verhouding
met alle relaties".
Ds. Joosse vervolgt: „Dat is ook het aan
trekkelijke van dit werk: je kan de men
sen helpen in een bedreigde situatie. Je
kunt iemand die in een ziekenhuisbed ligt
soms een helpende hand toesteken. Na
tuurlijk kan dat ook wanneer je als domi
nee of pastoor in de wijk werkt. Er zijn
hier, ais je met iemand in gesprek komt
vaak situaties waarin je voelt dat de
achtergronden van iemands problemen
thuis liggen. Je praat er wat over, je
luistert en je probeert samen met hem of
haar iets op te lossen".
„In vergelijking met een 'gewone' wijk
zijn de contacten vaak korter, maar wel
indringender. Velen komen als ik bij ze
langskom voor het eerst sinds jaren weer
eens in aanraking met iemand van de
kerk. Zoals gezegd ben ik officieel wel
gereformeerd predikant, maar voel ik me
niet direct kerkgebonden. De mensen vra
gen zich toch wel eens af: kunnen we
nog wel bij hem terecht, nu we al jaren
niet meer in de kerk komen.
Ik zeg dan altijd: daar zit. ik
hier niet voor. Tenslotte is 'uit de kerk
weg" nog niet altijd 'uit het geloof weg',
vindt ds. Joosse.
fn het ziekenhuis wereldje is het niet alle
maal ellende. „Als er ergens humor voor
het grijpen ligt, is het hier wel" vindt de
heer Joosse, die vindt dat als je 't werk van
ziekenhuispastor wilt doen, je wel een erva
ring als pastor nodig hebt. Ds. Joosse: „Je
moet je kunnen verplaatsen in wisselende
omstandigheden. Het komt wel voor, dat
ils een patiënt het moeilijk heeft en tot
tranen toe bewogen is, ik met hem kan
meehuilen. Maar wanneer ik even later
iemand bezoek die blij is, kan ik met hem
of haar meelachen. Het huilen is geen
toneel en het lachen ook niet: het. is een
kwestie van overstapjes maken".
Hij vindt het werk als ziekenhuispredikant
wel veel intensiever als dat van een 'gewo
ne' predikant in de wijk:,je maakt mis
schien wat minder uren, want de vergade
ringen en de catechisaties zijn er niet meer
maar de uren die je werkt zijn vermoeien
der. Omdat je werk zo wisselend is vraagt
het veel meer soepelheid". Overigens
houdt hij een scheiding aan tussen zijn
werk en dat van de collega-pastores: zijn
zorg strekt zich alleen uit tot het zieken
huis. Wordt iemand als patiënt ontslagen
dan verdwijnt hij uit zijn werkterrein en
kan de plaatselijke geestelijk verzorger
het werk weer overnemen.
BEGELEIDING
Vergt, zoals opgemerkt, het bezoek aan
patiënten wel veel tijd, er zijn ook nog
andere taken voor de ziekenhuispastor.
„Afwisselend met voorgangers van protes-
tanse kerken preek ik eens in de 14 dagen
in een zondagse dienst voor de patiënten,
hou ik dinsdag een avondsluiting en dan
zijn er contacten met de collega's". Ds.
Joosse neemt deel aan wekelijkse bespre
kingen in de psychiatrische afdeling van
het ziekenhuis, waar artsen, verpleegkundi
gen en vertegenwoordigers van het consul
tatiebureau voor alcohol en drugs en van
het maatschappelijk werk deelnemen. Sa
men leveren ze hun inbreng in het begelei
den van de patiënt op deze afdeling.
Met de lessen die worden gegeven aan
verpleegkundigen in opleiding komt alles
neer op meer dan een dagtaak voor de
Vlissingse ziekenhuispredikant, die in feite
ongewild één van de stellingen op de
vergadering van de contactgroep onder
streept, dat de ziekenhuispastor geen 'ex
tra of luxe' meer is, maar een volledig
geïntegreerde medewerker naast arts en
patiënt.
De Vlissingse praktijk loopt samengevat
eigenlijk vooruit op de wensen zoals die
tijdens de vergadering van de contact
groep naar voren kwamen: het ziekenhuis
heeft de pastor in dienst, hij wordt in het
ziekenhuis geïntegreerd en ook de verzor
ging van bijvoorbeeld islamitische patiën
ten buitenlandse werknemers kan tot
zijn taak behoren: wordt er een buiten
landse werknemer in het Vlissingse zieken
huis opgenomen, dan zal hij ook de zie
kenhuispastor ontmoeten.
Het beeld dat men na de gemeenschappelijke
synodale vergadering van de hervormde en de
gereformeerde kerken van juni dit jaar, in de
dagbladen zag staan, was dat van de zingende
moderamina achter de 'bestuurstafel'. Eerst, netjes
in de rij, het moderamen van de synode der
Gereformeerde Kerken en daarna dat van de N.H.
Kerk, de twee praesides keurig in het midden. Dat
beeld heeft bb'jkbaar op de redacties de meeste
indruk gemaakt, want we vonden het in alle bladen
die ons onder ogen kwamen en sommige commen
taren sloten daarbij aan, zo in de geest van: als
men zo van harte samen kan zingen, moet er meer
mogelijk zijn. Prof. dr. H. Ridderbos sloot er later
bij aan: „Vreemd, dat men zoveel beter, en eerder,
en langer! met elkaar zingen dan met elkaar praten
kan".
Het ging op die gezamenlijke synodale bijeenkomst
over twee zaken, over het belijden van de kerk en
over de kerkorde en beide onderwerpen zijn van
belang wanneer men samen wil verder gaan. Op die
bijeenkomst heeft men waarlijk niet gesproken op
de manier van: zand over het verleden dat de
oorzaak van de scheiding is geweest. De functie van
het belijden van de kerk en in verband daarmee de
leertucht, kwam wel degelijk aan de orde en
eveneens de vraag of er in de kerk uniform moet
worden gedacht, dan wel of er op bepaalde punten
verschillend kan worden gedacht. Nooit in de
geschiedenis is de kerk een uniform-denkend gehele
geweest, waar geen verschillen van mening naar
voren kwamen, maar de gedachte dat men langer
met elkaar kan zingen dan praten, heeft ons toch
wel zeer aangesproken. De belijdenis van de kerk is
óók een lofzang, waarin de kerk zingend getuigt. De
belijdenis is meer. dat weten we. In een belijdenis
zet. de kerk zich af tegen bepaalde gedachten die in
het bestaan van kerken en sekten gestalte hebben
gekregen. Zo zet de Nederlandse Geloofsbelijdenis
zich af tegen bepaalde dingen in de kerk van Rome
en tegen de Wederdopers. Zo zet de belijdenis van
Barmen zich af tegen het. Nationaal Socialisme.
Maar vooral wil de belijdenis toch een lofzang zijn,
waarin de christelijke kerk met dankbaarheid ge
tuigt van datgene wat zij door de openbaring van
God, vooral de openbaring in Jezus Christus, ont.
vangen heeft. Het is vooral in het lied dat de kerk
hiervan getuigt. Daarnaast en daaruit voortvloeien
de. zal zij het moeten doen door de daad. Langs de
gelijkenis van de ^armhartige Samaritaan, zal zij
ook nooit heen kunnen gaan.
De gezamenlijke synoden van de N.H. en Geref.
Kerken zullen zich dan nu bezig moeten houden o.a.
met de vraag: wat moet er in een kerkelijke
belijdenis staan? We kunnen ons echter niet voor
stellen dat er geen andere kerken in ons land
zouden zijn, die er wel niet direct bij betrokken
zijn, maar die toch met belangstelling het gesprek
hierover zullen volgen, want voor alle kerken ligt
er dezelfde vraag wat het christelijk belijden, het
kerkelijk belijden, in deze tijd zal moeten zijn. We
leven nu eenmaal in een andere tijd en onder
andere omstandigheden dan vier eeuwen geleden.
Toen was de vraag, om een voorbeeld te noemen,
hoe de kerk moet staan tegenover de joden,
nauwelijks een vraag die opkwam. Luther kon nog
denken dat, wanneer de joden maar in de kerk
kwamen en het rechte evangelie hoorden, hun
bekering een vanzelfsprekende zaak zou zijn. Dat
denken we nu niet meer. En wanneer we nu aan de
joden denken, hebben we ook te maken met de
staat Israël. In de laatste weken hebben we gezien
hoe hoog de kerkelijke gemoederen kunnen opvlam
men wanneer er een extra collecte wordt uitge
schreven voor joodse en Arabische slachtoffers van
hun laatste oorlog. In een nieuw kerkelijk belijden
in deze tijd zullen de kerken aan Israël niet kunnen
voorbijgaan. Doch dit voorbeeld laat reeds zien
welke moeilijkheden hier dagen.
Twee weken geleden was er een hele rel in de
synode van de Geref. Kerken. In haar vergadering
van de komende januarimaand zal zij het ontwerp
statuut voor een gemeenschappelijke N.H.-Geref.
synode in behandeling nemen. Daartoe heeft men
reeds besloten. Doch, dit ging niet dan na 'een
verhitte discussie' naar aanleiding van een brief die
het moderamen van de hervormde kerk had verzon
den aan de vereniging van vrijzinnig hervormden.
Dit moderamen wilde de ongerustheid wegnemen
dat er. na een mogelijke hereniging, voor hen geen
plaats meer zou zijn in de kerk. Het ging in de
geref. synode vooral om deze zin: „In dit verhand
willen we gaarne opmerken dat het van bijzondere
betekenis is. te blijven bestuderen hoe ook in de
Gereformeerde Kerken het verschijnsel van het zoge
naamde vrijzinnig theologisch denken kerkelijk en
theologisch verwerkt blijkt te kunnen worden". Stel
je voor, de Geref. Kerken die ook al met een
vrijzinnige modaliteit zouden zitten. „Wij maken
onszelf ongeloofwaardig jegens de verontrusten in
onze kerken, als wij gewoon voortgaan (samen met
hervormden dus) zonder opheldering te krijgen".
Hoe het met deze brief zit, zullen we later wel eens
horen. Er is gesproken van een "bedrijfsongeval' en
dat de brief per abuis was verzonden, maar ook
dan kunnen we ons de irritatie op de gereformeer
de synode wel indenken. In ieder geval laat deze
kwestie weer eens erven gevoelen dat het geen
gemakkelijke zaak zal zijn wanneer heide kerken
gezamenlijk zullen moeten uitmaken wat er in een
kerkelijk belijden concreet zal moeten staan.
We kunnen niet zeggen dat althans de N.H. Kerk
zich sinds de laatste wereldoorlog niet concreet
met het belijden heeft beziggehouden al mag zij
dan geen leertuchtprocessen hebben gekend. Daar
toe was zij ook wel verplicht, gezien het aanvaar
den van de nieuwe kerkorde, waarin duidelijk tot
uiting komt dat zij wilde zijn een belijdende kerk en
zal weren wat haar belijden weerspreekt. Een kerk
kan niet zijn een vrije tribune waar een ieder maar
kan verkondigen wat hij meent te moeten zegegn. De
vereniging van vrijzinnig hervormden heeft dit
toen aanvaard en we hebben bij haar, ook al was
zij het niet met alles eens, een ontwikkeling in de
richting van kerkelijk denken in verband met het
belijden van de kerk kunnen waarnemen.
We herinneren ons uit de maanden na het eindigen
van de oorlog, dat het drietal Kraemer, Gravemey-
er en Banning ons land doortrok om in de
provincie op allerlei vergaderingen te spreken. Aan
Banning werd ergens de vraag voorgelegd of hij
kon instemmen met het belijden van de kerk over
Christus, zoals het in de eerste eeuwen was gefor
muleerd, dat hij was waarlijk God rat waarlijk
mens. Ieder gevoelde dat hier aan de orde kwam
een van de kernvragen van het kerkelijk belijden.
Banning heeft toen ongeveer geantwoord dat hij dit
aanvaardde, omdat de schrift zo van Christus Jezus
getuigde. Toen was er een zekere spanning gebro
ken. Hij zei er ook nog bij dat hij niet van vaste
formules hield, maar niet wist hoe hij het in kort
bestek anders zou moeten zeggen. Wanneer de
beide kerken nu te zamen met het belijden van de
kerk in deze tijd zich gaan bezighouden, zal hier
zonder twijfel een uitgangspunt moeten liggen en
daarmee hangen, kerkelijk gezien, weer een hele
boel dingen samen. Of men wil volstaan met een
formule van 1500 jaar geleden, of dat men het op
een andere manier wil zeggen, bijvoorbeeld: in
Christus Jezus kunnen wij God kennen voor zover
het een sterfelijk mens mogelijk is Hem te kennen,
wat voor ons persoonlijk dezelfde inhoud heeft
(voor anderen misschien niet), dat zullen de twee
kerken moeten uitmaken. Maar. dat hier de kern
van het christelijk en daarmee van het kerkelijk
belijden ligt, staat voor ons vast.
En verder? Er zijn reeds een heleboel dingen
aangedragen die in het gemeenschappelijk belijden
zouden moeten voorkomen. Dr. H. B. Weyland heeft
op de gemeenschappelijke synodale zitting een vier
tal punten genoemd. In het getuigenis van twee
jaar geleden van Van Niftrik en de zijnen, kwamen
ook een aantal zaken aan de orde welke direct in
verband staan met het belijden van de kerk. In het
Hervormd Weekblad (confessioneel) van 18 oktober
heeft ds. S. Kooistra ook een aantal onderwerpen
aangedragen waarover men het bij dat gemeen
schappelijk belijden zou moeten hebben. Over vele
zaken rond welke men in de kerk van de eerste
eeuwen zelfs bloedig (ook in letterlijke betekenis)
heeft gestreden en waarom men in de tijd van de
Reformatie uit elkaar is gegaan, zullen we nu niet
meer kunnen strijden als toen het geval is geweest.
Dat zelfde geldt ook voor de tijd van Afscheiding
en Doleantie. Dit wil niet zeggen dat we de inhoud
van het kerkelijk belijden minder belangrijk achten
en dat we niet zouden geven om de rechte verkon
diging van de kerk.
Wanneer men nu over hereniging spreekt van de
hervormde en gereformeerde kerken en wanneer
men wil bezig zijn met het gemeenschappelijk
belijden in deze tijd, komen ook zaken aan de orde
waaraan men vroeger niet heeft gedacht en waaro
ver men ook niet kon nadenken omdat men er niet
mee werd geconfronteerd. Alle kerkelijk denken
staat niet los van de werkelijkheid waarin men
leeft. We hebben reeds genoemd de verhouding tot
de joden en tot de staat Israël. Welke belijdenis
een kerk ook heeft; of men blijft bij een oude, of
dat men een nieuwe opstelt, het moet gaan over
het belijden in deze tijd. En die tijd is niet meer
dezelfde als in de 16e en 19e eeuw. Daarvan bleek
men zich op de gemeenschappelijke synodale zitting
wel degelijk bewust te zijn. Wanneer prof. H.
Ridderbos schrijft dat vele gemeenteleden nauwe
lijks meer weten waarom zij hervormd of gerefor
meerd zijn, moeten we hem daarin gelijk geven.
Het zal er om moeten gaan op welke wijze het
kerkelijk belijden in deze tijd gestalte zal moeten
krijgen. Dit belijden zal moeten samenhangen met
de plaats en de roeping van de kerk in de wereld
waarin we nu leven. Dan krijgt men te maken met
politieke zaken, ook die van de wereldpolitiek, zoals
men in de tijd van de Reformatie daarmee ook te
maken had, denk bijvoorbeeld maar aan de Weder
dopers. En juist hier worden de grootste verschil
len openbaar, niet zozeer tussen de twee betrokken
kerken onderling, als wel in ieder van deze kerken
afzonderlijk en juist dit feit zal voor beide de
opdracht van een nieuw belijden moeilijk maken.
Tal van malen heb je er misschien overheen gelezen, tr
dan ineens pakt een bijbelwoord je. Bijvoorbeeld ni
zinnetje uit Prediker 1:15: 'Het kromme kan niet w*
gemaald worden'. Je staat voor iets onherstelbaars,
dan niet bij een vaas, die stukgevallen is, maar voor lew
ontzettends, dat niet meer ongedaan te maken Is. En Jt
hebt schuldeigen schuld
Het kromme, dat niet
recht gemaakt kan worden.
Misschien zijn kinderen
door eigen schuld van je
vervreemd, misschien is er
een leegte in het huwelijk
ontstaan, we hebben ie
mand de eenzaamheid inge
stuurd door eigen schuld
'het kromme'.
Dagelijks gaan we met veel
mensen om, maar weten
we eigenlijk wel. hoeveel
narigheid we bij anderen
hebben aangericht? Natuur
lijk hebben we onze veront
schuldigingen van: niet zo
kwaad bedoeld, er geen erg
in gehad, enz. Maar praat
jes vullen geen gaatjes. Het
kromme kan niet recht ge
maakt worden.
Of toch wel? Het is waar-
gedane zaken nemen geen
keer. Je kunt het nooit
meer overdoen. Maar de
boodschap van de bijbel is.
dat schuld weggedaan kan
worden, dat er en dit is
een heel groot woord
vergeving is.
Is dit niet de boodschap
van advent: troost, troost
mijn volk. Wat krom is.
dat zal recht
den. Zo staat ftd fo
40-4. Maar dat lift
een tuiten anlsr itó
dat van ons mnssf
God doet! Als Hij
gen Zoon
zendt om bet u
recht te maken, fc
wereldomvattend- w
heeft met alle
maken. Ik. de t
uw Heelmeester
het weer heeLHei
wordt toch weer rw^^
omstandigheden
vergeving. gcn ;t
moeten we hl 6e Ct
is. is mogelnk
Hij maakt een^^,:
Door de
hee\ Jrken voor
wereld wei»
bloeien overa-
V&&-'
.Deutsche Grammophon heeft in dit jaar van het 75-jarig
bestaan kwistig met forse albums gestrooid. Albums,
waarin de vrijwel complete symfoniën van de belangrijk
ste componisten in dit genre zaten, van Mozart tot Mahler.
Ook van Haydn, maar die ging niet compleet zoals bij
Deeca. DGG beperkte zich tot de laatste twaalf Haydn-
symfonieën. Natuurlijk schoten ook enkele andere sym
fonie-componisten er bij in, Prokofieff en Rachmaninoff
om er twee te noemen. Het is met het oog daarop wel
aardig twee 'toegiften' van DGG te signaleren, losse uit
gaven van symfonieën, die er in het symfonische repertoire
nadrukkelijk ook bijhoren: de Tantastique' van Berlioz
en twee Haydn-werken uit de tijd kort voor het Londen-
se twaalftal, de nnmmers 88 en 89.
den, men kan dt
geven aan een licht»
spiritueler Ha-,-is
geest van cte ma»
raak getroffen en
houding tussen de dés
fraai in balans. Een i
opgezette Haydn, dit
opnametechnisch a!> n
wordt gedaan.
Voor de synfonische een
ling van Hector Berlioz
vroeg DGG het Boston
Symphony Orchestra met
dirigent Seijn Ozawa naar
de opnamestudio's. Ozawa
heeft zich de afgelopen ja
ren doen kennen als met
name een virtuoos vertol
ker van romantische wer
ken en een aantal orkestra
le paradepaarden uit deze
eeuw: Strawinsky, Bartok,
Janatchek. Wel, deze muzi
kale 'Episode de la via d'un
artiste' lijkt ons in ieder
geval uit het oogpunt van
orkestrale brille en virtuoos
musiceren een fraaie aan
winst. Een vergelijking met
de begin dit jaar versche
nen Decca-opname met het
Chicago Symphony Orche
stra onder leiding van Solti
eindigt wat ons betreft
onbeslist: gelijkwaardig or-
kestspel, en tegenover de
expressiever, dramatischer
benadering van Solti staat
bij Ozawa een 'natuurlij
ker'. vloeiender aanpak,
zonder veel te expressie
ve tempo-fluctuaties.
Ozawa en het orkest van
Boston brengen meer sfeer
in de scène op het land
dan Solti deed, al overtuigt
daar het pauken-onweer
sterker. Solti zorgde wel
voor een indrukwekkender
mars naar het schavot, die
op de DGG-uitgave naar
ons gevoel te snel gaat,
Het eerste deel en de hek
sensabbat ziin in beide op
namen prachtig. De DGG-
plaat klinkt wat 'afstande
lijker", maar in niet minder
briljant stereo dan de Dec-
ca-uitgave. (DGG 2530 358,
stereo).
vende combinatie vóór het
luisteren, een veel gevende
combinatie na het aanho
ren. Laatst lazen we er
gens. dat een geëerd diri
gent. die wordt bejubeld in
hel, romantisch repertoire,
bij Mozart maar vooral
bij Haydn lelijk door de
mand kan vallen. Bij
Haydn luisteren vorm en
inhoud zeer nauw, men
moet bij deze 'muziek van
vóór de zondeval' type
ring van J. Reichenfeld
van zeer goede huize ko
men om dat essentiële
evenwicht te halen. Böhm
is niet alleen een bejubeld
dirigent van Wagner en
Strauss, hij tekende ook
voor Mozart-interpretaties
van grote allure. En al is
dit zijn eerste Haydn-opna-
me die we kennen. er
zit in zijn uitvoeringen een
prachtig evenwicht tussen
de delen van heide symfo
nieën. Men kan de bezet
ting van de met elan spe
lende Wiener Fhilharmoni-
ker aan de zware kant vin-
(DGG 2530 343,
KARAJAN
Een derde orkesfnle m
uitgave. De fed;
Gyntsuites ra drie dei»"
'Sigurd Jorsaifar' tb
vard Grieg. Driemui ft
traal showwerk, dat
bert von Karaian, de BK
ner Philharmonike: g
DGG-technici wel is \r
trouwd. Inderdaad: w
zeischap leven fee -
jes in orkestcuKce
Karajan kiest voor te;
bloedige, stevige
van Peer G.vnt, hij &v. i
orkestrale delen uit Sire
Jorsalfar too.sfe te
mezzo en huldfeï
nogal trsar,
sfeervol zijn de urse
gen in hoge mate, de e
tendstemming uit d; er-,
Peer-Gyntsuite d«; 't
Debussyaans nan t
ligt. mede aan ré j?~.-
staf die groots* fe
teit
Dan Haydn. Haydn en Karl
Böhm en de Wiener Phil-
harmoniker. Een veelbelo-