KUNST UIT ZEELAND OF
DE ZEEUWSE COLLECTIE
WkmmiM I
EEN OPMERKENSWAARDIG ZENDINGSINITIATIEF
A v 1
ZATERDAG OKTOBER 1971
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
19
PETER VAN BE VEREN, TEKENING.
stretches van Albert Mastenbroek, een erg goed
schilderij van Antoine Mes en drie nogal slechte
van Guido Metsers Polona, vakmanschap in wol
van Carmen Milhous. Eddy Quite toont ar.e schil
derijen. Cor Ruis sen fraai grafisch werk. Henny
Schrijver een collage (brief en boeken i. Henny
Schwartz-van Keulen een applicatie, Ben Sieeuwen-
hoek twee objecten en voorts is er schilderwerk
van Leo Stigter. Van der Ven en Ben van Vliet. Ted
Stigter tenslotte is vertegenwoordigd met een van
haar applicaties. Het is alles bij elkaar een weinig
evenwichtige collectie, maar ik geloof dat even
wicht niet het eerste en belangrijkste is dat van
een dergelijke verzameling verwacht mocht en mag
worden. Van meer belang in deze opzet is een zo
sterk mogelijke presentatie per persoon, het collec
tief kan er alleen maar mee gebaat zijn. Ik geloof
stellig dat 'mijn' Zeeuwse collectie er anders uitge
zien zou hebben, waarschijnlijk minder tentoonstel
lingsnummers en minder exposanten, enkele andere
exposanten ook. Ik geef toe dat het dan ook al
geen collectie geworden zou zijn die men 'represen
tatief' mag noemen voor wat in Zeeland op het
gebied der beeldende kunsten gebeurt (dat was
toch net uitgangspunt voor déze collectie?) maar ik
houd mij ook verre van collecties met dergelijke,
niet te verwezenlijken punten van uitgang. Mis
schien vind ik het juist daarom zo lekker grof en
ongemanierd om deze collectie die slechts enkele,
lang niet uitsluitend de beste en ook niet uitslui
tend de slechtste aspecten belicht, onder de vlag van
De Zeeuwse Representativiteit he: land in te stu
ren- Maar ik ben daarmee al in mijn volgende
rubriek aan bet spitten.
Stoppe ik dus. echter niet na vastgesteld te
hebben dat het leveren van documentatie over
de deelnemende kunstenaars er is een map met.
voor ieder één vel met mededelingen over leven en
v/erken op zich een erg goed idee is. Het ls
evenwel de vraag of de uitvoering zo moet zijn als
ze nu (voor drie gulden per map) wordt aangebo
den. Het beeld (bladspiegel, lay-out van Wint Buys)
vind ik goed en functioneel, de druk is af en toe
een beetje heel erg hela hola: van al te Weke betten
tot roetmoppen die toch echt iets anders "gezichten
bijvoorbeeld) moeten voorstellen. Het lijkt me
bovendien voor een kunstenaar niet leuk als hij in
zijn gereproduceerd werk zelfs geen aanduiding van
het oorspronkelijke kan ontdekken. Dat kan veel
beter, daar is als jk mij niet vergis toch subsidie
voor? De Zeeuwse collectie is als gezegd op
verschillende plaatsen in Zeeland en momenteel ook
daarbuiten (Rotterdam) te zien: als een wat
achterop lopend tijdsbeeld niet zoncer verdien
ste. als representatief beeld van de Zeeuwse beel
dende kunst bepaald mislukt, als wegwijzer naar
wat in Zeeland óók gebeurt méér geslaagd. Rest
volgt.
LEO STIGTER, OLIEVERF.
De collectie Kunst uit Zeeland die al op enkele
plaatsen in de provincie te zien is geweest en nog
zal zijn, heeft nogal wat slof doen opwaaien. Dai
stof had dan voornamelijk te maken met de wijze
van samenstellen, de afwijzing van een aantal
zichzelf respectabel achtende kunstenaars, de opna
me van een aantal om welke reden dan ook minder
respectabel geachte werken, gif en tegengif. Daar
zijn heel wat opmerkingen over te maken, zeker in
samenhang met liet verschijnsel 'aanmoedigingsprijs
jong Zeeuws talent', dat ditmaal wel erg nadrukke
lijk gekoppeld was aan de collectie. Vanwege de
zuiverheid zal ik die opmerkingen verschuiven naar
een volgend artikeltje: we hebben nu in de eerste
plaats te maken met de collectie op zich, de
collectie als tentoonstelling.
Er is nogal bombarie-achtig gedaan over een 'duide
lijk eigen gezicht' dat 'de' kunst uit Zeeland die in
deze tentoonstelling is gestopt, zou hebben. Ik heb
echter mei: die eigenheid de nodige moeite, ook
nadat ik de tentoonstelling verschillende malen in
verschillende omstandigheden heb gezien. Het ge
zicht van de collectie wordt voor mij bepaald door
de trekken van een grote, middelmatige algemeen
heid die weinig te maken heeft met een eigen
karakter. Zaken die na vijf Documenta's. enkele
tientallen vruchtbare tentoonstellingsjaren met
meer gezicht, deskundologie- en andere manifesta
ties. als volledig passé en uitgewerkt beschouwd
werden, worden hier nog eens dunnetjes (en ook
wel dikjes) overgedaan en gepresenteerd als vor
men van 'nieuwe kunst' zonder dat wordt aangege
ven waar men de grote men die de collectie
betaalt met dat begrip naar toe moet.
Bekijkt men de collectie vergelijkenderwijs dan
moet dóódsimpel van middelmaat en afspiegeling
worden gesproken, eigenheid blijft thuis.
Die afspiegeling is zeer sterk, vaak op het kopiïs-
tische af, met name in wat 'nieuw' en 'anti'
heet. Het jammere is dat juist in deze uitingen de
afspiegelingsgraad wordt bereikt die zovele ordente
lijke stillevens om maar wat te noemen dat in
zich veel meer en treffender 'anti-kunst' is
kenmerkt.
Uitingen, gepresenteerd als anti-kunst (behalve op
de prijslijsten), verliezen him functie op het mo
ment dat de boodschap die ze moeten brengen
verstaan is. Ze kunnen daarna wat mij betreft
worden toegevoegd aan de lijst der dode dingen
omdat ze niks meer te vertellen hebben. De reeks
stoelen, tafels, pispotten en andere uit hun omge
ving geisqleerde voorwerpen die de laatste jaren
aan de geregelde tentoonstellingsbezoeker voorbij is
gegaan, is vrij aanzienlijk en hoefde voor mij in
het Zeeuwse echt. niet te worden uitgebreid met
bijvoorbeeld de Mastenbroekse stretchbedjes. Die-
bedjes zijn namelijk gewoon te laat neergezet en ze
hebben als bijkomend bezwaar dat ze niet sec
worden gepresenteerd maar 'op stand', d-w.z. in een
.bewerking', hoe dan ook een vorm van esthetisch
geklungel die afgewezen moet worden. Waarom
komt men daar nu 1973 nog mee aan als
nieuw, ais eigen, want onder naam?
Het is een voorbeeld, niet meer.
Weinig nieuws onder de zon dus en dat in
meerdere opzichten: het grote deel van de
collectie is reeds eerder te zien geweest en weer
een deel daarvan is ook in reproduktie deze
kolommen gepasseerd.
Als ik de lijst snel af mag gaan kom ik tegen Peter
van Beveren met vier eerder geëxposeerde tekenin
gen uit de tijd dat hij nog echt tekende. Wies de
Bles met werkelijk aardige maar mij niet zoveel
zeggende polyesterplastieken en Vanderbraak met
twee olieverven die het in dictie en behandeling
voor mij gewoon wel doen. George Degenhart, is
vertegenwoordigd met twee acrylverfschilderijen.
Rein Dool en Heieen de Gier met olieverven waar
ik een waarderingskruisje (zo gaat. dat) bij gezet
heb Jan Haas toont bekend werk, etsen 'en metaal
plastieken en George ter Horst confronteert me
nogmaals met mijn beperkingen: ik kan geen enke
le kant uit met zijn reliëfs. Jan van Leeuwen,
keramist, boeit ongetwijfeld en hei is mijn ervaring
dat dat hij elke ontmoeting groeit. Sander Littel
heeft ik vind dat wat spijtig zijn tekeningen
in portefeuille gehouden en laat hier de drie
olieverfschilderijen zien die hem aan de aanmoedi
gingsprijs hebben geholpen. Van Leonard Maas
etsen, méér fraaie grafiek van Robert Maaskant, de
Na de tweede wereldoorlog zit men in de
kerken van ons land ergens verlegen met
het zendingswerk. Dit doet zich trouwens
niet alleen in ons land voor, maar In alle
landen waar de kerken een vooraanstaande
plaats hebben ingenomen hij het werk van
de verkondiging van het evangelie in
landen waar men dit niet of nauwelijks
bende. Die landen van waaruit zending
gedreven werd waren, op enkele uitzonde
ringen na, oorlogvoerende landen en als er
iets in tegenspraak is met het brengen van
de blijde boodschap, dan is het wel het
grijpen naar de wapenen cn de strijd om
de macht op leven en dood. Ga dan maar
eens het evangelie verkondigen in Afrika,
waar de stammen-oorlogen tot het levens
patroon hebben behoord en ga dan maar
eens vertellen aan de hand van het evange
lie dat zij in vrede moeten leven. Deze
moeilijkheid was er ook reeds na de
eerste wereldoorlog.
Daar komt nog iets bij. Vroeger sprak
men van christelijke volken. Of men dit
toen terecht of ten onrechte deed. laten
we buiten beschouwing. In ieder geval is,
sedert de tweede wereldoorlog de ontker
kelijking toegenomen. Bij iedere volkstel
ling neemt het percentage van hen die
opgeven dat zij tot geen kerk willen
behoren, toe. En hoeveel randkerkelijken
zijn er niet die voor zich zelf aarzelen of
ze nog wel tot een kerk willen behoren
Zoals het in ons land ligt, ligt het ook in
de andere landen van West-Europa. Van
daar dat. we uitspraken kunnen verwach
ten ais: „Europa is niet minder zendings-
gebied geworden dan andere werelddelen
En het is nog een bijzonder zwaar terrein
ook!"
Na die tweede wereldoorlog is de vraag
dringender geworden (ze was ook reeds
vóórdien gesteld) of de kerkep met hun
zendingswerk wel op de goede weg zijn
geweest. Zij gingen' er te vanzelfsprekend
van uit dat zij het waren die iets te geven
hadden. Op de zendingsterreinen mocht
men ontvangen van hun geestelijke rijk
dom. Naar ons model werd in de landen
overzee dan ook alles geformeerd- Nu
komen er vragen op over die geestelijke
rijkdom. Gezien alle gebeurtenissen is men
daarvan niet meer zo zeker. Men is in de
kerken gaan beseffen dat, wil men het
zendingswerk voortzetten, dit niet kan ge
beuren zonder de missionaire inzet van de
kerken op de vroegere zendingsterreinen.
Zelfs komt de gedachte op en ze is zeker
na de wereldzendingsconferentie in Bang
bok in zendingskringen gemeengoed ge
worden, of er vanuit de jonge kerken niet
zendelingen moeten worden gezonden naar
onze landen. In ieder geval mag men in de
zendende kerken wel weten dat zij niet
alleen meer hebben te geven, maar dat zij
ook bereid moeten zijn te ontvangen.
De vorige week waren we in de Gelderse
Achterhoek. Op ons logeeradres hoorden
we iets van een nieuwe zendingsactiviteit
in dat deel van ons land. Onze gastvrouw
was al jaren lid van de plaatselijke zen
dingscommissie en vertelde dat het zo
moeilijk was de gemeente werkelijk te
interesseren voor het zendingswerk. Vroe
ger was er meer direct contact, doordat
de zendingsarbeiders die middenin hel
werk zaten, geregeld hun brieven schreven
en in de tijd van verlof met de gemeenten
zelf in aanraking kwamen. Dat is nu nier
meer zo, omdat zij. die van wege de
kerken worden uitgezonden, praktisch al
len werken bij de opleiding van predikan
ten en andere kerkelijke werkers in de
jonge kerken, die zelf beslissen wat er
gebeuren moet. De zendingsbelangstelling
nam af en een kerk zonder zending is toch
eigenlijk geen kerk. Nu was er, zo vertelde
zij, in de zendingscommissies in Oost-
Gelderland ineens nieuw leven gekomen
door de overkomst van een zekere Robert
Fokoua uit Kameroen, die een jaar lang
de gast was geweest van de gemeenten in
de Achterhoek. De heide classes van de
hervormde kerk die hier zijn, hadden er
aan mee gedaan, maar eveneens gerefor
meerde kerken in dit gebied. Later zouden
we er iets meer van horen.
Nu woont er in dit gebied een predikant
die twaalf jaar lang in het zendingswerk
heeft gezeten, waarvan de langste tijd in
Kameroen, vandaar dat er die verbinding
tot stand was gekomen tussen de Achter
hoek en het Afrikaanse land, dat in 1960
zijn zelfstandigheid heeft verkregen. Hij
heeft zich ingezet voor het 'tweerichtings
verkeer' en hij heeft het op gang Weten te
brengen. In zijn verslag zegt hij dat het
niet meer dan een 'klein begin' is geweest.
Maar de gedachten gaan. na dit succesvol
le begin verder. Men wil het hierbij in de
Achterhoek niet laten. De genoemde Ro
bert Fokoua is in zijn land een typograaf.
Behalve enkele van de vele talen die er in
zijn land gesproken worden, beheerste hij
ook het Frans en sprak een enkel woord
Engels. Allereerst was nodig een cursus
van drie maanden op het taleninstituut in
De Bilt. waar aan vreemdelingen op een
voortreffelijke manier onze, nu niet zo
gemakkelijke, taal wordt geleerd. Nadien
sprak hij Nederlands, 'zonder veel missers'.
Het spreekt vanzelf dat deze jongeman in
zijn land, naast zijn dagelijks werk, volop
in het kerkewerk zat. Op een synode in
Kameroen werd er sterk de nadruk op
gelegd dat we kerkelijk niet meer leven in
de verhouding van afhankelijkheid (een
gedachte die bij alle jonge kerken in de
vroegere koloniale gebieden te vinden is)
en er een wederzijdse uitwisseling moet
komen. En zo is het dan gebeurd dat
plannen zijn gemaakt en gerijpt, dat ge
meenten zich achter deze zaak hebben
gesteld, dat het met de financiën in orde is
gekomen en dat Fokoua, na een eerste
kennismaking met Oost-Gelderland en na
zijn taalstudie zijn eigenlijke rondgang
door de gemeenten heeft gemaakt. Bijna
om de andere dag heeft hij, volgens de
rapporten die we onder ogen .kregen, er
gens gesproken, voor jeugdgroepen, vrou
wenverenigingen, gemeenteavonden enzo
voorts. Ook scholen hebben zijn aandacht
gehad. Vooral de jeugd heeft zich levendig
voor hem en voor hetgeen hij te zeggen
had geïnteresseerd. Dit is misschien wel
een van de meest verheugende aspecten
dat de jeugd, via deze man uit Kameroen
in aanraking is gekomen met de betekenis
die het evangelie in een mensenleven en in
de samenleving kan hebben. Toen Robert
Fokoua onlangs zijn afscheid nam in de
kerk te Winterswijk (waar hij dit jaar
■woonde) was deze boordevol, vooral me-
jongeren, die uit alle delen van de Achter
hoek waren gekomen. Naar we hoorden is
dit een buitengewone dienst geweest, met
een geestdrift die nog naklinkt.
En waarover heeft hij op al deze samen
komsten gesproken? Vóór ons ligt een
rapport van Robert Fokoua dat hij ge
schreven heeft toen hij ongeveer een half
jaar in ons land was en waarin is opgeno
men een lijst van plaatsen waar hij ge
sproken heeft, met het onderwerp daarbij
vermeld. We nemen er enkele van over.
Het christendom en de andere godsdien
sten in Kameroen. Leven van de evangeli
sche kerk in K. Woningen in K. De eertijd
religie in K. Op school in K. Samenwer
king van kerken in K. De macht van Euro
pa, (in de vredesweek). Het gezicht van
Europa in K. De bruidsschat en de voor
ouders. Het leven der vrouwen in K. Doop
zending en oogstfeest- Kerst in K. Prosti
tutie als sociaal probleem, enz. Het zijn
onderwerpen die met de kerk te maken
hebben of daar direct- tegenaan liggen. Hij
heeft van zijn land en van zijn kerk ver
teld, maar daaraan verbonden: „hoe is de
kerk levend bij jou?" „De kerk is hier ge
woonte en is voor zijn leeftijd weinig te
vergelijken met onze kerk (in Kameroen).
Men vergeet bijna dat het een werk is van
de zending-" Maar wat de samenwerking
tussen de verschillende kerken betreft, zou
hij zijn land ten voorbeeld willen stellen.
Hij heeft zich gevoeld „één die van verre
gekomen is in opdracht van de Heer".
Het laatste halfjaar van zijn verblijf in
ons land heeft Robert Fokoua bovendien
nog een stage gelopen in een van de
grootste drukkerijen van de Achterhoek
om zich in zijn eigen vak te bekwamen en
zicn in te werken in de verschillende
nieuwe mogelijkheden die er in deze be
drijven zijn. .A3 die aardige mensen doen
hun best om mij, alles wat ik graag wil
weten, te wijzen, uit te leggen en zelf te
laten doen." We hebben enthousiaste ver
halen gehoord over het eenjarig verblijf
van deze typograaf in ons land. Hij heeft
het 'tweerichtingsverkeer' aldaar op gang
gebracht en heeft, naar we zo hoorden,
iets teruggeven uit zijn jonge kerk van
hetgeen zij vroeger uit Europa had ont
vangen- Fokoua is een goede apostel van
zijn kerk geweest.
Zoals reeds gezegd, wil men het hierbij
niet laten in Oost-Gelderland. Men over
weegt nu de mogelijkheid om aan de
kerk in Kameroen te vragen voor de tijd
van drie jaren een predikant te zenden
„die vooral bij jongeren en met jongeren
werkzaam zal zijn in de Achterhoek". Van
gereformeerde zijde wordt er op aange
drongen dat ook hun kerken worden inge
schakeld.
Waarom we er hier iets van vertellen?
Och, allereerst omdat we zelf onder de
indruk zijn gekomen van hetgeen we heb
ben gehoord. Voorts menen we dat dit
initiatief in andere delen van ons land
navolging zou kunnen vinden. Wanneer we
in het werk der zending er ernst mee
willen maken dat de verhoudingen tussen
de kerken hier en ginds, niet meer rijn die
van moeder en dochter, maar van twee
zusters, die elkaar kunnen helpen en elk
aar wederkerig diensten kunnen bewijzen
terwille van het evangelie, dan vinden we
hier een klein begin van hetgeen mogelijk
is. Laten de zendingscommissies, die hier
dezelfde verlegenheid kennen als dat in de
Achterhoek het geval was. er zich eens op
bezinnen- Misschien komt er :e:s derge
lijks uit voort.
h.
GASTVRIJHEID
Deze week lazen we iet:
van een man uit de zoge
naamde Derde Wereld, die
in zijn kerk een vooraan
staande plaats inneemt. Ni:
schrijft: „De eerste keei
dat ik op bezoek was in
Europa en naar de kerk
ging, ben ik hevig geschrok
ken. Niet van de dienst.
Maar toen deze was afgelo
pen stormde iedereen als
het ware de kerk uit. Daar
stónd ik alleen. Dat gebeur
bij ons niet. Als bij ons eer.
vreemdeling in de ken
komt, van welke huidskleur
dan ook, dan gaan we na
de dienst naar zo iemand
toe. Dan informeren we
naar het doel van zijn
komst en dergelijke zaken
meer. Hij wordt dan ont
vangen als een familielid.
Waar ik ook ter wereld in
de kerk kom, kom ik op fa
miliebezoek. En familie
iaat je niet zo maar alleen
.taan."
'.n de beeldende taal die de
mensen van de Derde We
>-eld eigen is, wordt hiei
tets gezegd dat voor een
kerkelijk meelevend mens
eigenlijk zo klaar als een
klontje zou moeten zijn.
Het is olijkbaar niet zo.
Vreemdelingen worden al
leen maar aangekeken me:
de vraag: wie zou dat toch
wel wezenDe gedachte da-
ze een familielid zijn, lcomi
•liet bij ons op en dat, ter
wijl we dierbaar kunnen
zingen over kinderen van
een Vader.
Nog sterkef is het zelfs
Laat iemand verhuizen van
de ene gemeente naar de
andere. Als hij in de kerk
komt, zal hij niet de ge
dachte krijgen dat hij bij
'en familiekring behoort.
Als de ker/c uitgaat, staat
hij alleen en hij kan alleen
naar huis gaan. Er is nie
mand uit zijn buurt die
met hem oploopt. Waar is
de gastvrijheid' Ook dit
zou er een klein stukje van
kunnen zijn.
Dit alles geschiedt, terwijl
ie Schrift, die het richtsnoer
van de christen moet zijn.
ons toch op verschillende
plaatsen vermaant de her
bergzaamheid, de gastvrij
heid niet te vergeten. Daar
door hebben sommigen,
zonder dat ze het wisten.
engelen in huis gelcregen.
Van de opzieners der ge
meente worden allerlei din
gen verondersteld, ook dat
zij gastvrij zullen zijn. En
tot alle gemeenteleden zegt
de apostel Pauluslegt u
toe op gastvrijheid. tRom-
12:13). Het lijkt wet als
of het niet voor de gemeen
teleden van nu geschreven
staat.
Een groot deel van ons
volk verhuist in hun tacan-
tietijd naar het buitenland.
Het meest prettige van zo'n
lijdelijk verblijf is, wan
neer ie met de bevolking
zelf in aanraking komt. Nu
is het een gekend feit dat
hoe armer een volk is, hoe
gastvrijer. Men stelt er een
eer in vreemdelingen te
ontvangen, zelfs dan, wan
neer de taal een barrière
vormt, welke echter door
een kop thee of een glas
wijn wordt overbrugd. Dat
zijn goede vacantieherinne
mingen. En wij? Zijn we ie
rijk. te welvarend gewor
den. zodat we alleen ont
vangen die ons ook ontha
lenVergeten we niet al te
gemakkelijk dat de gast
vrijheid tegenover vreemde
lingen een goede christelij
ke deugd is?
h.
or
AN HAAS, ETS.
4 3